De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 29 januari pagina 1

29 januari 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 8275 Zaterdag 29 Jannari . 1921 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent disposiliekosfen Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meest geschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen'moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e.d. eveneens en uitsluitend te richten tot het Secretariaat". tlllllllllllll MIIIIIII1IIIIIIIIIII Illlllllllllllllll l Illllllll INHOUD : 1. Een Gevaarlijke Bekentenis ; Duidelijk genoeg, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck Woningnood en organisatie van woningbouw, door Mr. Joh. Bierens de Haan 2. Internat. Tribune : Duitschland's grootste troef voor Opper-Silezië, door H. von Gerlach Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven Krekelzang, door J. H. Speenhoff 3. Electra, door Dr. F. van eden 5 Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge) Olive Schreiner, door Dr. Aletta H. Jacobs Jettchen Gebert, door G. Carelsen Fraaie vingers en nagels, door H. Uit de Natuur : Het plan Tesch, door Jac. P. Thijsse javaansche Dansen, door Dr. Mathieu Schoenmaekers, met teekeningen van B. van Vlijmen Dramatische Kroniek, door Top Naeff 8. Jan C. de Vos Sr, door Jhr. Jan Feith Nieuwe Fransche boeken, door Joh. Tielrooy 9. Boekbespreking door S. van Praag en Ds. K- Vos De oude zak, teekening van George van Raemdonck Medische Kroniek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen 10. Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert Biljartsport, door B Financiën en Economie. De kentering in de Beleggingsmarkt door J. D. Santilhano De Communistische Toekomst-raad, teeke ning van Jordaan 12. Uit het kladschrift van Jantje Ruize-Rijmen ; Charivari door Charivarius Het Hemel-Lichaam door Herm. Salomonson 13. Engelsche humor, teekening van Joh. Braakensiek Feuilleton: Het Duel, door Andreas Latzko Bijvoegsel: De rede van den Jap. Minister van Buitenlandsche zaken, teekening van Joh. Braakensiek. EEN GEVAARLIJKE BEKENTENIS HEROÏSME IV 12 September 1912 zou de verjaardag van d' Annunzio's intrede in Fiume worden ge vierd. Van de Torre dell Orologio zou de groote klok wederom het signaal: te wapen ! geven, en de held omstuurd door zijn troepen zou den heiligen" weg binnen de stad volgen, dien hij een jaar te voren was gegaan, om daar na aan de uitgestrekte kade bij de haven een wapenschouwing te houden tot voltooiing der plechtigheid. Het was een drukte in de straten en op de pleinen ter voorbereiding van het feest! Men zag er de vrijwilligers met het wijd omgeslagen buis, de borst en de beenen vrij, de fladderen de das zwierig-artistiek omgeknoopt, bersaglieri met hun lichten gang en den hoed met veeren, militairen van het geregeld leger in hun versleten uniformen met tal van medailles behangen, burgers en vrouwen daartusschen stralend van krijgshaftigheid en liefde voor de krijgers. Tooneel van jeugd en uitgelatenheid. Want het waren de jongeren die de wijs aangaven. Kinderen van nauwlijks zestien jaren waren uit alle streken komen opdagen naar de heilige" stad. Futuristen, al leek hun d' Annunzio's poëzie een verwegliggend verleden zonder recht van verder bestaan, hadden zich aangetrokken gevoeld door het luid sprekend gebaar van den held ; zij wilden hun wijsheid voegen bij zijn enthousiasme. Onrustigen en verstootelingen zochten een heilsplaats. Zij hadden, iedere groep, hun eigen modes ; sommigen hadden het hoofd kaalgeschoren als de commandant, anderen droegen een langen lok op het voorhoofd, er waren er die zich wolven" noemden en velen heetten doodskoppen". Maar allen droegen den Romeinschen dolk in hun gordel. Geen ander uitspruitsel onzer be schaving heeft in de zeventiende eeuw zoo sterk gebloeid als onze kunst. Om iets te vinden wat daarmede vergele ken kan worden, moeten wij met onze koloniale geschiedenis te rade gaan. Java en de Staalmeesters zijn eigen lijk onze twee beste aanbevelingsbrie ven." Zoo schreef Busken Huet aan het slot van zijn Land van Retnbrand. Daarom is het wel jammer, dat in den onlangs verschenen vijfden druk van dit werk overigens een reden tot blijdschap, deze blijvende waardeering van het boek, waarin Huet de heugenissen van zijn leven ordende" juist met de Staalmeesters een ongeluk moest gebeuren en de reproductie van de Frey's ets naar deze schilderij het onder schrift heeft gekregen, dat behoort bij die van een gravure naar een schilderij van Thomas de Keyser, waarop deze de afwachtende houding heeft vereeuwigd, die Burgemeesteren van Amsterdam in 1638 aanna men bij de komst van Maria de Medicis ! Alleen een zwartgallig mensch zou uit de verwisseling van deze twee on derschriften de conclusie kunnen trek ken, dat wij bezig zijn ons recht te verspelen, den eenen van de twee aan bevelingsbrieven, die Huet ons toe kende, te mogen vertoonen. Zoo zwaar behoeft aan het Nederlandsche volk het oogenblik van verstrooidheid van den corrector, die de proeven van Het land van Rembrand nazag, niet te worden toegerekend. Eveneens zou het niet van een blijmoedigen kijk op de dingen getuigen, wanneer iemand meende, dat wij ook den anderen aanbevelingsbrief maar moesten opbergen, omdat wij niet langer in staat blijken, de plichten te vervullen, die ons koloniaal bezit ons oplegt. Maar toch ril je even van dat denk beeld" van onze Regeering het is immers nog geen plan", alleen maar een denkbeeld", en de gouverneurgeneraal moet er nog over worden ge hoord, en misschien komt er wel heelemaal niets van om een scheeps lading Duitsche onderwijzers, nadat zij een half jaar lang het allerergste rad braken van onze taal hebben afgeleerd, Miiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi IIKIIIIII in ?Miiiiiiiiiiiiinm Tusschen die jeugd twee Garibaldianen van de echte oude garde, met het echte oude, o zoo oude, roode hemd, de een diep in de zeventig, de ander over de tachtig, maar bei den zich op den voorgrond gevoelend en steeds op den voorgrond blijvend, mede marcheerend en oefenend en vechtend onder de oefeningen. Het vuur dat niet was uitgedoofd. Waartoe de ceremonie van 12 September te beschrijven ! De schitterende zon had genoe gen in den flinken stoet, het Italiaansch landschapsbeeid schonk een passend kader aan de bonte verscheidenheid van bewegingen en van kleedij. Er was eenheid, omdat een geest, een man, de massa bezielde, de tengere ruiter in de nauw sluitende uniform, met het dpodsbleeke gezicht, die aller blikken tot zich trok en wiens blik reikte naar allen. Het was voor hem niet alleen de verjaring van een triomfdag, maar ook een stap vooruit op den weg dien hij voor zich zag. Want niet Fiume slechts was zijn doel, de italianita van de Oostkust der Adriatische zee diende te worden gehandhaafd en versterkt. Zoo had hij zijn taak en zijn gebied uitgebreid, van nu af aan zou het zijn het regentschap van Quarnaro met eigen vlag, eigen vertegenwoordi ging en eigen zegel. Maar Fiume zou de kern blijven. Om den band tusschen de stad en haar beschermers nauwer aan te halen was er be sloten aan d' Annunzio en de zesduizend man van het legioen die de hoofdmacht vormden, het burgerrecht te verleenen. De aanbieding en de aanvaarding zouden de bekroning zijn van het feest van 12 September. Tegen vier uur verzamelde men zich in de hal van het Palazzo Nazionale, vulgo het Stad huis. In de ontzaggeiijke ruimte was het een samengepakte menigte, zij verdrong zich tegen de estrade, opgericht aan het eind van het amphiteater. Daar stond een met fluweel bckleede tafel, waarachter drie fauteuils voor den podesta en zijn twee adjuncten, een andere tafel stond apart. Drie personen kwamen daar op eenmaal binnen en namen hun plaatsen in en nog een vierde verscheen. Het gejoel in de hal verstomde oogenblikkenaar de Oost ..Je transporteeren en ze dan los te laten op de inlandsche kin deren. Is het zoover met ons gekomen, dat wij de onderwijzers, die daar ginds noodig zijn, uit Duitschland moeten be trekken? Het schijnt van wel. Anders zou de regeering er toch waarachtig niet over denken, zich met dit surrogaat te be helpen. Maar, vo'ordat gij het gelaat van schaamte bedekt, luister naar de troostredenen, die de Nieuwe Rott. Courant u in onnavolgbare deftigheid biedt. Over het algemeen is er, bij de moderne begrippen van koloniaal be leid, die ervan uitgaan, dat bij de ont wikkeling van de kolonie niet in de eerste plaats het oog op de belangen van het moederland, maar op die van de kolonie en hare bevolking moet wor den gehouden, niets tegen, dat in zekere stadiën van den vooruitgang op vreemde krachten aan kapitaal en arbeid beslagwordt gelegd, wanneer dit voor de kolonie een levenseisch is en het moederland die krachten niet in voldoende mate ter beschikking kan stellen." Neen, daar is niets tegen behalve bij het volksonderwijs. Daar pleit alles tegen het in dienst nemen van vreem delingen. Dit vindt de N.R.C, eigenlijk ook. Maar een noodtoestand eischt nood maatregelen. En zij meent, dat een maatregel, als waarop nu wordt ge zonnen, er mee door kan, zoo hij de bedoeling heeft een noodschot te zijn, de gemoederen wakker te schudden, onze schromelijke tekortkomingen in een schel licht te stellen" en zoo hij aangevuld" wordt. Die aanvulling zal dan moeten be staan in de verhooging van cle salaris sen, wanneer de te ;,'i.,inge bezoldiging de reden blijkt te zijn dat zoo weinig Nederlandsche onderwijzers en onder wijzeressen naar Indië wenschen te gaan, en in het maken van propaganda voor den dienst in de koloniën. Het eerste middel zal vermoedelijk meer uitwerken dan het laatste. Maar de regeering zal dan tevens moeten zorgen, dat ook in Nederland de lust om een betrekking bij het onderwijs te zoeken aanmerkelijk grooter wordt ; anders helpt zij Indië ten koste van het moederland. Alleen maar?de regeering is er niet mede verantwoord, wanneer zij eerst nu hiermede een begin maakt. Wat de N.R.C, wenscht als aanvulling" van den noodmaatregel, had alles behooren te geschieden voordat het denkbeeld" van het indienstnemen van Duitsche onderwijzers in overweging werd ge nomen. Eerst dan gaat de regeering vrij uit, wanneer zij kan verklaren : wij hebben alles gedaan w:at in ons ver mogen stond om het tekort aan onder wijskrachten in Indië aan te vullen uit Nederland ; desondanks bleef het aan bod uit ; zoo wij onzen plicht om voor de ontwikkeling der inlanders te zor gen willen blijven vervullen, moeten wij uitzien naar vreemdelingen. Maar eerst in den uitersten nood mag zij daartoe overgaan. Want het is een bekentenis van onmacht, die ons te eeniger tijd zal worden herinnerd door staatslieden van groote rijken, die, evenals de vroegere secretaris voor koloniën in Duitschland, Dr. Solf, van meening zijn dat kleine staten zich niet meer de weelde kunnen ver oorloven van een groot koloniaal bezit. KERNRAMP DUIDELIJK GENOEG In ,,Hct Volk" van 26 Januari leest men, onder het opschrift Een onbe vredigd professor," het volgende : Prof. K. van de roene Amster dammer blijkt nog niet bevredigd te zijn door de duidelijke antwoorden, die wij hem gaven op zijn vragen omtrent het aankweeken van vaderlandsliefde en nationaliteitsgevoel op de school. Hij wil nu. ook weten, of wij er vór zijn ,,,,om bij de jeugd het gevoel aan te kweeken, dat elk burger moet mede werken tot verdediging der nationale onafhankelijkheid."" Ons antwoord is : neen, want dan zouden wij maar in de kaart spelen van professoren, die de jeugd op dienzelf den grond met dusgenoemde ,,licha melijke oefening" " willen militariseeren. Hopelijk is dit nu duidelijk genoeg." Inderdaad, dat is het. Voor elk, die mijne beide vorige ar tikels in dit weekblad heeft gelezen, is het nu duidelijk genoeg: dat Het Volk geen antwoord weet te geven op mijne vraag, waarom het, zoo het van meening is, dat gevoelens, die van zelf onstaan, heelemaal aan zich zelf overgelaten moeten worden en niet opzettelijk bevorderd, bij jonge lieden wél het klassegevoel wil aanwak keren, maar niet de vaderlandsliefde ; dat het evenmin terug heeft van de opmerking, dat de vredesgedachte en het besef van de solidariteit aller volke ren, die de Partijraad van de S.D.A.P. bij het opkomend geslacht wil bevor deren, volgens de redeneering van Het Volk schijnen te moeten worden gerekend tot de onechte, valsche, kunstmatige gevoelens," die als kweekplantjes met allerlei kunstmid deltjes moeten worden opgefokt," daar toch, alweder volgens de meening van deze redactie, gevoelens.die op waarheid berusten, geen opzettelijke bevordering behoeven en bij zulk een bevordering slechts gevaar zouden loopen in iets kunstmatigs en onnatuurlijks te ont aarden ; dat de reden, die het opgeeft, waar om het er tegen is om bij de jeugd het gevoel aan te kweeken, dat elk burger moet medewerken tot verdediging van 's lands onafhankelijkheid, een klets praatje is ; en dat er ten slotte aan de verklaring van de Kamerfractie der S.D.A.P., dat, zoo de oorlog eenmaal is uitgebroken, de moderne arbeiders aan de zijde van hun land staan, niet de minste waarde valt te hechten, zoolang de sociaal democraten uitingen van nationali teitsgevoel gelijk stellen met die van chauvinisme en zij wel is waar in theorie de landsverdediging als burgerplicht erkennen, maar in de practijk het vervullen van dien plicht belachelijk maken en het besef ervan trachten te versmoren. WONINGNOOD EN ORGANI SATIE VAN WONINGBOUW lijk. Een moment van zwijgen. Dan barstte een hartstochtelijk gejuich uit. Het wou niet ophouden. De mcnschen drongen op tegen de estradc. Het was alsof Fiumc zelf zijn held wou omhelzen. De podesta en de zijnen en ook d' Annunzio werden bijna tegen den muur aan gedrukt. En nog altijd waren het nieuwe ex plosies van passie en liefde, nieuwe betuigegingen van een geestdrift in extase. ,,E nu Oio! E un D/o!" riep men, E bello come un io !" (Een (iod! een God! schoon als een God). Eindelijk had de burgemeester gelegenheid de vraag tot d' Annunzio te richten of hij in naam van zijn legioen het burgerschap van Fiume aannam. Accfttu", zeide de held. Het was het eerste woord dat hem daar in de zaal over de lippen kwam. Maar dan naast den fauteuil gepos teerd in strikte militaire houding, hield hij zijn rede, iedere volzin, klaar op zichzelf, uitgesproken als een commando om in den geest te worden bewaard, maar het geheel voortgaand als een stroom van onweerstaan bare poëzie. Alle harten alle geesten gingen mede. Dien avond was er een klein vriendendiner in d'Annunzio's vertrek, de dichter, uiterst vermoeid, leefde op, was de gastheer vol aandacht voor zijn gasten, onuitputtelijk in anecdoten, vroolijk in zijn souvenirs der Parijsche boulevards, streelend zijn geliefde, fijn geparfumeerde hazewind. .. . Maar van den staatsman die zijn Regenzi'i organiseerde, is niet veel te zeggen. Hij had moeite genoeg om eenige orde onder zijn troepen te bewaren. Zij waren vechtlustig en konden er niet buiten om met e-kander te veehte'i. Het verhaal gaat van'een orkest uit Trizst overgekomen o;n een feest op te luisteren ; in de pauze waren gevechtsoefeningeii, zij werden met zoo'n brio en natuurlijkheid gevoerd, dat de leden van het orkest gingen meedoen en, naar men zegt, een paar slacht offers vielen. Ja, in de constitutie van zijn nieuwen staat is door d'Anmmzio een afzonderlijk hoofd stuk gewijd aan de muziek als religieuze en sociale instelling." Concerten voor ten minste tienduizend toehoorders in een groot gebouw zouden voor ieder toegankelijk zijn. Harmonie was de hoofdzaak, het Regentschap mocht niet door ormoodige burgertwisten worden gestoord. Naar buiten echter toonde de Regent zicli strijdvaardig. Hij heeft in de handelingen van zijn re geering uitgegaan, geen van de groote wereldautoriteiten gespaard. Alle verachting van zijn satire komt hier op het hoofd der Italiaansche ministers en van den versteenden hypocriet Wilson en van den onnoembaren Lloyd George. Daarentegen zijn het de Sinn Feiners en de communisten van Moscou die worden geprezen en waarmee aansluiting wordt gezocht. Verzet zich Znghloel Pasha in Egypte tegen Engeland, aan hem worden adressen geschreven, Indië wordt gestijfd in zijn gevoelens van opstand en tot in de uiterste hoeken van Azië zoekt de Regent genooten voor zijn gedachte. Ondertiisschcn was het. Koninkrijk Italië bezig een geregelde bedding te zoeken voor den stroom zijner politiek. Het ministerie Giolitti begon in het binnenland eem'ge rust te brengen. Graaf Sforza, de minister van Buitenlandse)]? Zaken, wijdde een kordater en consequenter gedrag in tegenover de na buurstaten in het Zuiden. Het ideaal van Mazzini stond hem voor den geest : hij had gedroomd van een samengaan met de ZuidSlavische staten: een \erjongd Italië naast een vvrjongd Slavië. Het nieuwe in zijn grenzen bevestigde Italië, zou thans de belangen ophouden der Italianila, zoo dacht Srorza, aan het hoofd van een Ententc van ZuidEn rona. Het verdrag van Rapalio van 12 November 192'! tusschen de n.'geering van Italië en die van Joego-Slavië belichaamt de gedachte. Het moet de grondslag zijn voor een poli tieke, economische en intellectneele toenade ring tussclien beide volken. De geschilpunten zijn beslist oïer is een compromis over ge sloten. Fiume wordt wel niet Italiaansch, maar het wordt een vrijstaat met een verbindings weg naar Italiaansch gebied, Dalmatië en daarvoor liggende eilanden komen grooten deels aan het nieuwe Slavische Rijk; Zora met den eerenaatn I t a l i a n i s s i m a, de Ich schaffe was ihr wollt, und schafte mehr ; Zwar ist es leicht, doch ist das leichte schwer; Es liegt schon da, doch um es zu erlangen, Das ist die Kunst, wer weisz es anzufangen? Kan in Mephisto's antwoord op het ook lang niet eenvoudige (maar steeds acute) vraagstuk naar de verkrijging van meerdere rijkdommen een oplossing gelegen zijn bewerk den bodem --, in de vele antwoorden op het vraagstuk naar oplossing van den woningnood, die allen op het Mephistophelisch antwoord gelijken, vermogen wij een dergelijke oplossing niet te ontwaren. Socia lisatie van woningbouw, particuliere bouw, ersatz-bouwwijzen, betonbouw, bouw met moderne" alkoven en bedsteden, bouw met hygiënische" slaapkamertjes, een-gezins huis, kazernebouw, bouw in het klein, bouw van een gansene nieuwe stad, alles is aan bevolen en verdedigd, alles heeft een beetje gelijk, niets vermocht de oplossing te brengen. Rest slechts de twijfel of er wel een panacee bestaan kan om het groote euvel te over winnen. Dus leven we kalm verder, en hooren, meer verbaasd dan ontzet, van de onbewoon bare hokken waarin heele gezinnen, waarin meerdere families hun leed samendragen ; van de ongehoorde sommen voor voldoenden aanbouw vereischt; van de nog steeds toenemende woningtekorten. Meer verbaasd hoe dit alles toch mogelijk is en weer in orde kan komen, dan ontzet over den omvang van huiselijke ellende en maatschappelijke verwording, die onze veeleischende tijd op levert ; ontroering over ons omringende toe standen hebben wij in den achter ons liggenden tijd afgeleerd, ontroering over woningeilendein-het-groot heeft plaats gemaakt voor be schouwingen over woningpolitiek, over tech nische en oeconomische mogelijkheden. Hierin mini IIHIIII i i i m,u ,?i, hoofdstad, behoort daarentegen aan Italië Het zijn groote concessies die het nieuw gestichte Slavië heeft gemaakt, wanneer men let op de betrekkelijke verhouding der bevolking aan de Oostkust van de "Aclriatische Zee, en Italië heeft een leeuwendeel verkregen, al was het niet zooveel als het wenschte ; maar met dit al bestaat er thans een uitzicht op vrede in dien onrustigen hoek. 27 November werd het verdrag door de Kamer van Afgevaardigden bekrachtigd, in December ratificeerde het de Senaat. Eigenlijk was het voor d'Annunzio een triomf. Hij had de stelling van Fiume gered. Die haven geheel in Italië op te nemen, dat zou nooit zijn gegaan, haar de gelegenheid te schenken haar Italiaansch karakter te bewaren als vrije grensstaat, dat was het hoogste wat van Joego-Slavië viel te ver wachten. . .. D'Annunzio's naam is niet in het tractaat met het buitenland genoemd, zijn onder werping of zijn verzet was voor Italië een binnenlandsche quaestie. Hij echter wilde niet opgeven. Tusschen het tractaat en Fiume, verklaarde hij, lag zijn lichaam, zijn leven. Een Italiaansch blad teekende den toestand : Tegen het tractaat zijn 14 afge vaardigden, 22 senatoren, n dichter. Voor het tractaat is geheel Italië." Vertegenwoordigers van verschillende par tijen uit het Parlement gingen in deputatie naar Fiume oni d'Annunzio over te halen zijn militairen tegenstand op te geven. De spreker zeide hem : Wij brengen de groeten van Italië aan den grooten strijder, den bevrijder van Fiume". ,,Ik verlang geen vleierij" viel d'Annunzio hem in de rede. Wij geven U geen complimenten", zei de ander, wij spre ken onze overtuiging mt." Ik heb alleen ge handeld uit de zuiverste liefde voor Italië," verklaarde d'Annunzio. En wat geeft U het recht bij ons aan een andere reden te denken." was het antwoord Men kent den wankelenden gang van den afloop der gebeurtenissen met hun onver mijdelijke eindbeslissing. Ik wil blijven bij het woord van den held en het wederwoord der deputatie. Er is een seizoen voor heroïsme. W. G. C. B ij v A N c K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl