Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Jan. '21. - No. 2275
VHAAQTi
SI-FA-KO
SIGAREN
Hot iroomammmta Soflomoflr
ligt een groot gevaar, n.l. dat wij, te zeêT
bewust van de groote moeilijkheden die een
oplossing in den weg staan, een spoedige
verbetering tot de onmogelijkheden rekenen
en ons daarbij neerleggen, overtuigd dat
door de noodwendigheid in het maatschap
pelijk gebeuren de maatschappij te zijner
tijd ook wel van deze ziekte zal genezen,
zoodat wij, wegens de daaraan verbonden
groote offers en andere bezwaren, terug
schrikken voor een krachtig ingrijpen en zoo
het leed dat geleden wordt noodeloos doen
voortduren.
Een panacee is echter niet gevonden, en
zal wel niet gevonden worden, omdat het
woningvraagstuk zelf een samengesteld, een
secundair vraagstuk is. Was het vroeger in
hoofdzaak een vraagstuk van verbetering der
volkshuisvesting, sinds den oorlog is het
vrijwel uitsluitend een vraagstuk van ver
schaffing van woningen, al zullen deze aan
redelijke eisenen van maatschappelijken wel
stand" moeten voldoen, en dus tegelijk ver
betering brengen. Deze wijziging van den
inhoud van het vraagstuk was een gevolg
der oorlogscrisis, waarop het tot dien alleen
heerschende systeem" van de geheel
systeemlooze voorziening van de woningmarkt
door de ongeordende particuliere bouwnij
verheid hopeloos schipbreuk leed. Dit stelsel"
eindigde met een deficit, een woningtekprt
reeds voordat de oorlog uitbrak. De sinds dien
met overheidssteun eerst spaarzaam,
naderhand beter op gang gehouden bou
werij, v.n.l. door middel van
bouwvereenigingen, bevatte niet veel meer systeem,
en kon dan ook niet voorkomen dat het
tekort angstwekkend groot werd.
Het woningvraagstuk van nu, het dekken
van dit te kort en het voldoen aan nieuwe
behoefte waarvoor voorloopig jaarlijks
40 a 50.000 woningen gebouwd moeten
worden, laat zich oplossen in een aantal
vraagstukken, die ieder op zich zelf weer
problemen vormen. Zoo is daar het probleem
van de financiering, van het verkrijgen van
voldoende arbeidskrachten, van voldoende
goede materialen, het probleem der arbeids
verhoudingen, het technisch probleem van
eenvoudiger en sneller constructiewijze, waar
bij nog komen vraagstukken van hygiënischen,
aestnetischen en stedebouwkundigen aard.
De financieele moeilijkheden zijn zoowel
van privatwirtschaftlichen" als van
volkswirtschaftlichen" aard. Nieuwbouw moet zoo
spoedig mogelijk weer rendeeren, waartoe de
huren tot het drievoudige moeten opgevoerd
worden van hetgeen ze in 1914 zouden hebben
bedragen. De huren van oude woningen,
wier waarde met de prijs van nieuwe gestegen
is, moeten evenveel vermeerderd worden.
Dit beteekent een zeer zware belasting van
de bevolking als huurders, die slechts zeer
geleidelijk, verdeeld over vele jaren, kan
doorgevoerd worden. Voorloopig en dat
kan lang duren past de Staat dus de
exploitatietekorten bij. Het is zelfs de vraag
of de arbeiders ooit in staat zullen zijn de
gansche huur van hun nieuwgebouwde wo
ningen te betalen. Zoo zal een arbeiders
woningvan f8000.?(in Amsterdan is f 10.000
reeds een normale prijs) berekend a 8 pCt.
een huur moeten opbrengen van f 12.80 per
week, wat een weekinkomen veronderstelt
van ruim f 80.?, een bedrag dat nu reeds
tot de uitzonderingen behoort. Behalve
de tekorten bijpassen, moet de staat ook
bouwcrediet verleenen, wat elders bijna niet
verkrijgbaar is. Rekent men op een maxi
malen jaarlijkschen aanbouw van 45.000
woningen, tegen een gemiddelden prijs van
f 8000 per woning, dan moet jaarlijks
alleen voor dit doel onverschillig of dit
al of niet door bemiddeling van het Rijk
geschiedt een bedrag van 360 millioen
aan de kapitaalmarkt onttrokken worden.
Schat men de jaarlijksche besparing van het
Nederlandsche volk op 500 a 600 millioen,
waaruit ook nog door Staat en Gemeenten
geleend moet worden, dan blijft er weinig
voor kapitaliseering en verdere sociale
maatregelen over, zoodat in de groote sommen
die de woningbouw eischt een gevaar voor de
volkswelvaart gelegen is. Waar mogelijk dient
dus bezuinigd te worden. Mogelijk zal dit
in hoofdzaak zijn door een betere organisatie
van den woningbouw, waardoor zorg gedragen
wordt dat met name de door het Rijk voor
te schieten gelden zoo oeconomisch mogelijk
aangewend en beheerd worden, de bedrijfs
kosten in 't algemeen verminderen, en tevens,
zoo mogelijk, de waardevermeerdering van
oude woningen aangewend wordt om den
hoogen prijs van nieuwbouw te bestrijden.
Ook het vraagstuk, hoe in de noodige
arbeidskrachten te voorzien en hoe de arbeids
verhoudingen te regelen levert groote moei
lijkheden op. Er heerscht een groot tekort
aan geschoolde arbeidskrachten. Zoo werd
onlangs berekend dat op groote bouwwerken
in Amsterdam driemaal zooveel arbeiders te
werk gesteld konden worden als aanwezig
waren. Het gevolg is dat er niet alleen veel
te langzaam, maar ook te duur wordt gebouwd,
waar immers de arbeiders, evenals de overi
gens zoo verafschuwde kapitalisten", ge
bruik maken van de voor hen gunstige con
junctuur en buitensporig hooge loonen af
dwingen. Zoo lazen we onlangs van een werk
(arbeiderswoningbouw n.b.) waar de stuka
doors staakten omdat ze niet meer dan
f90 per week konden verdienen (Het Volk
12 Jan. 1.1.). Om in dit tekort te voorzien is
het noodzakelijk dat werklooze arbeiders uit
andere vakken worden opgeleid tot bouw
vakarbeiders, al is er geruime tijd mee ge
moeid voordat men b.v. geschoolde timmer
lieden heeft. In meerdere groote gemeenten is,
met aanvankelijk succes, deze opleiding
reeds ter hand genomen, en wel dit mag
met vreugde geconstateerd worden tot
nu toe met medewerking der
vakvereenigingen, die hierin van ruimer opvatting ge
tuigen dan de Engelsche vakvereenigingen,
die hun welbegrepen" vakarbeidersbelangen
van meer gewicht achten dan het algemeen
belang en zich tegen tewerkstelling van oud
gedienden als bouwvakarbeiders verzetten.
Een merkwaardig verschijnsel is echter
dat, ondanks het tekort aan arbeidskrachten
toch het aantal werklooze bouwvakarbei
ders nog betrekkelijk groot is. Zoo bedroeg
dit aantal bij de afd. Amsterdam van den
Bouwarbeidersbond op 8 Jan. 1.1. 178, waar
onder 143 timmerlieden (het aantal vari
eerde van Juni tot December gemiddeld
tusschen 40 en 100 dagelijks); het aantal
werkloozen bij de Federatie bedroeg ongeveer
600. Behoort al een deel dezer werklieden tot
de minder geschoolden, de oorzaak ligt
grootendeels hierin dat op het eene werk de
schilders wachten op de timmerlieden en
stukadoors en deze weer op de metselaars,
terwijl elders de metselaars weinig te doen
hebben, maar voor schilders en stukadoors
volop werk zou zijn, terwijl ook allerlei
quaesties tusschen directie, aannemer en
onderaannemer hier aan debet zijn. Een
betere verdeeling der arbeidskrachten over
de werken, zou niet alleen deze werkeloosheid
wegnemen, maar nog veel meer tijdverlies
van op elkaar wachtende, onsystematisch
werkende arbeidersgroepen voorkomen.
Dan zijn daar de moeilijkheden in de ar
beidsverhoudingen in het algemeen. Een groot
deel der arbeiders is onwillig om voor slechts
eigen voordeel beoogende particuliere onder
nemers te arbeiden ; zij zien in hen, met of
zonder recht, de uitbuiters" van hun ar
beidskracht ten behoeve van persoonlijk voor
deel, zoodat zij reeds bij voorbaat vijandig
tegenover hen staan, wat tot uiting komt in
een stijgende lust tot staking en
verrnindeJ. S. MEUWSEN, Hoflwiranclar, A'DAM?R'DAM
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
iiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiimiiiitiiiitiiiiiiiiiitMiiiiiiiiHiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii
ring van arbeidsopbrengst, beantwoord met
uitsluiting en ontslag. Deze tegenstelling
vermindert de productie en doet het bedrijf
onoeconomisch werken. Om deze bezwaren,
eigen aan een chaotisch bouwbedrijf, te onder
vangen, en tevens een einde te maken aan
in het aanneemstelsel binnengeslopen mis
bruiken", zijn hier en daar speciale organi
saties opgericht, bedrijfsvormen zonder par
ticulieren ondernemer, zooals te 's
Oravenhage de H.A.M, en te Amsterdam het
Bouwgilde. Deze pogingen tot organisatie moeten
h in levensvatbaarheid nog bewijzen.
De verschillende misstanden in het bouw
bedrijf zijn oorzaak dat zoowel de parti
culiere- als de vereenigingsbouw langzamer
gaat en meer geld verslindt dan noodig
zou zijn bij een oeconomisch ingericht, goed
georganiseerd bedrijf. Het meest
voor-dehand liggende, het meest afdoende en meest
logische middel om dezen toestand te ver
beteren en den woningnood te bestrijden zij
dus : organisatie. Organisatie van de bouw
nijverheid, die aan al het geknoei een eind
maakt, die bewerkt, dat de arbeidsverhou
dingen in gemeen ^verleg der beide partijen
gestabiliseerd worden, en het tevens voor
komt, dat ieder ondernemertje, die wat crediet
kan krijgen, op eigen houtje aan 't bouwen
kan gaan en door nieuwe vraag naar mate
rialen en arbeidskrachten de concurrentie
weer verscherpen en de afwerking van andere
plannen belemmeren kan. Een organisatie,
die tenslotte de geheele bouwerij in een bepaal
de gemeente of streek zou moeten
centraliseeren, regelen en beheerschen. Een raad,
samengesteld uit deskundigen, werkgevers
en werknemers, los van een politiek gemeen
tebestuur of bureaucratischen gemeentedienst,
toegerust met regelende bevoegdheid voor
het bedrijf, zou den omvang van den bouw
bij de verschillende plannen kunnen regelen,
de werkkrachten en materialen over de
onder hem ressorteerende werken verdeelen,
de arbeidsvoorwaarden in het bedrijf vast
stellen, de onderhandelingen met gemeente
bestuur en Regeering voeren, vele ambtelijke
instanties die de met Rijksgeld te boi'wen
plannen moeten doorloopen, vervangen, zorg
dragen voor de meest zuinige en doelma
tige aanwending van de Rijkssubsidies en
-voorschotten, en op het beheer daarvan
ontröle uitoefenen. Deze controle op de
besteding van 's Rijks voorschotten, die
200 a 300 millioen 's jaars zullen beloopen,
zou, gesteld dat ten hoogste f pCt. van deze
voorschotten hiervoor zou mogen besteed
worden, reeds alle kosten goed maken.
Organisatie van een deel van het maat
schappelijk organisme, waarin het geheel
ontbreken van organisatie de ernstigste
misstanden tengevolge heeft gehad ; het ge
hoor geven aan de eisenen van een nieuwen
tijd met nieuwe omstandigheden, ook op
het gebied der huisvesting van en woning
voorziening voor de gemeenschap, op welk
gebied het ongebreidelde particulier belang
in vele opzichten reeds heeft moeten wijken
voor het gemeenschapsbelang; organisatie
in het b elang van de duizenden die geen
woning hebben, van de huurders en de
belastingbetalers, van de werkgevers en de
werknemers ; ziedaar een weg die geen op
lossing van het woningvraagstuk is, maar
er heen kan voeren. Das ist die Kunst. Wer
weisz es anzufangen?
M R J O H A N B I E RE N S DE H A A N
IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINtllMIIMIINIIINI
iitmiiiiimn
MAANDAG 31 JANUARI
'S MORGENS 10 UUR BEGINT ONZE
DE BIJENKORF"
AMSTERDAM
DUITSCHLAND'S GROOTSTE
TROEF VOOR OPPER-SILEZI
door H. VON GERLACH.
GORZEN-VAART
iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiin
iiiiiiiiiiimiiiiiHnii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIllllllllllllllllUIH^IHIIIIIIIIllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIIH
Briand heeft het votum van vertrouwen
met overstelpende meerderheid, dat noodig
was om hem tot waarachtig vertegenwoor
diger der Fransche politiek op de conferentie
van den Oppersten Raad te maken, veroverd,
en zoo kon Maandag j.l. de langverwachte
bijeenkomst, de wereld-historische confe
rentie", inderdaad beginnen. Of zij in waar
heid wereld-historisch zal zijn, de toekomst
zal 't eerst kunnen leeren. Dat ze het zijn
kan, is zeker, nu de allesbeheerschende pro
blemen van den dag,?d.z. Duitschland's ont
wapening, de schadeloosstelling, de hulp aan
Oostenrijk en de handel met Rusland - op
het programma staan en nu de beste poli
tieke koppen, waarover Frankrijk en Enge
land in dit tijdsgewricht beschikken, met de
oplossing belast zijn. Het resultaat zal af
hangen van de wederzijdsche inschikkelijkheid
en vooral van de vraag in hoever Briand
en de menschen die achter hem staan
met name Millerand, die blijkbaar een be
langrijke rol speelde bij de kabinetsvorming
overgegaan zijn van het oud-Fransche stand
punt in zake Duitschland en Rusland naar
het Britsen?Italiaansche. Want is dit proces
nog maar weinig gevorderd, dan zal de bijeen
komst in Parijs wel weer met een compromis
moeten eindigen, wanneer men de Entente
niet uiteen wil laten vallen, en het traag en
sukkelig herstel der Europeesche samenleving,
dat wij sedert November 1918 beleven, zal
daardoor niet bespoedigd worden. Is daaren
tegen Briand in den grond zijns harten over
gegaan tot het standpunt, dat men Duitsch
land moet laten leven en zelfs groeien inplaats
van het ook economisch klein en onder den
duim te houden, en heeft hij daarbij voldoende
steun van andere machthebbers in zijn land,
dan mogen we van de Parijsche bijeenkomst
mooie resultaten verwachten.
-<<j|Wij weten inderdaad niet hoe het hier ge
steld is: noch Briand's regeeringsverklaring,
noch de eerste berichten over de conferentie
geven klaarheid. De eerste berichten omtrent
de conferentie zijn zekerlijk niet zeer hoopvol,
spreken van ernstige oneenigheid tusschen
Lloyd George en Briand al dadelijk over het
zoo belangrijke punt van Duitschland's ont
wapening, omdat Engeland tevreden zou zijn
met wat Duitschland in dit opzicht reeds
praesteerde en het niet zou willen dwingen
zich verder te ontwapenen tegen dat in 't
voorjaar de mogelijkheid van een bolsje
wistisch offensief dreigt, terwijl Briand
steunend op Foch's adviezen, de algeheele
ontwapening van burgerwachten en wat dies
meer zij, juist tegen Mei zou wenschen. Ook
zou men het oneens zijn of er over deze zaken
met de Duitschers elf overlegd moet worden.
Maar wij weten niet, wat er van die berichten
juist is, en ook niet of hier het verzet der
Franschen wel zoo ernstig gemeend is als het
lijkt, d. w. z. of het niet tot op zekere hoogte
een concessie aan een deel der publieke
opinie is, die immers het Duitsche gevaar
nog altijd ten zeerste ducht. In elk geval
is het meer gebeurd op bijeenkomsten als
deze, dat in de eerste dagen de meeningen
scherp botsten, terwijl men later tot een
bevredigend resultaat kwam. en intere
sant is het al, dat de Engelschen die
zoo kort geleden nog even fel op ontwape
ning aandrongen als de Franschen, nu be
vredigd schijnen te zijn en inzien, dat men
Duitschland riet weerloos moet gaan maken
tegen den tijd dat het grootste gevaar dreigt.
Dat gevaar wordt dan van Duitsche zijde
nog ereis goed in 't licht gesteld en terwijl
de Berlijnsche communisten de regeering
komen helpen door juist in deze dagen relle
tjes te maken, verspreidt Berlijn
zeerostentatief berichten over een prachtig georgani
seerd Rood Leger, met commando's en onder
commando's over heel het land verspreid.
De eerste berichten omtrent de conferentie
zeggen dus nog weinig ; zegt Briand's regee
ringsverklaring meer ? Neen, ze was vaag en
diplomatiek, voorzien van het noodige aantal
slagen om den arm dat men van dezen
staatsman verwachten kon, en de kamer die
Leygues weggezonden had omdat ze niet
wist waartoe hij Frankrijk op de conferentie
binden zou, was er niet tevreden over. Na
tuurlijk was Briand gedwongen geweest tot
zulk een weinig zeggende verklaring, omdat
de meerderheid waarop hij steunen moet,
uiterst heterogeen is, d.i. geenszins alleen
bestaat uit onverzoenlijken van het slag van
Poincaré, maar juist ook uit de mannen van
de andere richting. Maar, uitmuntend parle
mentariër die hij is, wist Briand uit de ont
vangst van zijn verklaring de stemming te
leeren kennen die noodig was om hem zijn
overwinning te bezorgen en bij de beant
woording van de sprekers bracht hij het
kunststuk klaar, in voldoende mate op de
Duitschers te hakken om de nationalisten
gerust te stellen, zonder zich echter
eenigermate te binden aan een onverzoenlijke poli
tiek, zoodat ook de andere partij tevreden
kon zijn. Vandaar zijn succes en vandaar dat
hij op de conferentie verschijnt met vol
komen vrije handen.
Vandaar echter ook, dat wij nu in 't ge
heel niet weten, wat wij van Briand te wach
ten hebben. Ons vertrouwen in zijn nuchter
verstand en opportuniteitsgevoel doet hopen
op een tegemoetkomende houding in de
ontwapenings-kwestie, en ook het bezoek dat hij
dadelijk na zijn aanvaarding aan den
Duitschen gezant in Parijs bracht, wijst in die
richting, evengoed als de buitengewoon har
telijke telegrafische correspondentie met Lloyd
George; maar daar staat tegenover dat hij
zeer sterk rekening te houden heeft met de
critiek van Poincaréen zijn vrienden en in
overeenstemming daarmee schijnt wel zijn
houding volgens die eerste berichten omtrent
de besprekingen. Het is een uiterst moeilijk
diplomatiek spel. dat hij te spelen heeft: de
problemen op zich zelf zijn al bijna onoplos
baar en als men nu daarmee nog rekening
te houden heeft met een wantrouwende
oppositie en met afwijkende meeningen van
bondgenooten met wie nimmer gebroken mag
worden, dan wordt de taak zwaarder dan
H e l m u t h v o n
G e r l a c h, hoofd
redacteur van het
bekende onafhan
kelijke
antimilitairistische weekblad
Welt arnMontag"
was, tijdens de re
geering van Wil
helm II, een reeks
van jaren als lid
van den Rijksdag
een der scherpste
tegenstanders van
het oude regime. In
den loop van den
oorlog werd zijn
blad herhaaldelijk door de militaire autoriteiten
verboden. Zijn heele streven ivas en is gericht
op verzoening der volken. Hij is een der wei
nige propagandisten voor den Volkenbond in
Duitschland en is voorzitter van den
,,Pazifistischen Band".
Hij schrijfi voor ons blad :
Wij zullen overwinnen, want wij moeten
overwinnen. Dit was de mér suggestieve dan
bewijskrachtige formule der heele Duitsche
oorlogspropaganda in Duitschland.
Wij zullen Opper-Silezië behouder, want
wij moeten Opper-Silezië behouden. Dit is
het Leitmotif" der Duitsche propaganda,
die eiken dag met grooter kracht optreedt.
Ik vrees, dat wij ditmaal een gelijke onaange
name verrassing zouden kunnen beleven als
in den herfst van 1918, als wij niet inhoud en
methode van onze propaganda principieel en
zoo spoedig mogelijk veranderen.
Alleen al de grondtoon van onze propaganda
lijkt mij verkeerd toe. Men zoekt aldoor de
meening ingang te doen vinden, dat het
eigenlijk reeds een onrecht tegenover het
Duitsche" Silezië is, dat er over het lot van
dit land wordt gestemd. En toch is er nauwe
lijks een ander land aan te wijzen, dat naar de
samenstelling van zijn bevolking zoozeer voor
een plebisciet voorbestemd lijkt als juist
Opper-Silezië.
Het zou een zwaar onrecht zijn geweest,
Opper-Silezië zonder meer aan Polen toe te
wijzen. Dat was oorspronkelijk het plan der
Entente. In die beslissende dagen heb ik, de
in kwaden reuk staande Verrader" der
Duitsche belangen ten koste der Poolsche,
an wesentlicher Stelle" al mijn kennis der
toestanden, heel mijn bewijskracht en heel
mijn moreelen invloed aangevoerd, om dat
ergste te verhinderen. En als het gelukt is,
mag ik een deel van dit voorloopig succes
misschien op mijn conto boeken.
Opper-Silezië hoort daar, waar de meerder
heid van Opper-Silezië het hebben wil. Ik, als
pacifist en democraat, weiger, om de menschen
alleen als een stuk hoorigheid van het door hen
bewoonde land op te vatten. Derhalve zie ik
in de beslissing over Dantzig, het Memeiland,
den Poolschen corridor (men vroeg in deze
gevallen het volk niet naar zijne meening)
een groot onrecht. Maar derhalve zou ik het
als een even groot onrecht opvatten, als er
gedecreteerd werd : Opper-Silezië blijft bij
Duitschland, omdat Duitschland de kolen
van dat land niet kan missen. De menschen
mag men niet als een annex der kolen behan
delen.
De Opper-Sileziërs moeten vrij beslissen,
tot welk land ze willen behooren.
Hoe zal die beslissing uitvallen?
Laten we probeeren heel nuchter het pro
en contra af te wegen. Gewichtige redenen
spreken voor Polen, eveneens voor Duitsch
land. Het meerendeel der Opper-Sileziërs heeft
met de Polen de moedertaal gemeen. Wie er
aan twijfelt, kan er zich van overtuigen in
de officieele Duitsche statistiek. De taal
alleen geeft echter den doorslag niet. Dat
itiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiil .ttiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu
menschenschouders kunnen torsenen. Waar
mee wij maar zeggen willen, dat hoe noodig
het ook is dat de bespreking in Parijs
wereldhistorisch resultaat heeft, men zijn verwach
tingen niet al te hoog moet stellen.
Omtrent de houding der Entente jegens
Rusland valt we! iets te voorspellen : Frankrijk
schijnt in zoover met Engeland en Italië te
willen medevaren, dat zonder erkenning der
Sovjet-republiek de handel van Fransche
onderdanen op Rusland vrijgelaten zou
worden. Van erkenning der Sovjets-regeering
zou echter eerst iets kunnen komen, indien
deze werkelijk Rusland vertegenwoordigde en
bovendien de oude schulden aan Europa
erkende. Nu, daar is men nog ver van af en
het blijft nog immer twijfelachtig of er iets
komen kan van handel met de Russen zonder
erkenning der regeering. Er wordt nu al
sinds meer dan een jaar over die
wederaanknooping der handelsbetrekkingen gesproken;
men heeft er in Engeland, in Frankrijk en
in Rusland eveneens, oneenigheid over gehad
en ten slotte is men er algemeen toe gekomen
dat het maar wezen moet. Maar niettemin
komt er nog niets van en aan de langademige
nota-wisseling tusschen Londen en Moskou
schijnt nog immer geen einde te komen.
Intusschen moeten er door de regeering in
Moskou toch zeker wel groote concessies
gedaan zijn aan vreemde kapitalisten en
volgens verscheidene berichten, zijn vele
overtuigde communisten daarover zeer ver
toornd. Begrijpelijk! Waartoe dient het,
vreemde concessionarissen eerst te berooven,
als men daarna toch weer aan andere vreem
delingen concessies doet ? Tenzij dan het
voornemen zou bestaan orn ook die nieuwe
concessionarissen weer te exproprioreeren als
het gunstige oogenblik daar is! Mogen wij
de berichten gelooven, dan hebben deze en
andere problemen alweer een crisis gebracht
over het hoofd van Lenin en deze zou zelfs
het slachtoffer geworden zijn van een aanslag,
die hem wel is waar misschien niet het leven
benam, maar wel zijn zenuwen en verstand
dermate aantastte, "dat hij geheel of half
waanzinnig zou geworden zijn, waarop de
Rietgors met je kalmoes-stronken
Waar je wielende voorbij,
Met je groene kershout-ranken
Vlot ie op het winter-tij.
Door de open ebbe-sluiien
Dreef je weg naar de rivier.
En het bruine polder-water
Volgt je in een plantenslier.
Los-gedooid van boezem-gorzen,
Vaar je daar op avontuur;
Langs de dorpen en de kribben
En de stadsche kade-muur.
Met je witte biezenknoesten,
Daal je naar de verre zee,
En je draagt je jiere plompen
Met je in den doodstrijd mee.
In de Lente zijn je scheuten
In het water opgegaan,
In den Zomer zijn je biezen
Zwierig in den zon gaan staan,
In den Herfst was je een wonder
Van de stoutste plantenpraal,
In den Winter moet je scheiden
Van je stille boezem-waal.
Zachtgedonsde meerkolnesten
Gaf je veilig broed-verblijf,
Dikwijls schoot de schisse brasem
In je donker wortellijf,
Eieren en vlinderpoppen
Borg je in je zwoelig riet,
Tot de dompelende meerkol
En de vlinder je verliet.
Stuurloos dein je op de golven
Langs het kolkend water rond,
Door liet water ga je onder,
Waar je eenmaal in ontstond.
Zoo de aarde, zoo de menschen:
Juichend komen, eenzaam gaan,
Geven, helpen, zorgen, steunen
En de gorzen-vaart vangt aan.
J. H. SPEENHOFP
III1IIMIH1IIIIII IIMIMIIIIIIIIIIIItMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIMIIIIIIIIIIIItlM
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
'8-GRAVENH\GE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOER4BAYA,
SEMARANG, B IN DO ENG, MEDAN en
WELTEYREDEN.
il IHIIIIIII imiiiiiiiiiiiiii
regeerders wraak genomen zouden hebben
op een groot aantal politieke gevangenen. Is
er iets van waar ? Wie kan zeggen, wat er
waar is in de Russische berichten?
Evenwel, al moge zij zwak zijn, de regee
ring in Moskou, haar drang naar buiten ver
mindert niet en Perzië wordt langzaam maar
zeker ver-bolsjewist. Het bericht dat de Sjah
zou vertrekken is ontkend, maar niet dat
Engeland zijn troepen uit het land zal terug
nemen en dit is genoeg: als Engeland Perzië
aan zijn lot overlaat, valt het in Russische
handen. Merkwaardig: met het sterke
Tsaristische Rusland heeft Engeland over
Perzië gekibbeld, totdat een verdeeling van
't land minnelijke oplossing bracht, maar
voor het gedesorganiseerde, hongerende Rus
land der sovjets wijkt het trotsche Albion.
Zoo heeft de oorlog ook den overwinnaar
verzwakt! Want de reden van Engeland's
terugtocht is: geldgebrek.
Komt de Oostersche quaestie in Parijs pok
nog ter tafel? 't Schijnt wel het plan te zijn;
de Entente moet immers nog beslissen of
het verdrag van Sèvres doorgezet wordt en
ook hier stonden tot dusver Engeland en
Frankrijk tegenover elkaar. Maar het program
voor Parijs is wel lichtelijk overladen. Ge
lukkig dat het herstel van Oostenrijk vooraan
geplaatst is; moge de bijeenkomst althans
dit doel bereiken!
De Italiaansche socialisten hebben iets
dergelijks doorgemaakt als de Fransche: ook
hier botsten op het partij-congres commu
nisten tegen socialisten van den ouden stem
pel, maar, anders dan in Tours, legden de
communisten 't af, vooral ten gevolge van
brieven uit Moskou-, waarin de Italiaansche
partij-voormannen werden uitgescholden. Nu
dreigt ook hier scheuring en zoo moet het
ook: communisten en sociaal-democraten
hooren niet meer bii elkaar.
Een goed bericht : Japan wil meewerken
tot vlootbeperking. Nu hebben dus Enge
land, de U. S. A. en Japan alle drie hun
bereidwilligheid te kennen gegeven. Laat
ons zien of er nu ook iets van komt.
J. C. VAN O V K N'