De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 29 januari pagina 2

29 januari 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 29 Jan. '21. - No. 2275 VHAAQTi SI-FA-KO SIGAREN Hot iroomammmta Soflomoflr ligt een groot gevaar, n.l. dat wij, te zeêT bewust van de groote moeilijkheden die een oplossing in den weg staan, een spoedige verbetering tot de onmogelijkheden rekenen en ons daarbij neerleggen, overtuigd dat door de noodwendigheid in het maatschap pelijk gebeuren de maatschappij te zijner tijd ook wel van deze ziekte zal genezen, zoodat wij, wegens de daaraan verbonden groote offers en andere bezwaren, terug schrikken voor een krachtig ingrijpen en zoo het leed dat geleden wordt noodeloos doen voortduren. Een panacee is echter niet gevonden, en zal wel niet gevonden worden, omdat het woningvraagstuk zelf een samengesteld, een secundair vraagstuk is. Was het vroeger in hoofdzaak een vraagstuk van verbetering der volkshuisvesting, sinds den oorlog is het vrijwel uitsluitend een vraagstuk van ver schaffing van woningen, al zullen deze aan redelijke eisenen van maatschappelijken wel stand" moeten voldoen, en dus tegelijk ver betering brengen. Deze wijziging van den inhoud van het vraagstuk was een gevolg der oorlogscrisis, waarop het tot dien alleen heerschende systeem" van de geheel systeemlooze voorziening van de woningmarkt door de ongeordende particuliere bouwnij verheid hopeloos schipbreuk leed. Dit stelsel" eindigde met een deficit, een woningtekprt reeds voordat de oorlog uitbrak. De sinds dien met overheidssteun eerst spaarzaam, naderhand beter op gang gehouden bou werij, v.n.l. door middel van bouwvereenigingen, bevatte niet veel meer systeem, en kon dan ook niet voorkomen dat het tekort angstwekkend groot werd. Het woningvraagstuk van nu, het dekken van dit te kort en het voldoen aan nieuwe behoefte waarvoor voorloopig jaarlijks 40 a 50.000 woningen gebouwd moeten worden, laat zich oplossen in een aantal vraagstukken, die ieder op zich zelf weer problemen vormen. Zoo is daar het probleem van de financiering, van het verkrijgen van voldoende arbeidskrachten, van voldoende goede materialen, het probleem der arbeids verhoudingen, het technisch probleem van eenvoudiger en sneller constructiewijze, waar bij nog komen vraagstukken van hygiënischen, aestnetischen en stedebouwkundigen aard. De financieele moeilijkheden zijn zoowel van privatwirtschaftlichen" als van volkswirtschaftlichen" aard. Nieuwbouw moet zoo spoedig mogelijk weer rendeeren, waartoe de huren tot het drievoudige moeten opgevoerd worden van hetgeen ze in 1914 zouden hebben bedragen. De huren van oude woningen, wier waarde met de prijs van nieuwe gestegen is, moeten evenveel vermeerderd worden. Dit beteekent een zeer zware belasting van de bevolking als huurders, die slechts zeer geleidelijk, verdeeld over vele jaren, kan doorgevoerd worden. Voorloopig en dat kan lang duren past de Staat dus de exploitatietekorten bij. Het is zelfs de vraag of de arbeiders ooit in staat zullen zijn de gansche huur van hun nieuwgebouwde wo ningen te betalen. Zoo zal een arbeiders woningvan f8000.?(in Amsterdan is f 10.000 reeds een normale prijs) berekend a 8 pCt. een huur moeten opbrengen van f 12.80 per week, wat een weekinkomen veronderstelt van ruim f 80.?, een bedrag dat nu reeds tot de uitzonderingen behoort. Behalve de tekorten bijpassen, moet de staat ook bouwcrediet verleenen, wat elders bijna niet verkrijgbaar is. Rekent men op een maxi malen jaarlijkschen aanbouw van 45.000 woningen, tegen een gemiddelden prijs van f 8000 per woning, dan moet jaarlijks alleen voor dit doel onverschillig of dit al of niet door bemiddeling van het Rijk geschiedt een bedrag van 360 millioen aan de kapitaalmarkt onttrokken worden. Schat men de jaarlijksche besparing van het Nederlandsche volk op 500 a 600 millioen, waaruit ook nog door Staat en Gemeenten geleend moet worden, dan blijft er weinig voor kapitaliseering en verdere sociale maatregelen over, zoodat in de groote sommen die de woningbouw eischt een gevaar voor de volkswelvaart gelegen is. Waar mogelijk dient dus bezuinigd te worden. Mogelijk zal dit in hoofdzaak zijn door een betere organisatie van den woningbouw, waardoor zorg gedragen wordt dat met name de door het Rijk voor te schieten gelden zoo oeconomisch mogelijk aangewend en beheerd worden, de bedrijfs kosten in 't algemeen verminderen, en tevens, zoo mogelijk, de waardevermeerdering van oude woningen aangewend wordt om den hoogen prijs van nieuwbouw te bestrijden. Ook het vraagstuk, hoe in de noodige arbeidskrachten te voorzien en hoe de arbeids verhoudingen te regelen levert groote moei lijkheden op. Er heerscht een groot tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Zoo werd onlangs berekend dat op groote bouwwerken in Amsterdam driemaal zooveel arbeiders te werk gesteld konden worden als aanwezig waren. Het gevolg is dat er niet alleen veel te langzaam, maar ook te duur wordt gebouwd, waar immers de arbeiders, evenals de overi gens zoo verafschuwde kapitalisten", ge bruik maken van de voor hen gunstige con junctuur en buitensporig hooge loonen af dwingen. Zoo lazen we onlangs van een werk (arbeiderswoningbouw n.b.) waar de stuka doors staakten omdat ze niet meer dan f90 per week konden verdienen (Het Volk 12 Jan. 1.1.). Om in dit tekort te voorzien is het noodzakelijk dat werklooze arbeiders uit andere vakken worden opgeleid tot bouw vakarbeiders, al is er geruime tijd mee ge moeid voordat men b.v. geschoolde timmer lieden heeft. In meerdere groote gemeenten is, met aanvankelijk succes, deze opleiding reeds ter hand genomen, en wel dit mag met vreugde geconstateerd worden tot nu toe met medewerking der vakvereenigingen, die hierin van ruimer opvatting ge tuigen dan de Engelsche vakvereenigingen, die hun welbegrepen" vakarbeidersbelangen van meer gewicht achten dan het algemeen belang en zich tegen tewerkstelling van oud gedienden als bouwvakarbeiders verzetten. Een merkwaardig verschijnsel is echter dat, ondanks het tekort aan arbeidskrachten toch het aantal werklooze bouwvakarbei ders nog betrekkelijk groot is. Zoo bedroeg dit aantal bij de afd. Amsterdam van den Bouwarbeidersbond op 8 Jan. 1.1. 178, waar onder 143 timmerlieden (het aantal vari eerde van Juni tot December gemiddeld tusschen 40 en 100 dagelijks); het aantal werkloozen bij de Federatie bedroeg ongeveer 600. Behoort al een deel dezer werklieden tot de minder geschoolden, de oorzaak ligt grootendeels hierin dat op het eene werk de schilders wachten op de timmerlieden en stukadoors en deze weer op de metselaars, terwijl elders de metselaars weinig te doen hebben, maar voor schilders en stukadoors volop werk zou zijn, terwijl ook allerlei quaesties tusschen directie, aannemer en onderaannemer hier aan debet zijn. Een betere verdeeling der arbeidskrachten over de werken, zou niet alleen deze werkeloosheid wegnemen, maar nog veel meer tijdverlies van op elkaar wachtende, onsystematisch werkende arbeidersgroepen voorkomen. Dan zijn daar de moeilijkheden in de ar beidsverhoudingen in het algemeen. Een groot deel der arbeiders is onwillig om voor slechts eigen voordeel beoogende particuliere onder nemers te arbeiden ; zij zien in hen, met of zonder recht, de uitbuiters" van hun ar beidskracht ten behoeve van persoonlijk voor deel, zoodat zij reeds bij voorbaat vijandig tegenover hen staan, wat tot uiting komt in een stijgende lust tot staking en verrnindeJ. S. MEUWSEN, Hoflwiranclar, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND iiiiiiiiiiiliiiiiiiiiliiiiiiiiimiiiitiiiitiiiiiiiiiitMiiiiiiiiHiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii ring van arbeidsopbrengst, beantwoord met uitsluiting en ontslag. Deze tegenstelling vermindert de productie en doet het bedrijf onoeconomisch werken. Om deze bezwaren, eigen aan een chaotisch bouwbedrijf, te onder vangen, en tevens een einde te maken aan in het aanneemstelsel binnengeslopen mis bruiken", zijn hier en daar speciale organi saties opgericht, bedrijfsvormen zonder par ticulieren ondernemer, zooals te 's Oravenhage de H.A.M, en te Amsterdam het Bouwgilde. Deze pogingen tot organisatie moeten h in levensvatbaarheid nog bewijzen. De verschillende misstanden in het bouw bedrijf zijn oorzaak dat zoowel de parti culiere- als de vereenigingsbouw langzamer gaat en meer geld verslindt dan noodig zou zijn bij een oeconomisch ingericht, goed georganiseerd bedrijf. Het meest voor-dehand liggende, het meest afdoende en meest logische middel om dezen toestand te ver beteren en den woningnood te bestrijden zij dus : organisatie. Organisatie van de bouw nijverheid, die aan al het geknoei een eind maakt, die bewerkt, dat de arbeidsverhou dingen in gemeen ^verleg der beide partijen gestabiliseerd worden, en het tevens voor komt, dat ieder ondernemertje, die wat crediet kan krijgen, op eigen houtje aan 't bouwen kan gaan en door nieuwe vraag naar mate rialen en arbeidskrachten de concurrentie weer verscherpen en de afwerking van andere plannen belemmeren kan. Een organisatie, die tenslotte de geheele bouwerij in een bepaal de gemeente of streek zou moeten centraliseeren, regelen en beheerschen. Een raad, samengesteld uit deskundigen, werkgevers en werknemers, los van een politiek gemeen tebestuur of bureaucratischen gemeentedienst, toegerust met regelende bevoegdheid voor het bedrijf, zou den omvang van den bouw bij de verschillende plannen kunnen regelen, de werkkrachten en materialen over de onder hem ressorteerende werken verdeelen, de arbeidsvoorwaarden in het bedrijf vast stellen, de onderhandelingen met gemeente bestuur en Regeering voeren, vele ambtelijke instanties die de met Rijksgeld te boi'wen plannen moeten doorloopen, vervangen, zorg dragen voor de meest zuinige en doelma tige aanwending van de Rijkssubsidies en -voorschotten, en op het beheer daarvan ontröle uitoefenen. Deze controle op de besteding van 's Rijks voorschotten, die 200 a 300 millioen 's jaars zullen beloopen, zou, gesteld dat ten hoogste f pCt. van deze voorschotten hiervoor zou mogen besteed worden, reeds alle kosten goed maken. Organisatie van een deel van het maat schappelijk organisme, waarin het geheel ontbreken van organisatie de ernstigste misstanden tengevolge heeft gehad ; het ge hoor geven aan de eisenen van een nieuwen tijd met nieuwe omstandigheden, ook op het gebied der huisvesting van en woning voorziening voor de gemeenschap, op welk gebied het ongebreidelde particulier belang in vele opzichten reeds heeft moeten wijken voor het gemeenschapsbelang; organisatie in het b elang van de duizenden die geen woning hebben, van de huurders en de belastingbetalers, van de werkgevers en de werknemers ; ziedaar een weg die geen op lossing van het woningvraagstuk is, maar er heen kan voeren. Das ist die Kunst. Wer weisz es anzufangen? M R J O H A N B I E RE N S DE H A A N IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINtllMIIMIINIIINI iitmiiiiimn MAANDAG 31 JANUARI 'S MORGENS 10 UUR BEGINT ONZE DE BIJENKORF" AMSTERDAM DUITSCHLAND'S GROOTSTE TROEF VOOR OPPER-SILEZI door H. VON GERLACH. GORZEN-VAART iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiin iiiiiiiiiiimiiiiiHnii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIllllllllllllllllUIH^IHIIIIIIIIllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIIH Briand heeft het votum van vertrouwen met overstelpende meerderheid, dat noodig was om hem tot waarachtig vertegenwoor diger der Fransche politiek op de conferentie van den Oppersten Raad te maken, veroverd, en zoo kon Maandag j.l. de langverwachte bijeenkomst, de wereld-historische confe rentie", inderdaad beginnen. Of zij in waar heid wereld-historisch zal zijn, de toekomst zal 't eerst kunnen leeren. Dat ze het zijn kan, is zeker, nu de allesbeheerschende pro blemen van den dag,?d.z. Duitschland's ont wapening, de schadeloosstelling, de hulp aan Oostenrijk en de handel met Rusland - op het programma staan en nu de beste poli tieke koppen, waarover Frankrijk en Enge land in dit tijdsgewricht beschikken, met de oplossing belast zijn. Het resultaat zal af hangen van de wederzijdsche inschikkelijkheid en vooral van de vraag in hoever Briand en de menschen die achter hem staan met name Millerand, die blijkbaar een be langrijke rol speelde bij de kabinetsvorming overgegaan zijn van het oud-Fransche stand punt in zake Duitschland en Rusland naar het Britsen?Italiaansche. Want is dit proces nog maar weinig gevorderd, dan zal de bijeen komst in Parijs wel weer met een compromis moeten eindigen, wanneer men de Entente niet uiteen wil laten vallen, en het traag en sukkelig herstel der Europeesche samenleving, dat wij sedert November 1918 beleven, zal daardoor niet bespoedigd worden. Is daaren tegen Briand in den grond zijns harten over gegaan tot het standpunt, dat men Duitsch land moet laten leven en zelfs groeien inplaats van het ook economisch klein en onder den duim te houden, en heeft hij daarbij voldoende steun van andere machthebbers in zijn land, dan mogen we van de Parijsche bijeenkomst mooie resultaten verwachten. -<<j|Wij weten inderdaad niet hoe het hier ge steld is: noch Briand's regeeringsverklaring, noch de eerste berichten over de conferentie geven klaarheid. De eerste berichten omtrent de conferentie zijn zekerlijk niet zeer hoopvol, spreken van ernstige oneenigheid tusschen Lloyd George en Briand al dadelijk over het zoo belangrijke punt van Duitschland's ont wapening, omdat Engeland tevreden zou zijn met wat Duitschland in dit opzicht reeds praesteerde en het niet zou willen dwingen zich verder te ontwapenen tegen dat in 't voorjaar de mogelijkheid van een bolsje wistisch offensief dreigt, terwijl Briand steunend op Foch's adviezen, de algeheele ontwapening van burgerwachten en wat dies meer zij, juist tegen Mei zou wenschen. Ook zou men het oneens zijn of er over deze zaken met de Duitschers elf overlegd moet worden. Maar wij weten niet, wat er van die berichten juist is, en ook niet of hier het verzet der Franschen wel zoo ernstig gemeend is als het lijkt, d. w. z. of het niet tot op zekere hoogte een concessie aan een deel der publieke opinie is, die immers het Duitsche gevaar nog altijd ten zeerste ducht. In elk geval is het meer gebeurd op bijeenkomsten als deze, dat in de eerste dagen de meeningen scherp botsten, terwijl men later tot een bevredigend resultaat kwam. en intere sant is het al, dat de Engelschen die zoo kort geleden nog even fel op ontwape ning aandrongen als de Franschen, nu be vredigd schijnen te zijn en inzien, dat men Duitschland riet weerloos moet gaan maken tegen den tijd dat het grootste gevaar dreigt. Dat gevaar wordt dan van Duitsche zijde nog ereis goed in 't licht gesteld en terwijl de Berlijnsche communisten de regeering komen helpen door juist in deze dagen relle tjes te maken, verspreidt Berlijn zeerostentatief berichten over een prachtig georgani seerd Rood Leger, met commando's en onder commando's over heel het land verspreid. De eerste berichten omtrent de conferentie zeggen dus nog weinig ; zegt Briand's regee ringsverklaring meer ? Neen, ze was vaag en diplomatiek, voorzien van het noodige aantal slagen om den arm dat men van dezen staatsman verwachten kon, en de kamer die Leygues weggezonden had omdat ze niet wist waartoe hij Frankrijk op de conferentie binden zou, was er niet tevreden over. Na tuurlijk was Briand gedwongen geweest tot zulk een weinig zeggende verklaring, omdat de meerderheid waarop hij steunen moet, uiterst heterogeen is, d.i. geenszins alleen bestaat uit onverzoenlijken van het slag van Poincaré, maar juist ook uit de mannen van de andere richting. Maar, uitmuntend parle mentariër die hij is, wist Briand uit de ont vangst van zijn verklaring de stemming te leeren kennen die noodig was om hem zijn overwinning te bezorgen en bij de beant woording van de sprekers bracht hij het kunststuk klaar, in voldoende mate op de Duitschers te hakken om de nationalisten gerust te stellen, zonder zich echter eenigermate te binden aan een onverzoenlijke poli tiek, zoodat ook de andere partij tevreden kon zijn. Vandaar zijn succes en vandaar dat hij op de conferentie verschijnt met vol komen vrije handen. Vandaar echter ook, dat wij nu in 't ge heel niet weten, wat wij van Briand te wach ten hebben. Ons vertrouwen in zijn nuchter verstand en opportuniteitsgevoel doet hopen op een tegemoetkomende houding in de ontwapenings-kwestie, en ook het bezoek dat hij dadelijk na zijn aanvaarding aan den Duitschen gezant in Parijs bracht, wijst in die richting, evengoed als de buitengewoon har telijke telegrafische correspondentie met Lloyd George; maar daar staat tegenover dat hij zeer sterk rekening te houden heeft met de critiek van Poincaréen zijn vrienden en in overeenstemming daarmee schijnt wel zijn houding volgens die eerste berichten omtrent de besprekingen. Het is een uiterst moeilijk diplomatiek spel. dat hij te spelen heeft: de problemen op zich zelf zijn al bijna onoplos baar en als men nu daarmee nog rekening te houden heeft met een wantrouwende oppositie en met afwijkende meeningen van bondgenooten met wie nimmer gebroken mag worden, dan wordt de taak zwaarder dan H e l m u t h v o n G e r l a c h, hoofd redacteur van het bekende onafhan kelijke antimilitairistische weekblad Welt arnMontag" was, tijdens de re geering van Wil helm II, een reeks van jaren als lid van den Rijksdag een der scherpste tegenstanders van het oude regime. In den loop van den oorlog werd zijn blad herhaaldelijk door de militaire autoriteiten verboden. Zijn heele streven ivas en is gericht op verzoening der volken. Hij is een der wei nige propagandisten voor den Volkenbond in Duitschland en is voorzitter van den ,,Pazifistischen Band". Hij schrijfi voor ons blad : Wij zullen overwinnen, want wij moeten overwinnen. Dit was de mér suggestieve dan bewijskrachtige formule der heele Duitsche oorlogspropaganda in Duitschland. Wij zullen Opper-Silezië behouder, want wij moeten Opper-Silezië behouden. Dit is het Leitmotif" der Duitsche propaganda, die eiken dag met grooter kracht optreedt. Ik vrees, dat wij ditmaal een gelijke onaange name verrassing zouden kunnen beleven als in den herfst van 1918, als wij niet inhoud en methode van onze propaganda principieel en zoo spoedig mogelijk veranderen. Alleen al de grondtoon van onze propaganda lijkt mij verkeerd toe. Men zoekt aldoor de meening ingang te doen vinden, dat het eigenlijk reeds een onrecht tegenover het Duitsche" Silezië is, dat er over het lot van dit land wordt gestemd. En toch is er nauwe lijks een ander land aan te wijzen, dat naar de samenstelling van zijn bevolking zoozeer voor een plebisciet voorbestemd lijkt als juist Opper-Silezië. Het zou een zwaar onrecht zijn geweest, Opper-Silezië zonder meer aan Polen toe te wijzen. Dat was oorspronkelijk het plan der Entente. In die beslissende dagen heb ik, de in kwaden reuk staande Verrader" der Duitsche belangen ten koste der Poolsche, an wesentlicher Stelle" al mijn kennis der toestanden, heel mijn bewijskracht en heel mijn moreelen invloed aangevoerd, om dat ergste te verhinderen. En als het gelukt is, mag ik een deel van dit voorloopig succes misschien op mijn conto boeken. Opper-Silezië hoort daar, waar de meerder heid van Opper-Silezië het hebben wil. Ik, als pacifist en democraat, weiger, om de menschen alleen als een stuk hoorigheid van het door hen bewoonde land op te vatten. Derhalve zie ik in de beslissing over Dantzig, het Memeiland, den Poolschen corridor (men vroeg in deze gevallen het volk niet naar zijne meening) een groot onrecht. Maar derhalve zou ik het als een even groot onrecht opvatten, als er gedecreteerd werd : Opper-Silezië blijft bij Duitschland, omdat Duitschland de kolen van dat land niet kan missen. De menschen mag men niet als een annex der kolen behan delen. De Opper-Sileziërs moeten vrij beslissen, tot welk land ze willen behooren. Hoe zal die beslissing uitvallen? Laten we probeeren heel nuchter het pro en contra af te wegen. Gewichtige redenen spreken voor Polen, eveneens voor Duitsch land. Het meerendeel der Opper-Sileziërs heeft met de Polen de moedertaal gemeen. Wie er aan twijfelt, kan er zich van overtuigen in de officieele Duitsche statistiek. De taal alleen geeft echter den doorslag niet. Dat itiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiil .ttiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu menschenschouders kunnen torsenen. Waar mee wij maar zeggen willen, dat hoe noodig het ook is dat de bespreking in Parijs wereldhistorisch resultaat heeft, men zijn verwach tingen niet al te hoog moet stellen. Omtrent de houding der Entente jegens Rusland valt we! iets te voorspellen : Frankrijk schijnt in zoover met Engeland en Italië te willen medevaren, dat zonder erkenning der Sovjet-republiek de handel van Fransche onderdanen op Rusland vrijgelaten zou worden. Van erkenning der Sovjets-regeering zou echter eerst iets kunnen komen, indien deze werkelijk Rusland vertegenwoordigde en bovendien de oude schulden aan Europa erkende. Nu, daar is men nog ver van af en het blijft nog immer twijfelachtig of er iets komen kan van handel met de Russen zonder erkenning der regeering. Er wordt nu al sinds meer dan een jaar over die wederaanknooping der handelsbetrekkingen gesproken; men heeft er in Engeland, in Frankrijk en in Rusland eveneens, oneenigheid over gehad en ten slotte is men er algemeen toe gekomen dat het maar wezen moet. Maar niettemin komt er nog niets van en aan de langademige nota-wisseling tusschen Londen en Moskou schijnt nog immer geen einde te komen. Intusschen moeten er door de regeering in Moskou toch zeker wel groote concessies gedaan zijn aan vreemde kapitalisten en volgens verscheidene berichten, zijn vele overtuigde communisten daarover zeer ver toornd. Begrijpelijk! Waartoe dient het, vreemde concessionarissen eerst te berooven, als men daarna toch weer aan andere vreem delingen concessies doet ? Tenzij dan het voornemen zou bestaan orn ook die nieuwe concessionarissen weer te exproprioreeren als het gunstige oogenblik daar is! Mogen wij de berichten gelooven, dan hebben deze en andere problemen alweer een crisis gebracht over het hoofd van Lenin en deze zou zelfs het slachtoffer geworden zijn van een aanslag, die hem wel is waar misschien niet het leven benam, maar wel zijn zenuwen en verstand dermate aantastte, "dat hij geheel of half waanzinnig zou geworden zijn, waarop de Rietgors met je kalmoes-stronken Waar je wielende voorbij, Met je groene kershout-ranken Vlot ie op het winter-tij. Door de open ebbe-sluiien Dreef je weg naar de rivier. En het bruine polder-water Volgt je in een plantenslier. Los-gedooid van boezem-gorzen, Vaar je daar op avontuur; Langs de dorpen en de kribben En de stadsche kade-muur. Met je witte biezenknoesten, Daal je naar de verre zee, En je draagt je jiere plompen Met je in den doodstrijd mee. In de Lente zijn je scheuten In het water opgegaan, In den Zomer zijn je biezen Zwierig in den zon gaan staan, In den Herfst was je een wonder Van de stoutste plantenpraal, In den Winter moet je scheiden Van je stille boezem-waal. Zachtgedonsde meerkolnesten Gaf je veilig broed-verblijf, Dikwijls schoot de schisse brasem In je donker wortellijf, Eieren en vlinderpoppen Borg je in je zwoelig riet, Tot de dompelende meerkol En de vlinder je verliet. Stuurloos dein je op de golven Langs het kolkend water rond, Door liet water ga je onder, Waar je eenmaal in ontstond. Zoo de aarde, zoo de menschen: Juichend komen, eenzaam gaan, Geven, helpen, zorgen, steunen En de gorzen-vaart vangt aan. J. H. SPEENHOFP III1IIMIH1IIIIII IIMIMIIIIIIIIIIIItMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIMIIIIIIIIIIIItlM UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: '8-GRAVENH\GE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOER4BAYA, SEMARANG, B IN DO ENG, MEDAN en WELTEYREDEN. il IHIIIIIII imiiiiiiiiiiiiii regeerders wraak genomen zouden hebben op een groot aantal politieke gevangenen. Is er iets van waar ? Wie kan zeggen, wat er waar is in de Russische berichten? Evenwel, al moge zij zwak zijn, de regee ring in Moskou, haar drang naar buiten ver mindert niet en Perzië wordt langzaam maar zeker ver-bolsjewist. Het bericht dat de Sjah zou vertrekken is ontkend, maar niet dat Engeland zijn troepen uit het land zal terug nemen en dit is genoeg: als Engeland Perzië aan zijn lot overlaat, valt het in Russische handen. Merkwaardig: met het sterke Tsaristische Rusland heeft Engeland over Perzië gekibbeld, totdat een verdeeling van 't land minnelijke oplossing bracht, maar voor het gedesorganiseerde, hongerende Rus land der sovjets wijkt het trotsche Albion. Zoo heeft de oorlog ook den overwinnaar verzwakt! Want de reden van Engeland's terugtocht is: geldgebrek. Komt de Oostersche quaestie in Parijs pok nog ter tafel? 't Schijnt wel het plan te zijn; de Entente moet immers nog beslissen of het verdrag van Sèvres doorgezet wordt en ook hier stonden tot dusver Engeland en Frankrijk tegenover elkaar. Maar het program voor Parijs is wel lichtelijk overladen. Ge lukkig dat het herstel van Oostenrijk vooraan geplaatst is; moge de bijeenkomst althans dit doel bereiken! De Italiaansche socialisten hebben iets dergelijks doorgemaakt als de Fransche: ook hier botsten op het partij-congres commu nisten tegen socialisten van den ouden stem pel, maar, anders dan in Tours, legden de communisten 't af, vooral ten gevolge van brieven uit Moskou-, waarin de Italiaansche partij-voormannen werden uitgescholden. Nu dreigt ook hier scheuring en zoo moet het ook: communisten en sociaal-democraten hooren niet meer bii elkaar. Een goed bericht : Japan wil meewerken tot vlootbeperking. Nu hebben dus Enge land, de U. S. A. en Japan alle drie hun bereidwilligheid te kennen gegeven. Laat ons zien of er nu ook iets van komt. J. C. VAN O V K N'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl