Historisch Archief 1877-1940
29 Jan. '21. No. 2275
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Olive Schreiner
(Persoonlijke herinneringen)
OLIVE SCHREINER (1911)
In het overlijden van Olive Schreiner, gaat
weder een van wereld's groote vrouwen
verloren.
. Zij was een groote vrouw, die ver boven de
massa uitstak, niet alleen door hare talenten,
maar meer nog door hoogheid van karakter,
door moed van overtuiging en door voor die
overtuiging te strijden en te lijden.
Weinige vrouwen hebben een zoo moeilijk
leven gehad als gevolg van den moed om pal
te staan voor een nog niet gangbare meening
als Olive Schreiner. In ons land is zij bijna uit
sluitend bekend als de schrijfster van
ZuidAfrikaansche vertellingen en door hare boeken
Dreams" en Woman and Labour", (dit
laatste door mij in het Hoilandsch vertaald),
waarin zij zich als de groote feministe doet
kennen.
Maar zij, die nauwer met haar in contact
kwamen, kennen haar als de groote strijdster
voor de belangen van het Zuid-Afrikaansche
volk, niet zoozeer voor die van de zoogen.
Afrikaanders, de Europeanen, die zich eeuwen
geleden in Z. Afrika gevestigd hebben, maar
meer voor die van de inboorlingen, de verschil
lende negerstammen, die nog te veel in een ont
wikkelingsstadium verkeeren om reeds met
vrucht voor zich zelf te kunnen opkomen.
Olive Schreiner had de negerbevolking lief,
lief als een moeder hare kinderen en trad
daarom steeds voor hen op als hunne rechten
verkort, hunne belangen benadeeld werden.
De artikelen, die dan van hare hand in de pers
organen verschenen, waren vlijmend scherp
tegen de belagers van de rechten der nog on
mondige bevolking. Men herkende daarin niet
de schrijfster van de liefelijke Z.
Afrik.-vertellingen, maar wel sprak uit elk artikel een
grootheid van geest, een zieleadel, die bewon
dering en liefde afdwong.
Olive Schreiner was tot haar 10e jaar op
een Z. Afrikaansche farm groot gebracht".
Opgevoed" durf ik het niet noemen, want
meesttijds zwierf zij alleen door de dichte
bosschen, of onderhield zich met de negers die
tot de hoeve behoorden.
Op haar 10e jaar werd zij naar Engeland
gezonden om onderwezen te worden. Zij
bleef daar tien jaar. Toen moest zij om
financieele reden terug keeren. In Engeland
had zij in een kring van intellectueelen
en vooruitstrevenden verkeerd, mannen en
vrouwen van naam, maar van verschillend
levensdoel en levensrichting.
Mannen als Havelock Ellis, Bernard Shaw,
KeirHardie, IsraëlZangwill, om slechts enkelen
te noemen, zijn haar trouwe vrienden geweest
en vrouwen zoo verschillend als de
fabrieksinspectrice Isabella Ford en Lady Constance
Lytton, vereerden haar en stelden haar vriend
schap op hoogen prijs.
En terecht. Met Olive Schreiner in vriend
schapsbetrekking te staan bood slechts winst.
Over welk onderwerp men ook met haar van
gedachten wisselde, altijd moest men haar
scherpe kritiesche geest bewonderen en ge
noot men van hare groote algemeene ontwikke
ling en haar geestige wijze van discussieeren.
Toen Olive Schreiner op haar 20e jaar in Z.
Afrika terugkwam, waren de finantieele
omstandigheden van hare familie van dien
aard, dat zij in eigen onderhoud moest
voorzien.Zij werd gouvernante. Ik zou te veel ruimte
in beslag nemen als ik bijzonderheden uit
deze periode van haar leven ging
mededeelen, laat mij slechts vermelden dat zij zelf
d aar van ge waagde als van een zeer moeilijken,
een zeer bitteren tijd, die evenwel haar
verdere geestesontwikkeling zeer ten goede is
gekomen, en haar veel menschenkennis heeft
gegeven.
In die jaren leerde zij den man kennen, den
eenvoudigen, maar eerlijken en karaktervollen
boer, M. S. Conwright, die later haar man is
geworden. Olive Schreiner had toen reeds
zoo veel naam gemaakt door enkele harer
boeken en door hare dagbladartikelen, dat
Conwright het niet over zich kon verkrijgen
den mooien naam van zijne vrouw te verdon
keremanen en door den zijne te laten vervangen.
Op den huwelijksdag verklaarde hij daarom haar
naam te zullen aannemen en zich voortaan
Mr. Schreiner Cronwright te noemen.
Het leven van deze vrouw, zoo rijk aan
inhoud en zoo vruchtbaar voor de wereld,
op den voet te volgen zou een boekdeel vullen,
daarom kan ik slechts een enkele greep er uit
nemen.
Dan wil ik herinneren aan hare houding en
haar optreden in den Z. Afrikaanschen oorlog,
vele lezers zeker nog wel bekend, toen dit
kleine, lichamelijk zwakke persoontje met den
moed van eene leeuwin voor de rechten der
Afrikaanders en der Inlandsche Volksstam
men optrad.
De beschuldiging" aan het adres der
Engelsche regeering, die zij toen publiceerde en in
Afrika deed verspreiden, deed in kracht
en waardigheid niet onder voor het j'accuse"
van Emile Zola in het Dreifus-proces. Dit
geschrift kostte haar langen tijd hare vrijheid.
Het oord waarheen zij verbannen werd was
voor een Europeaan onbewoonbaar en boven
dien werd zij daar van alle betrekking met de
buitenwereld afgesloten. Geen familielid, geen
vriend, noch brieven of dagbladen mocht zij
ontvangen. Dag en nacht werd zij door
negermannen bewaakt. Als zij over dien lijdenstijd
sprak, herinnerde men zich onwillekeurig
'tgeen zij zegt in een harer Dreams", waarin
zij droomt in den hemel te zijn en aan de
hand van God daar rond te wandelen. Op
de vraag van God of zij in haar hart tegen
niemand wrok voelt, antwoordt zij: Ja, en
nu is het tijd om God te vertellen wat ik
al door van plan was te zeggen, hoe slecht
mijne medemenschen mij hebben behandeld,
hoe zij mij misverstaan hebben, hoe het mijne
bedoeling was grootmoedig en milddadig te
zijn, en zij Hier brak zij dit gesprek af."
Het pijnlijkst was voor haar dat de negers, die
haar moesten bewaken, niet wisten dat zij om
hunnentwille leed, om hunnentwille die straf
onderging en het hunne er nog toe bijbrachten
om de gevangenschap te verzwaren. Op allerlei
wijze, eigenlijk kleinkinderachtig gedoe,
plaagden zij haar dag en nacht. Om geestelijk
niet geheel te gronde te gaan, schreef zij in die
dagen haar boek Woman and Labour" dat ik
reeds noemde.
Vór zij gevangen genomen werd had zij juist
een groot wetenschappelijk werk over de
Vrouw" voltooid, dat geheel pers-klaar in
hare woning in Johannesburg lag. Gedurende
haar verblijf in de gevangenis hebben de
Engelschen den geheelen inhoud van hare
woning verbrand, zoodat een studiewerk, door
jarenlange geestesinspanning verkregen, voor
goed verloren ging.
Deze gevangenschap heeft hare gezondheid,
geestelijk en lichamelijk, dusdanig geknakt, dat
zij daarna nooit meer tot geestelijke inspanning
in staat was. Toen ik haar in 1911 in hare woning
in de Aar" bezocht, was zij, uit een
gezondheidsoogpunt gezien, een wrak. Zwak, nerveus,
asthmatisch, was zij niet bestand tegen
het heete, drooge, stoffige klimaat, waar zij
ter wille van de positie van haar man moest
wonen. Eerst twee jaren later, in 1913,
hebben hare Europeesche vrienden genoeg in
vloed op haar gekregen om haar naar Europa
te doen overkomen.
Aanvankelijk begon hare gezondheid hier
TH.FIMEN-:4«HOED
Hofleverancier - Amsterdam
ULinnUlT 218 ?:? IHUHNIHEI9
TEL NOS. 2040-1881 TEL Na. 1783 Zuid
KOUDE EN WARME SCHOTELS
BATENBURG & FOLMU
| Den Haag ?:? Huijgenspark 22,
SPECIALITEIT:
Verhuizingen onder Garantie
Bergplaatsen voor Inboet/i/s
zeer te verbeteren,'"vooral haar'zenuwgestel
werd sterker, zij kon weder lichte geestesar
beid verrichten. Maar toen zij in Juli 1914,
in Duitschland bij hare vrienden, den Graaf
en De Gravin von Moltke, logeerende, de
uitbarsting van den oorlog bijwoonde, bracht
dit haar weder geheel van streek. In eene
buitengewone opwinding kwam zij daarna
in Amsterdam bij mij, maar na eenige
dagen was het voor haar geestesrust noodig,
haar zoo spoedig doenlijk naar hare familie
en vrienden in Engeland te laten gaan.
Gedurende den oorlog is zij daar gebleven,
maar ook al weder om financieele reden
moest zij dezen zomer naar Afrika
terugkeeren. Zij zelf en ook hare vele vrienden wisten
dat dit haar dood zou verhaasten, maar toch
weigerde zij elke hulp, die haar in staat zou
stellen haar verblijf in Engeland te verlengen.
Sedert den dood van haar lievelingsbroeder,
in 1919, den heer Schreiner, vroeger Gouver
neur van de Kaapkolonie, had zij de lust om te
blijven leven verloren. Haar brieven werden
sedert dien tijd steeds weemoediger en
in haar laatsten brief uit Engeland, roept zij
mij een afscheid ,,for ever" toe. Toch heeft
haar zoo spoedig Volgend doodsbericht hare
vrienden verrast.
Langzamerhand verliezen wij de groote,
intelligente, wereldbekende vrouwen, waarvoor
nog geene plaatsvervangsters zijn verkregen !
A L E T T A H. JACOBS
jfjiiiiiiimiitiiiiKiimiiiiiiiiiiHJijjiiiii niifijfiiriiiiiiiiffiimimiiiiiim/ff
Jettchen Gebert
Jetje Gebert, die tegenwoordig zoo triom
fantelijk over de Nederlandsche planken
marcheert, was in den winter van 1906?07
te Berlin een figuur van gewicht.
Destijds nog niet op het tooneel, maar in
de literatuur. G. H. Borchardt's roman,
die haar naam tot titel had, was het boek van
het seizoen. Op elk gecostumeerd bal (en die
werden er velen gehouden) verscheen min
stens n Jettchen", zooals zij op den omslag
prijkte in een kort japonnetje met strookjes
en pofmouwen, zegge in het costuum van
tusschen 1830 en '40.
JETTCHEN GEBERT
Volgens de kleurteekening op den band van
G. H. tiorchardt's roman
Tot dien tijd ging de auteur in zijn verhaal
terug. Want in dien tijd meende hij de oor
zaken te vinden van het verschijnsel dat hij
wenschte uit te beelden en in helder daglicht
te brengen : de tegenstelling tusschen tweeërlei
Berlijnsche Joden.
'Ruim honderd jaar geleden was er te Ber
lijn een groep van Joden, minder talrijk en
van eenigszins andere afkomst dan de later
uit het oosten immigreerende, maar die zich
lllllllllllllllllllllllHllllllllltllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII
HET PLAN TESCH
Nu heb ik ook al mijn cause célèbre van be
rekening en misrekening even goed als Vis
sering en van Gijn. De zaak is even belangrijk,
misschien nog wel belangrijker, de factoren,
die erbij betrokken zijn, even onzeker en
stellig veel subtieler. Het gaat alweer om het
wel en wee van het Nederlandsche volk, om
een waarlijk rijk en vol leven voor een nog
steeds stijgende millioenenreeks van men
schen, groot en klein.
De zaak is deze. Eenigen tijd geleden
vestigde ik in deze kolommen nog eens weer
de aandacht op den ondergang van het
Nederlandsche landschap en in het bijzonder
van dat der duinen van den vasten wal.
Afzanderij,waterleiding, kanalisatie, tuinbouw,
woningbouw, aanleg van havens en fabrieken
knabbelen allerwegen aan onze duinen, die
in vergelijking met het Polderland er langs
een waar Paradijs zouden zijn, indien zij naar
behooren werden ontzien en behandeld.
Zeer veel van die afknabbeling is onvermij
delijk en noodzakeijk, maar kan toch zoo
georganiseerd worden, dat het beste deel
behouden blijft. Deze organisatie nu ont
breekt geheel, meestal wordt onbedacht veel
meer vernield en vernietigd dan noodig was.
De voorbeelden liggen voor het grijpen, ik gaf
er destijds in mijn opstel een ontstellend
staaltje van. Toch sprak ik de verwachting uit,
dat wij eenmaal een vrij duin zouden kun
nen behouden, eenige duizenden hektaren
groot en gemakkelijk te bereiken voor de
bewoners van Amsterdam. Zaandam, Haar
lem, Leiden, Den Haag. Zoo hebben wij dus
reeds twee factoren voor onze berekening :
Vijfduizend hektaren duin en anderhalf
millioen menschen, direct belang hebbenden.
Als minder direct belanghebbenden komen
daarbij dan alle andere Nederlanders en hun
vrienden en verwanten in alle deelen van de
wereld.
Inmiddels was langs eigen banen Dr. Teseh,
directeur van den Geologischen Dienst, tot zijn
conclusies gekomen. Hij had pas het betrokken
duin in kaart gebracht en weet dus precies
hoe het er mee staat, beter dan eenig ander
mensen ter wereld. Wat hij vond en ondervond
bracht hem er toe, om in het tijdschrift De
Levende Natuur een Noodkreet te plaatsen,
waarin hij eenvoudig en welsprekend wees op
de groote beteekenis van het vrije duinland
schap voor de volksopvoeding en voor de
wetenschap, op de roekeloosheid, waarmee het
wordt vernietigd en op de eenige manier,
waarop het, maar dan ook zeer gemakkelijk,
kan worden behouden. Hij vindt dat het
Nederlandsche Landschap het best beveiligd
wordt voor zoover het in bezit is van de
Vereeniging tot Behoud van Natuur-monu
menten en wekt daarom iedereen op, om door
schenkingen en toetreding als lid of donateur
die Vereeniging in staat te stellen, een
duinfonds te vormen, waaruit die vijf duizend of
meer hektaren duin kunnen worden aange
kocht en beheerd. De persoonlijke daad voor
elk duinminnaar bestaat dus eenvoudig in
het zenden van een brief of briefkaart aan het
secretariaat der Vereeniging tot Behoud van
Natuur-monumenten, Heerengracht 260-00
te f Amsterdam.
De Groote Pers nam deze Noodkreet over
en velen van de millioenen lezers zullen wel
gezegd hebben : hé, ja, dat moesten ze doen".
Anderen hebben gezegd : dat moesten we
toch eigenlijk doen" en nog anderen hebben
het gedaan, dadelijk en goed, zoodat er op
de Heerengracht a! zoo'n fondsje aan bet
groeien is. Ook hebben de groote bladen
afzonderlijke artikelen aan de zaak gewijd
o.a. de Telegraaf en ook het Nieuws van den
Dag in zijn Ochtendblad van 19 Januari.
Het Nieuws is altijd een groot vriend geweest
door fijne beschaving een geachte positie
hadden weten te verwerven. Men denke
slechts aan Mozes Mendelsohn, die Lessing
tot zijn Nathan" heeft geïnspireerd en tot
wiens jongere familieleden Felix Mendelsohn
Bartholdy behoorde; aan Rahel Varnhagen,
geboren Levin; aan Dorothea Veit, in wier
drukbezocht salon Schleiermacher zich zoo
behaaglijk placht te voelen, dat hij er weke
lijks gaarne een paar uur gaans, met een
lantaarntje, door Berlijn's toen heel slecht ver
lichte buitenwijken voor over had. Hoe komt
het dat die groep, die kern, zich later niet
karakteristieker heeft doen gelden?
! Op deze vraag heeft de auteur, in zijn roman,
een antwoord trachten te geven.
Jettchen Gebert behoort tot die kern. Zij
is, in haar familie, de laatste gezonde repre
sentante er van. Haar oom Jason Gebert
kan ook eenigszins als een representant ervan
gelden. Maar hij is en hij voelt zich te
zijn in alle opzichten een decadent: een
type van een overwonnen menschensoort.
Hij betreurt dit; maar hij is te zwak om er
tegen in te kunnen. Hij filosofeert, critiseert,
pluist te veel over het geval om praktisch te
kunnen ingrijpen.
Bij gelegenheid dat hij aan een
germaanschen vriend zijn hart over deze dingen uit
stort, en zijns vaders verfijnden geest roemt,
zegt hij van Jettchen :
Eén van ons heeft nog iets van den ouden
heer. Zij lijkt ook het meest op hem. Maar
ze halen het meisje neer. U kunt het misschien
niet gelooven, maar het is tusschen ons een
stille strijd op leven en dood : tusschen de
Geberts en de Jacoby's. Het is alsof we aan
weerskanten aan een touw trokken, zooals bij
Vader Jahn in de gymnastiekles. En de ande
renworden overwinnaars. Van mijn broers heb
ben ze zich door huwelijk meester gemaakt".
Die anderen", die aan het langste eind
trokken, vertegenwoordigen de uit Silezië
en Posen naar Berlijn stroomende Poolsche
Joden. Zij zijn zooveel sterker van lichaams
gestel, en zij komen in zoo groote getale.
dat de stroom voor de Geberts te zwaar
wordt om er tegen in te waden, of te zwemmen
of te roeien of te zeilen.
In den roman zien wij een staaltje van dit
drama zich typisch afspelen.
Salomon en Ferdinand Gebert zijn met
Jacobys getrouwd en ondervinden daarvan
de gevolgen. En nu willen ze Jettchen dwingen
om ook een Jacoby te trouwen : een jongen
neef, pas geïmporteerd uit zijn geboorte
streek, waar hij Joel heette. Ofschoon deze
naam, bij zijn komst in de Rijkshoofdstad,
aanstonds in Julius veranderd wordt, legt
hij daarom nog niet even vlug zijn aange
boren eigenschappen af ; en deze zijn van dien
aard dat Jettchen, na de huwelijksinzege
ning, in bruidscostuum van het bruilofts
maal wegvlucht, omdat het haar onmogelijk
is, dien man toe te behooren.
Hiermee eindigt het tooneelstuk; en dit is
in zeker opzicht werkelijk een slot. G. H.
Borchardt, die zelf het verhaal voor het
tooneel bewerkte, wist wel wat hij deed, met
het daarbij te laten.
De roman heeft intusschen nog een tweede
deel, waarin ook weer veel interessante scènes
voorkomen, consequent in dezelfde lijn.
Jettchen zoekt en vindt een toevlucht bij
Oom Jason, die haar volkomen begrijpt;
en terwijl zij in zijn woning haar intrek heeft
genomen, weet hij met veel moeite en gelde
lijke offers een echtscheiding te bewerken.
Nu acht hij het vanzelf sprekend, dat zij
haar germaanschen minnaar accepteeren zal.
Maar ziet, dan ontdekt Jettchen dat zij per
slot veel meer van oom Jason zelf houdt.
En dit conflict brengt haar zoo in verwarring,
dat zij zelve een eind maakt aan haar leven.
Het schijnt mij toe, dat de auteur niet.tot
die fatale oplossing besloten zou hebben, als
hij niet was gebonden geweest door
een voorwoord voor de eerste editie van het
eerste deel. Daarin toch geleidt hij zijn aan
staande lezers naar een der vele kerkhoven,
waarvan de onverwachte groenheid den be
zoeker treft, die toevallig in oud-Berlin iets
te doen heeft". Daar wijst hij dan een steen,
VERMOUTH Dl TORINO
la quaüteit. f 1.60 per flesch.
WIJN HANDEL DE BARBAHSON Amstal 51
van Natuurmonumenten en toont dat ook
nu, maar schrikt ten slotte voor den omvang
van liet plan en verwijst de verwerkelijking
ervan naar de Overheid. Ik vind het slot van
dat hoofdartikel zoo belangrijk, dat ik het
hier laat overdrukken met eenige
onderstreepingcn mijnerzijds, die ik even kort wil
toelichten.
Maar n bedenking moet ons toch van het
hart.
Wat hier voorgesteld wordt is niet genoeg.
,.En nu weten wijjwel,dat de vereeniging met
liet mooie doel en den leelijken naam (V. t.b.v.
Natuurmonumenten) naijverig is en terecht
op haar volkomen onafhankelijkheid, en
dus liever op de vrijgevigheid van particu
lieren een beroep doet dan op den steun van
autoriteiten. Maar 't geldt hier wat anders
dan broedplaatsen op Texel of het
Naardermeer of een bosch of twee drie (waarmee
toch al flinke kapitalen gemoeid waren);
er is hier sprake van een strook grond die,
ruim afgebakend, haast een halve provincie
zou beslaan, bovendien van een vrijwel geheel
improductief gebied. Ook al zou men maar
enkele bijzondere plekken duin willen reser
veeren en daarmee ware aan de behoefte
der bevolking toch nauwelijks voldaan
dan is toch, dunkt ons, een zaak als deze te
veel omvattend, om zelfs door een zoo goed
ingerichte en geleide vereeniging als Natuur
monumenten" alleen te worden opgezet en
in stand gehouden. Al traden nu tienduizend
leden met gemiddeld f 5 's jaars toe (en zoo
hoog zal de verwachting nauwlijks gespannen
zijn, in dezen tijd van beginnende malaise
en voortgaanden belastingdruk) dan zou dat
nog maar f 50,000 's jaars onzekere rente
zijn, en daar doet men haast niets mee, in de
beoogde richting.
Aan AcOvcrlieid moet het duidelijk worden,
dat met het plan Tesch of een dergelijk plan
een der hoogste belangen, ook voor de toe
komst, van het Nederlandsche volk gemoeid
is, en dat zij dus den plicht heeft, bij te springen
gen. Hoe, daar zal nog over te praten zijn."
Nu mijn commentaar. Haast een halve
waarin met gekrulde letters staat gegrift, dat
hieronder ligt begraven : Henriette Jacoby,
geb. Gebert, die den Ten Mei 1812 het licht
zag en den 3en October 1840 overleed,"
Hierdoor was dus vooruit vastgesteld dat de
heldin van het verhaal niet ouder dan ruim
28 jaar mocht worden.
Merkwaardig is dat dit voorwoord in al
de talrijke latere edities weggelaten is. Hoogst
waarschijnlijk had de schrijver er achterna
spijt van, Jettchen aldus tot zulk een vroegen
dood gedoemd te hebben.
GEERTRUIDA CARELSEN
Fraaie Vingers en Nagels
De dames die zich kunnen beroemen op
haar zachte witte handen volgen niet meer de
drastische methode, met handschoenen aan
te slapen, doch zij maken het zich tot gewoon
te, lederen avond de huid der handen en elle
bogen in te wrijven met cold cream en het
overmatige vet met een zachten handdoek te
verwijderen, lederen dag dienen, nadat de
vingertoppen in warm water geweekt zijn, de
nagelriemen (dwz. de huid rondom het maan
tje" der nagels) met een oranjehouten nagelstok
te worden teruggedrongen totdat de maantjes
duidelijk zichtbaar zijn. De nagels moeten in
een gebogen lijn op de juiste lengte gevijld
worden, en daarna gepolijst met een met zeem
leder bedekten polissoir en wat goede mani
cure-poeder. Vlekken kunnen van de vingers
verwijderd worden met citroen of puimsteen.
Vele handen worden bedorven doordat de nagels
te rood geverfd worden en tot klauwachtigc
punten geknipt. Het staat afschuwelijk wan
neer van puntig geknipte nagels de punten
verre boven de vingertoppen uitsteken.
Wanneer de nagels broos zijn, kan veelal
een druppel slaolie, aangebracht aan de basis
van iederen nagel, dit euvel verhelpen. Doch
broze nagels zoowel als die met witte stipjes
zijn gewoonlijk het gevolg van een of ander
mankement in den gezondheidstoestand,
zoodat deze in de eerste plaats dient te worden
verbeterd.
Zorgvuldige behandeling verhoogt de kenne
lijke schoonheid der handen. Niet aile
tooneelspeelsters of danseressen hebben kleine,
goedgevormde handen, doch zij gebruiken ze
op zoo gracieuze wijze dat allen fraaie handen
schijnen te bezitten. Op een vermaarde school
waar jonge meisjes voor het tooneel en het
ballet worden opgeleid, vormt een belang
wekkende serie oefeningen met de handen een
gedeelte van den geregelden cursus. De eerste
oefening, bedoeld om de houding der polsen te
verbeteren, bestaat in het zijwaarts opheffen
der armen met de pols hooggehouden en de
vingers losjes neerhangend, alsof er water
druppels van de vingertoppen druppelen."
Wanneer vervolgens de armen langzaam om
laag gaan, laat men de polsen neer, terwijl de
vingers, welke nog in een gemakkelijke, on
gedwongen houding blijven, worden opge
heven, dit alles zoodanig dat de geheele be
weging geleidelijk en zonder eenigerlei rukken
geschiedt. De tweede oefening bestaat hierin,
dat duim en middelvinger gebogen worden tot
dat de toppen elkander net eventjes raken :
een aardige rusthouding voor de handen eener
danseres ; deze worden vervolgens boven het
hoofd geheven totdat de pinkzijde der hand
binnenwaarts gericht is, naar de leerlinge toe,
en de duim buitenwaarts, dus naar den kant
van het publiek. Hierdoor wordt de smalle zijde
van de hand aan de toeschouwers vertoond,
waardoor dezen tot de conclusie geleid
worden dat de hand kleiner is dan in werkelijk
heid het geval is. Laat nooit, tenzij ge een
ongewone emotie wenscht uit te drukken, de
geheele uitgespreide hand aan de toeschouwers
zien en houd de vingers niet in een kramp
achtige positie, doch in een ongedwongen
houding. H.
OELOF ftlTROEN
? DEN HAAG - PLAATS 23
U
KALVERSTRAAT 1
Amsterdam
OPGERICHT 185O
TELEFOON 658 N.
firma M. J. GOUDSMIT
PAARLEN, BRILLANTEN
'Goud, Zilver en Horloges
Uitsluitend eerste kwaliteit
provincie is wel wat te veel. Met vijftig of laat
ons zeggen tachtig vierkante kilometer kunnen
wij aan de behoeften der bevolking wel voldoen.
Vergeet niet dat wij bij Schoor! en op de
Noordzee-eilanden ook weer mooie duinen
hebben in het Staatsdomein.
De improductiviteit is geen bezwaar.
Wij geven ons meeste geld uit aan
improductieve dingen : voeding, kleeding, boeken,
muziek, reizen, verrekijkers, sterrekijkers.
Waarom dan ook niet aan duinen? Ook onder
vinden wij aan onze tegenwoordige Natuur
monumenten, dat ze maar zeer zelden impro
ductief zijn.
Maar nu die tienduizend leden. Waarde
Easton, hier herken ik je niet en jij moest mij
beter kennen. Mijn verwachting nauwelijks
zoo hoog gespannen ! Wel, veel en veel hooger !
Het wordt nu toch waarlijk tijd, dat het Neder
landsche Volk deze dingen niet langer als
toeschouwer aanziet, maar dat het zegt : ik
wil meedoen". De Rijwielbond heeft al over
de vijftigduizend leden. Ik reken er op, dat de
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu
menten het binnen niet al te langen tijd tot
honderdduizend brengt. Maar dan moet het
Nieuws blijven helpen en geen
koudwaterzaakje opzetten. Mijn groot verdriet is, dat
de beweging voor het behoud van Natuur
monumenten nog altijd niet populair is.
Aan lof ontbreekt het ons niet, maar de mid
denstanders en de arbeiders voelen nog lang
niet duidelijk genoeg, dat het hun eigen belang
en hun plicht jegens de nakomelingschap is,
om ons streven blijmoedig te steunen. Ieder
die zich ergert aan de afsluiting en vernieling
der duinen kan daar een eind aan helpen
maken door zich aan te sluiten bij de Vereeni
ging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Wij hebben goede vrienden, die steeds leden
voor ons werven: een hunner heeft er reeds
tweehonderd ingezameld. De Zwitsersche
Vereeniging telt nu dertigduizend leden,
waarom zouden wij er niet driemaal zooveel
hebben, ais ook maar hier, evenals daar, de
winkeliers, de ambtenaren, de arbeiders hun
penningske willen offeren. En wie werkelijk
diep voelt voor deze dingen, laat zich niet
intimideeren door malaise noch door teleur
stellingen in salarisregeling.
Aan de overheid denk ik steeds met ge
mengde gevoelens van sympathie en vertwij
feling en het zijn in het bijzonder de Gemeen
tebesturen van kleine plaatsen die mij
slapelooze nachten bezorgen. Ook weet ik, dat als
wij er nu nog over beg nnen moeten te praten,
hoe de Overheid een voldoende hoeveelheid
duin zal behouden, er al geen behoorlijk duin
meer te behouden valt, eer die praterij is
afgeloopen.
Neen, Nieuws, moed houden ! Maak het
uw melkboer duidelijk, dat het prettig is, om
bij te dragen in het Duinfonds. Die heeft
(vrouw voorbehouden) vrijer beschiklung over
de financiën dan de Minister.
Als ik mijn kleinzoon Hans, die nu al ander
half jaar oud is, zie spelen met wollen paard jes,
flanellen konijnen en houten eenden, dan
denk ik wel eens met angst er aan, dat over
eenige honderden jaren ook de opgegroeide
menschen zich in hoofdzaak te vergenoegen
zullen hebben met fantaisie en namaak. Maar
dat behoeft niet zoo te zijn, als wij nu nog
maar tijdig toetasten.
JAC P . T n Y s s i:
iiiiHiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii iiiiiui
?uiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
SN.V. Kon. Kweekerij I
|?MOERHEIM"|
| v.h. B.RUYS-Dedemsvaart |
l levert boven tien gulden
| FRANCO |
I station van bestemming j
iïllIlllllllIllllllMIIllllllllItllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllinilllItllIlllllllIllllttl