De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 29 januari pagina 9

29 januari 1921 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

29 Jan. '21. No. 2275 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Prof. N. VAN WIJK, Geestelijk leven en Letterkunde in Rusland gedurende de negentiende eeuw. Na eerst in de Hoofdmomenten" de be langrijkste vier Russische schrijvers besproken te hebben, gaat Prof. v. Wijk er in een tweede deeltje toe over, eenige andere auteurs te behandelen. Dadelijk staan wij hier voor een subjectieve keus. Wie toch dienen als de meest typische representanten beschouwd te worden? Ik wil er dadelijk op wijzen, dat in deze deeltjes over de Russische cultuur en letterkunde Lermontow niet de plaats krijgt, die hem toekomt. Want, afge scheiden nog van het feit, dat er na Poeschkin in Rusland geen zuiverder, geen edeler lyriek geschreven is dan door dezen zoo vroeg ge storvene, welk een beteekenis heeft niet zijn roman Een held van onzen tijd" op het Russisch geestesleven gehad? Prof. v. Wijk ziet zich dan ook herhaaldelijk gedrongen dien hoofdpersoon van dit boek Petchorin ter sprake te brengen, maar juist daarom treft het den lezer als een pijnlijk gemis, dat aan Lermontow geen apart hoofdstuk is gewijd. Men moet overigens den schrijver vollen lof toekennen voor de wijze waarop hij zijn moeilijke taak vervuld heeft, moeilijk ook hierom, wijl hij zoo vaak over schrijvers en boeken spreken moest, die hier ternauwernood bekend zijn. Wie in Holland kent b.v. Saltykow Schedrien? En toch ontzegt men zich een groot genot. Wel veronderstelt de lectuur van dezen striemenden satyricus er is iets in hem, dat aan Multatuli doet denken een tamelijk groote kennis van Russische toe standen uit het midden der vorige eeuw, maar het is juist de verdienste van van Wijk, dat hij in zijn opstel over dezen auteur den onin gewijde den weg aanwijst. Het wil mij ondertusschen voorkomen, dat hij buitenlandsche gidsen, die dit terrein reeds verkend hebben.soms al te zeer overschat. Zoo vinden wij ook hier het groote boek van Masaryk Ruszland und Europa" schier uit bundig geprezen. Natuurlijk moet iedereen bewondering voelen voor de ontzagwek kende kennis, die hier verwerkt is, voor de objectieve wijze, waarop Masaryk de meest heterogene elementen in het Russische geestes leven analyseert en bloot legt, doch men be hoeft een boek als dit maar even te verge lijken met de prestaties van de groote cultuurhistorici op hun gebied ik noem namen als Burckhardt, Taine, Dilthey, Lamprecht om in te zien hoeveel hier nog ontbreekt. Maar men kan hier dadelijk aan toevoegen, dat het eerste werk in grooten stijl over Rusland in West-Europa nog geschreven moet worden en dat alleen de Vogüin zijn Roman Russe" iets van deze superieure qualiteiten vertoont. Daarom is mij dan ook van Wijk's boek, dat niet met dergelijke hooge pretenties optreedt, veel liever dan vele zwaarwichtige verhandelingen, die ten slotte den toets van de kritiek toch niet kunnen doorstaan. Gaan wij de verschillende hoofdstukken na, dan blijkt de inleiding op Toergenew al bijzonder gelukkig. Want om de hoofdperTHE FUTURE OF MEDICINE" VAN MACKENZIE sonen uit Toergenew's boeken te begrijpen is het nu eenmaal noodig, dat men de Rus sische geestesstroomingen uit het midden der 19e eeuw kent, dat men weet op welke wijze de Russische philosophen en sociologen de Westersche ideeën verwerkt hebben. De groote figuren uit die dagen zijn Belinsky, Herzen en Tschernitchewskie en om hen heen groepeeren zich anderen van bijna even groote beteekenis. Al die personen doemen voor onzen geest op. We zien ze op armelijke zolderkamertjes gebogen zitten over de wer ken van Hegel, Feuerbach en anderen. En iedere formule wordt onder hun handen levende werkelijkheid, want ze zijn bereid om iedere philosophische stelling tot haar laatste consequentie door te denken. En zelfs de star-doodsche philosophemen als dit niet reeds een te groot woord ware voor die vlakheden van een Moleschott, een Büchner en tutti quanti gaan hier hun grauwheid verliezen, want hier behooren de dragers tot dat soort van atheïsten, zopals Oscar Wilde zich die voorstelde, toen hij sprak van godloochenaars, die een tempel willen oprichten, voor den God, die niet bestaan zou. Met al die figuren maken wij kennis in de inleiding op Toergenew en ook de pagina's die Prof .van Wijk aan dezen veelgesmaden.maar toch zoo heel belangrijken schrijver wijdt, getuigen van groote kennis en warme liefde al wil het me dan ook voorkomen, dat er hier een zeer tastbare onvolledigheid te constateeren valt. Toergenew is het type van een zapadnik d.i. een Rus, die in de overtuiging leeft, dat het zijn eerste plicht is om de levende sappen van de Westersche cultuur in zich op te nemen. Nu weten wij allen, dat Toergenew In een belangrijke periode van zijn leven ge regeld in de cénacle van Flaubert vertoefde, dat hij hier denkbeelden over stijl, compositie, woordenkeus leerde kennen, die tot dusver in Rusland geheel onbekend waren en dat menin zijn latere romans zeer zeker dien in vloed bespeuren kan, nergens wellicht duide lijk dan in zijn roman Now (Onbetreden land), dat al dadelijk herinneringen aan de Education sentirrtentale wakker roept. Ik herhaal: iedere beschouwing over Toergenew blijft onvolledig, die deze omstandigheden buiten bespreking laat. En stap voor stap gaan we nu aan de hand van v. Wijk verder in de Russische literatuur geschiedenis tot we ten slotte bij den belang rijken figuur van Tsjechow komen. * We wisten het reeds uit vroegere publica ties van Prof. v. Wijk, dat deze schrijver zijn bijzondere belangstelling heeft en zoo laat ook dit laatste hoofdstuk zich zeer aangenaam lezen. Een aarzelende vraag komt in ons op: overschat van Wijk Tsjechow niet als dramaticus"? In ieder geval zou ik een passage op pag. 136: hij (Tsjechow) was de grootste dramaticus van zijn tijd" alleen dan kunnen aanvaarden, wanneer men hier de woorden in Rusland" bij denkt. Want niemand ter wereld zal hem als tooneelschrijvermet Ibsen op n lijn kunnen stellen. Is het na al het vele, dat ons hier geboden wordt, geoorloofd toch nog een desideratum uit te spreken ? Waarom verzuimde Prof. v. Wijk bij de be handeling van Tsjechow dat te doen, wat hij bij Toergenew zoo voortreffelijk volbracht had ? Want ook Tsjechow is eerst dan volledig te begrijpen, indien men rekening houdt met de geestesstroomingen van zijn tijd. En nu is er eene die Tsjechow direkt of indirect beïnvloed moet hebben, een geestesrichting, Wanneer een groot man, als Mackenzie on getwijfeld is, een man, die op een bepaald gebied van ons vak zeer origineel werk heeft geleverd, op rijperen leeftijd er toe over gaat een boek te schrijven als The future of Medicine" dan moet dat boek ons interesseeren. Natuurlijk brengt het ons in hoofdzaak teleurstellingen. Het moet teleurstelling bren gen, omdat wij steeds weer vergeten, dat de grootste domheden door de grootste geleerden worden geschreven. Deze waarneming heb ik gedurende den oorlog gedaan en steeds weer bevestigd ge zien. Ieder van ons heeft in den oorlog onzin ver kocht, ieder had een theorie : de Duitschers zouden winnen, de Engelschen zouden winnen, Amiens zou vallen, Verdun zou niet vallen. Allen hadden we een meening, en al die mee ningen waren geweldig dom; de eenige die een juiste meening had, was degene, die zei dat hij er geen had. Maar tot diegenen behoorden de geleerden, mijn ervaring gaat natuurlijk voornl. over onderzoekers op natuur-weten schappelijk gebied, meestal niet, Ik heb meeningen gehoord van mannen met wereld-reputatie op ons gebied !... .Menschen, die urenlang door een microscoop kunnen kijken voor ze zich durven uitlaten of een bepaalde cel zijn uitloopers zoo of zoo uit zendt, menschen, die met de grootste nauw gezetheid elk woord overwegen wanneer het betreft zaken, waarvan ze wél verstand hebben, waarin ze zich dertig jaar lang hebben ingeleefd. Diezelfde menschen be slisten in drie seconden of Verdun zou vallen of niet; diezelfde menschen wisten veel beter dan eenige expert op marine-gebied, of duikbooten enz Om op Mackenzie terug te komen. Mackenzie is ongetwijfeld een van de meest merkwaardige artsen, die ooit bestaan hebben. Mackenzie is thans sedert jaren professor in de interne geneeskunde in Engeland en heeft op een bepaald gebied der hartziekten dat der polsonregelmatigheden voortreffe lijk werk gedaan, pioniersarbeid verricht. Het werk waardoor hij beroemd is geworden, heeft hij gedaan, niet in een groote kliniek, niet in een laboratorium, maar als gewoon (d.w.z. als zeer ongewoon) praktisch arts. Wat deze man in een drukke praktijk tot stand heeft kunnen brengen, is haast ongeloofelijk. Hoe hij gewerkt heeft en hoe ont zaglijk veel hij heeft moeten werken, daar van krijgt men zeker een goed beeld, indien men zijn future of medicine" [leest. Daarom alleen reeds is dit boek zeer de moeite waard. Mackenzie heeft een aantal grieven tegen Vrije Heerenhuizen TE KOOP 1e Amsterdam Direct te aanvaarden Omtrek Overtoom N.V. Bouw- en Exploi tatie Mij. Philomens" Hoofdweg 73 H. Sloten N.-H. DE OUDE ZAK Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck die juist in zijn dagen (later ook nog) zoo diep wortel had geschoten in Rusland ik be doel het wijsgeerig pessimisme.Had Prof.v.Wijk hierop tenminste maar even gezinspeeld, dan ware hij wellicht ook nog in de gelegenheid geweest een zoo belangrijke figuur als den wijsgeer Solowjew hierbij ter sprake te bren gen. Want deze heeft zeer bewust zijn geestes verwantschap met von Hartmann ingezien en erkend en al is hij later vaak van hem afgeweken, de beteekenis van dezen philosoof voor Solowjew mogen wij toch niet onderschatten. Waaraan wij dan dadelijk toe voegen dat wij gaarne een derde boek van Prof. v. Wijk verwachten, waarin ook met deze en nog eenige andere factoren rekening wordt gehouden. S. VAN PRAAG * * * Dr. S. CUPERUS, Kerkelijk leven deiHervormden in Friesland tijdens de Republiek, tweede deel, De gemeente. Leeuwarden, Meyer en Schaafsma, 1920. Met het tweede deel is het lijvige werk over de Friesche Hervormden tot 1795 van dr. Cuperus compleet. Enkele jaren geleden promoveerde hij cum lande op zijn eerste deel : De Predikant. In de laatste jaren zijn een drietal boeken verschenen over gewestelij ke kerkelijke toestanden. Dr. Wumkes schreef over de Groningsche Ommelanden, Joosting en Knappert schreven over Drente. Van deze drie is ongetwijfeld het boek van Cuperus het belangrijkste. Het is een goudmijn van anecdoten op kerkelijk gebied en het geeft zoo verbluffend veel, dat men respect moet hebben voor zooveel ijver en volharding bij het door lezen van tallooze synodale en classicale notulen. Vermoedelijk zal dit boek, al is het bij lange na niet zoo smakelijk geschreven als dat van Wumkes, vooral in Friesland vele lezers vinden. Wel zal het resultaat daarvan zijn dat zijn lezers allen eerbied voor ons voorge slacht verliezen, als zij ontdekken hoe'n zootje het oudtijds geweest is. Inderdaad is dit woord zootje nog vriendelijk bedoeld. Men kan zich in onzen tijd haast niet indenken, dat zooveel wangedrag in ons Calvinistisch kerkelijk leven mogelijk was. Daarom juist is het boek zoo leerzaam. Wij leeren wat waarde gehecht worden mag aan dien goeden ouden tijd". Het tweede deel behandelt : den kcrkeraad, doop en avondmaal, de kerk en het huwelijk, de kerk tegen de volkszonden, kerkelijk opzicht en tucht, de kerk tegen de ketters, kerk en school, kerk en staat; zendingswerkzaamheid. Van deze hoofdstukken lijken mij de behan deling van den strijd tegen de volkszonden, tegen sexueele misdraging en tegen Roomschen en Doopsgezinden de meest interes sante. Enkele aanmerkingen wil ik niet ver zwijgen. Het boek is onvoldoend gecorri geerd en het register is gebrekkig, terwijl het papier slecht is. Ook treft mij thans veel meer de moderne opvattingen der therapie. Elke ziekte kan worden ingedeeld in vier stadia. In het eerste stadium zijn er nog maar zeer weinig verschijnselen ; in het tweede stadium zijn deze zoo uitgesproken, dat ze duidelijk kunnen worden herkend ; in het derde stadium zijn ze zoo ernstig, dat hulp haast niet meer mogelijk is, en in het vierde stadium is de patiënt dood en onderzoekt de patholoog anatoom wat de oorzaak van den dood is geweest. Omtrent het vierde en derde stadium zijn we vrij goed ingelicht, zegt Mackenzie, omtrent het tweede, maar vooral omtrent het eerste weten we haast niets. En toch zijn dat verreweg de belangrijkste. Het eerste stadium is dat waarin de patiënt het eerst den arts bezoekt. Hij heeft dan wel eenige klachten, maar weinig of geen positieve verschijnse len en de arts weet niet wat het worden zal, hij wacht tot de duidelijke verschijnselen zich demonstreeren en dan is het meestal te laat, volgens Mackenzie. Wij moeten de ziekten herkennen, voordat het te laat is en om dat te kunnen doen moeten we de ziekten bestudeeren met den grootsten ijver en het grootste geduld, niet in het vergevorderde stadium, waarin we ze in de klinieken meestal aantreffen, maar heel in het begin van de ziekte. En de eenige die dat kan, is de praktische arts. Hij alleen krijgt een patiënt bij zich, zegt Mackenzie, met een schijnbaar onbeduidende klacht, die later de voorbode blijkt geweest te zijn van een ongeneeslijk lijden. Wij moeten, om die klachten op juiste waarde te leeren schatten, nagaan hoe zich daaruit de ziekte ontwikkelt en hoe die dan verder verloopt. De praktische arts is de eenige die de gelegenheid heeft om met zijn medische kennis werkelijk iets bruikbaars te bereiken, dat is de geest van Mackenzie's boek. Dat het inderdaad kan voorkomen dat de praktische arts iets degelijks tot stand brengt, dat heeft Mackenzie door zijn eigen leven be wezen. Hij heeft zich in een zeer drukke prak tijk geworpen op een speciale studie der hart ziekten. Buitengemeen belangwekkend is hoe hij beschrijft de geweldige moeilijkheden waar voor hij kwam te staan. Alles wat no'odig was heeft Mackenzie zich zelf in de praktijk verschaft: het materiaal, de patiënten, de noodige registratie-toestellen, buitengemeen primitief in het begin, meer gecompliceerd en bruikbaar later, en ten slotte het inzicht in het ontstaan der hartonregelmatigheden, de beteekenis van "verschijnselen, van schijnbaar zeer onbeduidende verheffingen in de pols curven, opgenomen met een zeer onvolledig apparaat, de verklaring, de hypothese, de theorien. Dat alles heeft Mackenzie zich ver schaft, terwijl hij had een groote praktijk als gewoon praktisch arts. Later is hij hoogleeraar in de interne geneeskunde geworden, heeft een groot boek geschreven over hart ziekten en is nu een beroemdheid op dit gebied. Naast de vele andere zaken die hij heeft ge schreven is nu verleden jaar The future of medicine" verschenen. In hooge mate boeiend en belangwekkend is ik zeide het boven reeds om te vernemen, hoe hij zijn arbeid heeft verricht. Belangwekkend is het om te zien hoe hij met geringe hulpmiddelen, zonder laboratorium zou veel en veel meer tot stand Dit zakje heeft zijn besten tijd gehad. dan in het eerste deel,dat de schrijver zijn stof te weinig chronologisch geschift heeft. In elk onderdeel worden door elkaar de voorbeel den uit twee eeuwen geciteerd (op twee blad zijden in deze volgorde: 1597, 1608, 1591, 1727, 1607. 1666, 1688, 1612, 1621, 1602, 1674, 1642, 1690, 1659). Het boek zou beter tot zijn recht gekomen zijn, als de schrijver zijn voorbeelden telkens naar tijdvakken had gegroepeerd : tot 1619 (synode van Dordrecht), 1648 (vrede van Munster) einde der 17e en midden der 18e eeuw. Bij een dergelijke verdeeling zou scherper aan 't licht zijn gekomen, hoe allerlei verkeerde toestanden allengs verbeteren en misbruiken afnemen. In n opzicht meen ik te moeten af wijken : dr. Cuperus vindt, dat de uitoefening van de tucht langzamerhand verslapt (blz. 111). Hierin is hij eenstemmig met verschil lende schrijvers over kerkelijke toestanden in de 17e en 18e eeuw. Was dat zoo inderdaad, dan zou het moreele peil moeten zijn gedaald. Het omgekeerde is zeer stellig het geval. Dat peil is belangrijk verhoogd. Er wordt hoe langer hoe minder tucht uitgeoefend, omdat de toestanden veel beter geworden waren, juist door de strenge tuchtuitoefening mede. Men kan wel zeggen, dat ergerlijkheden, die vroeger als 't ware epidemisch voorkwamen, in de 18e eeuw sporadisch werden of althans niet meer openlijk werden bedreven. Doch deze aan merkingen zinken in het niet tegenover het verdienstelijke van den arbeid van dr. Cuperus. Zijn boek mag aanspraak erop maken, dat het niet alleen door theologen, maar ook door leeken wordt gelezen. Elk ontwikkeld gemeentelid is ten volle in staat het boek te verwer ken. Daarom mag de hoop worden uitge sproken, dat het boek ook wordt gekocht. K- Vos bracht dan wij met de meest uitgebreide hulp middelen, in goede laboratoria en klinieken te voorschijn brengen. Maar daarmee eindigt voor mij de charme van dit boek. Wanneer ik gedurende den oorlog het voorrecht had een wetenschappelijk man van grooten naam te spreken, dan kreeg ik altijd de kriebel als hij over duikbooten begon, omdat ik meende dat ik den onzin, die dan loskwam, ook wel zelf had kunnen bedenken en zoo is het ook met Mackenzie's future of medicine." Was het bij een autobiographie gebleven, had hij ons maar nog veel meer van zijn leven verteld, van zijn moeilijkheden, zijn strijd en zijn overwin ning ! Nu krijgen we eerst een kritiek up de opleiding van artsen, op de kennis van de stu denten, de artsen, de leermeesters. Nu ja, dat alles deugt niet, dat weten we allen wel, wij artsen zijn niet ideaal en onze opleiding nog veel minder. De oorzaak van het gebrek aan kennis bij de artsen, de oorzaak van de geheele malaise is dat niet alle medische professoren zijn voort gekomen uit de praktische artsen, zooals Ma ckenzie zelf. En stuk voor stuk krijgen wij allen, alle ver tegenwoordigers voor een bepaald medisch vak, een veeg uit de pan. De anatoom leert de studenten veel te veel details die ze niet - en te weinig zaken die ze wel noodig hebben ; de physioloog eveneens ; de pharmacoloog wordt bijna heelemaal ter /ijde gesteld ; dierexperimenten leeren niets, de eenige manier om een geneesmiddel te leeren kennen, is 't geven aan een zieke om dan daarna waar te nemen wat er gebeurt, en dat kan alleen de praktische arts die jarenlang denzelfden patiënt behandelt. De klinische hoogleeraren dengen heelemaal niet. Als ik schoenen te repareeren heb, zegt Mackenzie, of het maken van schoenen wil leeren dan ga ik naar een schoenmaker, een die verstand van schoenen heeft, maar als en arts wenscht onderricht in het behandelen van zieken neemt hij als leermeester iemand die nooit artsenpraktijk heeft gedaan en dus er niets van weet. Dan komen onze laboratorium-methoden. Men heeft, gedurende de laatste tientallen van jaren, gemeend de geneeskunde op een meer exacte basis te kunnen stellen door een aantal min of meer gecompliceerde laboratoriummethoden in gebruik te nemen en we kunnen thans de syphilis diagnostiseeren in het la boratorium, we kunnen onderzoekingen doen met X-stralen, we kunnen hij stofwisselings ziekten tal van onderzoekingen op urine e.a. excrctcn verrichten, we kunnen den bioedsdruk meten en in getallen uitdrukken, enz. enz. We meenen dat dit alles ons iets verder gebracht heeft; dat we iets dichter komen bij ons doel n.l. te weten, precies, wat een zieke mankeert, en te weten, precies, wat er aan te doen. Mackenzie vindt de meeste van die dingen onzin, de praktische arts kan ze niet toepassen, dus, die heeft er niets aan en de man die deze methode wel kan toepassen is geen praktisch arts dus weet niets van de ziektekunde af, dus ook voor hem, zijn ze nutteloos. En nu staat onze heele medische wetenschap, vooral het geheel theoretische deel ervan, de specialisten enz. (de specialisten weten eerst recht niets, die zijn nok al geen praktische artsen) geheel uitgekleed. De eenige die een jas aan heeft, is de praktische arts. Als hij, de praktische arts zelf het maar geloofde ! Der langen Rede kurzer Sinn, is, dat Ma ckenzie een geniaal man is en dezulken kunnen altijd en overal geniaal werk doen, ze kunnen het in de praktijk, als praktische artsen, en ze kunnen het zelfs als professor. Mackenzie was nu toevallig praktisch arts, toen hij zijn werk begon en nu meent hij, dat hij dat werk heeft kunnen doen, omdat hij prak tisch arts was. Mackenzie heeft geniaal werk gedaan en nu spreekt hij over duikbooten in casu de medische opleiding. Een enkel voorbeeld uit Mackenzie's boek. Er zijn een aantal ziekten waarbij de patienten een harden gespannen pols hebben, een hoogen bloedsdruk enz. Een ervaren arts kan, hetzij hij praktisch arts is of een kliniek heeft, alleen reeds door den pols te voelen de spanning in den pols van den patiënt waarnemen en de beteekenis daarvan beoordeelen. Dit polsvoelen echter is buiten gewoon moeilijk, d.w.z. niet het polsvoelen is moeilijk, maar het beoordeelen van wat men voelt. Jarenlange ervaring is noodig orn op die wijze een ziekte te kunnen beoordeelen en den druk in het arterieele systeem op diewijze te schatten. Sommige artsen leeren dat vrij gauw, andere heel langzaam, sommige nooit. Nu bestaat er een apparaat, waarmede men binnen vijf minuten en met vrij groote nauw keurigheid den bloedsdruk kan meten en in getallen kan uitdrukken. Het omgaan met dat toestel kan iedereen in veertien dagen ge makkelijk leeren. Nu weet natuurlijk de er varen clinicus na het voelen van den pols zonder toestel meer van den patiënt dan de onervaren arts na het doen van het meten mei het in strument. Maar de onervaren arts weet na het meten tenminste iets, terwijl hij zonder dat instrument bijna niets weet. Daarom is een aanval van een ervaren clinicus op een der gelijk toestel onoordeelkundig. Een zeer er varen arts kan een snikerziekte-patient be handelen zonder veel laboratorium-proeven te doen. Een onervaren arts maakt zonder laboratorium-onderzoek ongelukken. Een er varen arts kan het dikwijls zonder Röntgen stralen en zonder snaargalvanometer stellen, de onervaren arts begaat fouten zonder dat onderzoek. En aangezien nu elk ervaren arts eerst oner varen is geweest, is Mackenzie's strijd tegen laboratoriummethoden onbillijk. De prakti sche arts is in sommige opzichten in het voor deel boven den specialist of den clinicus; de praktische arts kan inderdaad daaraan heeft Mackenzie gelijk tal van gevallen van het begin tot het einde bestudeeren en dat kan de leider van een kliniek natuurlijk niet of veel minder gemakkelijk. Maar daarnaast zijn er voor den praktischen arts een groot aantal moeilijkheden die hem het verrichten van wetenschappelijk onderzoek gedurende de praktijk bijna of geheel onmogelijk maken. Voor iemand met een middelmatig en zelfs met een meer dan middelmatig intellect zullen de nadeelen van het beroep wat dit betreft grooter zijn dan de voordeden en hij zal moeilijk tot wetenschappelijk onderzoek komen. Een geniaal man als Mackenzie kan als praktisch arts oorspronkelijk werk tot stand brengen, een niet geniaal man kan het zelfs met de hulpmiddelen van kliniek en labo ratorium niet. En aangezien de meesten van ons niet geniaal zijn als Mackenzie.... ! En nu is er toch weer al meen ik dat Mackenzie's aanval op de moderne wijze van klinisch onderzoek en op de laboratorium methoden absurd is - in dezen aanval veel goeds Want voor een deel heeft Mackenzie natuur lijk gelijk.De klinische onderzoekingsmethoden, de physische zoowel als de chemische of de serologische zijn enorm uitgebreid. Eiken dag komen er nieuwe methoden en nieuwe toe stellen bij,een deel ervan is natuurlijk rommel. Zeker zijn er onder ons velen die over drijven naar de andere richting, die neiging hebben om de geheele diagnose in het labo ratorium te laten stellen zonder verder zelfs den patiënt te zien. Evenals elke nieuwe rich ting, heeft ook deze zijn uitwassen en dat Mackenzie, die vooral een oog heeft voor het eenvoudige en het rationeele en het praktische, extra geïrriteerd isdaardoor,dat isgeen wonder. Jammer alleen is dat zijn aanval zófel is dat ze daardoor belachelijk wordt. Jammer ook dat hij niet schroomt om absurditeiten te schrijven en volkomen onbewezen zaken als waar voor te dragen, wanneer het maar niet betreft hartziekten. Zoodra die in het spel zijn.is hij de geleerde, die wikt en weegt en met groote scherpzinnigheid argumenten voor en tegen brengt, uiterst zorgvuldig hypothesen opstelt en die dan door tal van positieve bewijzen zoekt te steunen. Zoodra echter ver laat hij de ziekten van hart en vaten, hij be hoeft maar het middenrif te passeeren en in de buikholte terecht te komen, dan komen da delijk onbewezen vage theorieën zonder dat hij zich daarvoor ook maar in het minst geneert. Alles bijeen genomen is Mackenzie's boek zeer interessant, vooral dat gedeelte waarin hij niet the future of medicine" behandelt, maar zijn eigen verleden. Bij de future" is er voor mijn smaak te veel van duikbooten in. Leiden STORM VAN LEEUWEN imiimiiiiiiiiiimiilllil III Illllllllll WHITE" Vrachtautomobielen hebben DE wereld-reputatie. Vraagt ons om adressen van Whlte"bezitters. De verstrekte inlichtingen geven U direct aanleiding een White" aan te schaften. Kostenberekening wordt gaarne vrij blijvend verstrekt. Firma Gebr.NEFKMS, Amsterdam t7AC. OBRECHTSTRAAT 26 Tel Z. 3507.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl