De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 5 februari pagina 2

5 februari 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER/WEEKBLAD VOOR NEDERUAND 5 Febr. '21. - Nö. 2276 FUSIE-CONFUSIE Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan nuir 'H1TIS TOEZEIDIII UI VAN DER HOOP1* MEUBELBEWARINQEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM VAN HAAR LAATST . ._._,. .. ÏERSGHEHE»/ «STEIDIII limtigd: XMOIPECTOTX LTrwpttrut TELEFOOI Koor van Peetvaders: 't Kind moet heeten....!" Baker: Zacht wat, heeren, 't wurm kan we! dood-geboren zijn l" IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIInlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIMIIt geest van onlust, van onvrede, uitwendig door een aan den dag tredende toenemende machteloosheid. Het Djambi-ontwcrp mi draagt het kenteeken hoe kan het anders? van haar, die het gebaard heeft. meeningen van de beide uiterste zijden, uiterst links en uiterst rechts, met de meeste luidruchtigheid op den voorgrond treden, ligt in den loop der dingen] en bewijst slechts de verwarring, die er in het midden, bij de groote massa aanwezig is. De opbouw zal zich ten slotte slechts kunnen voltrekken op hetgeen in die groote massa als levensmogelijkheid voorhanden is en zich langzamerhand als levenswerkelijkheid afteekent." Er zijn een goed luisterend oor en een scherpziend oog toe noodig om deze instincten en begeerten der massa in zich op te nemen en te realiseeren. Voorloopig zijn het nog niet meer dan zwakke geluiden en vage beelden, die men in de ver warring onderscheiden kan. Maar iets, dat steeds meer vorm aanneemt, is zeker wel het streven naar eigen beschikking, zelfontwikke ling, zelfhulp, zelfbestuur en een afkeer van al het louter machinale, alle loutere routine : de uiterlijke bedrijvigheid met een innerlijke leegte en totaal gemis aan besluit en daad kracht. Dit streven zal ontbindend werken, zoo lang, totdat men het organisatorisch weet te leiden en als levenwekkend beginsel van het nieuw op te trekken gebouw aanneemt. Deze ontbinding openbaart zich het ligt in de rede allerwege, maar vooral in sterke mate bij vele onderdeelen der staatsmachine, inwendig door het voortwoekeren van een MlillllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiHiiiHiHi In het voorgaande is getracht om het Djambi-petroleum-ontwerp als een product van innerlijke onmacht te verklaren om daardoor in de beoordeeling ervan een zuiver standpunt te kunnen innemen. Ten eerste dringt zich dan vanzelf de overtuiging op, dat in de ge geven omstandigheden niet heel veel anders te verwachten was, zoodat, wanneer men het ontwerp zonder meer verwerpt, men er f genoegen mee neemt dat de petroleum voor een niet af te meten rij van jaren onder de be rusting der zich hun schat niet bewuste Koe boes zal blijven, f. de verantwoordelijkheid op zich laadt om ten spoedigste tot een recon structie over te gaan van het apparaat, dat der Indische Regeering ter beschikking staat voor het voeren van hare economische politiekIn de tegenwoordige verhoudingen is eigen lijk van een apparaat" nog geen sprake. De Indische Regeering bedient zich daar toe van hulpwerktuigen, welke verspreid liggen over verschillende departementen te Batavia, Buitenzorg en Bandoeng en in niet te onderschatten hoeveelheid op het Ministerie van Koloniën aan het Haagsche Plein. De ondoelmatigheid eener dergelijke con structie is evident en wordt in Indië te sterker gevoeld, daar het Gouvernement de bezitter en zelfs de monopolie-bezitter is van eenige voor de volkshuishouding onontbeerlijke grondstoffen als steenkolen, hout, zout, daaren|»6ven over de macht beschikt andere grond stoffen, eerste levensbehoeften, door requisitie in bezit te krijgen, van welke macht het Gouvernement gebruik heeft gemaakt om rijst te requireeren en welke macht het nage laten heeft te gebruiken om tegen redelijke prijzen de beschikking te krijgen over suiker, lichtolie, stookolie. De Nederlandsch-Indische Regeering heeft deze onvolkomenheid harer inrichting trou wens zelf ingezien door het denkbeeld, dat het eerst in een der Bataviasche bladen ge opperd werd tot het instellen van een Eco nomischer. Raad, gretig over te nemen, om het dan later weer te laten vallen wegens.... personeelgebrek, de kapstok, waaraan de Ne derlandsch-Indische Regeering, en in navol ging van haar een groot deel harer ambtena ren, tegenwoordig eigen innerlijke onmacht pleegt op te hangen. F Toen in 1918 de instelling van een Economischen Raad in en buiten den Volksraad werd bepleit, was dat hoofdzakelijk op de volgende gronden. Indië staat voor groote landsuitgaven terwille van zijn maatschappelijke ontwikkeling. Om die uitgaven te kunnen dragen, moeten de bronnen van welvaart allereerst /.oo vlot mogelijk vloeien, waartoe een goede samen werking noodig is, zoowel van de Gouverne mentsdiensten onderling, als van deze met particulieren, en moeten vervolgens de stij gingen, die allerwege in den Indischen levens standaard zijn waar te nemen, getemperd worden. De levensstandaard van een volk wordt hoofdzakelijk bepaald door de prijzen der eerste levensbehoeften : kleeding, voedsel, transportmiddelen en huisvesting. Waar de Indische bodem de grondstoffen dezer eerste levensbehoeften zelf levert en, voor zoover dit nog niet geschiedt, zou kunnen leveren, moet het door een bezonnen econo misch beleid mogelijk zijn om de prijzen daar van laag te houden. In plaats van in die richting te werken, heeft het Indische Gouvernement zelf medegedaan om de prijzen op te voeren door zijn kolen-en houtpolitiek, om alleen bij zijn positieve daden te blijven, terwijl zijn negatieve, zijn nagelaten daden daarvoor van nog veel verder streki iliilllllllllilinim ""H * IHIIIII iitiiiiiilllii v T^ '? doos 25 ct- P- tulie 50 ct' tol'* tandpasta '? Avonds en 's morgens. WITTE WEEK DE BIJENKORF AMSTERDAM IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIHlIIIIIIIIMIIIIIIIHtlMIIIMIHIttlllllMIIIIMIIIIItlllllllIIIIIIIIMI. Illlllllllllllllll 'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIII Het is op de Parijsche conferentie wel heel anders toegegaan dan de meesten onzer en althans dan schrijver dezes hadden ver wacht. Onze verwachtingen waren wel is waar niet hoog gespannen, want wij wisten immers dat Briand rekening te houden heeft met een deels nationalistische gezinde kamer meerderheid en dat hij derhalve front moest maken tegen een eventueele Britsch-Itali aansche neiging om Duitschland in zake ont wapening en schadeloosstelling zachtmoedig te behandelen. Wij wisten ook, dat geen der Entente-grooten 't voor het oogenblik op een breuk in de Entente wil laten aankomen en verwachtten dus een compromis. Maar toch hadden we met vreugde de teekenen vernomen dat ook in Frankrijk de wind begon te keeren en we hoopten dat Briand's staatsmans talent en Lloyd George's bewegelijke ,,business"-geest een resultaat tot stand zouden brengen naar den trant van de afspraak van Spa, d.i. een middel om, met behoud van het overwinnaarsstandpunt, Duitschland er toch gaandeweg bovenop te helpen, zoodat het met zijn schadeloosstellingen 't Fransche bud get eenigszins in evenwicht zou kunnen brengen en opnieuw een goede klant van de Britsche nijverheid worden, zonder deze z\ te veel concurrentie aan te doen. En nu kan men in het resultaat der bespreking wel een poging in deze richting ontdekken, maar moeilijk zich met de hoop vleien dat zij succes zal hebben.... op z'n zachtst gezegd. Want hoe was de loop der onderhandelin gen? In groote trekken deze : na het eerste gekibbel over de ontwapening van Duitsch land en de bijlegging dezer vriendschappelijke oneenigheid dank zij het toegeven der ngelschen op de belangrijkste punten, en na dat vervolgens de Oostersche quaestie naar een afzonderlijke conferentie verwezen was, kwam de nieuwe Fransche minister var fi nanciën, Doumer, met een schadeloosstellings eisen voor den dag, die, zeker niet zonder beaoeling, terstond bekend gemaakt werd en die zulk een kolossale som aan goudmarkcn bedroeg dat men er in Duitschland haast stil van werd. Daarop volgde een krachtige rede van Lloyd George k alweer gepubli ceerd, al was de conferentie geheim die in een liberaal Engelsen blad geen kwaad figuur gemaakt zou hebben, d.w.z. die onomwonden tegen de luchtkasteelen van Doumer inging en zich op het standpunt stelde dat men niet moet probeeren van Duitschland meer te halen dan er mogelijkerwijze van te halen is. Na deze rede : angst in de Fransche pers, hoop in de Duitsche, en vervolgens weer opluchting in beide, toen het bericht kwam dat de deskundigencomniissie een vergelijk tot stand gebracht had ; opluchting namelijk aan Franschen kant omdat het gevaar voor een breuk voorbij was en aan Duitschen omdat het gerucht ging dat Frankrijk zijn zware eischen had laten varen. Toen evenwel nadere berich ten met cijfers kwamen, bleek dit gerucht zeer onjuist, want wel waren de extravagante eischen van htt plan-Doumer verdweren maar wat er overbleef was voldoende om. den Duitschers, die sinds twee jaar verlangen naar de fixeering der schadeloosstelling om te weten, waar,, ze aan toe zijn", de haren te berge te laten rijzen. Want 226 milliard gouden mar ken beteekent naar den huldigen koers twaalf maal dit bedrag uitgedrukt in de geldeenheid waarmee Duitschland nu rekent en al is 42 jaar een lange tijd, zoodat men zich over déze fantastische som nog niet zoo ongerust be hoeft te maken, ook de twee milliard gouden marken die er 't volgende jaar Mei moeten zijn, vormen een dttizelendwekkend bedrag in papieren marken, ongeveer 24 milliard, terwijl heel de Duitsche begrooting van in komsten van verleden jaar slechts 28 milliard groot was !. Waarlijk, voor de Duitschers zijn het cijfers om van te schrikken en wij begrij pen dat zich van hen weer dezelfde stemming meester heeft gemaakt als vór de teekening van 't verdrag van Versailles, en dat ons van alle zijden uit Duitschland een dat nooit" tegemoet klinkt. Intusschen.... indien niet dit", wat dan wel? De Entente staat met sanctiemiddelen gereed, al heeft zij aie beleefdheidshalve in haar nota niet opgenoemd en de tegenvoorstellen" welke minister Simons in zijn rijksdagrede van Woensdag aankon digt, zullen vermoedelijk geen succes hebben. Wanneer men aldus het gebeurde ter con ferentie overziet, dan lijkt ze wel een handige, door den knappen Briand geënsceneerde ma noeuvre om het verzet van Lloyd George te gen een hooge schadeloosstelling te breker, en de Fransche pers, die zóluid voor Briand gejuicht heeft dat Poincarézich genoopt voelde te verkondigen aat het resultaat z mooi niet is, heeft het inderdaad zoo opgevat. Maar is nu waarlijk Lloyd George er de man naar om zich er tusschen te laten nemen? Natuurlijk niet, en vandaar dat reeds van vtrscHIlende kanten het vermoeden geopperd is, dat hij 't zij met 't oog op in Engeland dreigenae verkiezingen een ander gelaat jegens Duitschland getoond heeft dan verwacht was, hetzij als tegenpraestatie van Franschen kant tegemoetkomingen inzake de Levant verwacht, hetzij niet voornemens zou züii Frankrijk ijverig ter zijde te staan als het er straks om gaat, het Parijsche accoord aan Duitschland op te dringen of te dwingen. Geen dezer veronoerstellingen is bijster eervol voor den Britschen premier en wij willen ze niet gaarne tot de onze maken. Maar in waarheid is vooral de laatste der drie van gewicht, omdat, ook als ze onjuist is, een Bntsche regeering toch zeer goed door den loop der omstandigheden tot zulk een ontrouwe houding jegens Frankrijk gedwongen kan worden : indien namelijk blijkt dat het Parijsche accoord inderdaad tot aller lei ellende in Duitschland leidt en het herstel der internationale betrekkingen belemmert, dan zal wellicht een sterke strooming in de Engelsche openbare meening de regeering dwingen opnieuw van politiek te veranderen. Dus, als mér dan een regeling-voor-hetoogenblik zal men, buiten Frankrijk, deze af spraak ook wel niet aanzien. Daarvoor is de toekomst te onzeker en 't is allerminst onmoge lijk, dat ook de Entente-staatslieden zich heel goed hiervan bewust zijn en dat groote be drag voor een halve eew slechts daarom hebben vastgesteld, om zich tegen mogelijk verlies te waarborgen. Want stel nu maar eens, dat Duitschland erg voorspoedig wordt en dat de mark weer eens op zestig cent of hooger komt te staan. Voor dat geval zijn de genoem de sommen niet zoo onzinnig hoog. De vraag blijft dus maar of voor het oogenblik deze re geling heilzaam is, gelijk men in Frankrijk gelooft, dan wel noodlottig zooals men in Duitschland aanneemt en ook Ei gelsche en Italiaansche bladen, die de herleving der handelsbetrekkingen met Duitschland wenschen, ons verzekeren. Hieromtrent een stellig oordeel uit te spre ken is zeer moeilijk. Men voelt zich van zelf J. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND iiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiniiiiiiiiiiiii kenden invloed zijn geweest. Een verdediging van de Regeeringspolitiek, zooals men in een geïnspireerd artikel in de Economisch-Statistische Berichten van 29 Dec. heeft kunnen lezen, dat elke levering tegen een anderen prijs, dan die gebaseerd is op de wet van vraag en aanbod, tenslotte een gratificatie uit de Staatskas aan een bepaalde partij beteekent," geeft een ,,demagogische": wending te zien, die wellicht in het, in dat artikel gewraakte blad ,,De Taak" niet mis plaatst zou zijn geweest. Dat deze gratificatie allerminst in de bedoe ling van wien ook behalve misschien de belanghebbenden kan liggen, behoeft geen betoog ; juist om die reden is immers indertijd het beleid van de Indische Regeering van wege hare meerjarige goedkoope kolencontracten met de groote stoomvaartmaatschappijen op scherpe wijze veroordeeld." Iets anders is het echter om aan een be paalde partij, een Indische spoorweg maatschappij of een Indische stoomvaartmaatschappij als de Koninklijke Paketvaart, steenkolen te leveren beneden den gebaseerden prijs op de wet van vraag en aanbod onder beding van tariefsverlaging voor het vervoer van producten, welke als eerste levensbehoeften zijn aan te merken of om aan de Indische bevolking lichtolie te ver schaffen, waarop geen buitensporige winst drukt, al zou de prijs daarvan dan ook weer lager zijn dan die gebaseerd op de wet van vraag en aanbod, d.w.z. bij alle productiemonopoliën lager dan die van de buitenlandsche concurrentie. Voor dergelijke prijsregelingen is het noodig om de huishouding van een volk als een geheel te overzien en zich niet te bepalen tot een op zich zelfstaande en daardoor uiteraard fiscale kolen-, petroleumpolitiek enz., zooals in Indië steeds gebeurt. Een dusdanig, wer kelijk economisch beleid is niet te verwachten van de verschillende, los van elkaar hande lende departementschefs of zelfs van een mi nister van koloniën, doch vereischt een af zonderlijke organisatie. Deze organisatie zal doordrongen moeten zijn van het nieuwe streven naar eigen beschik king en den afkeer van alle ambtenarij. Hoe zij verder opgebouwd zal moeten worden, ligt buiten het bestek van dit opstel. Het was voorloopig slechts de bedoeling op deze leemte in het Indische bestuur te wijzen, welke leemte eveneens in het bestuur der meeste andere staten, zooals ons eigen land, geconstateerd kan worden (in Duitschland tracht men er in te voorzien door den Reichswirtschaftsrat, die in de toekomst wellicht zal moeten steunen op een Wirtschaftspirlement), maar in Indië ais zijnde een land in opkomst, afhankelijk van ingrijpende staatsbemoeiing, sterker desorgaiiist'erend werkt en daarom meer gevoeld wordt. Aan een zoodanige organisatie van het economisch bele'd zou ook de taak toevallen om de bronnen van welvaart zoo vlot mogelijk te doen vloeien ; van haar zou dus ook het ontwerp voor de ontginning der Djainbivelden moeten uitgaan, terwijl aan haar het toezicht op de uitvoering er van zou worden opgedragen. Wat dan de twee in den aanvang aange voerde redenen betreft, waarom het ingediende ontwerp bijna algemeen veroordeeld wordt, zoo zouden waarschijnlijk velen gaarne over het eerste punt heenstappen, daar een dogmatisch vasthouden aan de idee staatsexploitatie een groot deel van zijn bekoring verloren heeft. En wat het tweede punt betreft : samenwerking van het Gouvernement met een particuliere maatschappij, zouden velen daartegenover waarschijnlijk minder scep tisch staan, wanneer de verzekering der be langen van de Inc'ische volkshuishording in handen gelegd wordtvan een nieuw te scheppen deskundig, levenskrachtig lichaam in plaats van het ondeskundig, al te vaak innerlijk onmachtig gebleken ministerie van kolo niën. Een opschorting van de behandeling van het Djambi-petroleum-ontwerp met het doel eerst tot de instelling van het bovengenoemde lichaam over te gaan, zou in hooge mate er toe bijdragen om de economische en finantieele positie van Nederlandsch-Indië te ver sterken. A. M. H A R T n o o R N (Teekening voor de Amsterdammer" van J. H. Speefrhoff) WAAROM NIET? Welk een rood-gewasschen ,,Kijk-eens" Is de burger-volksman reeds; '/.oo geluncht" en zoo benzine" En zoo ,,five-o-clock-tea"-steedsch. Met zijn bijna-heeren-hoedje, Met zijn kwieke sport lui-jas; Met zijn stukken en Lord Lister In zijn proffen-acten-tasch. Zeker draagt hij asperine In zijn brecde binnenzak. Fuivend rookt hij sigaretten, Eertijds wel een pijp tabak. Raadslid blijft hij onder-tusschen En geschoold propagandist. Zonder eelten kloven-handen Mag hij ook wel in de kist. Toe maar, waarde burger-volksman, Volksman-burger, als dat moet, Ga van petje maar tot hoedje Als ge meent wat of ge doet. ]. H. SPEENHOFF flllllllll Illlllllllllllllll mul IIIMIIII IwllflMIMIMMM UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEYREDEN. zeer geneigd om zich bij dit Duitsche stand punt aan te sluiten, daar ook voor ons die milliardcn in papieren marken zoo fabel achtige sommen zijn,dat wij niet kunnen begrij pen hoe Duitschland zelfs de eerste annuitcit ook maar in de verste verte zou kunnen opbrengen, en omdat wij vreezen, dat als de Entente met dwangmiddelen gaat dreigen en de Dtiitsche regeering de belastingschroef weer aandraait, de ellende zal vermeerderen, en onlusten, nieuwe revolutie het gevolg xullcn zijn, juist in denzelfden tijd als mei' de groote bolsjewistenaanval verwacht en Duitschlaud zich volgens ditzelfde Parijsch;> accoord ontwapend moet hebben. Maar is dit juist? Van alle kanten verzekert men ons dat de belastingen tn Duitschland gerust heel wat zwaarder kunnen worden ; de con currentie die de Duitsche industrie andere landen aandoet bewijst haar nieuwen bloei en welk een vertrouwen de geallieerden zelf in haar toekomst stellen, blijkt uit de groote sommen die men vandaar verwacht en uit de verplichting welke men Duitschland oplegt om zijn uitvoer met twaalf percent te belasten, waarvan de opbrengst bij de schadeloosstelling komen zal. Zouden de geallieerden het zoo volslagen mishebben met deze berekening? Zózeker als de Duitsche, de Nederlandsche en een deel der Britsche en Italiaansche pers kunnen wij hiervan niet zijn, en in 't bijzonder die twaalf percent schijnt ons een gelukkige vinding, omdat ze de geallieerden als 't ware tot co-partners maakt aan de Duitsche nijverheid. Aldus, zonder ook in de verste verte het vertrouwen te hebben dat de nieuwe overeenkomst een stap zal blijken in de richting van den werkelijken vrede, toch houden wij de mogelijk heid open dat ze eer gunstig zal werken dan de ramp veroorzaken welke men van zoo vele kanten vreest. Maar wel zeer treffend is de opmerking der Westminster Gazette", in haar somber artikel van Maandagavond, dat, als de gealieerden deze Duitsche stortingen gaan ge bruiken als hasis voor hun begrootingen zij quite assuredly will go to ruin." Want zij zijn vogels in de lucht! En het ongeluk is dat Frankrijk reeds dien weg is opgegaan. Wat was de reden van de noodzakelijkheid om Duitschland zulk een hooge som als boete op te leggen? Het deficit van vijftien milliard op de Fransche begrooting; en nu rekent i zijn nummer van Dinsdag de Temps" ons reeds voor, dat al betaalt Duitschland de eerste aflossing van twee milliard gouden marken en al brengen de 12% daar nog anderhalf milliard bij, dit gat lang niet ge dicht zal zijn. (De Duitsche bijdrage zou name lijk op deze wijze ongeveer tien milliard francs worden, waarvan echter een deel voorBelgië afgaat). Daarom, aldus de Temps", moet men voor H>2! reeds een deel der betalingen voor de volgende jaren mobiliseeren", en ziedaar dus juist datgene waar voor de Westminster Gazette" terecht met zoo grooten aandrang waarschuwt. Maar ziedaar tevens de reden, waarom Briand met een groot getal aan beloofde Duitsche marken uit de. conferentiezaal te voor schijn treden moest : de kamer verwacht van hem een plan tot verbetering van den wanhopigen geldelijken toestand, en als Briand dit niet brengen kan, zal ze hem wegzenden. Zooals gezegd, het Oosterse/ie probleem werd naar een nieuwe conferentie verwezen, die te Londen in deze maand gehouden zal worden. Wat dit betreft schijnt men op een goeden weg, want Griekenland, de Turksche regeering en de Kemalisten zijn tot de be spreking uitgenoodigd, die derhalve niet an ders zal zijn dan een nieuwe behandeling van 't verdrag van Sévres. Natuurlijk is dit een concessie van Frankrijk aan Engeland, omdat Frankrijk tot dusver immers met het Grie kenland van Konstantijn niets te doen heeft willen hebben; aan den anderen kant is het spreken met de Kemalisten een programpunt der Fransche diplomatie, zoodat hier iu waarheid een vergelijk is gesloten. Nu komen er echter berichten dat de Kemalisten niet mee willen praten, indien zij niet bij voor baat hun voornaamste eisenen ingewilligd krijgen en dit dreigt de conferentie te doen mislukken, want zij zijn de eenige machthebbenden aan Turkschen kant. Maar wel licht slaagt de Entente-diplomatie erin, vór het zoover is, een brug te slaan tusschen hen en de regeering in Konstantinopel, zoodat in Londen het probleem van Oost-Europa en Wcst-Azië behandeld kan worden tusschen de Entente, een onder Konstantijn die misschien wel vrede met Venizelos sluiten wil hereenigd Griekenland en een eens gezind Turkije. J. C. v A N OVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl