De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 5 februari pagina 8

5 februari 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Febr. '21. - No. 2276 HENDRIK HAMEL. Verhaal van het vergaan van het jacht De Sperwer ' en van het wedervaren der schipbreu t, kelingen op het eiland Quelpaert en ?* het vasteland van Korea (1653-1666) met eene beschrijving van dat rijk. Uitgegeven door B. Hoetink. Met l kaart en 11 afbeeldingen. Werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging. 's-Gravenhage, Martinus Nijho f. 80. De loffelijke Linschoten-Vereeniging gaat i voort met haar gewaardeerde uitgaven, die ons de reizen en ontdekkingen van het voor geslacht voor oogen brengen. Het verhaal " van den ondergang van het jacht De Sperwer ' - .en het jarenlange verblijf van een achttal J schipbreukelingen in Korea behoort wel niet *! tot de geschiedenis van Nederlands helden_ daden te land of ter zee, maar het is toch jT merkwaardig genoeg. Merkwaardig, omdat wij ook hier weer het bewijs vinden, dat in IH de zeventiende eeuw men de Hollanders op alle .zeeën en reeën der wereld kon aantreffen. Merkwaardig ook, omdat wij ook nu weer t waarnemen, hoe kloek en zelfbewust, hoe kalm en evenwichtig ons scheepsvolk bleef ook in moeilijke en zelfs in sterk deprimeerende omstandigheden.Merkwaardig ten slotte vooral .hierom., omdat een van deze tochtgenooten, Hendrik Hamel, de boekhouder, in dezen zin zijn beroep gestancTheeft gedaan, dat hij alles te boek heeft gesteld wat hij had be leefd en wat hij had gezien. Het laatste is misschien nog opmerkelijker dan het eerste en ten slotte meer lezenswaardig ook. . Wat deze Hollanders daar in de dertien jaren van hun verblijf in Korea persoonlijk hebben beleefd, is op zich zelf niet heel opmerkelijk. Het was hun ten strengste .verboden het land te verlaten, maar overigens hadden zij niet te klagen ; zij waren betrek kelijk vrij in hun beweging en leven. Ook hebben zij zich in hun ballingschap getroost met het andere geslacht; Hamel vertelt het niet, maar wij weten het van elders, dat eenige der tochtgenooten vrouw en kinderen achterlieten. Ook hebben zij het daar ten slotte niet slecht gehad ; in het vaderland teruggekeerd, vertelden zij allerlei moois en heerlijks van Korea ; zij boden aan de Heeren XVII aan onmiddellijk daarheen terug te keeren en daar handelsbetrekkingen aan te knoopen. Het lag waarlijk niet aan hen, dat de Heeren XVII zich weinig beloofden van den handel op Korea en daarom het genereuse aanbod niet hebben aangenomen. Van meer beteekenis is wat Hamel ons vertelt van de toestanden en verhoudingen in Korea. In zijn reisverhaal heeft hij namelijk een beschrijving van land en volk ingelascht, die bijzonder merkwaardig is, niet alleen omdat zij de oudste bekende beschrijving van Korea is. Daarom ook heeft het reis verhaal van oudsher dan ook sterk de aan dacht getrokken. Het is in 1668 ongeveer gelijktijdig door drie Hollandsche drukkers uitgegeven. Een van deze, Jacob van Velsen te Amsterdam, herdrukte het in hetzelfde jaar. Van een anderen, Gilles Joosten Saagman, ook te Amsterdam, kennen wij zelfs drie drukken. In 1670 verscheen te Parijs een Fransche vertaling, die meermalen is herdrukt en ook in het Engelsch is vertaald. Twee jaren daarna kwam een Duitsche vertaling te Neurenberg van de pers. Het verhaal is bovendien in de meeste groote verzame lingen van reizen opgenomen. Dat het zoo tot buiten Nederland de aandacht heeft getrokken, moet stellig worden verklaard door de beschrijving van Korea, die geheel nieuwe dingen bevatte, waarvan men vroeger nooit had gehoord. Wat de tijdgenooten minder opviel, maar wat de waarde van het journaal natuurlijk sterk verhoogt, is de betrouwbaarheid en juistheid van Hamels beschrijving. Het volk van Korea was bui tengewoon conservatief ; dat dus latere schrij vers de mededeelingen van Hamel ten volle konden bevestigen, bewijst, hoe getrouw zijn beschrijving is geweest. Hij was een eenvoudig man, die geen ontwikkeling genoeg bezat om zich rekenschap te geven van wat hij om zich heen zag gebeuren ; aan een verklaring van instellingen, godsdienst, zeden en ge woonten waagt hij zich niet ; hij vertelt alleen wat hij beleefde en waarnam. Daar door stijgt zijn verhaal in waarde ; het wordt niet vertroebeld door geleerde interpretatie, waaraan wij toch weinig zouden hebben. De Heer Hoetink heeft het reisverhaal van Hamel niet behoeven uit te geven naar een der bovengenoemde oude drukken. Hij had het geluk in het koloniaal archief in Den Haag een handschrift te vinden, dat waarschijnlijk het exemplaar van het journaal van Hamel is, dat hij te Nagasaki door een klerk heeft laten afschrijven en den 11 De cember 1667 aan de regeering te Batavia heeft aangeboden. Naar dit handschrift, dat met het origineel gelijk staat, is thans de tekst afgedrukt, beter dan in een der andere drukken het geval kon zijn. De uitgave is verder tot stand gekomen naar de juiste be ginselen, die tegenwoordig bij historische publicatiën worden toegepast. Eén opmerking. De Heer Hoetink stelt de begrijpelijke vraag hoe onze schipbreukelingen dertien jaar lang in Korea aan den kost zijn gekomen. Mij dunkt het antwoord wordt gegeven door Jan Janse Weltevree van De Rijp, dien onze mannen daar aantroffen en wien zij vroegen, waarvan hij leefde. Seyde dat hem onthielt in de Conincx stadt, dat hem van de Coninck behoorlijk onderhout van cost ende cleeden wiert gegeven." Daar ook de andere Hollan ders klaarblijkelijk geen bepaald beroep uit oefenden, zullen ook zij de gasten van den koning zijn geweest. H. B R u M A N s IIIIMItlHIMIIII DE ATHEENSCHE VROUW K- KUIPER. De Atheensche Vrouw, Amsterdamsche Aula-voordrachten. Haar lem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon, 1920. Toen ik het jongste boek van professor Kuiper gelezen had, dacht ik opeens, wat wild misschien en wat oneerbiedig: Zou Bur gemeester Tellegen Aristophanes kennen? Zou hij het boek van Emile Deschanel wel eens gelezen hebben, Etudes sur Aristophane? De Gemeenteraad van Amsterdam heeft het voorrecht boven andere regeringskolleges meer dan een lid onder haar leden te tellen van de andere sekse. In Eerste en Tweede Kamer zit er telkens maar n vrouw, wat de kans op variatie vermindert. Zodra ook daar het aantal vrouwelike leden toeneemt met al de gevolgen daarvan, wordt het voor een ondernemend uitgever tijd de drie vrou wen-komedies van de Griekse blijspeldichter bij uitnemendheid het volk van Nederland in een Hollandse vertaling voor te zetten. Wat een debiet staat hem te wachten ! Straks waagt zich Royaards aan een opvoering ! Of Heyermans, die dan zijn eigen werk overtroffen ziet in aantal opvoeringen. Aristophanes heeft geleefd van ongeveer 450 tot ongeveer 390 v. Chr., drie en twintig eeuwen voor er bij ons in Kamers, Prov. Staten en Gemeenteraden, vrouwen hun intree deden. Zijn vrouwenfiguren zijn ge ëmancipeerde dames bij uitstek. En dat in het oude Athene, bij de Grieken, die de vrouw voor onmondig hielden, hoor ik vragen. Is dan niet de vrouw in besturen van openbare lichamen een nieuwigheid van de twintigste eeuw na Chr? Zeker, Aristophanes persiffleeit. Zo ver is de vrouw in Athene niet gekomen maar van de mogelikheid, dat zij het zover brengen zou, heeft Plato terdege gedroomd. Lees zijn boek over de Staat of over de Wetten en ge weet, hoe Aristophanes aan zijn spot gekomen is. Toegang tot de bestuurslicha men" ik citeer Kuiper, pag. 71 moet aan de vrouw op veertig-jarigen leeftijd gegeven worden, aan den man op zijn dertigste jaar. Tot de Krijgszaken moet de man van zijn twintigste tot zijn zestigste jaar beschikbaar zijn en aan de vrouw moet, wanneer zij den leeftijd van kinderen krijgen te boven is, ten opzichte van de Krijgszaken datgene opge dragen worden, wat voor ieder van haar passend en mogelik is, tot op haar vijftigste jaar." Zo heeft Plato gedroomd. Wie dat bij pro fessor Kuiper leest, zal spijtig een gevoel van deceptie niet kunnen onderdrukken, vooral niet zij, die menen in de voorste rijen te strij den voor wat zij de vooruitgang noemen. Technies zijn we vooruitgegaan, maar overi gens? Plato kon niet aldus gedroomd hebben, wanneer de vrouw in het oude Athene zo onbenullig geweest is en onmondig als men het gewoonlik gelieft voor te stellen. Zij kan, behoefde altans niet een Serail-Slavin" ge weest te zijn met een harem-leven", zoals men het nog wel eens probeert te beweren. De echtgenooten en de dochters van de Atheense burgers hebben niet geheel op de achtergrond gestaan. In drie hoofdstukken beantwoordt de schrijver,om dit nader te bewijzen, deze drie vragen: Hoe ongeveer is de levensgeschiedenis der Atheense vrouw? Wat is haar maatschappelike positie? Welke is haar betekenis in de litteratuur? Aan de persoonlike invloed van het indi vidu heeft nooit een Griek getwijfeld, evenmin aan de hoge waarde van de moeder als op voedster van haar kinderen. Er staat vooraan in Herodotus' Geschiedenis een pittige op merking, die al dadelik aan duidelikheid niets Hoize J. ZOMERDIJK BOSSINK DE KIP MET DE GOUDEN EIEREN Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Restaurant a la carte Lunch.Afternoon-tea.DinersenSoupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest iiiiiiiiiiiiiiiiii ? IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIItllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIHIIIIIIIIlIIIIMlllMlllllllltllll LE POILU INCONNU Veertien dagen had ze het voorgevoel al gehad. Vreemd en drukkend was het op haar gevallen. Er moest iets gebeurd zijn met Jean. Eerst had ze gedacht, hij komt vast thuis en toen had ze, vanzelf, alles wat ze deed, gedaan met de gedachte aan haar jongen Een nacht was ze wakker ge worden en had ze hem duidelijk hooren zeggen : Hallo !" Ze was opgestaan en had gezegd : Mon petit" maar leeg en hard had haar stem geklonken en er was geen antwoord ge komen, 's Morgens had ze zich alles nog maar heel vaag herinnerd dan had de dag en het werk haar weer opgenomen maar 't gevoel er is iets gebeurd" had haar niet los gelaten. Ze las de lijsten der gesneuvelden, machinaal. Ze had niet het gevoel dat het om menschen ging. Dat ging het ook niet 't ging om namen, om n naam, om Jean Matthiéen om wat er met hem gebeurd was. Veertien dagen had ze dat gedaan, toen ze tusschen de lijst der dooden iets nieuws vond. Tuéau Chemin des Dames soldat inconnu." Wat er eigenlijk in haar omgegaan was is moeilijk te zeggen.... Ze had gedaan wat ze had moeten doen ze had haar kleeren gepakt in een klein valiesje en na een paar dagen was ze bij de uiterste linie.. .. Et vous?" vroeg de korporaal van de wacht. Moi, je viens voir Ie soldat inconnu un poilu.... weet u, 'k heb een gedachte dat 't mijn fiston moet zijn...." . De korporaal begreep, had meclij, zag dat er geen kwaad bij was en liet haar door. Zoo kwam ze in 't geïmproviseerde lazaret. De poilu inconnu was al begraven - maar ze hadden een foto en 't was niet die van haar Jean. Waar Jean dan was?" Disparu." Het woord leek haar nu een uitkomst. Niet dood dus, niet dood. Wat nu, Moedertje?" vroeg een officier, die meelij met haar had. Als 't een effect van uw goedheid zou zijn wilde ik graag hier blijven. Ik kan wasschen en stoppen en koffie zetten...." Entendu...." Ze bleef en maakte zich nuttig en geliefd. La mère Tine" werd een uitkomst voor velen. Ze verstelde wat haast niet meer te verstellen was, ze maakte van oud nieuw en geld wilde ze niet. Ze leefde, tusschen dat ruige soldatenleven, een vreemd bestaan van hopen en droomen en van onge kend diep voelen. Le poilu inconnu" was haar groote onder werp. Le poilu inconnu" kreeg al haar vreemde, weemoedige denken. Ze nam zijn jonge leven pp bij de wieg, volgde het naar school en juichend door de velden , voelde zijn eerste, opbloeiende liefde en zag hem dan gaan -?van huis, komen naar hier.... en weer gaan naar ginds, waar de bommen vielen te wensen overlaat. Wie draagt de schuld voor de eeuwige twisten tussen de Grieken, Europa, en Azië, de Perzen? Met vrouwenroof is het begonnen. lo uit Griekenland geroofd, Europa door Hellenen uit Azië; Medea uit Kolchis geschaakt, Helena door Paris, de Trojaanse prins, uit Sparta meege nomen. Men ziet, het gaat beurt om beurt. Toch treft de Grieken schuld voor de oorlogen om hun expeditie ter wille van Menelaus, de beledigde echtgenoot, tegen Troje. Vrouwenroof achten de Perzen het werk van slechte mannen ; van dwaze mannen echter om over de geroofden met felheid wraak te willen nemen; van verstandigen daarentegen om de geroofden gans niet te tellen ; duidelik toch is het, dat, als de vrouwen het zelf niet verlangd hadden, zij niet geroofd zouden zijn." Zo oordeelt Herodotus; ce que femme veut, zullen later de Fransen scherp formuleren .De Vader der Geschiedenis geeft met zekere voorliefde meer anekdoten om deze stelling toe te lichten : maar ik geloof, dat het toch gebeurd zou zijn, want Atossa wilde het." Ook in later eeuwen duchtte men de vrouw, hetzij om haar goede, hetzij om haar slechte eigenschappen. Is er groter lofspraak denk baar, al is de vorm eigenaardig gekozen, dan deze : De vrouwen zijn een kruis, maar toch, o (burgerij, wel niemand kan een huis bewonen zonder (kruis ; getrouwd zijn is een ramp, maar niet (getrouwd zijn ook ! De komiese dichters hebben vaker een bizarre vorm gevonden om de vrouw te hul digen ! Hoe hebben de Atheense wetgevers dit tegelijk veelgeprezen en veelgesmade wezen behandeld? Hebben zij de gevreesde vrijheid gelaten of gekortwiekt? In theorie mag de vrouw onbevoegd heten, de praktijk drijft overal en altijd de spot met al te achterlike wetten. Voor de verzorging der nauwkeurig omschreven en nauwkeurig nageleefde gods dienstplichten legde de Staat op de vrouw beslag; de pietistiese opvoeding belette de Atheense jonge dochter niet zelfgevoel, respekt voor eigenwaarde te krijgen; mochten de kwade kansen van het leven haar nopen tot optreden, dan was zij daartoe in staat ook ; de zeer uitgebreide proces-litteratuur, de pleitredenen van een Lysias en andere pleit bezorgers geven daarvan menig staaltje. In een maatschappij als de Griekse met haar tal rijke oorlogen en de daaruit volgende snelle wisseling van up and down is er vaak genoeg aanleiding voor de vermogende weduwe van een gevallen strijder in een proces te moeten optreden tot verweer tegen hebzuchtige ver wanten of nalatige voogden. De praktijk regelt zichzelf, onbruikbare wetten schuift zij op zij; vooral in de overgang van de vijfde naar de vierde eeuw, toen de emancipatie, in de school van Sokrates, onder invloed van vrouwen als Aspasia, geleerd, door de intellektuelen van het volgend geslacht uitge werkt, een geestes-stroming geweest is, die echter geen blijvende verruiming van de traditionele banden heeft gegeven. Er is geen merkbaar verschil tussen de vrouwelike tijd genoten van Pcrikles en die van Demosthenes. De psychologie der vrouw, haar gemoeds leven tekenen ons de dichters, daar is bij de drie grote tragici Aeschylus, Sophokles en Euripides een ontwikkelingslijn te ontdekken. Uit de reeks vrouwen kiest prof. Kuiper er enige, waaraan hij die lijn beschrijft, Helena en Elektra. Hadden de filosofen het druk over de emancipatie, de dichters bewijzen ons psychologiese verdieping in de waar dering der vrouw. Professor Kuiper, uitnemend gastheer als hij is, brengt de inhoud van een aantal Aulavoordrachten in dit boek tot alle belangstel lenden in Nederland, die hem niet hebben kunnen horen, ook tot die enkele honderden minimum iiiiiiiiimiiiiiiiililllllll Amsterdammers, die hem wel gehoord heb ben, maar de essays nu lezen willen; wat mij de enig-mogelike, vruchtbare manier van Volkshogeschool-onderwijs lijkt. Men zal dit essay met genoegen lezen ; het doet denken aan de door een vorig ge slacht zo hoog gewaardeerde eloquentie van Allard Pierson, de aestheticus, wiens opvolger prof. Kuiper niet minder is dan die van de graecus Naber. Utrecht. Dr. E. S L i j p t R iiiiiiiiiimiiiiiiimiiii I1IIMMHM Vrije Heerenhuizen TE KOOP <e Amsterdam Direct te aanvaarden Omtrek Overtoom N.V. Bouw-en Exploi tatie Mij. Philomena" Hoofdweg T3 H. Sloten «.-H. Op den Economischen Uitkijk De openbare meening en de malaise. Van verschillende onderwerpen, die op 't oogenblik voor bespreking hier in aanmer king komen, zie ik er nog steeds geen van grooter en algemeener belang dan den huidigen toestand van handel en bedrijf ten on zent en elders, dien wij als malaise" of de pressie" aanduiden. Het besef, dat die toestand is ingetreden, is in de laatste maand onder onze landgenooten meer verbreid geworden. Wel eigenaardig is het op te merken, hoe gewichtige eco nomische verschijnselen zich aan het publiek openbaren door kleine, min of meer huise lijke bijzonderheden. Bij ons in Holland trok het feit de aandacht, dat allerlei maga zijnen vlak vór St. Nicolaas uitverkoopen" en opruimingen" aankondigden. Dit was sedert menschenheugenis nooit voorgekomen en iedereen begreep, dat dit ongehoorde feit zijn verklaring moest vinden in geheel buitengewone omstandigheden. Welke die om standigheden waren, dat zag men niet aan stonds zoo klaar in. Er werd gezegd, dat de winkeliers met te groote voorraden zaten, niet een tevél aan duurgekochte goederen, dat de banken aan deze zaken haar credieten hadden opgezegd en dat dus door bijzondere middelen voor beschikking over gereed geld moest worden gezorgd. Doch wie iets verder nadacht, zag wel in, dat hij met het noemen van deze dingen niet bij de laatste oorzaak" was terechtgekomen, maar dat er meer achter' zat. Er is dan ook in dit alles, in de uiterlijke verschijnselen van zoo samengestelde verhoudings-wijzigingen en economische ver schuivingen, genoeg om den leek te verbijs teren, te meer omdat hij daarbij gesteld wordt voor onverklaarbaar schijnende paradoxen. Hoe kan er toenemende werkloosheid zijn, terwijl er zooveel behoefte is aan allerlei voortbrengselen van den arbeid, dus zou men zeggdi - zooveel vraag" ? Hoe rijmt zich de klaarblijkelijke terughoudendheid der kooplust van het publiek met de aanhoudende prijsdalingen? Waarom schijnt iedereen juist thans bevangen door een zucht tot zuinig heid, terwijl de salarissen en loonen (nog) niet zijn verminderd, maar verschillende goederen voor minder geld dan voorheen zijn te krijgen? Er doen zich hier, naar het schijnt, werkingen en wisselwerkingen voor, gansche reeksen van oorzaken en gevolgen, waarop het niet zoo eenvoudig is den juisten kijk" te krijgen. In den grond der zaak is dit ook zoo : onze maatschappelijke huishouding is uiterst ingewikkeld geworden ; handel en voort brenging zijn begrippen, waarmee wij werken, doch die feitelijk buitengewoon samenge stelde processen zijn geworden. In normale tijden letten we niet daarop ; wanneer alles marcheert", vragen we ons niet af welke factoren dat richtig marcheeren bepalen. Gaan de zaken scheef, dan beginnen wij be lang te stellen in de machinerie, maar dan komt menigeen tot de ervaring dat de in richtingdier machinerie gaat boven zijn begrip. Hoewel dit zoo is, moet men toch aan den anderen kant ook zeggen dat het gansche raderwerk in hoofdzaak wordt beheerscht door eenige simpele wetten, welker werking voor iedereen duidelijk is (of bij eenig nadenken zijn kan). De wet van vraag en aanbod is niet zoo geleerd dat zij boven de bevatting der menigte gaat. Dat per saldo goederen tegen goederen geruild" worden, is een waar heid, die menigeen toch wel kan inzien. En dat loonsverhooging geen wezenlijke bate is wanneer de voor dat loon te koopen goederen juist evenveel in prijs zijn gestegen, heeft menigeen aan den lijve (en zijn beurs) onder vonden. Ook zijn de oorlogsjaren leerzaam geweest, doordat de buitengewone tijdsomstandig heden" velen als 't ware een cursus hebben gegeven in de practische economie." Zoo meen ik dan, dat ook de belangstellende leek, die de teekenen der tijden volgt en ze wil verstaan, wel een juist inzicht kan krijgen in den aard der moeilijkheden, waarin wij ons bevinden, een inzicht ook in de keuze der juiste middelen, die ons uit die moeilijk heden moeten brengen. Voor niemand behoeft het een verborgen heid te zijn dat de lage stand der valuta in centrale" en geallieerde" rijken voor ons land is een groot kwaad. Geen onvermengd kwaad, want als koopers van producten uit die landen vinden wij daarbij ons voordeel. Maar eensdeels stelt die lage valuta ginds de producenten over de grenzen in staat hun goe deren aan te bieden tot prijzen, welke mede dinging voor den Nederlandschen fabrikant iiiiiiiMMii Mitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii <*t tl imiiitiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiililllliiliiilllilillliiiiiiiiii imiiiiiiiiiiimiimi en de kogels floten. Ze zag hem. in 't ge vecht en ze vond hem weer op 't veld, een eenzame, onbekende nu. Toen spon zich tusschen haar ziel en die van den Poilu inconnu", een vreemd en subtiel netwerk van fijne, lieve gedachten. Ze voelde zich de Moïder" van den eenzame ze voelde zich als een troost en bescherming voor hem , ze wist dat hij op haar wachtte om hem de oogen toe te drukken om met een laatsten mocderkus zijn voorhoofd te hei ligen. Zoo werd ze la Mère Tine" de vrouw die iederen onbekenden soldaat ging afleggen en begraven. Soms dacht ze aan Jean Matthiémaar eigenlijk hoopte ze niet meer. Ze was zówerkelijk de moeder van al die anderen geworden, dat het haar was of ze haar jongen al honderd malen begraven had. Ze geloofde in God en ze hoopte op recht vaardigheid en soms als het tot haar door drong dat Jean Matthiémisschien ergens anders als poilu inconnu" begraven was, hoopte ze maar dat een andere moeder hem den laatsten kus had gegeven en de oogen had toegedrukt. Zoo sleet ze de wreede jaren van den oorlog, die later in haar herinnering niet veel meer waren dan een dag.... De vrede kwam voor haar als een onheil.... immers ze ontnam haar haar levensdoel. Ze ging naar huis en dacht aan al het ge buurde als aan een droom en begon weer te verlangen naar haar fiston".... Maar niets kwam. Tot op een goeden dag de courant vertelde van 't groote feest ; het vredesfeest de herdenking van 't verlies en de vreugde om 't terugwinnen van A'sace-Lorraine. 't Was een eindeloos programma.... en op het eind kwam --- de glorieuze herdenking van den poilu inconnu" in het Pantheon. Ze was nog nooit in Parijs geweest en het was een heel ding maar ze voelde daar moest ze bij zijn, dat was haar feest het feest van al haar kinderen n van Jean Matthié.... Ze kwam in Parijs aan met al haar geld en ze dacht aan niets, zag ook niets, heel haar wezen drong naar het Pan theon.... Hoe ze erin kwam? Maar heel gewoon. Alle anderen hadden kaarten, zij niet, maar aan den ingang stond een poilu die haar kende, wie kende haar niet?.... en hij had niet den moed haar tegen te houden. Er was nog bijna niemand en door de rijen vergulde stoelen liep ze op de gouden katafalk toe, waarvan de zijden vlaggen, pp de hoeken, in bundels te treuren hingen. a?" Ze keek ernaar en begreep niet.... Dat.... voor den poilu inconnu" Kom nou ! 't Lijkt er niet naar ! Mooi? Ja, dat wel. Maar.... niet echt! Ze zocht een hoekje en ging zitten. De groote zaal liep langzaam vol. Chique dames en heeren kwamen luid sprekend, soms lachend binnen. Nooit nog had ze zooveel rijkdom samen gezien.... zelfs de rouw was chic.... Ze dacht aan haar jongens hoe ze vol modder en bloed gehavend en geschonden uit de brancards kwamen, en iets in haar kwam in opstand.... iets in haar voelde al die pracht en praal als stille vijandelijkheid. Zówas het immers niet geweest.... zij wist het toch zeker zoo goed als wie ook. Eindelijk gingen de deuren dicht.... Een heer stond op, vol linten en medaljes.... maar niet van 't soort dat de oorlog geeft. Hij zei ook zelf, meegevochten had hij niet. Nou dan ?" dacht ze jaloersch, wat mot je dan met mijn jongens, wat weet je d'rvan?" Maar de man sprak maar door al maar over den poilu inconnu. En" zei hij, de man die zijn leven voor ons allen liet, is ten grave gedaald zonder een moederkus, zonder een vriendenhand om hem de oogen te sluiten en".... Ah, dat was te erg. Ze was opgesprongen en ze stond daar als een beeld der wrake. Vous mentez ! Vous mentez!" riep ze. ,,J'y tais moi, je leur ai ferme les yeux moi et leur baiser, ils l'ont eu." Er heerschte even diepe stilte. De besten die daar waren schenen te begrijpen dat daar iets grootsch gebeurde. Maar de heer met de medaljes werd rood en boos. Zijn discours was op geen interrupties berekend.... Hij begon opnieuw.... Maar weer stond ze en schreeuwde : Eh non, je vous dis, non. Tont cela n'est pas vrai. Le poilu inconnu, c'est moi qui l'ai enterr il n'est pas la dedans, qu'en savez-vous?. Y tiez vous par hasard ?" De goeden die daar waren, zij, die zoons verloren hadden, begrepen en hadden tranen in de oogen Maar ze waren in de minderheid en de heer met de medaljes en zijn discours verloor zijn geduld. In een oogenblik hadden twee gardiens de la paix haar vast en werd ze buiten.,gebracht La mëre Tine.... Na dit betreurenswaardig incident dat we de arme waanzinnige moeten vergeven, zullen we rustig verder gaan " zei de heer met de medaljes die hij niet door den oorlog kreeg. Die dag was voor la Mère Tine de doodsdag van Jean Matthiéen van al haar jongens. E i. i. i: N F o R p s T Atjeh's kust, Dec. 1920

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl