Historisch Archief 1877-1940
!T. 8277
Zaterdag 12 Februari
A°. 1921
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Fedacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten
Muziek-bijvoegsel
Bij dit nummer behoort een tweede
bijvoegsel: Oe Bok op de H a
verkist, muziek en tekst van Manna de
Wijs Mouton, begeleiding van Jan
Hemsing.
rlimimmtmHHttHtlHIlHIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIimilimillllllltllllll
INHOUD : 1. De Fiscus en wij, door Mr. G.
H. Arnhardt Jr. -- Herfstvakantie, door Dr.
E. Sliiper Tijdgenooten : Carnegie II,
door Dr. W. O. C. Byvanck De Hoofde
lijke omslag in de Hervormde Kerk, ctow
Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine
Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van
Oven Krekelzang, door J. H. Speenhotf
De Haagsche Schouwburgkwestie,
teekening van Jordaan 3. Recht-loos
Vlaanderen, door Dr. F. van Eeden. 5. Voor
Vrouwen: Beiersche Volkskunst, door E. M.
Roege Van kinderen, door F.. Tierie
Hoogerzeil Ingezonden, door M. E. v. d.
Velde?Pijnappel Uit de natuur, door
Jac. P. Thijsse 7. Boekbespreking, door
Dr. G. Nolst Trenitéen Prof. Dr. H. Th.
Obbink Leeren de dieren "door ervaring?
door Dr. J. Enklaar 8. Mu/.iek in de Hoofd
stad, door H. J. den Hertog Financiën en
Economie, door J. D. Santilhano -- - Dra
matische Kroniek, door Top Naeft' 10.
Ruize-rijmen ; Charivaria, door Charivarius
Het toenemend gebrek aan
koopvaardijofticieren, teekening van P van
Wagtendonk Lezingen over Bergson, door Joh.
Tielrooy Het portret, door Mr. C. P. van
Rossem, met teekeningen van Is. van Mens
-- II. De nieuwe Rotterdamsche
gemeenteleening, teekening van Joh. Braakensiek
Bijvoegsels : Schilderijen van Nederlandsche
meesters naar Parijs, teekening van Joh.
Braakensiek --- De Rok op de Haverkist,
tekst en muziek van Manna de Wijs-Moulon
begeleiding van lin Hemsing.
iniiiiiiitimiiiintffiiimiiittiium
DE FISCUS EN WIJ.
Langzaam, uiterst langzaam, wint de mee
ning veld dat de menschheid een groote
belangengemeenschap vormt, en dat het
«ven dwaas is dat personen en groepen daar
van elkaar bestrijden en benadeekn, als
wanneer deelen van hetzelfde lichaam dat
deden.
De mensen maakt, met behoud van zijn
individualiteit, steeds meer deel uit van groe
pen: stad, staat,
volkengemeenschap-menschheid, en hij wordt er steeds inniger aan ver
bonden, niet slechts door wetsbepaling, maar
ook door drang des harten.'
Nog is onze opvoeding egoïstisch, is onze
opleiding veelal gericht op hebben, op krijgen,
op geld verdienen, desnoods ten koste van den
ondergang van anderen. Ons sociaal voelen
zal nog moeten worden ontwikkeld,niet in dien
zin, dat we slaafjes worden in het kringetje
waarin we ons hebben opgesloten, maar z
dat we Menschen worden, vrij-voelend ondanks
de beperkingen die we ons opleggen ten bate
van allen.
Naarmate wij inniger deel uitmaken van
stad en staat zullen we meer zaken gemeen
schappelijk regelen tot profijt van allen :
brandweer, politie, waterstaat, museum
wezen, kunsten en wetenschappen, zorg voor
hulpbehoevenden. We gaan ons meer verwant
voelen ook, schamen ons, rijkdommen te
verwerven ten koste van onze medeburgers,
onze kracht te misbruiken om van hen te
halen, inplaats van die meerdere kracht te
bezigen om zwakkeren te helpen. We gaan er
een eer in stellen te dragen naar draagkracht.
Een kleine minderheid zal de richting aan
duiden, de overheid behoort die te
sanctionneeren, de massa zal langzaam volgen, half
onwillig eerst, langzamerhand meer grif.
In hoeverre nu de saamhoorigheidsgedachte
in daden wordt omgezet, dat blijkt niet uit
redevoeringen in of buiten het Parlement,
noch uit artikelen in de Pers. Het blijkt,
-?doodnuchter bij de controle der belasting
aangiften. En nu zal ik het kort en bondig
zeggen: gén 10 ten 100 daarvan zijn nauw
keurig en naar goede trouw ingevuld, onver
schillig uit welk milieu ze komen, uit welke
politieke of sociale laag. 't Is om te huilen !
Oppenheim heeft in zijn Gemeenterecht"
tegen de over-talrijke belastingdieven" ge
fulmineerd, en, zooals elk practicus weet,
terecht, zonder eenige overdrijving. De eeuwig
durende controle door waakzame menschen
?uitgeoefend, schiet nog grootelijks te kort, de
delicten zijn zoo talrijk en algemeen, dat het
aanbrengen bij de justitie van speciale gevallen
ons 'n gevoel van gêne" geeft tegenover den
tot 'n soort slachtoffer geworden beklaagde.
Ik zeg dat uit eigen ervaring.
Laat ons niet te hard oordeelen !
Eeuwen van zedeleer-verbreiding hebben
ons nog nauwelijks geleerd dat moorden en
stelen slecht is. We hebben nog den massa
moord die oorlog heet als geacht instituut
voor het uitmaken van geschillen. De moraal
in den handel toch al niet vlekkeloos vaak
is er in de laatste jaren niet op vooruit
gegaan. In den wedloop om gewin sparen we
niets en niemand.
Maar toch : in ons is doorgedrongen dat
moord en diefstal slecht zijn, zij het dan ook
except in time of war" zooals 'n Engelsen
blad hoont. Maar dat we aan den fiscus,
dat is : aan onze medeburgers, naar draag
kracht moeten offeren om de kosten van de
staatshuishouding te bestrijden, heeft niemand
ons eigenlijk geleerd.
Dat het laf is eigen lasten te schuiven op
anderer schouders, dat is op school niet als
fout verkondigd, noch dat men verhinderen
mag dat de overheid de matelooze ellende die
er bestaat opruimt, eenvoudig doordat men
geen evenredig deel van zijn duiten afstaat
en genieten durft terwijl z'n buurman het
noodige ontbeert.
We zijn nog erg onopgevoed op dit terrein
en de heele paedagogiek van den staat wordt
gevormd door 'n stuk of wat kille strafbe
dreigingen tegen fraude ! Dat is al heel pover,
zou ik zeggen.
De Staat moest de idee verkondigen dat
het onbehoorlijk is niet mee te betalen naar
vermogen, dat al die controle toch eigenlijk
hatelijk en vernederend is. De staat moe st.. ..
Nu ja, de overheid zijn ook maar menschen.
Toch zijn er goede voorbeelden : omstreeks
het begin van deze eeuw heeft men, bij het
invoeren van een nieuwe Oostenrijksche
belastingwetgeving, te Weenen voordrachten
tot uitlegging, populariseering dier wetge
ving laten houden in vakvereenigingen,
Kamers van Koophandel, vereenigingen voor
volksontwikkeling, en dergelijke. Ze vonden,
vertelt de Oberfinanzrat Dr. J. von Bauer
(Finanz-Archiv 1902) een bijzonder talrijken
dankbaar publiek, en zijn niet zonder invloed
op Het inburgeren der wet gebleven." Qui
l'aurait cru?
Men kan zoo twee vliegen in n klap slaan :
De wetten, die rnaar al te vaak voor een
leek akelig duister zijn, verklaren (na ze
eerst haastiglijk te hebben vereenvoudigd, en
alle getheoretiseer er uit te hebben verwijderd).
En bovendien propageeren, dat dejuitspraak
,,dat een leugen voor de belasting geen leugen ii,"
een onwaardig en verderfelijk gezegde is. Er
is geen koude, ongrijpbare fiscus die bedrogen
rtilllilllHil
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII'ltl
Tj/DGENGOT EN:
CARNEGIE
il
Dat was een heei nederig begin : op zijn
vijftiende jaar telegratnbestelier en loopjongen
te wezen.
Carnegie zag er toch iets in. Hij had de
gaaf om zich de mogelijkheden die in een
werkkring liggen opgesloten, te verbeelden
en daarvan gebruik te maken, zoodra de
gelegenheid zich opdeed. Nu ja, het beduidde
niet veel een telegram aan den geadresseerde
ter hand te stellen, maar in een kleine stad.
zooals Pittsburgh in 1850 nog was, en waai
de telegraaf een nieuwigheid voorstelde, stond
de weg open om allerlei menschen te leeren
kennen, hun kleine diensten te bewijzen en
op de hoogte te komen van verschillende
zaken.
Het groote doel van een jongen", zoo
leert Carnegie, moet zijn om iets te doen
dat gaat buiten de sfeer van zijn dadelijke
plichten. Hij moet leeren aanpakken."
Die telegramjongens moesten 's morgens
de lokalen schoon maken; de machines stonden
dan onbeheerd. Welk een verlokking om te
trachten achter de geheimen van het
telegraafwezen te komen!
Hij leerde zich te telegrafeeren en viel wel
eens in, wanneer een telegrafist niet op zijn
post was. Dat was een stap vooruit. Dan
had hij een andere eigenschap die hem te
stade zou komen. Hij zocht telkens de aan
sluiting bij iemand van wien hij gevoelde
dat hij hooger stond. Hij keek opwaarts; hij
verlangde naar een patroon wiens voorbeeld
hij kon volgen.
Welk een vervulling was het voor hem
toen de bestuurder van een tak eener groote
spoorwegmaatschappij een particulieren tele
grafist voor zijn functies noodig had, en
hij, Andy, de jongen met zijn klare oogen
en de gereede handen werd uitgekozen voor
de betrekking!
Hij was toen een onbedorven knaap, het
weekgeld werd geregeld thuis gestort en moest
dienen voor het opbouwen van het familie
fortuin. Als omgang had hij een paar kame
raden van Schotsche afkomst of Schotten
als hij /.elf; zij kregen toegang tot een huis
waar hun lederen Zaterdag naar eigen keus
een boek werd verstrekt ter lectuur. Dat
was de eerste vrije bibliotheek die hem tege
moet kwam. De boeken weerhielden hen van
het opzoeken van minder goed gezelschap.
Ook hebben die jeugdvrienden het allen
zeer ver in de wereld gebracht.?Waarlijk,
zegt Carnegie, het zijn niet de rijkeluis
kinderen, waarvoor wij bang hoeven te zijn
in den wedstrijd van het leven, het zijn de
arme jongens die leeren zich in te spannen.
Maar het genie waar hij voortaan naar
opkeek, was Mr. Scott, bedrijfsleider van de
Pennsylvania Road Company. Het
beambtenleven was voor Andrew voorbij; hij stond
in de wereld; was hij ook al niet reeds
achttien jaar? - - en hij had het bijzonder
getroffen met zijn chef. Mr. Scott had een
warm hart en een open geest; zijn klerk en
secretaris die hem aanbad won zijn vertrou
wen en werd al meer in het werk ingewijd.
Ja, allengs meende Carnegie dat ook het
moeielijke gedeelte wel door hem kon worden
waargenomen.
Eens op een morgen in het bureau komend
bemerkte hij dat er een groote obstructie op
de lijn was en er niet anders dan met de
uiterste voorzichtigheid kon worden gereden,
terwijl de treinen der zijlijnen allen werden
opgehouden. Mr. Scott was nog niet ver
schenen en zou denkelijk het eerste uur of
de eerste uren niet komen.
De jonge Schot die op zijn tijd het werk
van den directeur had afgezien, besloot de
verwarring op de lijn te regelen en zond
overal heen in naam van Mr. Scott telegram
men af aan de stationschefs en vroeg van
hen telegrammen, - strikt tegen het regle
ment dat alleen aan den directeur het recht
toekende telegraphische orders te geven.
Niet dat Carnegie onkundig was van wat hij
wordt, maar de gemeenschap van ons allen,
de hulpbehoevenden, de schipbreukelingen
der samenleving vooral.
Dat kan in deze tijden de verschrik
kelijkste gevolgen hebben !
Intusschen, wie verheffing der belastingmoracl
wil bevorderen door verdieping van het in
zicht der menschen in wat behoorlijk is jegens
de belangengemeenschap en wat niet, die
houde deze uitspraak van v. Bauer in het oog :
Die ethischen Gesichtspunkte mussen
auf beiden Seiten vorhanden sein. Nur ein
vollkommeneres Steuerrecht kann eine
vollkommenere Erfüllung seiner Forderungen ver
langen."
Zoo is het. Er zijn in onze fiscale voor
schriften heel wat aanleidingen voor onrecht
te vinden. Er is veel dat eenvoudig in strijd
is met het rechtsgevoel. Ik wil dit nu niet in
détails uiteenzetten, maar elke insider weet
het, de inspecteurs hebben er zelf de felste
critiek op geleverd. En er is nog al wat ge
knutsel te vervangen door simpele zake
lijkheid. Wetten die van ieder gehoorzaamheid
eischen, moeten door ieder begrepen kunnen
worden. Eenvoud is nog steeds het kenmerk
van het ware. Mij dunkt, dat spreekt van zelf.
Maar het vanzelfsprekende dringt niet altijd
door in de regionen, waarin men uit een
studeerkamer de wereld wil regeeren zonder
dat men in voortdurende aanraking blijft
met het aardsche gewemel."
Het kan zoo zijn nut hebben als Haroen al
Raschid te dalen van den troon om te dwalen
door de menigte en te luisteren, te leeren; dat
dit verzuimd is, heeft juist menigeen den
troon gekost.
Tenslotte :
De staat neme maatregelen tot verheffing
van de belastingmoraal, maar zorge dan tevens
voor nuchtere, klare wetten en voor uitlegging
en populariseering daarvan, desnoods door
reizende leeraars. En als hij een veront
schuldiging voor ontduikers wil wegnemen,
laat de Overheid de geinde penningen dan
anders dan nu soms - beheeren als een
goed huisvader" zooals 't Romeinsche recht
dat noemt.
Laten de Overheid en wij, burgers, allebei
ons best doen.
Nietwaar, van n zijde kan het goede niet
komen !
MR. (i. H. A R N n A K D r |R.
HERFSTVAKANTIE
De door professor Casimir hier te lande in
gevoerde onderwijs-instellin?, het Lyceum,
heeft veel nieuws gebracht, dat v het spreekt
vanzelf - - door de dochter-instellingen rnet
liet gehele program overgenomen is. Ouder
avonden, gezamenlike uitstapjes, schoolreisjes,
ook herfstvakantie, alle dingen die, zonder
twijfel nuttig, passen in het kader van een
Lyceum naar het Haagse model. Ik zeg dit
laatste met opzet en niet nadruk erbij, omdat
de naam Lyceum op het ogenblik een zeei
verwarrende voorstelling geeft ; overal ver
rijzen Lycea al dan niet met het epitheton
Christelik, maar het leerplan en de inrichting
dier scholen behoeven met dat van het
Haagse niets gemeen te hebben en hebben dat
ook doorgaans niet.
Het Lyceum van Casimir heeft opgang
gemaakt. Jonge mensen met volle bevoegdheid
voor hun taak hebben hier, onder bezielende
leiding, de opvoeding der jeugd op zich ge
nomen ; zij hebben dit gedaan met inspanning
van al hun kracht, met opoffering van hun
gehele persoonlikheid, met beschikbaar
stelling van al hun vrije tijd. Wie dit niet aan
vaardt, doet beter elders een leraarsbetrek
king te zoeken. De Haagse Lyceumleraren
hebben zich een eigen ambtenaarschap
geschapen met, vrijwillig, meer plichten dan
rechten. V'erantwoordelikheid voor het slagen
van hun inrichting beheerst al hun doen en
laten. Zij vormen sport- en muziekklubs, reis
verenigingen, toneelgezelschappen ; gewil
lig vertrouwen de ouders hun kinderen,
ook buiten de school, aan de leiding der lera
ren toe, ook in zaken, die altans naar de gang
bare opvatting, met het onderwijs in engere
zin niets te maken hebben. Ouderavonden,
waar de leraren in hun eigen gebouw gastheer
zijn, brengen kontakt tusschen de beide mach
ten, die de kinderen opvoeden en onderhou
den dit.
Waar op het programma staat :
Wandellessen; bezoek aan de havens van Rotterdam,
aan enkele fabrieken, dient vooral voor dat
bezoek ook tijd gevonden te worden; binnen de
schoolweken gaat dit niet, tenzij men de ge
hele inrichting stopzet. Ziehier dan een reden
om ongeveer halverwege het eerste derde
deel van de kursus een korte pauze te hou
den, waarin de exkursies, op het programma
aangekondigd, gehouden kunnen en moeten
gehouden worden.
Zulk een uitstapje loont alleen bij mooi weer.
In het Leerplan van het Haagse Lyceum
zie ik dan ook staan onder Eenige
Mededeelingen : Vakanties : Drie of vier dagen BI i
(iOF.n WEDER, omstreeks 7?10 October.
Is het weer slecht, dan kan de Herfst
vakantie of verschoven worden, zelfs al is
de datum nu nader vastgelegd om ter wille
van het gezin zoveel mogelik met de Ge
meente gelijk te blijven, of geheel vervallen.
Zulk een fakultatieve regeling is op een
biezondere school, maar ook alleen daar,
bestaanbaar. Eén kwartier tijds is voldoende
voor een beslissing : een korte leraarsvergade
ring ; een besluit (het weer is mooi of niet :
een derde mogelikheid geldt voor niet-mooi),
telefonies de voorzitter van Curatoren orn
bekrachtiging gevraagd, die wel niet anders
dan objektief de motieven beoordelen zal en
de zaak is beslist.
Onder zulke omstandigheden is een Herfst
vakantie iets heilzaams : tijd voor een
schoolreisje, zodra het weer mooi is, onder leiding
van leraren. Zo wordt de Herfstvakantie niet
anders dan een samenzijn van leraar en
leerlingop een andereplaats dan binnen de
schoolruimte. Wanneer deze rust niet zo doorge
bracht wordt, clan komen er bezwaren van
ouders-zijde ; nemen de leraren de leiding
weer op /.ich, dan is een ieder tevreden.
Op een gegeven ogenblik heelt ook buiten
de Lyceumwereld ?- een maatschappij op
zichzelf in de schooljeugd de leus geklon
ken van een herfstvakantie. Het openbaar
onderwijs heeft die eis gesteld, of liever, het
konkrete gevnl : de Hangfc Gemeentercuid
heeft, np initiatief van den Wethouder voor
Onderwijs, zulk een Herfstvakantie opge
drongen ; de leraren van de Gymnasia des
gevraagd, hadden ertegen geadviseerd.
Een herfstvakantie slaat nu overal te
wachten ; ertegen protcsteeren geeft niets ;
men krijgt het nieuwe instituut tuisgestuard
en heeft het te aanvaarden. Ertegen waar
schuwen geeft misschien al even weinig,
maar is desalniettemin plicht.
Waarop grondt men de noodzakelikheid
van deze vakantie?
Op het welzijn der jeugd. De rek is zo lang
van September tot Kerstmis ; de jeugd moet
zich zo hard inspannen ; geef haar een dag of
wat rust en ze vaart er wel hij.
Ik betwijfel of dit argument inderdaad
juist is. Werken de kinderen te hard? Som
migen ongetwijfeld ; maar dit zijn de elemen
ten, die in de klas niet tuis horen ; zij mogen
geen norm aangeven voor de gang van het
onderwijs. Er behoeft niet te hard gewerkt
te worden in een week met drie vrije middagen.
Ja, maar die middagen zijn niet vrij : die
zijn bestemd voor lessen in muziek en tekenen
of timmeren, voor dansles of godsdienstonder
wijs ; of padvinderij. Moeders, die aldus
deed, of dat hij overijld onder een ingeving
handelde. Neen, hij greep resoluut in, met
de overtuiging: Er op of er onder, en met
de hoop dat hij het zou klaar spelen.
Het ging alles goed. Toen Mr. Scott
eindelijk aankwam, had hij al gehoord van
het oponthoud op den weg. Wel, hoe
gaan de zaken? vroeg hij.
Zijn klerk l^gde hem uit hoe hij in zijn
naam orders had gegeven omdat hij hem
niet had kunnen vinden.
Mr. Scott liet zich op de hoogte brengen
van den stand der zaken, ging de antwoorden
en de rapporten der stationschefs na, contro
leerde alles en kon geen aanmerking maken.
Hij keek zijn klerk aan, verifieerde alles nog
eens en zei niets. Toen ging hij naar zijn
eigen lessenaar.
Carnegie begreep dat hij te ver was gegaan.
Hij beloofde zich in stilte niet meer eigen
machtig te handelen. Was het ook w-el
noodig? want Mr. Scott kwam gedurende
eenige dagen zeer vroeg op het bureau.
Toen kwam hij te weten dat zijn chef tot
een van de autoriteiten in Pittsburgh had
gezegd : Weet je wat die kleine witharige
Schotsche duivel bij mij heeft uitgevoerd?
Ik mag verdraaid zijn, als hij niet op zijn
eigen hand zonder de minste machtiging
alle treinen van de divisie heeft laten loopen".
En kwam het alles uit? - vroeg de ander.
.,() ja, het was perfect in orde".
Dat stelde mij genist, zegt Carnegie. Het
duurde niet lang daarna of ik gaf geregeld
de orders voor den treinenloop. Ik had mijn
weg gevonden.
Maar een toeval had in die dagen zijn
loopbaan kunnen breken. Hij bracht naar
Pittsburgh de bctalingsrollen en de cheques
over voor de spoorbeambten. liet was een
ruwe weg met den trein, en hij had zijn
plaats genomen op de machine. Op eenmaal
bemerkte hij, dat het pak, te groot voor
zijn zak, en onder zijn vest geplaatst, was
weggegleden en verdwenen. Dit zou hem zijn
ontslag, zoo niet erger kosten.
Maar misschien iag de rol nog langs den
weg toen men was voorbij gestoomd. Hij
haalde den machinist over een paar mijlen
de machine te keeren. Ja, daar zag hij het
pak gelukkig vlak bij het water op den grond
liggen. Hij maakte zich er meester van en
hield het krampachtig vast gedurende het
vervolg van den tocht. Het was een
uitredding door een wonder.
Waren er geen machten die hem bescherm
den?
Hij kreeg meer en meer vertrouwen in
zichzelf.
Toen Mr. Scott naar Philadelphia in het
hoofdbestuur van den spoorweg werd ge
roepen, vroeg hij geheel onverwacht aan
Carnegie of hij zelf zich in staat gevoelde
(hij was toen vier-en-twintig jaar) om de
Pittsburgh-divisie van de lijn te dirigeeren.
Ik dacht in die dagen, dat ik alles aan kon,
zegt Carnegie, en ofschoon ik in 't geheel
niet op het aanbod had gerekend, nam ik het
dadelijk aan en was zoo opgewonden, dat ik
nauwelijks van een vermeerdering van salaris
wou hooren.
Maar de betere bezoldiging kwam, en het
was een andere stand waarin Carnegie zijn
intrede maakte.
Steeds had hij gehoopt, dat de gelegenheid
zou komen om zijn ouders het leven gemak
kelijker te maken. Hij kon niet verdragen,
dat zijn vader op een boot onder de
dekpassagiers zou zijn, en hij had hem beloofd,
dat dit spoedig zou veranderen. Andry",
zei de oude Schot aangedaan, ik ben trots
o;i je, jongen." Een woord door Carnegie
als de grootste lof bewaard. De vader echter,
was maar kort een gast op de a-irde, hij
stierf lang voordat de verandering iu het
leven van zijn zoon plaats vond, de moeder
daarentegen werd van haar zorgen bevrijd.
Zij was een geboren lady, zegt Carnegie, en
zij zou nok als lady leven.
De belrekking aan den
Philadelphia-spoorweg bracht hem gedurende de dagen van den
Amerikaanschen burgeroorlog in aanraking
met den [-"'resident der Unie, Lincoln, en zijn
ministers. Hij kwam in de groote wereld
en ook in de wereld van de groote zaken.
Locomotieven waren noodig en zware
ijzeren bruggen voor de verbinding der wegen.
Een maatschappij werd daarvoor opgericht
en Carnegie werd er de ziel van. Hij wilde,
klaagt (vaders ziet een leraar zelden of nooit,
die komen nooit praten over hun kind) be
denkt, dat alleen de zeer krachtige naturen dit
menu in zijn geheel verorberen kunnen ; zijn
uw kinderen van minder sterke hersens, dan
moeten zij die extra-bezigheden tot op de
helft inkorten of de school verlaten ; de school
moet hoofdzaak blijven, het schoolwerk
voorgaan. In het leven gaat ook wat plicht is,
boven ontspanning; ten minste in de vrije be
roepen. En wie eist, dat de school zich aan het
leven aanpast, dient het te billiken, dat al die
extra-lessen wijken voor de schooltaak. Of
kan een muziekaal jongmens bijv. elke Dins
dag een uur vroeger van kantoor naar huis,
omdat hij die avond kwartet moet spelen?
Werken kinderen te hard, dan hebben zij of
moeite met het leren of zij zijn met allerlei
extraas, met goedvinden der ouders, overbe
last. Valse schaamte doet hiet vaak veel
kwaad, evenals strnggle for high life, ook
geestelik.
De leerlingen hebben aan welhaast iedere
school een of meer gezelschappen, disputen
zonder nabroodjes. De meer begaafden kun
nen voor het geestelik voedsel van de werk
vergaderingen wel zorgen, zonder dat ze op
school nadeel ervan ondervinden. Maar voor
de minder begaafden wordt het een uiterste
krachtinspanning om ook wat te leveren. Die
samenkomsten van jongens en meisjes hebben
voor henzelf, zooals te begrijpen is, veel be
koring, ook nut, al gaan de behandelde onder
werpen ver boven het begrip der sprekers en
der hoorders, wier bijval luider klinkt al naar
mate er verder boven hun begrip georakeld
is. Nu leeft deze moraal onder de jeugd :
op school een gek figuur slaan kan onder zekere
omstandigheden iemand een stralenkrans
geven van heroïsme, maar op een dispuut
is het fnuikend voor iemands positie. Om dit
te voorkomen 'ezen de dames en heren wat
rijp is en groen ; hoe minder begrepen, hoe
gemakkeliker men erover orakelt en, hoe
groter het sukses, hoe knapper de held;
zo is het nu eenmaal, maar voor velen, die
aan deze wedloop deelnemen, zijn de gevolgen
funest. Zij klagen over te hard werk de
school krijgt de schuld.
Heeft, wat soms wel gebeuren kan, de school
werkelik schuld door een leraar, die te veel
eist voor zijn vak als in zijn ogen het voornaam
ste, of door onwijs gekozen huiswerk, dan is
er nog een Rector in het klachten-buro en
dan is er nog gemeenschappelik overleg.
Zulk een euvel kan hoogstens drie maanden
duren. Herfstvakantie kan dat niet uit de
weg helpen.
Een klas is presies als een trempaard voor
een volle wagen: het aanzetten kost inspanning;
loopt de \vagcn eenmaal, dan rolt hij vanzeff ;
/et men die beweging stop, dan heeft men eerst
verslapping tegen de dag van de naderende
vakantie, daarna weer grote moeite om. de
gematigde snelheid te herwinnen. Het te
kort moet dan ingehaald worden, over
belasting dreigt.
Nu zouden alle bezwaren tegen het afbre
ken van het onderwijs miniem wegen, wanneer
er zekerheid bestond, dat die dagen doelmatig
besteed worden. Maar bij een openbare in
richting van onderwijs bestaan daarvoor geen
waarborgen.
Vooral, omdat daar alles gereglementeerd
is. ook e vakantie. In de verordening komj
te staan : Herfst-vakantie, begin de zooveelste,
einde de zooveelste. Is het die dagen nu mie
zerig najaarsweer, dan moet de vakantie
doorgaan, dan krijgen de moeders hun
kinderen tuis, en weten niet, wat met ze te
beginnen. Zijn er in het gezin ook nog kin
deren, die de Lagere School bezoeken, dan
is de regelmaat gans en al verstoord; vader
heeft in geen geval vrij ; liefhebberijen?
Kinderen, die zich niet kunnen bezig houden,
Miniimiiiiiiiii i' IIH in iiiiiMiiiii iiiiiniiiiiii u iiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiitimiiiiiii it
dat men trots" zou zijn op het werk,
door hun fabrieken geleverd.
Weldra nam het zoozeer zijn aandacht in
beslag, dat hij den spoorwegdienst verliet
(1865). Van nu af was hij fabrikant.
Het zou Carnegie niet zijn geweest en hij
zou niet het wonderlijke succes hebben be
haald, dat hem toebedeeld is geworden,
wanneer hij geen vaste regels bij zijn bestuur
had gevolgd. Hij verbond de meest geschikte
mannen aan zijn onderneming eu dreef hen
aan tot bezuiniging en hervorming, zelf sloot
hij de groote contracten af zonder aarzeling
en kleingeestigheid, en hij voerde een zuiveren
tinancieele controle in die op ieder
oogenblik een afdoend inzicht toeliet op den gang
van zaken. Het was de Schot van vroeger.
volledig op de hoogte van wat rondom hem
gebeurde.
Andere zaken mochten hem niet afleiden.
Toen hij zich te New-York vestigde voor
een poos. om te midden der groote
handelsaangelegenheden van het werelddeel te zijn,
toonde hij zich afkeerig van alle speculaties.
Hij gaf zijn geld alleen aan zijn zaak en
stelde het tot een principe waarvan geen lid
van het beetuur mocht afwijken, dat geen
verplichtingen zouden worden aangegaan
waarvoor het geld niet beschikbaar was.
Het kapitaal was niet iets om te wagen,
maai' het was de zekerheid en de basis voor
den ondernemer.
Hij hield dat stelsel vol, ook tegenover
zijn vrienden, met echt Schotsche hardnek
kigheid.
Toen 'Mr. Scott de bewondering van zijn
jeugd, voor zijn Texas-Pacific een som noodig
had. die het huis Morgan te New-York hem
alleen wilde leenen onder waarborg van
Carnegie. weigerde deze ondanks den aan
drang van zijn vrienden en van zijn broeder.
Hij stond tusschen Mr. Scott en zijn onder
gang. Het was een van de grootste beproe
vingen van zijn leven, zegt Carnegie, maar
zijn geweten en zijn plichtgevoel zeiden hem
wat hij had te doen. Mr. Scott heeft den
slag niet lang overleefd.
\V. G. C. B v v A :-; c K