De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 12 februari pagina 1

12 februari 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

!T. 8277 Zaterdag 12 Februari A°. 1921 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Fedacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosten Muziek-bijvoegsel Bij dit nummer behoort een tweede bijvoegsel: Oe Bok op de H a verkist, muziek en tekst van Manna de Wijs Mouton, begeleiding van Jan Hemsing. rlimimmtmHHttHtlHIlHIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIimilimillllllltllllll INHOUD : 1. De Fiscus en wij, door Mr. G. H. Arnhardt Jr. -- Herfstvakantie, door Dr. E. Sliiper Tijdgenooten : Carnegie II, door Dr. W. O. C. Byvanck De Hoofde lijke omslag in de Hervormde Kerk, ctow Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine Buitenl. Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven Krekelzang, door J. H. Speenhotf De Haagsche Schouwburgkwestie, teekening van Jordaan 3. Recht-loos Vlaanderen, door Dr. F. van Eeden. 5. Voor Vrouwen: Beiersche Volkskunst, door E. M. Roege Van kinderen, door F.. Tierie Hoogerzeil Ingezonden, door M. E. v. d. Velde?Pijnappel Uit de natuur, door Jac. P. Thijsse 7. Boekbespreking, door Dr. G. Nolst Trenitéen Prof. Dr. H. Th. Obbink Leeren de dieren "door ervaring? door Dr. J. Enklaar 8. Mu/.iek in de Hoofd stad, door H. J. den Hertog Financiën en Economie, door J. D. Santilhano -- - Dra matische Kroniek, door Top Naeft' 10. Ruize-rijmen ; Charivaria, door Charivarius Het toenemend gebrek aan koopvaardijofticieren, teekening van P van Wagtendonk Lezingen over Bergson, door Joh. Tielrooy Het portret, door Mr. C. P. van Rossem, met teekeningen van Is. van Mens -- II. De nieuwe Rotterdamsche gemeenteleening, teekening van Joh. Braakensiek Bijvoegsels : Schilderijen van Nederlandsche meesters naar Parijs, teekening van Joh. Braakensiek --- De Rok op de Haverkist, tekst en muziek van Manna de Wijs-Moulon begeleiding van lin Hemsing. iniiiiiiitimiiiintffiiimiiittiium DE FISCUS EN WIJ. Langzaam, uiterst langzaam, wint de mee ning veld dat de menschheid een groote belangengemeenschap vormt, en dat het «ven dwaas is dat personen en groepen daar van elkaar bestrijden en benadeekn, als wanneer deelen van hetzelfde lichaam dat deden. De mensen maakt, met behoud van zijn individualiteit, steeds meer deel uit van groe pen: stad, staat, volkengemeenschap-menschheid, en hij wordt er steeds inniger aan ver bonden, niet slechts door wetsbepaling, maar ook door drang des harten.' Nog is onze opvoeding egoïstisch, is onze opleiding veelal gericht op hebben, op krijgen, op geld verdienen, desnoods ten koste van den ondergang van anderen. Ons sociaal voelen zal nog moeten worden ontwikkeld,niet in dien zin, dat we slaafjes worden in het kringetje waarin we ons hebben opgesloten, maar z dat we Menschen worden, vrij-voelend ondanks de beperkingen die we ons opleggen ten bate van allen. Naarmate wij inniger deel uitmaken van stad en staat zullen we meer zaken gemeen schappelijk regelen tot profijt van allen : brandweer, politie, waterstaat, museum wezen, kunsten en wetenschappen, zorg voor hulpbehoevenden. We gaan ons meer verwant voelen ook, schamen ons, rijkdommen te verwerven ten koste van onze medeburgers, onze kracht te misbruiken om van hen te halen, inplaats van die meerdere kracht te bezigen om zwakkeren te helpen. We gaan er een eer in stellen te dragen naar draagkracht. Een kleine minderheid zal de richting aan duiden, de overheid behoort die te sanctionneeren, de massa zal langzaam volgen, half onwillig eerst, langzamerhand meer grif. In hoeverre nu de saamhoorigheidsgedachte in daden wordt omgezet, dat blijkt niet uit redevoeringen in of buiten het Parlement, noch uit artikelen in de Pers. Het blijkt, -?doodnuchter bij de controle der belasting aangiften. En nu zal ik het kort en bondig zeggen: gén 10 ten 100 daarvan zijn nauw keurig en naar goede trouw ingevuld, onver schillig uit welk milieu ze komen, uit welke politieke of sociale laag. 't Is om te huilen ! Oppenheim heeft in zijn Gemeenterecht" tegen de over-talrijke belastingdieven" ge fulmineerd, en, zooals elk practicus weet, terecht, zonder eenige overdrijving. De eeuwig durende controle door waakzame menschen ?uitgeoefend, schiet nog grootelijks te kort, de delicten zijn zoo talrijk en algemeen, dat het aanbrengen bij de justitie van speciale gevallen ons 'n gevoel van gêne" geeft tegenover den tot 'n soort slachtoffer geworden beklaagde. Ik zeg dat uit eigen ervaring. Laat ons niet te hard oordeelen ! Eeuwen van zedeleer-verbreiding hebben ons nog nauwelijks geleerd dat moorden en stelen slecht is. We hebben nog den massa moord die oorlog heet als geacht instituut voor het uitmaken van geschillen. De moraal in den handel toch al niet vlekkeloos vaak is er in de laatste jaren niet op vooruit gegaan. In den wedloop om gewin sparen we niets en niemand. Maar toch : in ons is doorgedrongen dat moord en diefstal slecht zijn, zij het dan ook except in time of war" zooals 'n Engelsen blad hoont. Maar dat we aan den fiscus, dat is : aan onze medeburgers, naar draag kracht moeten offeren om de kosten van de staatshuishouding te bestrijden, heeft niemand ons eigenlijk geleerd. Dat het laf is eigen lasten te schuiven op anderer schouders, dat is op school niet als fout verkondigd, noch dat men verhinderen mag dat de overheid de matelooze ellende die er bestaat opruimt, eenvoudig doordat men geen evenredig deel van zijn duiten afstaat en genieten durft terwijl z'n buurman het noodige ontbeert. We zijn nog erg onopgevoed op dit terrein en de heele paedagogiek van den staat wordt gevormd door 'n stuk of wat kille strafbe dreigingen tegen fraude ! Dat is al heel pover, zou ik zeggen. De Staat moest de idee verkondigen dat het onbehoorlijk is niet mee te betalen naar vermogen, dat al die controle toch eigenlijk hatelijk en vernederend is. De staat moe st.. .. Nu ja, de overheid zijn ook maar menschen. Toch zijn er goede voorbeelden : omstreeks het begin van deze eeuw heeft men, bij het invoeren van een nieuwe Oostenrijksche belastingwetgeving, te Weenen voordrachten tot uitlegging, populariseering dier wetge ving laten houden in vakvereenigingen, Kamers van Koophandel, vereenigingen voor volksontwikkeling, en dergelijke. Ze vonden, vertelt de Oberfinanzrat Dr. J. von Bauer (Finanz-Archiv 1902) een bijzonder talrijken dankbaar publiek, en zijn niet zonder invloed op Het inburgeren der wet gebleven." Qui l'aurait cru? Men kan zoo twee vliegen in n klap slaan : De wetten, die rnaar al te vaak voor een leek akelig duister zijn, verklaren (na ze eerst haastiglijk te hebben vereenvoudigd, en alle getheoretiseer er uit te hebben verwijderd). En bovendien propageeren, dat dejuitspraak ,,dat een leugen voor de belasting geen leugen ii," een onwaardig en verderfelijk gezegde is. Er is geen koude, ongrijpbare fiscus die bedrogen rtilllilllHil IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII'ltl Tj/DGENGOT EN: CARNEGIE il Dat was een heei nederig begin : op zijn vijftiende jaar telegratnbestelier en loopjongen te wezen. Carnegie zag er toch iets in. Hij had de gaaf om zich de mogelijkheden die in een werkkring liggen opgesloten, te verbeelden en daarvan gebruik te maken, zoodra de gelegenheid zich opdeed. Nu ja, het beduidde niet veel een telegram aan den geadresseerde ter hand te stellen, maar in een kleine stad. zooals Pittsburgh in 1850 nog was, en waai de telegraaf een nieuwigheid voorstelde, stond de weg open om allerlei menschen te leeren kennen, hun kleine diensten te bewijzen en op de hoogte te komen van verschillende zaken. Het groote doel van een jongen", zoo leert Carnegie, moet zijn om iets te doen dat gaat buiten de sfeer van zijn dadelijke plichten. Hij moet leeren aanpakken." Die telegramjongens moesten 's morgens de lokalen schoon maken; de machines stonden dan onbeheerd. Welk een verlokking om te trachten achter de geheimen van het telegraafwezen te komen! Hij leerde zich te telegrafeeren en viel wel eens in, wanneer een telegrafist niet op zijn post was. Dat was een stap vooruit. Dan had hij een andere eigenschap die hem te stade zou komen. Hij zocht telkens de aan sluiting bij iemand van wien hij gevoelde dat hij hooger stond. Hij keek opwaarts; hij verlangde naar een patroon wiens voorbeeld hij kon volgen. Welk een vervulling was het voor hem toen de bestuurder van een tak eener groote spoorwegmaatschappij een particulieren tele grafist voor zijn functies noodig had, en hij, Andy, de jongen met zijn klare oogen en de gereede handen werd uitgekozen voor de betrekking! Hij was toen een onbedorven knaap, het weekgeld werd geregeld thuis gestort en moest dienen voor het opbouwen van het familie fortuin. Als omgang had hij een paar kame raden van Schotsche afkomst of Schotten als hij /.elf; zij kregen toegang tot een huis waar hun lederen Zaterdag naar eigen keus een boek werd verstrekt ter lectuur. Dat was de eerste vrije bibliotheek die hem tege moet kwam. De boeken weerhielden hen van het opzoeken van minder goed gezelschap. Ook hebben die jeugdvrienden het allen zeer ver in de wereld gebracht.?Waarlijk, zegt Carnegie, het zijn niet de rijkeluis kinderen, waarvoor wij bang hoeven te zijn in den wedstrijd van het leven, het zijn de arme jongens die leeren zich in te spannen. Maar het genie waar hij voortaan naar opkeek, was Mr. Scott, bedrijfsleider van de Pennsylvania Road Company. Het beambtenleven was voor Andrew voorbij; hij stond in de wereld; was hij ook al niet reeds achttien jaar? - - en hij had het bijzonder getroffen met zijn chef. Mr. Scott had een warm hart en een open geest; zijn klerk en secretaris die hem aanbad won zijn vertrou wen en werd al meer in het werk ingewijd. Ja, allengs meende Carnegie dat ook het moeielijke gedeelte wel door hem kon worden waargenomen. Eens op een morgen in het bureau komend bemerkte hij dat er een groote obstructie op de lijn was en er niet anders dan met de uiterste voorzichtigheid kon worden gereden, terwijl de treinen der zijlijnen allen werden opgehouden. Mr. Scott was nog niet ver schenen en zou denkelijk het eerste uur of de eerste uren niet komen. De jonge Schot die op zijn tijd het werk van den directeur had afgezien, besloot de verwarring op de lijn te regelen en zond overal heen in naam van Mr. Scott telegram men af aan de stationschefs en vroeg van hen telegrammen, - strikt tegen het regle ment dat alleen aan den directeur het recht toekende telegraphische orders te geven. Niet dat Carnegie onkundig was van wat hij wordt, maar de gemeenschap van ons allen, de hulpbehoevenden, de schipbreukelingen der samenleving vooral. Dat kan in deze tijden de verschrik kelijkste gevolgen hebben ! Intusschen, wie verheffing der belastingmoracl wil bevorderen door verdieping van het in zicht der menschen in wat behoorlijk is jegens de belangengemeenschap en wat niet, die houde deze uitspraak van v. Bauer in het oog : Die ethischen Gesichtspunkte mussen auf beiden Seiten vorhanden sein. Nur ein vollkommeneres Steuerrecht kann eine vollkommenere Erfüllung seiner Forderungen ver langen." Zoo is het. Er zijn in onze fiscale voor schriften heel wat aanleidingen voor onrecht te vinden. Er is veel dat eenvoudig in strijd is met het rechtsgevoel. Ik wil dit nu niet in détails uiteenzetten, maar elke insider weet het, de inspecteurs hebben er zelf de felste critiek op geleverd. En er is nog al wat ge knutsel te vervangen door simpele zake lijkheid. Wetten die van ieder gehoorzaamheid eischen, moeten door ieder begrepen kunnen worden. Eenvoud is nog steeds het kenmerk van het ware. Mij dunkt, dat spreekt van zelf. Maar het vanzelfsprekende dringt niet altijd door in de regionen, waarin men uit een studeerkamer de wereld wil regeeren zonder dat men in voortdurende aanraking blijft met het aardsche gewemel." Het kan zoo zijn nut hebben als Haroen al Raschid te dalen van den troon om te dwalen door de menigte en te luisteren, te leeren; dat dit verzuimd is, heeft juist menigeen den troon gekost. Tenslotte : De staat neme maatregelen tot verheffing van de belastingmoraal, maar zorge dan tevens voor nuchtere, klare wetten en voor uitlegging en populariseering daarvan, desnoods door reizende leeraars. En als hij een veront schuldiging voor ontduikers wil wegnemen, laat de Overheid de geinde penningen dan anders dan nu soms - beheeren als een goed huisvader" zooals 't Romeinsche recht dat noemt. Laten de Overheid en wij, burgers, allebei ons best doen. Nietwaar, van n zijde kan het goede niet komen ! MR. (i. H. A R N n A K D r |R. HERFSTVAKANTIE De door professor Casimir hier te lande in gevoerde onderwijs-instellin?, het Lyceum, heeft veel nieuws gebracht, dat v het spreekt vanzelf - - door de dochter-instellingen rnet liet gehele program overgenomen is. Ouder avonden, gezamenlike uitstapjes, schoolreisjes, ook herfstvakantie, alle dingen die, zonder twijfel nuttig, passen in het kader van een Lyceum naar het Haagse model. Ik zeg dit laatste met opzet en niet nadruk erbij, omdat de naam Lyceum op het ogenblik een zeei verwarrende voorstelling geeft ; overal ver rijzen Lycea al dan niet met het epitheton Christelik, maar het leerplan en de inrichting dier scholen behoeven met dat van het Haagse niets gemeen te hebben en hebben dat ook doorgaans niet. Het Lyceum van Casimir heeft opgang gemaakt. Jonge mensen met volle bevoegdheid voor hun taak hebben hier, onder bezielende leiding, de opvoeding der jeugd op zich ge nomen ; zij hebben dit gedaan met inspanning van al hun kracht, met opoffering van hun gehele persoonlikheid, met beschikbaar stelling van al hun vrije tijd. Wie dit niet aan vaardt, doet beter elders een leraarsbetrek king te zoeken. De Haagse Lyceumleraren hebben zich een eigen ambtenaarschap geschapen met, vrijwillig, meer plichten dan rechten. V'erantwoordelikheid voor het slagen van hun inrichting beheerst al hun doen en laten. Zij vormen sport- en muziekklubs, reis verenigingen, toneelgezelschappen ; gewil lig vertrouwen de ouders hun kinderen, ook buiten de school, aan de leiding der lera ren toe, ook in zaken, die altans naar de gang bare opvatting, met het onderwijs in engere zin niets te maken hebben. Ouderavonden, waar de leraren in hun eigen gebouw gastheer zijn, brengen kontakt tusschen de beide mach ten, die de kinderen opvoeden en onderhou den dit. Waar op het programma staat : Wandellessen; bezoek aan de havens van Rotterdam, aan enkele fabrieken, dient vooral voor dat bezoek ook tijd gevonden te worden; binnen de schoolweken gaat dit niet, tenzij men de ge hele inrichting stopzet. Ziehier dan een reden om ongeveer halverwege het eerste derde deel van de kursus een korte pauze te hou den, waarin de exkursies, op het programma aangekondigd, gehouden kunnen en moeten gehouden worden. Zulk een uitstapje loont alleen bij mooi weer. In het Leerplan van het Haagse Lyceum zie ik dan ook staan onder Eenige Mededeelingen : Vakanties : Drie of vier dagen BI i (iOF.n WEDER, omstreeks 7?10 October. Is het weer slecht, dan kan de Herfst vakantie of verschoven worden, zelfs al is de datum nu nader vastgelegd om ter wille van het gezin zoveel mogelik met de Ge meente gelijk te blijven, of geheel vervallen. Zulk een fakultatieve regeling is op een biezondere school, maar ook alleen daar, bestaanbaar. Eén kwartier tijds is voldoende voor een beslissing : een korte leraarsvergade ring ; een besluit (het weer is mooi of niet : een derde mogelikheid geldt voor niet-mooi), telefonies de voorzitter van Curatoren orn bekrachtiging gevraagd, die wel niet anders dan objektief de motieven beoordelen zal en de zaak is beslist. Onder zulke omstandigheden is een Herfst vakantie iets heilzaams : tijd voor een schoolreisje, zodra het weer mooi is, onder leiding van leraren. Zo wordt de Herfstvakantie niet anders dan een samenzijn van leraar en leerlingop een andereplaats dan binnen de schoolruimte. Wanneer deze rust niet zo doorge bracht wordt, clan komen er bezwaren van ouders-zijde ; nemen de leraren de leiding weer op /.ich, dan is een ieder tevreden. Op een gegeven ogenblik heelt ook buiten de Lyceumwereld ?- een maatschappij op zichzelf in de schooljeugd de leus geklon ken van een herfstvakantie. Het openbaar onderwijs heeft die eis gesteld, of liever, het konkrete gevnl : de Hangfc Gemeentercuid heeft, np initiatief van den Wethouder voor Onderwijs, zulk een Herfstvakantie opge drongen ; de leraren van de Gymnasia des gevraagd, hadden ertegen geadviseerd. Een herfstvakantie slaat nu overal te wachten ; ertegen protcsteeren geeft niets ; men krijgt het nieuwe instituut tuisgestuard en heeft het te aanvaarden. Ertegen waar schuwen geeft misschien al even weinig, maar is desalniettemin plicht. Waarop grondt men de noodzakelikheid van deze vakantie? Op het welzijn der jeugd. De rek is zo lang van September tot Kerstmis ; de jeugd moet zich zo hard inspannen ; geef haar een dag of wat rust en ze vaart er wel hij. Ik betwijfel of dit argument inderdaad juist is. Werken de kinderen te hard? Som migen ongetwijfeld ; maar dit zijn de elemen ten, die in de klas niet tuis horen ; zij mogen geen norm aangeven voor de gang van het onderwijs. Er behoeft niet te hard gewerkt te worden in een week met drie vrije middagen. Ja, maar die middagen zijn niet vrij : die zijn bestemd voor lessen in muziek en tekenen of timmeren, voor dansles of godsdienstonder wijs ; of padvinderij. Moeders, die aldus deed, of dat hij overijld onder een ingeving handelde. Neen, hij greep resoluut in, met de overtuiging: Er op of er onder, en met de hoop dat hij het zou klaar spelen. Het ging alles goed. Toen Mr. Scott eindelijk aankwam, had hij al gehoord van het oponthoud op den weg. Wel, hoe gaan de zaken? vroeg hij. Zijn klerk l^gde hem uit hoe hij in zijn naam orders had gegeven omdat hij hem niet had kunnen vinden. Mr. Scott liet zich op de hoogte brengen van den stand der zaken, ging de antwoorden en de rapporten der stationschefs na, contro leerde alles en kon geen aanmerking maken. Hij keek zijn klerk aan, verifieerde alles nog eens en zei niets. Toen ging hij naar zijn eigen lessenaar. Carnegie begreep dat hij te ver was gegaan. Hij beloofde zich in stilte niet meer eigen machtig te handelen. Was het ook w-el noodig? want Mr. Scott kwam gedurende eenige dagen zeer vroeg op het bureau. Toen kwam hij te weten dat zijn chef tot een van de autoriteiten in Pittsburgh had gezegd : Weet je wat die kleine witharige Schotsche duivel bij mij heeft uitgevoerd? Ik mag verdraaid zijn, als hij niet op zijn eigen hand zonder de minste machtiging alle treinen van de divisie heeft laten loopen". En kwam het alles uit? - vroeg de ander. .,() ja, het was perfect in orde". Dat stelde mij genist, zegt Carnegie. Het duurde niet lang daarna of ik gaf geregeld de orders voor den treinenloop. Ik had mijn weg gevonden. Maar een toeval had in die dagen zijn loopbaan kunnen breken. Hij bracht naar Pittsburgh de bctalingsrollen en de cheques over voor de spoorbeambten. liet was een ruwe weg met den trein, en hij had zijn plaats genomen op de machine. Op eenmaal bemerkte hij, dat het pak, te groot voor zijn zak, en onder zijn vest geplaatst, was weggegleden en verdwenen. Dit zou hem zijn ontslag, zoo niet erger kosten. Maar misschien iag de rol nog langs den weg toen men was voorbij gestoomd. Hij haalde den machinist over een paar mijlen de machine te keeren. Ja, daar zag hij het pak gelukkig vlak bij het water op den grond liggen. Hij maakte zich er meester van en hield het krampachtig vast gedurende het vervolg van den tocht. Het was een uitredding door een wonder. Waren er geen machten die hem bescherm den? Hij kreeg meer en meer vertrouwen in zichzelf. Toen Mr. Scott naar Philadelphia in het hoofdbestuur van den spoorweg werd ge roepen, vroeg hij geheel onverwacht aan Carnegie of hij zelf zich in staat gevoelde (hij was toen vier-en-twintig jaar) om de Pittsburgh-divisie van de lijn te dirigeeren. Ik dacht in die dagen, dat ik alles aan kon, zegt Carnegie, en ofschoon ik in 't geheel niet op het aanbod had gerekend, nam ik het dadelijk aan en was zoo opgewonden, dat ik nauwelijks van een vermeerdering van salaris wou hooren. Maar de betere bezoldiging kwam, en het was een andere stand waarin Carnegie zijn intrede maakte. Steeds had hij gehoopt, dat de gelegenheid zou komen om zijn ouders het leven gemak kelijker te maken. Hij kon niet verdragen, dat zijn vader op een boot onder de dekpassagiers zou zijn, en hij had hem beloofd, dat dit spoedig zou veranderen. Andry", zei de oude Schot aangedaan, ik ben trots o;i je, jongen." Een woord door Carnegie als de grootste lof bewaard. De vader echter, was maar kort een gast op de a-irde, hij stierf lang voordat de verandering iu het leven van zijn zoon plaats vond, de moeder daarentegen werd van haar zorgen bevrijd. Zij was een geboren lady, zegt Carnegie, en zij zou nok als lady leven. De belrekking aan den Philadelphia-spoorweg bracht hem gedurende de dagen van den Amerikaanschen burgeroorlog in aanraking met den [-"'resident der Unie, Lincoln, en zijn ministers. Hij kwam in de groote wereld en ook in de wereld van de groote zaken. Locomotieven waren noodig en zware ijzeren bruggen voor de verbinding der wegen. Een maatschappij werd daarvoor opgericht en Carnegie werd er de ziel van. Hij wilde, klaagt (vaders ziet een leraar zelden of nooit, die komen nooit praten over hun kind) be denkt, dat alleen de zeer krachtige naturen dit menu in zijn geheel verorberen kunnen ; zijn uw kinderen van minder sterke hersens, dan moeten zij die extra-bezigheden tot op de helft inkorten of de school verlaten ; de school moet hoofdzaak blijven, het schoolwerk voorgaan. In het leven gaat ook wat plicht is, boven ontspanning; ten minste in de vrije be roepen. En wie eist, dat de school zich aan het leven aanpast, dient het te billiken, dat al die extra-lessen wijken voor de schooltaak. Of kan een muziekaal jongmens bijv. elke Dins dag een uur vroeger van kantoor naar huis, omdat hij die avond kwartet moet spelen? Werken kinderen te hard, dan hebben zij of moeite met het leren of zij zijn met allerlei extraas, met goedvinden der ouders, overbe last. Valse schaamte doet hiet vaak veel kwaad, evenals strnggle for high life, ook geestelik. De leerlingen hebben aan welhaast iedere school een of meer gezelschappen, disputen zonder nabroodjes. De meer begaafden kun nen voor het geestelik voedsel van de werk vergaderingen wel zorgen, zonder dat ze op school nadeel ervan ondervinden. Maar voor de minder begaafden wordt het een uiterste krachtinspanning om ook wat te leveren. Die samenkomsten van jongens en meisjes hebben voor henzelf, zooals te begrijpen is, veel be koring, ook nut, al gaan de behandelde onder werpen ver boven het begrip der sprekers en der hoorders, wier bijval luider klinkt al naar mate er verder boven hun begrip georakeld is. Nu leeft deze moraal onder de jeugd : op school een gek figuur slaan kan onder zekere omstandigheden iemand een stralenkrans geven van heroïsme, maar op een dispuut is het fnuikend voor iemands positie. Om dit te voorkomen 'ezen de dames en heren wat rijp is en groen ; hoe minder begrepen, hoe gemakkeliker men erover orakelt en, hoe groter het sukses, hoe knapper de held; zo is het nu eenmaal, maar voor velen, die aan deze wedloop deelnemen, zijn de gevolgen funest. Zij klagen over te hard werk de school krijgt de schuld. Heeft, wat soms wel gebeuren kan, de school werkelik schuld door een leraar, die te veel eist voor zijn vak als in zijn ogen het voornaam ste, of door onwijs gekozen huiswerk, dan is er nog een Rector in het klachten-buro en dan is er nog gemeenschappelik overleg. Zulk een euvel kan hoogstens drie maanden duren. Herfstvakantie kan dat niet uit de weg helpen. Een klas is presies als een trempaard voor een volle wagen: het aanzetten kost inspanning; loopt de \vagcn eenmaal, dan rolt hij vanzeff ; /et men die beweging stop, dan heeft men eerst verslapping tegen de dag van de naderende vakantie, daarna weer grote moeite om. de gematigde snelheid te herwinnen. Het te kort moet dan ingehaald worden, over belasting dreigt. Nu zouden alle bezwaren tegen het afbre ken van het onderwijs miniem wegen, wanneer er zekerheid bestond, dat die dagen doelmatig besteed worden. Maar bij een openbare in richting van onderwijs bestaan daarvoor geen waarborgen. Vooral, omdat daar alles gereglementeerd is. ook e vakantie. In de verordening komj te staan : Herfst-vakantie, begin de zooveelste, einde de zooveelste. Is het die dagen nu mie zerig najaarsweer, dan moet de vakantie doorgaan, dan krijgen de moeders hun kinderen tuis, en weten niet, wat met ze te beginnen. Zijn er in het gezin ook nog kin deren, die de Lagere School bezoeken, dan is de regelmaat gans en al verstoord; vader heeft in geen geval vrij ; liefhebberijen? Kinderen, die zich niet kunnen bezig houden, Miniimiiiiiiiii i' IIH in iiiiiMiiiii iiiiiniiiiiii u iiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiitimiiiiiii it dat men trots" zou zijn op het werk, door hun fabrieken geleverd. Weldra nam het zoozeer zijn aandacht in beslag, dat hij den spoorwegdienst verliet (1865). Van nu af was hij fabrikant. Het zou Carnegie niet zijn geweest en hij zou niet het wonderlijke succes hebben be haald, dat hem toebedeeld is geworden, wanneer hij geen vaste regels bij zijn bestuur had gevolgd. Hij verbond de meest geschikte mannen aan zijn onderneming eu dreef hen aan tot bezuiniging en hervorming, zelf sloot hij de groote contracten af zonder aarzeling en kleingeestigheid, en hij voerde een zuiveren tinancieele controle in die op ieder oogenblik een afdoend inzicht toeliet op den gang van zaken. Het was de Schot van vroeger. volledig op de hoogte van wat rondom hem gebeurde. Andere zaken mochten hem niet afleiden. Toen hij zich te New-York vestigde voor een poos. om te midden der groote handelsaangelegenheden van het werelddeel te zijn, toonde hij zich afkeerig van alle speculaties. Hij gaf zijn geld alleen aan zijn zaak en stelde het tot een principe waarvan geen lid van het beetuur mocht afwijken, dat geen verplichtingen zouden worden aangegaan waarvoor het geld niet beschikbaar was. Het kapitaal was niet iets om te wagen, maai' het was de zekerheid en de basis voor den ondernemer. Hij hield dat stelsel vol, ook tegenover zijn vrienden, met echt Schotsche hardnek kigheid. Toen 'Mr. Scott de bewondering van zijn jeugd, voor zijn Texas-Pacific een som noodig had. die het huis Morgan te New-York hem alleen wilde leenen onder waarborg van Carnegie. weigerde deze ondanks den aan drang van zijn vrienden en van zijn broeder. Hij stond tusschen Mr. Scott en zijn onder gang. Het was een van de grootste beproe vingen van zijn leven, zegt Carnegie, maar zijn geweten en zijn plichtgevoel zeiden hem wat hij had te doen. Mr. Scott heeft den slag niet lang overleefd. \V. G. C. B v v A :-; c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl