Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Febr. '21. - No. 2277
ODFE8PD
Karl Muck
Hetjdient te worden erkend, dat men met
de vervanging van Mengelberg zeer gelukkig
is geweest.
Het orkest speelt met volle toewijding en
met pleizier onder Muck, en het publiek is
in de hoogste mate tevreden, geniet van zijn
mooi-gave uitvoeringen.
Ik heb nog niet het voorrecht gehad, eene
repetitie onder hem bij te wonen, maar ik kan
me voorstellen, hoe het er toegaat. Hij regeert
met zijn zakelijkheid en zijn kalme onverzet
telijkheid ; en zijn soberheid, zijn correctheid,
zijn fijne intelligentie en zijn voorname muzi
kaliteit doen het artistieke werk. Ons orkest
wil Mengelberg's lange verhalen wel een tijdje
missen, en voor de Amerikaansche collega's
blijken ze een openbaring, wat wil men
meer!
Wie Muck voor de eerste maal ziet
dirigeeren, moet hem wel van een zekere koelheid
verdenken. Het is vooral iets straks op zijn
gelaat, dat den oppervlakkigen beschouwer
gemakkelijk op een dwaalspoor brengt. Iets
straks op zijn gelaat, dat alleen valt waar te
nemen, als hij in zijn dirigenten-rol is, en dat
onmiddellijk wijkt,"als hij zich in een gesprek
met u begeeft.
De verklaring ligt voor de hand : ziehier
weer eens een treffend voorbeeld van de juist
heid der stelling, dat een knap dirigent aller
eerst knap is in zelfbeheersching. Muck staat
rustig, zijn slag is rustig, en zijn gezicht tee
kent rust. Voor de tot het uiterste doorgevoer
de ontwikkeling van dit prachtig-rustige in
hél zijn houding en hél zijn doen moet hij,
dunkt me, wel veel te danken hebben aan het
theater-element in zijne carrière. Allereerst
zichzelf volkomen in bedwang te hebben is
den opera-dirigent nog onontbeerlijker dan
deri orkestleider.
Resultaat van zijn jarenlange oefening in
zelfbeheersching is bij Muck een
ongemeenkrachtige werking zijner innerlijkheid.
Zijner innerlijkheid, die, zeker, veel
koelzakelijks, veel nuchters in zich bergt, maar
waarin ook veel gloed besloten ligt, gloed in
alle graden : gloed, die plotseling kan komen
uitflitsen, schroeiend, verzengend ; gloed daar
naast, die gelijkmatig uit- en doorstraalt, een
weldaad in zijne koestering.
Er schuilt ook teeders genoeg in deze
kunstenaars-innerlijkheid, en fijne overwegingen
van smaak, en veel schoone wijsheid.
En dan gelijk overal, waar men een groot
dirigent aan den arbeid ziet : hier imponeert
de diepe kennis van en de vertrouwdheid met
het apparaat, en vooral niet minder de pre
cieze lezing der partituren, het alles zijn
juiste plaats, alles zijn juiste duur, alles zijn
juiste kracht, alles in de juiste verhouding.''
Gevaar voor een te dik opleggen dreigt bij
Muck nooit; soberheid is het domineerende
onder zijne artistieke principes. Hiermee hangt
direct samen het vrijwel-énige gebaar zijner
linkerhand : het afweren van ongewenschte
klank-ontwikkeiing, ja, vaak het wegvagen
van een te-veel aan klank.
Zijn standpunt in zake groote lijn en détails
presenteert zich met volstrekte duidelijkheid :
de groote lijn is hem alles, en de détails,
schoon nimmer verwaarloosd, laat hij détails
blijven. Van liefdevolle verzorging der détails
bemerkt men bij dezen dirigent weinig. Doch
in 't algemeen laat hij van wat hij doet,
welbewust en met succes, en, niet minder door
zuiver gevoel dan door smaakvolle berekening
geleid, doet, maar hél weinig merken.
Toch, het moet wel aan een iets te veel op
het tweede plan houden van de détails toe te
schrijven zijn, dat men in Muck's Haydn- en
Mozart-vertolking, althans hier en daar, een
zeker tekort aan sfeer" constateert. Stijl"
mist men hier stellig niet, en evenmin een
artistiek-evenwichtig demonstreeren der
schoonheden van thematische bewerking.
Het Siegfried-Idyll" weet deze vermaarde
Wagner-dirigent tot iets
buitengemeen-bekoorlijks te maken, ook alweer door de tref
fende ingehoudenheid, waarvan hij het kost
baar geheim bezit. Zijne directie van dit juweel
van compositie en instrumentatie voelt men
van den diepsten eerbied vervuld.
Eerbied en innige genegenheid heeft
Muck ook voor het werk van Richard den
Tweeden."
Het is een lust, den Eulenspiegel" door
hem geïnterpreteerd te hooren. Muck be
hoort tot de zeer weinigen, die dit uit den
gezondsten humor opgebouwde stuk zówe
ten uit te brengen, dat het klinkt, dat het
spreekt, en dat het drastische binnen de
perken blijft.
Mengelberg heeft ons op dit punt in 't
algemeen zoozeer verwend, dat wij niet zonder
groote opgen op te zetten kennisnemen van wat
Specht in zijn nieuw boek over Strauss, aan
het slot der bespreking van den?Eulenspiegel",
zegt:
Das Werk wird zumeist schlechtoderdoch
unvollkommen aufgeführt. Oewiss, es ist eine
der schwierigsten und vielfaltigsten Partitu
ren der Literatur und auch die geforderte
Orchesterbesetzung wird nur selten ganz
anzutreffen sein. Das Wesentliche aber liegt
darin, dass die meisten Dirigenten allzu wahllos
samtliche Stimmen gleich wichtig
nebeneinanderherstürmen lassen, statt die
beherrschenden Stimmen sinnvoll und dem
Musikalisch-Poetischen ideengemass hervorzuheben
und all die anderen, die thematischen
Randglossen, die orchestralen Indiskretionen nur
als Farbe, als Vignette und Remarque zu
behandeln.Solche unabgetönt larmende,
undurchsichtige Aufführungen durch schlechte und
faule Dirigenten haben bei manchen den
Eindruck erweckt, alsware hier viel,, Augenmusik,"
vieles, was nur dem Leser deutlich wird, aber
nicht klingt." Nichts falscher. Der
Euenspiegel" ist Ohrenmusik durch und durch.
Und Oeistmusik und eine des fröhlichen
Herzens dazu".
Oorenmuziek" heb ik met volledige instem
ming door Muck k hooren maken van
Debussy's hoog-geniale La Mer." Het kan zijn,
dat anderen meenen, dat, zooais hij vooral
het tweede en het derde van deze stukken op
vat, de kleur op zichzelve en de overheersching
van het kleur-principe in 't gedrang komen,
ik voor mij deel die meening niet. Ik kan hét
niet anders zien, dan dat al wat voor den
schepper dezer muziek doe', en middel is
geweest in deze vertolking geheel tot zijn
'recht komt, en dat daarbij op 't punt van
volkomen-natuurlijk en algemeen-muzikaal klin
ken een uiterst merkwaardig en voor de ware
vrienden van Debussy bepaald verblijdend
resultaat verkregen is.
Voor eene bespreking van Strauss, B
rgerEdelmann"-suite en de eerste uitvoeringen,
die Muck er nu voor ons van gegeven heeft,
heb ik wat meer plaats noodig; daarover
dus in een volgend artikel.
H. J. DEN HERTOG
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll MlllllltlMIIIIMIIMIIIIIIIIHIIIIIIMII
Financiën en Economie
BIJZONDERE VOORZIENING
TEN AANZIEN VAN
LEVENSVERZEKERING
MAATSCHAPPIJEN
lm afwachting van eene wettelijke regeling
van het levensverzekeringbedrijf, heeft de
regeering zich genoodzaakt gezien, reeds
thans een wetsontwerp in te dienen, houdende
voorschriften ten aanzien van
levenverzekering maatschappijen, welke bizondere voor
ziening vereischen.
De naaste aanleiding tot de indiening
van dit wetsontwerp is, blijkens de memorie
van toelichting, gegeven door den toestand
waarin, naar algemeen bekend is, een bepaalde
Maatschappij met omvangrijk bedrijf verkeert.
Ofschoon geen naam genoemd wordt, is
het duidelijk genoeg, dat hiermede de
Algemeene" bedoeld wordt. De scherpe critiek,
door de redactie van de N.ieuwe Financier
en Kapitalist en van de Haagsche Post sinds
geruimen tijd op den toestand dezer maatschappij
uitgeoefend, heeft aan het licht gebracht,
dat het met haar niet in den haak was. En
al moge deze critiek in vorm en toon niet
van overdrijving vrij te pleiten zijn, in het
wezen der zaak is zij gebleken juist te zijn.
Tengevolge van de belangrijke koersdaling
der fondsen, waarin ongeveer de helft van
haar premiereserve van ca. ? 70 millioen
belegd is, moet het als nagenoeg zeker worden
aangenomen, dat deze reserve niet meer
voldoende is om alle verplichtingen op het
bij de Algemeene" verzekerd kapitaal van
/ 170 millioen ten volle na te komen. Daar
mede wil niet gezegd worden, dat zooals
bedoelde redactie in hare overdrijving
herhaaldelijk betoogde de Maatschappij
hopeloos insolvent is, maar toch staat
het vast, dat, indien geene wonderen
gebeuren, zij niet aan al hare verplichtingen
in de toekomst kan blijven voldoen. Daaruit
ontstaat het gevaar, dat, terwijl zij tenge
volge van het nog altijd groot bedrag harer
realiseerbare activa, nog jaren lang kan
doorgaan met hare opeischbare verplichtingen
Huize l. ZOMERDIIK BOSSINK
PavilioenVondelpafüel.Zuiu4190enï595
Restaurant a ia carte
Lunch,Afternoon-tea.Diners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
te betalen, de reserve allengs zoozeer uitge
put raakt, dat er voor de verplichtingen,
die eerst na jaren opeischbaar worden, niets
meer beschikbaar is. M. a. w. dat de recht
hebbenden op de in de eerstvolgende jaren
afloopende polissen, bevoordeeld worden, ten
koste van de eerst later opeischbaar wor
dende. Is zulks op zich zelf reeds een toe
stand, die niet toegelaten en bestendigd
mag worden, zeer zeker is het zoo voor eene
levensverzekeringmaatschappij, waarbij de
verzekerden jaren achtereen meer of minder
belangrijke bedragen storten in goed ver
trouwen, dat ten allen tijde bij expiratie van
het contract door overlijden of anderszins
het bij dat contract gestipuleerde bedrag
integraal zal worden uitbetaald en daardoor
geen zekerheid bestaat, dat hunne achter
blijvende betrekkingen of zij zelven op ge
vorderden leeftijd verzorgd blijven.
Tegen de mogelijkheid van eene onrecht
matige bevoordeeling van de eene groep
verzekerden boven anderen meent de re
geering dan ook te moeten waken. Faillis
sementverklaring of het verleenen van
surséance van betaling schijnt op technische
gronden niet wel mogelijk, maar bovendien
zoude, zooals in de toelichting terecht wordt
opgemerkt, voor de verzekerden niets z
nadeelig zijn als faillissement der Maatschappij.
Al zoude het alleen maar zijn, dat dan op
het meest ongunstige moment tot realisatie
harer activa zoude moeten worden overge
gaan. Daarom stelt de regeering eene afzon
derlijke regeling voor, die in hoofdzaak op
het volgende neerkomt.
De bestuurders der Maatschappijen, die
in dezen toestand verkeeren of mogen komen
te verkeeren, blijven wel is waar het beheer
voeren, maar onder strenge controle van
een rechter-commissaris, bijgestaan door een
commissie van advies. Om de mogelijkheid
van bevoordeeling van opeischbare vorde
ringen te voorkomen, wordt bepaald, dat
deze niet direct ten volle voldaan worden,
maar aan den anderen kant, dat daarop
reeds dadelijk een bepaald percentage be
taald kan worden. Daarvoor zal het noodig
zijn, dat, in overleg met de commissie
van advies, de werkelijke waarde van het
actief der Maatschappijen nauwkeurig be
paald wordt en de verhouding van die waarde
tot de contante waarde van alle tegenwoor
dige en toekomstige verplichtingen der
Maatschappijen. Het komt mij daarbij, als
van zelf sprekend, voor. dat die schattingen
steeds aan den veiligen kant moeten blijvn
om latere misrekeningen te voorkomen,
terwijl daarentegen de mogelijkheid moet
open blijven om, wanneer later mocht blijken,
dat men bij die berekeningen te veel aan
den veiligen kant gebleven is. het aanvankelijk
ingehouden deel geheel of ten deele aan te
?/uiveien. M. a. w.: stel, dat eene uiterst
conservatieve berekening aantoont, dat 00
pO. van alle verbintenissen kan voldaan
worden, dan wordt op de opeischbare verze
keringen ook dadelijk deze 60 pCt. voldaan.
Mocht echter later blijken, dat het actief
om welke oorzaken dan ook meer opgebracht
heeft, dan zal de aanvankelijk ingehouden
40 pCt. geheel of ten deele ook op de vroeger
vervallen contracten uit dat meerdere be
taald worden.
Voorts wordt bepaald, dat voor de toekom
stige premies 100 pCt. zal kunnen betaald
worden, zelfs wanneer voor de vroeger ge
storte premies slechts een deel van het verze
kerde bedrag uitgekeerd wordt. Deze bepaling
kan hoogst nuttig werken. Immers zullen
de verzekerden, die anders tot hun eigen
nadeel allicht geneigd zouden zijn, de premie
betaling niet voorttezetteii en hun contract
te laten verloopen, er eerder toe bereid
bevonden worden met die betalingen voort
te gaan. Dat dit stelsel ook vroeger overwogen
is, maar gelukkig niet uitgevoerd behoefde
te worden, blijkt mij uit het in 1907 versche
nen Gedenkboek bij het honderdjarig bestaan
van de Hollandsche Sociëteit."
Ik lees daar toch :
In April 1848 scheen het Bestuur, hoewel
de financieele toestand der Hollandsche
Sociëteit kerngezond wa?, een geheel in
storten der Maatschappij te vreezen, die
natuurlijk in haren val de Hoil. Sociëteit
zou meeslepen."
Men overwoog, of, nu de Maatschappij
tot in haar grondvesten was geschokt, men
het niet de goede trouw wel kon overeen
brengen nog maar steeds levensverzekeringen
en lijfrenten te blijven «luiten en daarvoor
de gelden, dikwijls spaarpenningen van kleine
luiden, aan te nemen."
Het weigeren van nieuwe gelden kon
men evenmin verantwoorden. Dit zou in
strijd zijn met de belangen der Sociëteit.
Men besloot daarom, den lOden April 1848,
de geldsommen van eenige beteekenis, die
gestort zouden worden, afgezonderd te houden
van de andere bezittingen der Holl. Sociëteit
ten einde die in geval van eene algemeene
calamiteit ten volle te kunnen teruggeven."
De samensteller van het Gedenkboek
voegt daaraan toe : Laten wij ons niet ver
diepen in beschouwingen omtrent het practisch
mogelijke, of het juridisch juiste van dit
besluit en evenmin glimlachen over de over
dreven vrees van het toenmalige Bestuur,
maar liever een eeresaluut brengen aan hun
plichtbesef en nauwgezetheid van geweten."
Door in het thans door de regeering in
gediende voorstel het, in de donkere dagen
van 1848 door het toenmalige Bestuur van de
Holl. Sociëteit overwogen, besluit in meer
concreeten vorm te belichamen, wordt de
practische uitvoerbaarheid van dit op zich
zelve juiste stelsel verzekerd.
Waar echter uitvoering van het bovenbe
doelde besluit in 1848 overbodig is gebleken,
is het niet te verwachten, dat hetzelfde thans
ten aanzien van de Algemeene" het geval
zal zijn.
Na de crisis van 1848 en na die van 1870,
toen voornamelijk de groote Fransche
Maatschappijen tijdelijk zwaar getroffen
werden door de gevojlige daling van de
fondsen van eigen land, volgde reeds zeer
spoedig een krachtig herstel. En juist de om
standigheid, dat de ondervinding geleerd
heeft, dat de fondsenkoersen, ook na de
heftigste staatkundige storingen, zich snel
konden herstellen, was aanleiding dat be
heerders van groote vermogens, zooals de
levensverzekeringmaatschappijen zijn, een be
langrijk deel daarvan in fondsen belegden.
Ik kan mij daarom niet vereenigen met
het oordeel van hen, die het per se in een
verzekeringmaatschappij veroordeelen, dat
zij een groot deel van haar vermogen in
fondsen belegd heeft. Indien, ten gevolge
van de gebeurtenissen van 1914 en de daarop
volgende jaren daarop belangrijke verliezen
geleden zijn, dan kan den bestuurders daar
voor geen verwijt treffen, mits zij maar
gezorgd hebben, dat hunne beleggingen
beantwoordden aan de noodige eisenen van
zekerheid en bovenal van eene behoorlijke
verdeeling van het risico.
Tot mijn leedwezen moet ik echter getuigen,
dat de wijze van belegging in fondsen bij de
Algemeene" geenszins aan deze
fundamenteele eischen voldaan heeft.
Uit het verslag van 1917, voor zooverre
mij bekend, het laatste, waarin een
gedetail). S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
leerde opgaaf van het fondsenbezit voorkomt,
blijkt toch, dat het Bestuur de niet benij
denswaardige gave heeft bezeten de beleg
gingen te nemen juist uit de hoekjes, waar
de'zwaarste slagen gevallen zijn. Terwijl
van het op / 27 millioen getaxeerde fond
senbezit slechts ? 20.000.-- uit N. W. S.
bestond; uit ca. 12 ton nominaal binnenlandsche
gemeente- en provinciale leeningen ; uit nog
niet ten volle een millioen aan binnenlandsche
spoorwegobligatie'n, vinden wij daarentegen
ettelijke" millioenen aan
Oostenrijksch-Hongaarsche en Russcische staats- en spoorweg
obligatie'n. Nu is het mij wel bekend, dat
waar de Maatschappij haar bedrijf ook in
die landen uitoefende, het noodig en gewenscht
was een deel van haar vermogen daar te
beleggen. Maar ook dat in aanmerking ne
mende, komt het mij voor, dat er eene wan
verhouding bestond tusschen het belang
in die landen en het bedrag belegd in de
fondsen daarvan.
Principieel acht ik het echter nog bedenke
lijker, dat, terwijl slechts niets of betrekkelijk
weinig belegd was in courante, eerste klasse
Amerïkaansche spoorweg-obligatieën (als
Atchison, Chicago Northwestern, Union
Pacific en derg. obligatiën), honderdduizenden
dollars belegd waren in soorten van twijfel
achtig gehalte (als Mexicaansche spoorweg
obligatie'n, Erie priorliens enz.). Uit alles
blijkt dat het begrip van eene juiste
risico'?erdeeling en sens of proportion bij het
beheer van het fondsenbezit geheel ont
broken heeft.
Dat in het licht van de toestanden, die
vór 1914 bestonden, eene Maatschappij als
de Algemeene een groot deel van haar bezit
in courante fondsen niet eene internationale
markt heeft belegd, daarvoor kan haar m.i.
redelijkerwijze geen verwijt treffen. Maar
zij gaat niet vrij van schuld uit, wanneer
nien ziet, dat zij bij de verdeeling van dat
bezit de regelen verwaarloosd heeft, die een
goede huisvader in de eerste plaats daaraan
had moeten stellen. En te minder is dit te
verdedigen, waar de aard van haar bedrijf
haar tot plicht stelde bovenal op veiligheid
te letten en zich niet te laten verlokken
door een hoog rendement met de daaraan
onafscheidelijke verbonden groote risico's.
J. D. SA N T i LH A N u ]
SLAAPKAMER
MASSIEF EIKENHOUT
MET BEELDHOUW- EN INLEGWERK
Drie-deelige Spiegelkast
220 cM. IIOOK, 190 c M. br.,60cM. diep
aan beide zijden legkast
hangkast in het midden
Lits-Jumeaux - Waschkast met
Spiegel en marmer - Twee
Nachtkasten met marnier - Een Tafel
en twee Stoelen
HET GEHEEL IS VAN PRIMA AFWERKING
990^
ZELDZAAM
VOORDEELIüE
AANBIEDING
MEUBELAFDEELINQ
VIERDE ETAGE
VIER LIFTEN
GROOTE KEUZE EET»WOON»en SLAAPKAMERS
. DIVERSE MEUBELEN TER COMPLETEERING ?
IMIIIMIIIIIIIIIII l
N. V. TOONEELVEREENIGINÜ. De Roovcrs
door Friedrich von Schiller.
Verwacht de Roovers." Ik heb naar hen
gesmacht ! Eindelijk een stuk, in dit seizoen
vol zielsproblemen, waarbij we eens niet
zouden behoeven te denken." Niets te
belijden, niets te catechiseeren, niets te
bedillen. Zoo-maar gezellig gaan zitten. Bij
Carré. Luisteren naar den daverenden draf
der roovers langs de onherbergzame paden
van het Bohemerwoud, stilletjes om Amalia
snikken, nog heimelijker Karel Moor beminnen
en 's nachts droomen van den vaderlijken
hals, die, bleek als Diogenes, uit het keldergat
kwam gekropen. Schiller zelf heeft van deze
classieke padvinderij al het kwaad dat er
van te zeggen valt, bij voorbaat laten drukken
hij was een onversaagd zelfcriticus, de
twaalf brieven over Don Carlos" vind ik
bijna zoo mooi als het stuk zelf maar ook
al had hij het critisch gras laten staan, dan
nog zou ik het niet over mijn hart verkrijgen
een dezer verrukkelijke moordenaren n haar
te krenken. Om met volle overtuiging den
edelen hoofdman te kunnen bijzetten in de
galerij van tooneelheiligen, naast den laatst
aangekomen Matteos Battadios, den
wandelenden jood, moeten we in de vaart van dit
idealisme blijven, geen oogenblik ook ver
onderstellen wat er gebeurd zou zijn indien
Amalia op haar tijd poolshoogte ware gaan
nemen naar het lot van haar beminde, niet
vragen of Frans Moor, de schavuit, bij de.
diplomatie niet beter op zijn plaats ware ge
weest dan in dit duffe slot, en bovenal geen
gedachte aan Schiller's Duitschland in ver
band met den libertijnschen geest van moord
en doodslag, je geld of je leven, en zijne ver
strekkende gevolgen. De twintigjarige dichter
was een bleeke ziekelijke knaap toen hij dit
bloedwarm oratorium de wereld in zwaaide,
en n aandoening kunnen wij ook thans
nog niet misloopen, zij vervult ons, boven het
romantisch lot der helden, als een ontstellen
de realiteit : wat heeft hij smartelijk ver
langd een gezond mensch te zijn ! Een zi
geuner, bronsgebrand en vogel-vrij,fvan adel
natuurlijk, de achttiende eeuw deed nu een
maal niet minder, een grafelijke vagebond,
overstroomend van nobel egoïsme om de
wereld te zetten naar zijn blanke, fiergespierde
hand. Alle kunst ontstaat uit herinnering
of verlangen. Maar de lyriek der Roovers"
is erger dan verlangen, zij is een niet-aflatende
koorts. In dezen stormenden stortvloed van
passie" viert een mensch zich uit, wiens tijd
gemeten is. In dit proza klokt het gulzig
geluid van een dorstigen hond, die aan den
slootkant drinkt zoo lang het hem gegund zal
zijn. Welk een haast had de arme Schiller'
En welk een kracht boven zijn krachten !
Het is als een demonstratie van het leven tegen
den dood, dit werk ; een pleit voor het zelf
beschikkingsrecht, een halsstarrig verzet tegen
God en gebod, de dronkenschap van een
hart op water en brood. In de ijle regionen
van zijn eenzaam, ondermijnd en belast
dichterbestaan, schiep hij zich de uiterste
tegenstelling: een broederschap van vrij
buiters, en het onmogelijke werd mogelijk
bij dezen weerstand. De gluipende Frans
Moor, die was voor Schiller als de dood zelf,
de misvorming van het prachtige leven, die
had zijn haat den haat zijner zwakste uren
op Frans' krommen rug laadde hij al wat hij
kwijt wilde zijn. Maar rooverhoofdman
Karel hield voor hem de heerlijkheid in, zijn
uitbundigste begeerten, zijn eigen vurigen
geest in een gestaald lichaam. In geen zijner
latere, bezonken werken, vinden we dien
brand, dat al maar om zich heen grijpen van
heviger verlangens, heftiger gewaarwordingen,
deze récalcitrantie, en deze roekeloosheid.
Buiten alle rede om, schiep hier het hart zich
een eigen gave wereld. Geen mensch, die
deze jeugd" zou kunnen namaken, deze
reinheid van een kind bij overrijpen,
nianiielijken levensdrang. De Roovers" zijn van
Schiller's schielijken, smartelijken en
kortstondigen bloei, van zijn waarlijk genialen
aanleg, het volmaakt bewijs. Wanneer we
dit werk nog eens overlezen, met den glimlach
waarmede wij ook het argeloos spel van kinde
ren gadeslaan, dan zijn we door de vijf be
drijven heengetuimeld vór we 't weten,
en herinneren ons geen oogenblik van ver
slapte aandacht, geen doffe plek, dan hooren
we in onze ooren nog het bloed gutsen, en den
wilden kreet om vrijheid van den aan zijn
stoel gekluisterden dichtergeest, en dan nemen
we, verkwikt en gesterkt voor het onbereik
bare, de apenkool dezer romantiek op den
koop toe.
De opvoering van ,, de Roovers" is een
sport. Ik had verwacht, dat Heijennans,
nu het geval daartoe leidde, naar het voor
beeld van Reinhardt, gebruik zou hebben
gemaakt van de arena en van de zedige rijen
stalles een roovershol zou hebben gewrocht,
om van te ijzen in het donker, en om mee te
dweepen bij maanbelichting. Hij had zied
echter tot het uitgebouwd podium bepaald
en dit bleek thans ruim en diep genoeg
voor een, wel niet overweldigende, maar
voldoende geheimzinnige bosch-fantasie. De
slot-kamers waren rijk uitgedoscht in een
dankbaren toon van grijs-groen tegen
oudgoud, de Ahnen-Gallerie zou ik wat meer
op den achtergrond vvenschen, en in het laatste
tafereel werkte een hooge, steile binnentrap,
waarvan we de bestemming : een lawine
van zwaar bewapende roovers op het jammer
lijk lijk van Frans Moor, dadelijk begrepen,
aangenaam op de zenuwen.
Elk der veertien tafereelen zag er frisch
uit, en wisselde met bioscupische snelheid.
En ook de spelers hadden er schik in, al
zag men sommigen aan dat ze, grootgebracht
bij Lothar Schmidt en Bernard Shaw, voor
deze romantiek geducht adem moesten schep
pen. Ko Arnoldi bijv. die op het tooneel als
een verfijnd moderne grijsaard geboren werd,
gingen de jeugdige rooversmanieren van
,Roller" niet best af, en van Praag als
Spiegelberg" wist dit edel anarchisme ook
niet wel te onderscheiden van het debat op
een arbeiderscongres. Men zou deze roovers
uit de verschillende gezelschappen moeten
kunnen uitzoeken, Musch, van Dalsum, Reule,
van der Veer, en de allerjongsten, die er het
dichtst nog bijstaan. Een dappere was Hetty
Beek, als Kosinsky, ook een onvervalschte,
|acq. van Hoven. Cor Hermus bracht er het
lijden en sterven en herleven en wedersterveu
van den ouden heer Moor goed af. Hij had stijl.
Ook Rika Hopper, als de onvolprezen Amalia
kwam met de gebreken harer deugden voor
treffelijk voor den dag. Van een verrukkelijke
onnatuurlijkheid was ze, kranig in haar vorste
lijk brocaat en fier tot in den dood. Had zij
op een grooteren Frans en een grooteren Karel
mogen aanstevenen, haar uitbarstingen van
smaad en smart zouden het circus Carr
hebben doen schudden op zijn grondvesten.
Nu moest zij zich wat inbinden. Want Ad.
Bouwmeester was wel een onmiskenbaar
schoelje, maar niet een van de afmetingen
Schiller en Amalia waardig. Het viel bezwaar
lijk aan te nemen, dat deze kurketrekker
den misdaad op groote schaal zou onder
nemen om te heersenen over de grafelijke do
meinen en een schoone vrouw te beminnen.
Hij zag eruit om hem een kwartje in de hand
te stoppen en van de deur te jagen. Zoomin
als Frans geleek Karel (Ch. Gilhuys) op den
held mijner droomen. Doch ook hij stond
pal en in zijn bovenaardsche stem en aposto
lische houding was wel iets van den jongen
Schiller. Een reuze-speler", zei iemand in
het publiek, en in elk geval mag men hier
spreken van een reuze-rol, waarvoor zooveel
persoonlijke charme en zooveel dramatische
kracht wordt vereischt, dat het al een
praestatie is tot het elegant slotwoord : Man
nat tausend Louis d'ore geboten, werd en
groszen Ra'uber lebendig liefert. Der Mann
kann geholfen werden," verstaanbaar, en op
de eene of andere wijze aannemelijk te blijven.
ik kan niet vinden, dat er zich veel jeugd"
op het tooneel uitvierde, dat er een hemel
openging vol Stttrm und Drang," maar er
was toch een zekere spelopgewektheid, die
wij bij de litteraire matinée's in de
Amstelstraat wel eens misten. De tooneelen grepen
in elkaar, wij voelden leiding en het schouw
spel bleef onderhoudend. Voor romantisch
werk in de groote lijn, leent zich de zaal Carr
evengoed als de natuur voor het
openluchtspel.
TOP N A E t' r