De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 19 februari pagina 1

19 februari 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2278 Zaterdag 19 Februari A°. 19S1 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosfen Da Bok op de Haverkist, tekst en muziek van Manna da Wijs-Mouton, begeleiding van Jan Hemsing. (Muziek-bijvoegsel van De Amsterdammer" van 12 Februari 1921) Om aan den wensch van eenige lezers, ongevouwen exemplaren van het bovengenoemd muziek-bijvoegsel beschikbaar te stellen, te voldoen, deden wij daarvan een aantal drukken op mooi papier, welke tegen betaling van f 0.60 per ex. verkrijgbaar zijn. Voor abonné's is deze prijs gesteld op f 0.30 per exemplaar, bij vooruit betaling. Franco toezending volgt na inzending van het bedrag aan onze administratie, Keizersgracht 333, Amsterdam. VAN HOLKEMA & WARENDORF, Uitgevers. INHOUD: 1. De Vrijheidsbond, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Liefdadigheid naar Vermogen, door Dr. E. J. Abrahams Tijdgenooten : Carnegie, door Dr. W. Q. C. Byvanck 2. Roeping, teekening van Jordaan Meer Wilskracht, door Dr. A. Rabinovitch Krekelzang, door J. H. Speenhoff Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven 3. Een brief uit Vlaanderen, door Dr. Frederik van Eeden 5. Voor vrouwen (red. Elis M. Rogge): Brieven uit Italië, door en met teekeningen van Rie Cramer Van Vrouwelijk doen en denken, door E. C. v.d. M. Voorbeeld en navolging, doorGeertruida Carelsen Ons kookboek, door E.H. v. B. Vrouwenbelangen, door C. S. Groot Uit de Natuur : De oliemeeuwtjes, door Jac. P. Thijsse 7. Een boek van herinneringen aansporing, door Dr. N. J. Singels Boek bespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn. 8. Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert Kropotkin f, door Dr. F. van Eeden De Malaise en de prijsdaling, teekening van George van Raemdonck Dram. Kroniek, door Top Naeff 9. Op den Eco nomische Uitkijk : Werkloosheidsvraagstuk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Leekenspiegel 10. Uit het K'adschrift van Jantje, RuizeRijmen ; Charavaria, door Charivarius. Mu ziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog Jozef Pembauer, teekening van P. 11. De verschijning van Mercurius, teekening van Joh. Braakensiek?Feuilleton : De Verleider, door Elise Rutgers Bijvoegsel: De Vrij heidsbond, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiitiimiiimiM .K DE VRIJHEIDSBOND De lezers van Tristram Shandy zul len zich herinneren, dat Tristram's vader, behalve vele andere eigenaar dige theorieën, er ook een zonderlinge meening op nahield over den invloed dien goede of slechte namen uitoefe nen op het karakter en gedrag van hem of haar, die ermee gedoopt is. Hij gaf toe, dat een aantal namen tot de indifferente soort behoort en aan de dragers ervan volkomen vrij heid laat, hetzij schelmen en dwazen, hetzij wijze en goede menschen te worden. CARNEGÏE l I l Thans hebben wij met den gefortuneerden Carnegie te doen. Er is maar n weg om tot den top te komen, leert hij ons; dat is n lijn te kiezen, daarbij te blijven en daarin meester te zijn. Het succes is tot dien prijs. Ik heb absoluut geen vertrouwen in een politiek om het geld in verschillende zaken te steken en op ver schillende posten op te zetten. Ten minste wanneer men fabriekant is. Dat is Carnegie's zakenmoraal. Daaraan offert hij zijn vrienden op, zooals hij Mr. Scott heeft gedaan. Die handelwijs heeft gemaakt, dat hij de groote crisis 'in de Amerikaansche zaken wereld van 1873 gerust heeft doorstaan, ja er zijn profijt bij heeft gemaakt. Want hij kon de aandeelen overnemen van wie in ongelegenheid geraakte en hij verkreeg er het overwicht door in zijn compagnie. Tot dien tijd toe, vertelt hij niet zonder trots, had ik in zaken den naam van een ietwat roekeloozen jongen man. Meer schit terend dan substantieel, zei men in Pittsburgh van mijn loopbaan, omdat ik al zoo vroeg was begonnen millioenen te hanteeren, en men voegde er bij: als zijn brein er hem niet doorbrengt, dan heeft Andrew Carnegie nog altoos zijn geluk om hem op de been te houden." Alsof ik, merkt Carnegie zelf op, niet altijd een goede dosis Schotsche leukheid en leepheid in gebruik had gehad om mij recht te houden ! De zaak was: die fabriekanten van Pittsburgh waren oud en ouderwetsch en ik was jong, daarom leek ik hun een rakker. Maar door onze houding van 1873 kwamen wij op een onaangrijpbare basis. Ons krediet stond vast als een rots. De overdrijving was nu naar de andere zijde, en als er geldnood Maar daarnaast waren er, die met onwederstaanbare, tooverachtige kracht de inborst en de lotgevallen van hen, die ermee begiftigd waren, hetzij ten goede, hetzij ten kwade leiden. Vandaar de groote tegenzin en de sterke voorliefde, die hij voor zekere namen koesterde; vandaar ook zijn diepe verslagenheid, toen aan de reeks van wederwaardigheden, die de geboorte van zijn jongsten zoon minder voor spoedig maakte, nog deze calamiteit werd toegevoegd, dat het kind bij ver gissing werd gedoopt met den naam, dien zijn vader voor den allernoodlottigsten hield. Het is mij onbekend, of de naamgevers van de nieuwe partij, die uit de samensmelting van Vrije Liberalen, Liberale Unie, Economischen Bond en nog een stuk of wat belangenpartijtjes is verrezen, de theorie van den 'heer Shandy over den allesbeheerschenden invloed van sommige namen onder schrijven. Maar uit hetgeen er openbaar is geworden over de wisseling van ge dachten, die aan de proclamatie van den naam Vrijheidsbond" vooraf is gegaan, mag men toch afleiden, dat zij het wikken en wegen van den voor hun kind passenden doopnaam als een hoogst ernstige bezigheid hebben beschouwd en het resultaat daarvan als ganschelijk niet onverschillig voor het opgroeien van het kindje, dat ge doopt moest worden ; dat er ook voor hen onverschillige namen zijn, en on heilspellende, en zegenaanbrengende. Tot de categorie van de onverschil lige namen zijn klaarblijkelijk gerekend die, welke door de redactie van De Loods waren voorgesteld: Nederlandsche Bond", ,,Nederlandsche Staat kundige Bond," Nieuwe Staatkundige Bond" of Fusiepartij". Men kan het begrijpen. Het eenige treffende in deze namen is de afwezigheid van de woorden vrijzinnig" of liberaal." Het kwam eigenlijk hierop neer, dat de bedoelde redactie te kennen gaf : hoe de partij zal heeten, komt er niet veel op aan, en uit de namen, die ik voorstel, zie je ook wel, dat ik er mij het hoofd niet over gebroken heb ; maar n ding : vrijzinnig of liberaal zal de nieuwe partij niet heeten. Subsidiair in het veen ziet men op geen turfje was door De Loods nog een andere naam voorgesteld : Welvaartspartij." Maar daar wilden de andere pleegvaders wij zullen ze zoo maar noemen ; het volhouden van het beeld, dat de nieuwe partij het kind is van den Bond van Vrije Liberalen, de Liberale Unie, den Economischen Bond enz. zou aan de jonggeborene een overvloed v<jn vaders en moeders bezorgen daar wilden de anderen niet van weten. Aan jaloesie, omdat de naam Wel vaartspartij" te veel zou herinneren aan Economische Bond" en diens aandeel aan het vaderschap daar heb je het verkeerde beeld weer; her stel : diens aandeel aan het pleegvaderschap te veel naar den voorgrond zou brengen, aan zulk een kleingeestig heid behoef je natuurlijk niet te denken. Er zijn andere en betere redenen, waarom die naam moest worden verworpen. Hij klinkt zoo erg econo misch neen, zonder eenige relatie met den Economischen Bond ; hij is zoo heelemaal vrij van elke herinne ring aan de ideëele doeleinden, waar naar een partij die zich respecteert toch behoort te streven. En dan : welk een onvoorzichtigheid om, in deze tijden, een partij zoo te be noemen, dat zij welvaart en voorspoed schijnt te beloven ' Zou het niet zijn, of men de goden wilde tarten om den zegenvoorspellenden naam tot een on heilbrengenden te doen worden? In dit stadium der beraadslaging zei iemand : maar waarom ook niet Libe rale Partij" of Vrijzinnige Bond"? Ja, waarom eigenlijk niet? Niemand had die namen nog durven noemen. En tcc'i lagen zij vlak voor de hand. Het waren immers vrijzinnigen of liberalen, die men uit de verstrooiing wilde verzamelen. Zij zouden de ban en de achterban var de nieuwe partij moe ten uitmaken. De aangewezen naam was feitelijk: Liberale Unie ; daarin lag het begrip van vereeniging. Nog beter was mis schien : Liberale Re-unie, hereeniging ; maar om reunie en reunisten hangt een klank van jolijt, die vloekt met den ernsi van een politieke vereeniging. En Liberale Unie, a! was die naam nog zoo aangewezen, kon natuurlijk niet. Niet omdat de overige pleegvaders zich dan gepasseerd zouden hebben ge voeld ; maar omdat je een firma, die uit de vereeniging van eenige reeds bestaande firma's is ontstaan, niet noemt naar den firmant, die zoo goed als bankroet heeft gemaakt. Bleven dus over: Liheiale Partij en Vrijzinnige Bond. Waarom zou men niet een van beide namen kiezen? Waarom niet dien van Liberale Partij? Alleen omdat het orgaan van den Eco nomischen Bond het niet wou? Maar die Bond behoefde toch de lakens niet uit te deelen? Het werd rumoerig in de vergadering. Toen sprak een man, doorkneed in stHatsmanswijsheid : Bezint eer gij begint. De naam lioeraal moge voor velen nog een aangenamen klank hebben, anderen schrikt hij af al was het maar alleen door de herinnering aan vvat zij voor onvriencielijks van de liberale partij hebben gezegci. Maakt het den zondaars, ciie be rouw heoben, niet te moeilijk." Gedenkt ook de lessen der historie. De liberale partij is versplinterd en machteloos geworden. Er rust een vloek on dien naam." Toont ook het kiezersvolk te ken nen. Dat verlangt naar iets nieuws, zij het niet naar den inhoud, dan toch naar den vorm. Laat ons hun der) ouden wijn in nieuwe zakken bieden." Nog aarzelden de overigen. Want het viel hun zwaar, afstand te doen van een eens zoo dierbaren naam. Maar de anner ging voort : Wat is de oude wijn, dien wij onder nieuwen naam aan den man moeten brengen?" Welke zijn de beproefde grondstel lingen van het liberalisme, die ook thans nog niets van hunne kracht en betee kenis hebben verloren?" ? Het is de vrijheid, de vrijheid van ge weten, de vrijheid van denken en spre ken, de vrijheid van handelen in het economische leven, kortom de vrijheid op elk gebied." Hijschen wij dan haar vlag in top !" De Vrijheidsbond zoo heete het schip, dat heden van stapel loopt." De Vrijheidsbond suggestieve naam ! waar elk het zijne bij denkt. en wij het onze." Geen Nederlander van vrijgevoch ten huize, of op het hooren van dien naam schieten zijne gedachten zevenmijls-laarzen aan en brengen hem waarheen? ja, dat hangt er van af, welk romantisch tafereel uit de geschie denis indertijd den diepsten indruk heeft gemaakt op zijn jeugdige ver beelding." De een komt terecht bij Claudius Civilis en den opstand der Batavieren, de ander bij het Verbond der Edelen, een derde bij de Watergeuzen, een vier de waar dan ook, misschien wel bij den dans om den Vrijheidsboom in 1795, maar in elk geval bij een gebeurtenis, waar de vrijheid, welke dan ook, hoogtij vierde." Dat is de tooverkracht, die van het woord Vrijheid uitgaat. Het zegt niets bepaalds, en toch zoo oneindig vee!. Het opent wijde vergezichten, maar geheel verschillende voor den een of voorden ander. Het verwekt bovendien den lichten roes, dien menig Neder lander noodig heeft om zich bij een politieke partij aan te sluiten en die zelfs voor ons, politieke leiders, niet geheel onontbeerlijk is." Het is mij. alsof deze edele dronken schap des geestes xich ook van mij meester maakt. Het is mij, alsof ik mij bevind op het Riitli, waar de mannen uit de Woudkantons samen kwamen om den eed van broedertrouw te zweren en de vaan der vrijheid om hoog te heffen. Laat ook ons alle onder linge veeten begraven1 Stellen wij ons in dienst der ideëele vrijheid, wanneer zij maar het ziet er voorloopig nog niet naar uit bedreigd mocht worden ! Gorden wij ons aan om de economische vrijheid, die leelijk in het gedrang is gekomen, te ontzetten ! Zweert dan met mij :" MItlllllllllllllllll l heerschte, kregen wij van alle kanten de aan biedingen. Vertrouw een man als de uitgeslapen Carnegie, dat hij van zulke omstandigheden zal weten gebruik te maken en de jonge staalindustrie van Amerika zal opvoeren tot een tak van nijverheid, die schatten afwerpt! Zonder den werkman te krenken ? Ik geloof, dat in den dogelij ken bouw dien Carnegie op 't oog had, de werkman zijn hem eerlijk toekomende plaats innam. Hij noemt zijn beginsels ook daaromtrent, spreekt over de stakingen die hij heeft verhinderd of bedwongen, en laat zich kennen als een wien het welzijn der werklieden ver van onverschillig is. Maar het naast aan 't hart ligt hem toch het lot der boys", der jon geren, die zin in zaken toonen, die tot deelgenooten opklimmen en die de industrie kunnen voortzetten en verbeteren. Hun geeft hij zijn voorbeeld van onverzettelijkheid. Vasthouden aan de lijn, blijft Carnegie's leus: 't uitzitten tegenover wie hem wil dwingen; nooit een handeling die men noodig oordeelt uitstellen tot den volgenden dag. Flink aanpakken, de dingen in 't groot zien, en nooit op eenig klein slinksch voordeel tegenover anderen zijn bedacht. Ook in dit opzicht zich te houden aan de groote lijn. Op het eind van de eeuw had het staal den troon beklommen. Het had alle minder materiaal op de vlucht gedreven. Een onbe grensde toekomst lag open voor zijn macht. De schatten waren voor het oprapen. Toen het was in het begin van 1901 begon Carnegie te spreken van zich terug te trekken. De firma Morgan, voor de op richting van een Staal-Coinpagnie, deed Car negie een bod voor zijn aandeel in de ver eeniging. Hij nam dat bod dadelijk aan. Ik had honderd millioen dollars meer kunnen vragen," zegt hij, zonder onrechtmatige over drijving, maar ik vond het genoeg, wat ik kreeg, en het is gebleken genoeg te zijn." Nooit had Carnegie in het verzamelen van rijkdom een doel gezien, waarom het waard was zijn leven te schenken. Ook niet het machtgevoel van rijkdom waarover men heeft te beschikken, stond bij hem op de eerste of op de tweede plaats. Hij had lust in het geven en in het kunnen geven, mag men zeggen. Maar zoo vindt het actieve gevoel van zijn stemming nog niet de juiste uitdrukking. Niet in zijn autobiographie, maar onder op zijde gelegde notities heeft men een opteekening gevonden van 1868, dat is van zijn drie-en-dertigste jaar. In dien tijd bedroeg zijn jaarlijksch inkomen 50.000 dollars, en hij meende over twee jaren te kunnen rekenen op een gevestigd inkomen van die som. Daarboven, zoo stelt hij zich voor, moest hij niet wenschen. Zijn plannen var; loen waren naar Oxford te gaan en zich een uitstekende opvoeding te laten geven. Daardoor in staat gesteld om in Londen de leiding van een blad op zich te nemen, moest hij politiek werkzaam zijn en de ontwikkeling bevorderen van de armere klassen. (ield te maken, spoort hij zichzelf aan, is wel het laagste soort van ideaal. Wanneer ik daar nog enkele jaren mee zou voortgaan, viel er aan guL'n herstel van mijn persoon te denken. Dit is het mooie van Carnegie's leven, dit is wat het nuchtere van zijn zakenzin ver goedt, dat hij zijn ge heele loopbaan door, van het begin af als arme jongen, uit is op een harmonische ontwikkeling van zijn per soon. Hij hee't iets meegekregen met zijn geboorte; wanneer hij spreekt van het armelijk samenzijn van het gezin in een voorstad van Pittsburgh en daarbij dadelijk opmerkt dat er geen trotscher familie in Amerika leefde dan de hunne, dan wijst hij op een kern van groei die zich door geen omstan digheden liet onderdrukken. Wij kennen die Schotten als Carnegie, wij kennen hen, tijdgenooten van Walter Scott, wij kennen hen uit een geslacht vór onzen Andrew, als Hugh Miller, den auteur van My schools and se h ooi m as t e r s, die hoe eng hun leven ook mo:ht schijnen, niet heb ben gerust eer zij hun geestelijke wereld ruim voor zich, en voor anderen die naar hen willen hooren, hebben veroverd. Kvenzoo is het niet dien rauwen Schotschen jongen in Pittsburgh. Hij wil een verzekerdheid hebben voor zijn ziel. Hij kampt tegen het overgeleverde theologisch geloof, hij ver werft zich een vasten bodem in de realiteit der dingen en hoe bevrijd gevoelt hij zich als hij een waarborg vindt in de ontwikke lingsleer dat de mensch mee kan werken tot den vooruitgang op aarde! Spreek hem niet van den Hemel, dat is een zorg voor hier namaals. Hier moet de mensch zijn hemel vinden. En, voegt de Schot er bij, die niet graag een winstje opgeeft, misschien, al rekenen wij er niet op, worden wij later nog verblijd door een nieuw leven. De Macht die ons tegenwoordige leven heeft ingericht, is toch wel in staat later ons een ander te schenken. Samen niet dat intellectueele streven valt een pogen om zich aan te passen aan de nieuwe toestanden in wier midden zijn ver heffing uit een mindere sfeer hem brengt. Zijn gezondheid maakt het voor hem noodig te reizen en zijn reiservaring dringt hem tot het schrijven van boeken. Wanneer hij dus in 1!>01 op 65-jarigen leeftijd het zakenleven voor goed vaarwel zegt, heeft hij reeds een gcheelen cvclus van ondervinding doorloopen. Hij kent de menschen en de menschen kennen hem. De wereid is niets vreemds voor hem. Hij heeft zijn overtuiging waar hij den hef boom zijner millioenen moet aanleggen. Waartoe een speciale opsomming te maken van de instellingen waaraan hij volle duizend millioen gulden heeft besteed, en van de eerbewijzingen die hem daarvoor van hoog en laag zijn te beurt gevalbn ! Laat mij liever twee karakteristieke uitingen van Carnegie vermelden. De eerste betreft zijn reis om de wereld. ???- Alle andere reizen is in vergelijking daarmee onvolledig, zegt hij. Op den terug keer heeft men het gevoel dat men alles heeft gezien wat er was te zien. Men heeft de volken loeren kennen en is tot hot begrip gekomen dat elk op zichzelf zidi gelukkig vindt in zijn plaats en in zijn geestelijke sfeer. In de bosschen bij Singapore bezochten wij de tapioea werkers ; wij vroegen onzen gids Wir wollen sein ein einzig' Volk von Brüdern," In keiner Not uns trennen und Gefahr." Wir wollen frei sein, wie die Va'ter waren," Fher den Tod ! als in der Knechtschaft leben.' Wir wollen tranen auf den höchsten Gott" Und MUS nicht fürchten vor der Macht der Menschen." En de Vrijheidsbond was geboren! K E R x K A M P imiiiimiiiiiMii LIEFDADIGHEID NAAR VERMOGEN ZIJN BETEEKENIS VOOR DE ARMEN ZORG IN DE AFGELOOPEN 50 JAAR door Dr. E. J. ABRAHAMS Wethouder der Gemeente Amsterdam. Het genootschap Liefdadigheid Naar Ver mogen gaat zijn gouden jubileum vieren. Het oogenblik is dus geschikt om eens bijzonder de aandacht te vestigen op deze merkwaardige Amsterdamsche Vereeniging en op liet baan brekend werk, dat zij in verschillend opzicht op het gebied van de verzorging der nood druft igen heeft kunnen verrichten. Men kan gerust zeggen, dat de hier gele verde arbeid pionierswerk is, dat in ons gansche land van zegenrijken invloed is geweest op de organisatie van de burgerlijke, kerkelijke en particuliere armenzorg. In 1871 ontstond het genootschap uit eene vereeniging van jongelieden, L(iefdadigheid), N(ut) en V(ermaak) genaamd, welke ver eeniging in dat jaar f 84.?aan armenzorg had besteed en die dus ter nauwernood als ernstig kon worden aangemerkt. Na dien had echter een spoedige groei plaats waar door zoowel qualitatief als quantitatk'f het werk zeer in beteekenis toenam. Het tijdstip brak juist aan dat de over tuiging post vatte, dat met de oude opvat tingen der armenzorg moest worden gebroken en door individueel onderzoek en bemoeiingen moest worden getracht, de diepere oorzaken der armoede te leeren kennen om ze met goed gevolg te kunnen bestrijden, liefst te kunnen opheffen door het individueel weg nemen dier oorzaken. Het jonge genootschap heeft voor het invoeren van deze methode ontzaglijk veel gedaan; het kon door zijn goed voorbeeld alras den steun van ouderen en van autoriteiten verkrijgen. Spoedig stond het dan ook aan de spits van hen, die de armenzorg in Amsterdam wenschten te hervormen. In 1872 werd de commissie van huisbezoek voor persoonlijk onderzoek der armen inge. steld, in 1873 gevolgd door de oprichting van de afdeeling lot het verstrekken van renteiooze voorschotten. Door ervaring, opgedaan met dit instituut van rentelooze voorschotten, kwam het ge nootschap er toe een onderzoek in te stellen naar de gedragingen van de eigenaren van huizen van verkoop met het recht van wederinkoop", waardoor het later een adres aan de regeering tot wetswijziging mede kon onderteekenen. Wij zien nu ook verder in de geschiedenis van het genootschap de eene bemoeiing logisch uit de andere ontstaan. In 1881 wordt de" afdeeling werkverschaffing ingericht, daar op volgt de instelling van een spaarsysteem als aanvulling van de afdeeling rentelooze voorschotten. Door het onderzoek naar de oorzaken der armoede daartoe gebracht, volgt in 1882 de poging tot onderdrukking der bedelarij. Evenals nu ervoer men toen, dat bedelarij en ernstige armoede niet heel vaak samen gaan. Op aansporing van 31 notabelen werd dit werk begonnen. Men wilde het ge nootschap voldoende vaste inkomsten ver zekeren om ernstigen nood te lenigen, zoodat echte bedelarij onverbiddelijk zou kunnen worden afgewezen. De circulaire daartoe op gesteld bracht niet meer dan f 80UU.?op, den menschen te vertellen hoe wij van een land kwamen waar het water soms zoo vast was dat men er met paard en wagen over kon gaan. Zij verwonderden zich toen waarom wij niet onder hen kwamen leven. Op weg naar den Noordkaap waren wij bij een rendierkamp van Laplanders. Daar werd een huis van twee verdiepingen ge bouwd, voor een man die heel rijk was ge worden na zijn omzwervingen over de heele wereld. Wij verbaasden ons daarover, maar moesten zelfs van matrozen die overal waren geweest, vernemen: ..Ja, maar er is geen plaats op aarde als Tromsö." En zes maan den van het jaar is het daar nacht! De tweede, niet zoo ver weg reikend, be treft zijn aankoop van een park en vallei in de nabijheid van Dumferline en het geschenk dat hij daarvan maakte aan zijn geboortestad. De eigenaar daarvan het waren landen der abdij van Dumferline en de bouwvallen van een oud koningspaleis stonden er op lag sinds jaren met de burgers overhoop omtrent zijn rechten en had den toegang tot zijn bezitting afgesloten. Als kind had Andrew dikwijls op Zondag voor het hek gestaan en begeerige blikken naar binnen geslagen. Hij dacht: zoo moest de Hemel er uit zien. De l.aird van de plaats was voor hem het inbe grip van grootheid en rijkdom. Wat beduidde de Koningin bij hem vergeleken? In al de droomen van zijn jeugd en nog van zijn mannelijken leeftijd ook, was er niets wat in voornaamheid en gewicht reikte aan de vallei en de mysterieuze ruïnes bij Dum ferline. Men had hem evengoed kunnen zeggen dat hij koning zou worden, als dat hij over het eigendom daarvan zou kunnen beschikken. En hij heeft het gekocht, hij heeft het als ontspanningsgrond aan Dumferline gegeven! Dit is de bekronende genade van mijn loopbaan," zegt Carnegie, ik hoor een stem fluisteren: waarlijk gij hebt niet te vergeefs geleefd." Het lot is den Schotten dikwijls welgezind geweest, en wanneer het een goed ding wist, heeft het een Schot daarnaast gezet. W. G. C. Bv\ A VCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl