Historisch Archief 1877-1940
N°. 2278
Zaterdag 19 Februari
A°. 19S1
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 10 cent dispositiekosfen
Da Bok op de Haverkist, tekst en
muziek van Manna da Wijs-Mouton,
begeleiding van Jan Hemsing.
(Muziek-bijvoegsel van De Amsterdammer"
van 12 Februari 1921)
Om aan den wensch van eenige
lezers, ongevouwen exemplaren van
het bovengenoemd muziek-bijvoegsel
beschikbaar te stellen, te voldoen,
deden wij daarvan een aantal drukken
op mooi papier, welke tegen betaling
van f 0.60 per ex. verkrijgbaar zijn.
Voor abonné's is deze prijs gesteld
op f 0.30 per exemplaar, bij vooruit
betaling. Franco toezending volgt na
inzending van het bedrag aan onze
administratie, Keizersgracht 333,
Amsterdam.
VAN HOLKEMA & WARENDORF,
Uitgevers.
INHOUD: 1. De Vrijheidsbond, door Prof.
Dr. O. W. Kernkamp Liefdadigheid naar
Vermogen, door Dr. E. J. Abrahams
Tijdgenooten : Carnegie, door Dr. W. Q. C.
Byvanck 2. Roeping, teekening van Jordaan
Meer Wilskracht, door Dr. A. Rabinovitch
Krekelzang, door J. H. Speenhoff
Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C.
van Oven 3. Een brief uit Vlaanderen,
door Dr. Frederik van Eeden 5. Voor vrouwen
(red. Elis M. Rogge): Brieven uit Italië,
door en met teekeningen van Rie Cramer
Van Vrouwelijk doen en denken, door E. C.
v.d. M. Voorbeeld en navolging,
doorGeertruida Carelsen Ons kookboek, door E.H.
v. B. Vrouwenbelangen, door C. S. Groot
Uit de Natuur : De oliemeeuwtjes, door Jac.
P. Thijsse 7. Een boek van herinneringen
aansporing, door Dr. N. J. Singels Boek
bespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn.
8. Schilderkunstkroniek, door A.
Plasschaert Kropotkin f, door Dr. F. van Eeden
De Malaise en de prijsdaling, teekening
van George van Raemdonck Dram.
Kroniek, door Top Naeff 9. Op den Eco
nomische Uitkijk : Werkloosheidsvraagstuk,
door Jhr. Mr. H. Smissaert Leekenspiegel
10. Uit het K'adschrift van Jantje,
RuizeRijmen ; Charavaria, door Charivarius. Mu
ziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog
Jozef Pembauer, teekening van P. 11.
De verschijning van Mercurius, teekening van
Joh. Braakensiek?Feuilleton : De Verleider,
door Elise Rutgers Bijvoegsel: De Vrij
heidsbond, teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiitiimiiimiM .K
DE VRIJHEIDSBOND
De lezers van Tristram Shandy zul
len zich herinneren, dat Tristram's
vader, behalve vele andere eigenaar
dige theorieën, er ook een zonderlinge
meening op nahield over den invloed
dien goede of slechte namen uitoefe
nen op het karakter en gedrag van hem
of haar, die ermee gedoopt is.
Hij gaf toe, dat een aantal namen
tot de indifferente soort behoort en
aan de dragers ervan volkomen vrij
heid laat, hetzij schelmen en dwazen,
hetzij wijze en goede menschen te
worden.
CARNEGÏE
l I l
Thans hebben wij met den gefortuneerden
Carnegie te doen.
Er is maar n weg om tot den top te
komen, leert hij ons; dat is n lijn te kiezen,
daarbij te blijven en daarin meester te zijn.
Het succes is tot dien prijs. Ik heb absoluut
geen vertrouwen in een politiek om het geld
in verschillende zaken te steken en op ver
schillende posten op te zetten. Ten minste
wanneer men fabriekant is.
Dat is Carnegie's zakenmoraal. Daaraan
offert hij zijn vrienden op, zooals hij Mr. Scott
heeft gedaan.
Die handelwijs heeft gemaakt, dat hij de
groote crisis 'in de Amerikaansche zaken
wereld van 1873 gerust heeft doorstaan, ja
er zijn profijt bij heeft gemaakt. Want hij
kon de aandeelen overnemen van wie in
ongelegenheid geraakte en hij verkreeg er
het overwicht door in zijn compagnie.
Tot dien tijd toe, vertelt hij niet zonder
trots, had ik in zaken den naam van een
ietwat roekeloozen jongen man. Meer schit
terend dan substantieel, zei men in
Pittsburgh van mijn loopbaan, omdat ik al zoo
vroeg was begonnen millioenen te hanteeren,
en men voegde er bij: als zijn brein er hem
niet doorbrengt, dan heeft Andrew Carnegie
nog altoos zijn geluk om hem op de been te
houden." Alsof ik, merkt Carnegie zelf op,
niet altijd een goede dosis Schotsche leukheid
en leepheid in gebruik had gehad om mij
recht te houden ! De zaak was: die fabriekanten
van Pittsburgh waren oud en ouderwetsch
en ik was jong, daarom leek ik hun een rakker.
Maar door onze houding van 1873 kwamen
wij op een onaangrijpbare basis. Ons krediet
stond vast als een rots. De overdrijving was
nu naar de andere zijde, en als er geldnood
Maar daarnaast waren er, die
met onwederstaanbare, tooverachtige
kracht de inborst en de lotgevallen
van hen, die ermee begiftigd waren,
hetzij ten goede, hetzij ten kwade leiden.
Vandaar de groote tegenzin en de sterke
voorliefde, die hij voor zekere namen
koesterde; vandaar ook zijn diepe
verslagenheid, toen aan de reeks van
wederwaardigheden, die de geboorte
van zijn jongsten zoon minder voor
spoedig maakte, nog deze calamiteit
werd toegevoegd, dat het kind bij ver
gissing werd gedoopt met den naam,
dien zijn vader voor den
allernoodlottigsten hield.
Het is mij onbekend, of de
naamgevers van de nieuwe partij, die uit de
samensmelting van Vrije Liberalen,
Liberale Unie, Economischen Bond en
nog een stuk of wat belangenpartijtjes
is verrezen, de theorie van den 'heer
Shandy over den allesbeheerschenden
invloed van sommige namen onder
schrijven. Maar uit hetgeen er openbaar
is geworden over de wisseling van ge
dachten, die aan de proclamatie van
den naam Vrijheidsbond" vooraf is
gegaan, mag men toch afleiden, dat
zij het wikken en wegen van den voor
hun kind passenden doopnaam als
een hoogst ernstige bezigheid hebben
beschouwd en het resultaat daarvan
als ganschelijk niet onverschillig voor
het opgroeien van het kindje, dat ge
doopt moest worden ; dat er ook voor
hen onverschillige namen zijn, en on
heilspellende, en zegenaanbrengende.
Tot de categorie van de onverschil
lige namen zijn klaarblijkelijk gerekend
die, welke door de redactie van De
Loods waren voorgesteld:
Nederlandsche Bond", ,,Nederlandsche Staat
kundige Bond," Nieuwe Staatkundige
Bond" of Fusiepartij". Men kan
het begrijpen. Het eenige treffende in
deze namen is de afwezigheid van de
woorden vrijzinnig" of liberaal."
Het kwam eigenlijk hierop neer, dat
de bedoelde redactie te kennen gaf :
hoe de partij zal heeten, komt er niet
veel op aan, en uit de namen, die ik
voorstel, zie je ook wel, dat ik er mij
het hoofd niet over gebroken heb ;
maar n ding : vrijzinnig of liberaal
zal de nieuwe partij niet heeten.
Subsidiair in het veen ziet men
op geen turfje was door De Loods
nog een andere naam voorgesteld :
Welvaartspartij." Maar daar wilden
de andere pleegvaders wij zullen ze
zoo maar noemen ; het volhouden van
het beeld, dat de nieuwe partij het kind
is van den Bond van Vrije Liberalen,
de Liberale Unie, den Economischen
Bond enz. zou aan de jonggeborene
een overvloed v<jn vaders en moeders
bezorgen daar wilden de anderen
niet van weten.
Aan jaloesie, omdat de naam Wel
vaartspartij" te veel zou herinneren
aan Economische Bond" en diens
aandeel aan het vaderschap daar
heb je het verkeerde beeld weer; her
stel : diens aandeel aan het
pleegvaderschap te veel naar den voorgrond
zou brengen, aan zulk een kleingeestig
heid behoef je natuurlijk niet te denken.
Er zijn andere en betere redenen,
waarom die naam moest worden
verworpen. Hij klinkt zoo erg econo
misch neen, zonder eenige relatie
met den Economischen Bond ; hij
is zoo heelemaal vrij van elke herinne
ring aan de ideëele doeleinden, waar
naar een partij die zich respecteert
toch behoort te streven.
En dan : welk een onvoorzichtigheid
om, in deze tijden, een partij zoo te be
noemen, dat zij welvaart en voorspoed
schijnt te beloven ' Zou het niet zijn,
of men de goden wilde tarten om den
zegenvoorspellenden naam tot een on
heilbrengenden te doen worden?
In dit stadium der beraadslaging zei
iemand : maar waarom ook niet Libe
rale Partij" of Vrijzinnige Bond"?
Ja, waarom eigenlijk niet?
Niemand had die namen nog durven
noemen. En tcc'i lagen zij vlak voor de
hand. Het waren immers vrijzinnigen
of liberalen, die men uit de verstrooiing
wilde verzamelen. Zij zouden de ban en
de achterban var de nieuwe partij moe
ten uitmaken.
De aangewezen naam was feitelijk:
Liberale Unie ; daarin lag het begrip
van vereeniging. Nog beter was mis
schien : Liberale Re-unie, hereeniging ;
maar om reunie en reunisten hangt een
klank van jolijt, die vloekt met den
ernsi van een politieke vereeniging. En
Liberale Unie, a! was die naam nog
zoo aangewezen, kon natuurlijk niet.
Niet omdat de overige pleegvaders zich
dan gepasseerd zouden hebben ge
voeld ; maar omdat je een firma, die
uit de vereeniging van eenige reeds
bestaande firma's is ontstaan, niet
noemt naar den firmant, die zoo goed
als bankroet heeft gemaakt.
Bleven dus over: Liheiale Partij en
Vrijzinnige Bond. Waarom zou men
niet een van beide namen kiezen?
Waarom niet dien van Liberale Partij?
Alleen omdat het orgaan van den Eco
nomischen Bond het niet wou? Maar
die Bond behoefde toch de lakens niet
uit te deelen?
Het werd rumoerig in de vergadering.
Toen sprak een man, doorkneed in
stHatsmanswijsheid :
Bezint eer gij begint. De naam
lioeraal moge voor velen nog een
aangenamen klank hebben, anderen schrikt hij
af al was het maar alleen door de
herinnering aan vvat zij voor
onvriencielijks van de liberale partij hebben
gezegci. Maakt het den zondaars, ciie be
rouw heoben, niet te moeilijk."
Gedenkt ook de lessen der historie.
De liberale partij is versplinterd en
machteloos geworden. Er rust een vloek
on dien naam."
Toont ook het kiezersvolk te ken
nen. Dat verlangt naar iets nieuws, zij
het niet naar den inhoud, dan toch naar
den vorm. Laat ons hun der) ouden wijn
in nieuwe zakken bieden."
Nog aarzelden de overigen. Want het
viel hun zwaar, afstand te doen van
een eens zoo dierbaren naam. Maar de
anner ging voort :
Wat is de oude wijn, dien wij onder
nieuwen naam aan den man moeten
brengen?"
Welke zijn de beproefde grondstel
lingen van het liberalisme, die ook thans
nog niets van hunne kracht en betee
kenis hebben verloren?"
? Het is de vrijheid, de vrijheid van ge
weten, de vrijheid van denken en spre
ken, de vrijheid van handelen in het
economische leven, kortom de vrijheid
op elk gebied."
Hijschen wij dan haar vlag in top !"
De Vrijheidsbond zoo heete het
schip, dat heden van stapel loopt."
De Vrijheidsbond suggestieve
naam ! waar elk het zijne bij denkt.
en wij het onze."
Geen Nederlander van vrijgevoch
ten huize, of op het hooren van dien
naam schieten zijne gedachten
zevenmijls-laarzen aan en brengen hem
waarheen? ja, dat hangt er van af,
welk romantisch tafereel uit de geschie
denis indertijd den diepsten indruk
heeft gemaakt op zijn jeugdige ver
beelding."
De een komt terecht bij Claudius
Civilis en den opstand der Batavieren,
de ander bij het Verbond der Edelen,
een derde bij de Watergeuzen, een vier
de waar dan ook, misschien wel bij
den dans om den Vrijheidsboom in 1795,
maar in elk geval bij een gebeurtenis,
waar de vrijheid, welke dan ook,
hoogtij vierde."
Dat is de tooverkracht, die van het
woord Vrijheid uitgaat. Het zegt niets
bepaalds, en toch zoo oneindig vee!.
Het opent wijde vergezichten, maar
geheel verschillende voor den een of
voorden ander. Het verwekt bovendien
den lichten roes, dien menig Neder
lander noodig heeft om zich bij een
politieke partij aan te sluiten en die
zelfs voor ons, politieke leiders, niet
geheel onontbeerlijk is."
Het is mij. alsof deze edele dronken
schap des geestes xich ook van mij
meester maakt. Het is mij, alsof ik
mij bevind op het Riitli, waar de
mannen uit de Woudkantons samen
kwamen om den eed van broedertrouw
te zweren en de vaan der vrijheid om
hoog te heffen. Laat ook ons alle onder
linge veeten begraven1 Stellen wij ons in
dienst der ideëele vrijheid, wanneer zij
maar het ziet er voorloopig nog niet
naar uit bedreigd mocht worden !
Gorden wij ons aan om de economische
vrijheid, die leelijk in het gedrang is
gekomen, te ontzetten ! Zweert dan
met mij :"
MItlllllllllllllllll l
heerschte, kregen wij van alle kanten de aan
biedingen.
Vertrouw een man als de uitgeslapen
Carnegie, dat hij van zulke omstandigheden
zal weten gebruik te maken en de jonge
staalindustrie van Amerika zal opvoeren tot
een tak van nijverheid, die schatten afwerpt!
Zonder den werkman te krenken ?
Ik geloof, dat in den dogelij ken bouw dien
Carnegie op 't oog had, de werkman zijn
hem eerlijk toekomende plaats innam. Hij
noemt zijn beginsels ook daaromtrent, spreekt
over de stakingen die hij heeft verhinderd
of bedwongen, en laat zich kennen als een
wien het welzijn der werklieden ver van
onverschillig is. Maar het naast aan 't hart
ligt hem toch het lot der boys", der jon
geren, die zin in zaken toonen, die tot
deelgenooten opklimmen en die de industrie
kunnen voortzetten en verbeteren. Hun geeft
hij zijn voorbeeld van onverzettelijkheid.
Vasthouden aan de lijn, blijft Carnegie's
leus: 't uitzitten tegenover wie hem wil
dwingen; nooit een handeling die men noodig
oordeelt uitstellen tot den volgenden dag.
Flink aanpakken, de dingen in 't groot zien,
en nooit op eenig klein slinksch voordeel
tegenover anderen zijn bedacht. Ook in dit
opzicht zich te houden aan de groote lijn.
Op het eind van de eeuw had het staal
den troon beklommen. Het had alle minder
materiaal op de vlucht gedreven. Een onbe
grensde toekomst lag open voor zijn macht.
De schatten waren voor het oprapen.
Toen het was in het begin van 1901
begon Carnegie te spreken van zich terug
te trekken. De firma Morgan, voor de op
richting van een Staal-Coinpagnie, deed Car
negie een bod voor zijn aandeel in de ver
eeniging. Hij nam dat bod dadelijk aan.
Ik had honderd millioen dollars meer kunnen
vragen," zegt hij, zonder onrechtmatige over
drijving, maar ik vond het genoeg, wat ik
kreeg, en het is gebleken genoeg te zijn."
Nooit had Carnegie in het verzamelen van
rijkdom een doel gezien, waarom het waard
was zijn leven te schenken. Ook niet het
machtgevoel van rijkdom waarover men
heeft te beschikken, stond bij hem op de
eerste of op de tweede plaats. Hij had lust
in het geven en in het kunnen geven, mag
men zeggen.
Maar zoo vindt het actieve gevoel van zijn
stemming nog niet de juiste uitdrukking.
Niet in zijn autobiographie, maar onder
op zijde gelegde notities heeft men een
opteekening gevonden van 1868, dat is van zijn
drie-en-dertigste jaar. In dien tijd bedroeg
zijn jaarlijksch inkomen 50.000 dollars, en
hij meende over twee jaren te kunnen rekenen
op een gevestigd inkomen van die som.
Daarboven, zoo stelt hij zich voor, moest
hij niet wenschen.
Zijn plannen var; loen waren naar Oxford
te gaan en zich een uitstekende opvoeding
te laten geven. Daardoor in staat gesteld
om in Londen de leiding van een blad op
zich te nemen, moest hij politiek werkzaam
zijn en de ontwikkeling bevorderen van de
armere klassen. (ield te maken, spoort hij
zichzelf aan, is wel het laagste soort van
ideaal. Wanneer ik daar nog enkele jaren
mee zou voortgaan, viel er aan guL'n herstel
van mijn persoon te denken.
Dit is het mooie van Carnegie's leven, dit
is wat het nuchtere van zijn zakenzin ver
goedt, dat hij zijn ge heele loopbaan door,
van het begin af als arme jongen, uit is op
een harmonische ontwikkeling van zijn per
soon. Hij hee't iets meegekregen met zijn
geboorte; wanneer hij spreekt van het armelijk
samenzijn van het gezin in een voorstad
van Pittsburgh en daarbij dadelijk opmerkt
dat er geen trotscher familie in Amerika
leefde dan de hunne, dan wijst hij op een
kern van groei die zich door geen omstan
digheden liet onderdrukken.
Wij kennen die Schotten als Carnegie, wij
kennen hen, tijdgenooten van Walter Scott,
wij kennen hen uit een geslacht vór onzen
Andrew, als Hugh Miller, den auteur van My
schools and se h ooi m as t e r s, die hoe
eng hun leven ook mo:ht schijnen, niet heb
ben gerust eer zij hun geestelijke wereld ruim
voor zich, en voor anderen die naar hen
willen hooren, hebben veroverd.
Kvenzoo is het niet dien rauwen Schotschen
jongen in Pittsburgh. Hij wil een
verzekerdheid hebben voor zijn ziel. Hij kampt tegen
het overgeleverde theologisch geloof, hij ver
werft zich een vasten bodem in de realiteit
der dingen en hoe bevrijd gevoelt hij zich
als hij een waarborg vindt in de ontwikke
lingsleer dat de mensch mee kan werken tot
den vooruitgang op aarde! Spreek hem niet
van den Hemel, dat is een zorg voor hier
namaals. Hier moet de mensch zijn hemel
vinden. En, voegt de Schot er bij, die niet
graag een winstje opgeeft, misschien, al
rekenen wij er niet op, worden wij later nog
verblijd door een nieuw leven. De Macht die
ons tegenwoordige leven heeft ingericht, is
toch wel in staat later ons een ander te
schenken.
Samen niet dat intellectueele streven valt
een pogen om zich aan te passen aan de
nieuwe toestanden in wier midden zijn ver
heffing uit een mindere sfeer hem brengt.
Zijn gezondheid maakt het voor hem noodig
te reizen en zijn reiservaring dringt hem tot
het schrijven van boeken. Wanneer hij dus
in 1!>01 op 65-jarigen leeftijd het zakenleven
voor goed vaarwel zegt, heeft hij reeds een
gcheelen cvclus van ondervinding doorloopen.
Hij kent de menschen en de menschen kennen
hem. De wereid is niets vreemds voor hem.
Hij heeft zijn overtuiging waar hij den hef
boom zijner millioenen moet aanleggen.
Waartoe een speciale opsomming te maken
van de instellingen waaraan hij volle duizend
millioen gulden heeft besteed, en van de
eerbewijzingen die hem daarvoor van hoog
en laag zijn te beurt gevalbn !
Laat mij liever twee karakteristieke uitingen
van Carnegie vermelden.
De eerste betreft zijn reis om de wereld.
???- Alle andere reizen is in vergelijking
daarmee onvolledig, zegt hij. Op den terug
keer heeft men het gevoel dat men alles
heeft gezien wat er was te zien. Men heeft
de volken loeren kennen en is tot hot begrip
gekomen dat elk op zichzelf zidi gelukkig
vindt in zijn plaats en in zijn geestelijke sfeer.
In de bosschen bij Singapore bezochten wij
de tapioea werkers ; wij vroegen onzen gids
Wir wollen sein ein einzig' Volk von
Brüdern,"
In keiner Not uns trennen und Gefahr."
Wir wollen frei sein, wie die Va'ter waren,"
Fher den Tod ! als in der Knechtschaft leben.'
Wir wollen tranen auf den höchsten Gott"
Und MUS nicht fürchten vor der Macht der
Menschen."
En de Vrijheidsbond was geboren!
K E R x K A M P
imiiiimiiiiiMii
LIEFDADIGHEID NAAR
VERMOGEN
ZIJN BETEEKENIS VOOR DE ARMEN
ZORG IN DE AFGELOOPEN 50 JAAR
door Dr. E. J. ABRAHAMS
Wethouder der Gemeente Amsterdam.
Het genootschap Liefdadigheid Naar Ver
mogen gaat zijn gouden jubileum vieren. Het
oogenblik is dus geschikt om eens bijzonder
de aandacht te vestigen op deze merkwaardige
Amsterdamsche Vereeniging en op liet baan
brekend werk, dat zij in verschillend opzicht
op het gebied van de verzorging der nood
druft igen heeft kunnen verrichten.
Men kan gerust zeggen, dat de hier gele
verde arbeid pionierswerk is, dat in ons
gansche land van zegenrijken invloed is geweest op
de organisatie van de burgerlijke, kerkelijke
en particuliere armenzorg.
In 1871 ontstond het genootschap uit eene
vereeniging van jongelieden, L(iefdadigheid),
N(ut) en V(ermaak) genaamd, welke ver
eeniging in dat jaar f 84.?aan armenzorg
had besteed en die dus ter nauwernood als
ernstig kon worden aangemerkt. Na dien
had echter een spoedige groei plaats waar
door zoowel qualitatief als quantitatk'f het
werk zeer in beteekenis toenam.
Het tijdstip brak juist aan dat de over
tuiging post vatte, dat met de oude opvat
tingen der armenzorg moest worden gebroken
en door individueel onderzoek en bemoeiingen
moest worden getracht, de diepere oorzaken
der armoede te leeren kennen om ze met
goed gevolg te kunnen bestrijden, liefst te
kunnen opheffen door het individueel weg
nemen dier oorzaken. Het jonge genootschap
heeft voor het invoeren van deze methode
ontzaglijk veel gedaan; het kon door zijn
goed voorbeeld alras den steun van ouderen
en van autoriteiten verkrijgen. Spoedig
stond het dan ook aan de spits van hen,
die de armenzorg in Amsterdam wenschten
te hervormen.
In 1872 werd de commissie van huisbezoek
voor persoonlijk onderzoek der armen inge.
steld, in 1873 gevolgd door de oprichting van
de afdeeling lot het verstrekken van
renteiooze voorschotten.
Door ervaring, opgedaan met dit instituut
van rentelooze voorschotten, kwam het ge
nootschap er toe een onderzoek in te stellen
naar de gedragingen van de eigenaren van
huizen van verkoop met het recht van
wederinkoop", waardoor het later een adres
aan de regeering tot wetswijziging mede
kon onderteekenen.
Wij zien nu ook verder in de geschiedenis
van het genootschap de eene bemoeiing
logisch uit de andere ontstaan. In 1881 wordt
de" afdeeling werkverschaffing ingericht, daar
op volgt de instelling van een spaarsysteem
als aanvulling van de afdeeling rentelooze
voorschotten.
Door het onderzoek naar de oorzaken der
armoede daartoe gebracht, volgt in 1882 de
poging tot onderdrukking der bedelarij.
Evenals nu ervoer men toen, dat bedelarij
en ernstige armoede niet heel vaak samen
gaan. Op aansporing van 31 notabelen werd
dit werk begonnen. Men wilde het ge
nootschap voldoende vaste inkomsten ver
zekeren om ernstigen nood te lenigen, zoodat
echte bedelarij onverbiddelijk zou kunnen
worden afgewezen. De circulaire daartoe op
gesteld bracht niet meer dan f 80UU.?op,
den menschen te vertellen hoe wij van een
land kwamen waar het water soms zoo vast
was dat men er met paard en wagen over
kon gaan. Zij verwonderden zich toen waarom
wij niet onder hen kwamen leven.
Op weg naar den Noordkaap waren wij
bij een rendierkamp van Laplanders. Daar
werd een huis van twee verdiepingen ge
bouwd, voor een man die heel rijk was ge
worden na zijn omzwervingen over de heele
wereld. Wij verbaasden ons daarover, maar
moesten zelfs van matrozen die overal waren
geweest, vernemen: ..Ja, maar er is geen
plaats op aarde als Tromsö." En zes maan
den van het jaar is het daar nacht!
De tweede, niet zoo ver weg reikend, be
treft zijn aankoop van een park en vallei in
de nabijheid van Dumferline en het geschenk
dat hij daarvan maakte aan zijn geboortestad.
De eigenaar daarvan het waren landen
der abdij van Dumferline en de bouwvallen
van een oud koningspaleis stonden er op
lag sinds jaren met de burgers overhoop
omtrent zijn rechten en had den toegang tot
zijn bezitting afgesloten. Als kind had Andrew
dikwijls op Zondag voor het hek gestaan en
begeerige blikken naar binnen geslagen. Hij
dacht: zoo moest de Hemel er uit zien. De
l.aird van de plaats was voor hem het inbe
grip van grootheid en rijkdom. Wat beduidde
de Koningin bij hem vergeleken?
In al de droomen van zijn jeugd en nog
van zijn mannelijken leeftijd ook, was er niets
wat in voornaamheid en gewicht reikte aan
de vallei en de mysterieuze ruïnes bij Dum
ferline. Men had hem evengoed kunnen zeggen
dat hij koning zou worden, als dat hij over
het eigendom daarvan zou kunnen beschikken.
En hij heeft het gekocht, hij heeft het als
ontspanningsgrond aan Dumferline gegeven!
Dit is de bekronende genade van mijn
loopbaan," zegt Carnegie, ik hoor een stem
fluisteren: waarlijk gij hebt niet te vergeefs
geleefd."
Het lot is den Schotten dikwijls welgezind
geweest, en wanneer het een goed ding wist,
heeft het een Schot daarnaast gezet.
W. G. C. Bv\ A VCK