Historisch Archief 1877-1940
19 Febr. '21. - No. 2278
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IBB(^^^^^^^^B^^H^BiBBBHHBBI^BBii^HI^^^B^^^BHBH^^Hi^H^HI^BBHRSSIK£BKBBBHBIBHH^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^B^^^^^^wM«z^^^^^^^KSii^^BBii^^wi
De plaggenhut uit het dorp Onstwedde op de grens van Groningen en Drenthe, die in 1918 in metselverband
gebouwd werd, op den Waterberg te Arnhem, van vierkante heideplaggen en gedekt is door ronde heideschadden.
Houten topgevel en schoorsteen. Type van halve holwoning uit de arme hoogveenstreken van Oostelijk Drenthe.
inilllllttlllllllUIIIMIIUIIIIIIIUIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIU
De 17-eeuwsche houten standaardmolen uit Huizen (Noord-Holland) op den Waterberg te Arnhem. Deze
foto werd genomen bij gelegenheid der officieeele opening van het Nederlandsch Openluchtmuseum
op 18 Juli 1918. , (Afbeeldingen uit Neerland's volksleven door D. J. van der Ven.)
11 in minimum immuun
EEN BOEK VAN HERINNERING
EN AANSPORING
Neerlands volksleven, door D. ). VAN DER
VEN. Uitg. P. M. Wink. Zalt-Bommel
1920.
Wie in de heerlijke Septembermaand
van 1919 de nationale feesten te Arnhem
meemaakte en zich verlustigde in de
algemeene vroolijkheid, welke de geheele
viering kenmerkte, zal een schat van herinne
ringen hebben meegedragen. Wie zou zulke
herinneringen niet willen vastleggen? Wie
zal. niet graag genoten vreugd willen inma
ken," willen wecken," om er later opnieuw
van te genieten?
Wat zagen wij in Arnhem in die week tijds
veel ouds, wat ons nieuw was? Wat kreeg
men veel te aanschouwen wat geweest"
was, verdwenen voor goed, wat de ouderen
van dagen zich nog uit hun jeugd flauw konden
voorstellen, en hier kleurig en fleurig herleef de.
Dan kwamen wellicht aan menigeen, zoo
al niet de woorden van Loti uit zijn Madame
Chrysanthème, dan toch hun ei'/?, voor den
geest: II viendra un temps oüla terre sera
bien ennuyeuse ahabiter, quand on l'aura
rendue pareille d'un bout a l'autre."
Wat al oude gebruiken (om niet te spreken
van gebouwen en kunstwerken) zijn al niet
vernietigd en verdwenen! Hoeveel aardige,
dichterlijke gewoonten zijn uitgesleten? Men
ziet het in de volksgebruiken maar al te zeer:
leven is langzaam sterven, leven is de eeuwige
strijd tegen den dood.
Om het verleden te zien, om dit uit de
overgebleven brokstukken weer op te bouwen,
om de fragmenten te bewaren en te redden,
heeft men deskundigen noodig, en dezen niet
alleen, d.w.z. menschen met verstand be
gaafd, maar k menschen met hart en ziel,
vervuld van bezieling en wilskracht.
Die noodige eigenschappen waren aanwezig
in den folklorist D. J. van der Ven. Dezelfde
man die vele Nederlanders heeft bekoord
door zijn geschriften over Nederland. Wie werd
niet meegesleept door zijn : Gelderschen Ach
terhoek", door zijn aardig boekje: Ken ons
land en neb het lief"? Om slechts deze twee te
noemen. Folklore is nog geen oude wetenschap.
De wetenschappelijke beoefening er van: het
verwerven en in standhouden van de kennis
van het volksbijgeloof, volksgebruiken en
eigenaardigheden, kent men wellicht eerst
sedert een halve eeuw. Doch eerst thans heeft
Nederland door de volharding van den heer
v. d. Ven een blik gekregen p, een overzicht
van het verleden, een kijk op het vele wat nóg
bestaat, maar toch dreigt ten onder te gaan.
Denn Alles was besteht, ist wert dasz es
zu Grunde geht."
Neen, waard om te gronde te gaan was dat
wat Arnhem te zien gaf, niet. En het is niet
alleen de heer v. d. Ven die deze overtuiging
koestert, ook de duizenden die den Water
berg beklommen, de voorstellingen, daar in
het Openluchtmuseum gegeven, aanschouw
den, den verrassenden optocht aan zich zagen
voorbijtrekken, later de afzonderlijke groepen
in Musis zagen jolen en dollen, bij die allen
moest zich de overtuiging vastwortelen, dat
hier meer dan een vertooninkje, meer dan een
banaal volksfeest werd gegeven.
Maar er behoorde heel wat geduld en overleg,
heel wat organiseerend talent en kennis toe,
eer het zóver kon komen, dat de spijs op den
disch kon worden vórgediend.
En van die vórbereiding, zóvee om
vattend, zóopbouwend, komt aan v. d. Ven
de eer toe. Hij wilde geven een overzicht in
schetsen, in afbeeldingen van het geheele
Nederlandsche volksleven en liet dit
triumfeeren in den grooten optocht van het histo
risch volksfeest, met tal van bijkomstige
gegevens in synthetisch verband optredend.
Het materieel volks-cultureel bezit werd aan
schouwelijk, in pakkende vormen vertoond,
de aandacht daardoor gevestigd op reeds
verdwenen of steeds meer en meer verdwij
nend volksleven.
Is het wonder dat bij hem, die zulk een
grootsch plan aandurfde, na het beslist slagen
er van, de begeerte rijpte om de vruchten van
zijn arbeid zoo al niet vereeuwigd, dan toch
vastgelegd te zien voor geruimen tijd? Dat
hij tevens dacht aan den zin van het gezegde
van Anatolc France: ,,on n' apprend qu'en
s'amusant et pour diriger Ie savoir, il faut
l'avoir avaléavec appétit."
In het onlangs in het licht verschenen werk
onder den titel hiefboven vermeld, wordt een
inleiding en opwekking gegeven tot
vaderlandschen cultuurarbeid. Daarin is de schrijver,
dunkt mij, ten volle geslaagd. Wel mag zijne
behandeling, meer populair opgevat, niet verge
leken worden met een zuiver
wetenschappelijken arbeid als dien van Prof. Schrijnen in
zijn Nederlandsche Volkskunde" dat trou
wens een geheel ander doel beoogt, maar
v. d. Ven's oogmerk: om zijn werk te doen
dienen als een poging tot het inleiden van een
gecentraliseerde Nederlandsche volkskunde,
aanschouwelijk voorgesteld, moet worden
toegejuicht. In kringen waar men dit wel zou
hebben verwacht.werd de beteekenis van onze
Folklore nog weinig gevoeld. Het besef moest
worden gewekt dat een (of het) Openlucht
museum in Arnhem (of elders) het middelpunt
zou moeten worden van de nationale belang
stelling in de Nederlandsche volksbeschaving.
Bij de landgenooten bekoring te wekken
voor dit doel, hen geboeid te houden, dat
is de bedoeling van het hier besproken werk.
Vooral bij hen die de feesten meemaakten.
Wat voor hen is het boek een onschatbare her
innering, een soort van sierlijk verlucht, vol
ledig feestprogramma, waaraan slechts de kleu
ren der Septemberzon ontbreken.
L A U S A N N
FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG.
Prosp. en inl. Reisbureau LINDEMAN, Den Haag, Arnhem, Groningen, Utrecht.
JOHAN DE MEESTER, Walmende lampen,
J. H. Meulenhoff, Amsterdam, 1920.
MARCELLUS EMANTS, Mensen, Van
Holkema en Warendorf, Amsterdam, z.j.
Louis COUPERUS, Iskander, Nijgh en
Van Ditmar Uitg. Mij Rotterdam, 1920.
L. VAN DEYSSEL, Verzamelde Werken.
Scheltema en Holkema, Amster
dam z. j.
Walmende lampen, het is de halfheid, de
lafheid, de leugen, die de vrije ademing be
nauwen van hen die in eerlijken eenvoud,
opofferende liefde, vertrouwend optimisme
door het leven gaan.
Wat is dit boek rijk aan typen, die allen
zoo weerga's raak geteekend zijn, soms uit
voerig, soms met een enkele lijn, maar altijd
levend: een kring in de Haagsche journalistieke
kunstwereld (Kees Tuinstra, hij is maar even
summierlijk aangezet, maar hij staat levend
voor u), de Doesburgsche notaris, zijn jonge
vrouw en schoonmama, de Leidsche profes
sorsweduwe in vormelijke
terugggetrokkenheid, de pralende, poseerende Speklers te
Rijswijk, alles heeft zijn eigen toon en karakter.
Wat een afwisseling ook in tafereelen, een
journalistieke kunstsoirée, een tentoonstelling,
een duinfeest, een pension op Walcheren,
alles met een vlotte vaardigheid gedaan, die
u bewonderen doet den kunstenaar, die
geheel zijn métier volkomen beheerscht, in
volmaakte zekerheid van toets en teekening
erop zet wat hij voor de verwerkelijking van
zijn verbeelding noodig heeft.
Door heel die Haagsche wereld van leegen
leugen, van intrigeeren en uiterlijke praal
gaat de jonge, struische, eerlijke Geldersche
vrouw, die, verblind door de valsche schit
tering van Brussel tijdens haar schilder
studie-tijd, zich in opofferende liefde gaf,
wetend dat haar geen normale maatschappe
lijke toekomst wachtte, gaf in de hoop van
door haar daad een kunstenaar op te stuwen
tot de ontplooiing van zijn hoogste, zuiverste
kracht. Meta, de ongehuwde moeder met
haar kind, dat haar alles is, komt te staan
tusschen de twee lugubere typen Hamster
en zijn intrigeerende zuster, de cabotine Isa,
mislukkingen, uitwassen van de natuur,
afdeeling sexueele ellende. Zie zó't
perlllimimimM'MMmiiiiiMiiMimnmmiiiiHMiimimiMiiimiiimHiiiiim
trordt door 21.00O en «rkend
h«t bon* v«rft*tklng>midd«l
p Z»ftgW>l»UchMtn.
verse van de zuster en de.... halfheid in
hem, die ook is in zijn geest, wellicht gevolg
van fysiek gebrek."
Dit is de prachtige, aangrijpende tegenstel
ling in dit boek : Meta, de voor de wereld
geschandvlekte, Meta, de nobele reine tegen
over heel die wereld van platte, perverse
laagheid, Meta bij iedere aanraking geschroeid
door beleedigende, pijnigende blikken of uitin
gen, in al haar smart toch altijd gelukkig in
de liefde en de toewijding voor haar kind.
Geen verdediging" van de ongehuwde moeder.
Het is terecht opgemerkt. Niet meer dan het
onder woorden brengen van het moedergeluk
in de gevoelens eener ongehuwde. Maar toch
wel te gelijkertijd, hoe ook dat moedergeluk
iets heiligs en heerlijks kan zijn tegenover
de schijnglorie, die de ontaarding, den leugen,
de leegheid van een vergulde wereld ver
bergt. Meta, die na iedere pijnlijke aanraking
met het leven, weer voelt de superioriteit
harer eerlijke zuiverheid in diepe verachting
voor haar omgeving.
Zoo'n toornende minachting luchtte op,
was als een vergelding voor al de deceptie.
Schepsels van schijnleven ! claque en reclame,
anders was hun kunstliefde niet, die voor het
diepste in de natuur stomp-onverschillig
dank-je deed zeggen. Isa met 'r Levenslied !
In Bet de daghit was meer zang, die snapte
beter het menschebestaan, meemoederend
thuis, elk vrij half uurtje, 's avonds laat of
's morgens bij donker, over dat grut uit
een gezin van negen."
Dat is het mooie en de kracht van dit buek:
het voortdurend op elkaar stooten van de
rijke, volle moederweelde en het stugge en
zware in de levensverhoudingen, waarin Meta
door haar verkeer in het Hollandsche krin
getje tot de wereld komt te staan. Tot ze in
die zelfde wereld door den schijn bevangen,
een oogenblik in de duizeling van haar waan,
denkt te grijpen haar hoogste liefde, de kort
stondige begoocheling in den leugen van
Hamster, vleier, mooiprater-uit-zwakheid,
die schreef over moed en optimisme, terwijl
zijn karakter door lafheid bestuurd werd;
moreel en fysiek niet waarlijk een man."
Hoe diep is De Meester ook hier weer inge
drongen in de psyche, hoe heeft hij ontleed
al wat woelt en drijft in al die menschen en
hoe schitterend heeft hij het uitgebeeld.
Al dadelijk pakt hij bij dien auto-tocht van
vader en dochter, van Arnhem naar Doesburg,
bij dat eerste bezoek na den val" thuis.
Wat is dat alles warm en innig menschelijk
in die verhouding tot den vader met zijn
mild hart vol liefde. Hoe voortreffelijk de
stroeve verhouding tot de jeugdvriendin,
die Meta thuis als stiefmama terug vindt,
in al die kleine prikkelende kwellingen ;
wat een intens indringen in de stille,
levenlooze dingen, als Meta doolt door den tuin en
de gang van haar ouderlijk huis.
En welk een heerlijke studie van het kind
in Baasje, heel het bock door, telkens weer
opnieuw in fijne teederheid van schildering,
maar in het bijzonder aan het slot van het
boek als symbool va;n een onder alle dreigende
levensgevaren bemoedigende toekomst. Naast
het kind van Sluyters" hebben we in de
litteratuur nu het kind van De Meester."
Het groote publiek gedraagt zich misschien
onbewust tegenover sommige auteurs als
het janhagel op het schellinkie tegenover
den snooden verrader. Slaat hem de hersens
in", brullen ze daarboven, en als het heel,
heel erg was, stonden ze in den goeden ouden
tijd misschien wel aan de sortie des artistes
te wachten. Zoo bar is het Emants nu wel
nooit vergaan ; maar toch is de koelheid,
waarmee zijn soliede werk, gedragen door een
zeer bewuste levensopvatting en een daarmee
samengegroeide even bewuste kunstleer,
hier over het algemeen ontvangen is, wel
voor een deel te wijten aan den
pessimistischen kijk, dien de auteur op de menschen en
heel de samenleving heeft.
Iemand, die zoo op den man af waarheden
verkondigt als deze, dat 'en vrouw alles
ook de grootste zelfopoffering doet om
d'r eigen gevoel te bevredigen en dat ze niet
'et minste ontzag of medegevoel heeft voor
de gevoelens van anderen, als die gevoelens
van anderen met haar eigen gevoel in tegen
spraak komen" en Beschouw het menselik
gedoe waar je wilt en als je niet zelf te bene
veld bent door de begoochelingen van een
waanzinnig levcnsinstinkt, zal je de krank
zinnigheid van alles gauw genoeg inzien,"
zoo iemand, ja, die kan er vooraf op rekenen,
dat hij niet gauw bij de groote massa in de
gratie komt.
't Is hier allerminst de plaats om de groote
beteekenis van Emants in onze litteratuur
van de laatste 50 jaar uiteen te zetten en te
trachten tot een objectieve beschouwing van
zijn werk te komen. Maar ik moet even getui
gen, dat ook deze bundel verhalen krachtig,
gaaf werk bevat van een artist, die zijn stiel
volkomen verstaat.
Welk een sarcasme in dat Lieg, lieg", welk
een zuivere dialoog. Dat heele geval is van een
geweldigen humor, maar om de weerga geen
goedaardigen, niet een van een glimlach met
een traan. Hij wekt een pijnlijken, verbitterden
lach om heel de dwaze comedie van het leven.
Zelden heb ik zulk een pijnlijken, schrijncnden
humor gevonden als in een paar verhalen van
Mensen''. Zoo ook in Snoepie, van die
maintinee in ruste, door ieder in de fatsoenlijke
buurt geschuwd, en nu ook nog haar hondje
overreden, haar eenige: Snoepie, ken je
de vrouw niet meer." Welk een humor in de
tegenstelling van de oude verlatene, die in
haar kamer op een vensterloozc brouwerij
zit te turen, en de jonge vrouw die jaren
her met haar man" de wereld doorreisde.
Nu kleutert ze tusschen haar souvenirtjes,
Florentijnsche muziekdoosjes en albasten
Venusjes. En dan ten slotte ook de laatste
liefde nog weg : Non hebben /r d'r wil en
ik heb niks meer."
In ,,l.udovku> v,in < im.swinkcl's Hieede
Opvattingen" is meer brio. liet holle leege van
dit leven wekt bijna ecu rustigen breeden lach.
Dat alles trekt voorbij ons; \ve zien
LudoHet Openluchtmuseum kati zoo ongeveer
de incarnatie van v. d. Ven's arbeid genoemd
worden. Wat in den optocht niet kon worden
meegevoerd, gebouwen e.d. vinden wij op
de platen terug. Des schrijvers hoop, dat de
uitgave zal bijdragen tot een herhaling van
het Landjuweel" in nog grooteren stijl,
moge door zijn schriftuur tot vervulling komen.
De verwachting hiervan kreeg reeds vasten
grond door een gedeeltelijke verwezenlijking
van v. d. Ven's plannen, n.1. de viering van
het volksfeest dat op St. Peter en Paulsdag
1920 werd gehouden te Tilburg, en waarbij heel
Noord-Brabant, samenkomend in hare meest
karakteristieke verschijningen, vertegenwoor
digd was. Zoo iets stelt zich de bezielde
Folklorist in gedachten voor, zoo iets moet
beurtelings in alle provinciën geschieden
en in elk gewest het meest typische in stand
houden. Op den Waterberg moeten dan ten
slotte al deze bronnen samenvloeien om tot
een fontein van bruisend volksleven op te
spuiten en het nationale in het volksbestaan
levend en levendig te houden.
Zoowel een dergelijk landjuweel, als ook
de talrijke afbeeldingen der nationale kleeder
drachten in het boek kunnen voor de studie van
deze laatste (langzaam maar zeker verdwij
nend) materiaal vormen van onschatbare, be
teekenis.
Ook voor de oude muziek en melodieën is
v. d. Ven's werk van belang en zou het nog
veel meer kunnen zijn. Het feest te Arnhem
bevestigde het maar al te zeer : Nederlands
volk kan niet zingen. De Marker- en de
boerenbruiloft, ze lieten nagenoeg niets hooren dan
steeds den vervelenden deun : Dat gaat naar
denBosch toe, zoete lieve Gerritje," terwijl men
toch had mogen verwachten, dat bij zoo'n
bruiloftsfeest verschillende typische liederen
zouden zijn gehoord. In het boek zijn enkele
volkszangen en danswijsjes ingelascht. Men
kan deze echter in veel grooteren getale vin
den in Coers' Liederboek of in het werk van
den verzamelaar Jaap Kunst, die een paar
jaren geleden ons land bereisde en ze uit den
mond van zingende boeren en boerinnen
opteekende. Niet altijd trof hij daarbij gewillige
en toeschietelijke vórzingers aan. Wellicht
dat bij een eventueelen herdruk de uitbreiding
van ons werk vooral in deze richting kan geleid
worden. Een derde doel kan het werk berei
ken : de samenbrenging en redding van veel
wat thans op ineenstortingen verval wacht bijv.
hutten, wagens, molens e.d. Wellicht worden
de eigenaars daarvan door het werk van
v. d. Ven aangespoord, dit voor hen klaar
blijkelijk weinig gewaardeerde bezit af te
staan voor het Openluchtmuseum. Dan
zou dit anders ten doode gedoemde materiaal
gered blijven voor de volkscultuur.
Men ziet : het lijvig werk met zijn 350 pla
ten en afbeeldingen, beoogt een grootsch doel
en zal dit, bij ruime verspreiding, zeker be
reiken.
Wij bevelen de lezing, de herhaalde lezing,
d.w.z. de bestudeering er van van harte gaarne
aan. Enkele foutjes, in den oceaan van wetens
waardigheden opgemerkt, zullen misschien
nog met eenige kunnen vermeerderd worden.
Doch dit doet niet af aan de waarde van de
niet zooveel vlijt bijeengebrachte schatten.
Wanneer op blz. 60 bij afb. 152, A. de Weerd uit
Staphorst ons wordt voorgesteld als de
eenige man in Nederland die het draaien van
schippers- en stoeltjeswieltjes als
dorpsambacht nog uitoefent, dan wordt te kort ge
daan aan den kranigen 75 jarigen
stoelendraaier Van de Velde, die tusschen Heeze en
Geldrop zijn taak k nog met knappen ijver ver
vult. En als bij afb. 26 van de Geulemsche
grotten wordt gezegd, dat de dorpsgenooten
er in leven, dan dient men den tegenwoordigen
tijd te veranderen in den verleden, daar de
onbewoonbaarheidsverklaring het verblijf in
deze grotten sedert een paar jaren verbood.
Ook hier : tout lasse, tont passé, tout casse.
En hiermee zij Van der Ven's boek aanbe
volen aan allen die belangstellen in Neder
lands oude gewoonten en kleederdrachten.
) Balzac zegt ergens : il y des auteurs qui ne
sont pas vivipares. Van der Ven behoort niet
tot deze soovt.
Dr. N. J. SINGELS
vicus' onvermijdelijke!! ondergang, zijn wan
hopige pogingen om dien nog te voorkomen,
en toch zien we zijn val met een tikje respect.
In De Hel" is het zeer gewoon motief
van de getrouwde vrouw, die een oogenblik
uit haar matten sleur wordt gerukt door
het plotseling opduiken van een vriend, tot
een knappe echt Emantsiaaiische novelle
verwerkt, uitstekend van observatie.
Iskander is een geweldig aangrijpend drama,
de ondergang van geniale heerscherkracht,
de stalen energie uit eenvoud van zeden en
onthouding geboren. Zij gaan onverbiddelijk
te gronde in de wraak van den Perzischen
eunuuch Bargoas, die den held en heerscher
vergiftigt, langzaam, door een wijnmenging,
die de Macedoniër niet verdragen kan, door
hem te voeren in de wulpsche, zwoele atmos
feer van Babyion tot uitspatting en
matelooze begeerte, vergiftigt ook de nobele ver
trouwelijke vriendschap tusschen den vorst
en zijn krijgsoversten, tot Iskander's lijf en
ziel verschroeien onder den brand der wilde
begeerten en pijnigende zelfverwijten. Het
is een drama van bloed en passie. En toch
lijkt mij het boek tam en hier en daar vermoei
end.
Het best is Couperus in zijn schilderingen :
zoo'n belegering van Tyrus, wat een rijke
fantasie, wat een luchtige en toch vaak rake
teekening van geweldige dingen. Zoo die
groote veldslag met de Perzische zeiswagens,
een intocht in Babyion, de feesten en
drinkgelagen. Dat is alles uitstekend werk in de
richting van den ouden historischen roman.
het weergeven, zoo trouw mogelijk, van wat
wel de werkelijkheid moet geweest zijn. Maar
we houden het besef, dat het slechts een
a-peu-près is. Soms kan ik een gevoel van
namaak en onechtheid niet van mij afzetten.
In gesprekken vooral trof mij dit soms
zeer sterk. Gorgias (een gewond kaptein)Iag
frisch en helder op zijn mat van dierenvel, een
bontgestreept kussen onder zijn hoofd. Hoe
gaat het?" vroeg Alexandros. Beter, Heer"
zeide Gorgias, ontroerd door het bezoek.
Zijt ge gewond?" Den dag dat ge vertrekt
naar Arabië, Heer. Op een vlot bij den
brugdijk. Een pijnlijk pijlschot, hier, in de zij."
Is de heelmeester u komen zien?" Zeker
Heer : mijn vriend Aristoxenes heeft daarvoor
gezorgd." Een soldaat behoort, als hij
gewond is, in zijn tent te liggen, zoo het mo
gelijk is. Wat doet ge hier, aan de kust en
onder den toren?" Heer, die vrouwen ver
zorgen mij en in de tent".... Het is goed.
Het schijnt, dat ze u goed verzorgen. Vijf ver
pleegsters voor n hopman." Heer, zij doen
ook den anderen goed." Gewonden?" En
niet-gewonden." Alexandros glimlachte en
legde de hand op Gorgias' hoofd."
Is het niet of de kapitein na de groote manoeu
vres tusschen zijn mannen stapt, ze vertrou
welijk wat opbeurt en tegelijkertijd voor zijn
populariteit zorgt? Zeker, ik weet het, het
menschelijke is in alle eeuwen gelijk. Doch
ondanks alle kleine trekjes om er de locale
kleur in te brengen, als ik zooiets lees, wringt
zich tusschen den auteur en mij het duiveltje
van ongeloof : Weet hij dat nou wel zeker,
dat Alexander zoo zou gedaan hebben? Ik kom
niet onder de suggestie van Couperus, zooals
onder Querido's machtigen greep.
Van Deyssel behoort thans reeds tot onze
klassieken. Daartoe hebben we den herdruk
in zes deelen Verzamelde Werken als stoffe
lijk bewijs eigenlijk niet noodig. Gorter's Mei,
K'oos' eerste Verzen, Van Deyssel's Liefde
zijn toch wel de groote monumenten, die
fier blijven uitsteken boven al de tribulattën
van de drukke Beweging der eerste jaren.
Hoe geweldig staat Een Liefde in zijn nobel
forsch Hollandsch naturalisme, waarin al de
beste kwaliteiten van heel onze nationale
kunst weer tot haar volle, zuivere kracht ko
men, tegenover het duffe zoetsappige gezeur
der beunhaas-novellistjes van de kwart-eeuw
die er aan voorafgaat. In Een Liefde is na
volging van de groote Fransche naturalisten,
maar het is tevens een voorbeeld van wat de
echte navolging moet zijn: een geestelijke
bevruchting, die kracht en leven put uit eigen
vleesch en bloed. Dit boek is even Hollandsch
als het werk van Betje Wolff en Hildebrand,
die onder Engelschen invloed werkten.
Naast deze zes deelen verzamelde werken
blijven de bekende talrijke groene bundels
hun waarde behouden. Daaruit is slechts een
keuze gedaan, een keuze die stellig van groote
zelfkennis en zelfkritiek getuigt. Maar toch
zijn er verscheidene kritieken en uitvallen
niet opgenomen, die voor het begrip der
beweging en voor de persoonlijkheid van
Van Deyssel bij dieper studie van belang
kunnen zijn.
J. PRINSEN. J Lz.
AUTOPIAMO
DEMONSTRATIE IN
OVERTOOM279. A'DAM