De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 februari pagina 5

26 februari 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

26 Pebr. '21. - No. 2279 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Een Koloniale School voor Meisjes Daar zijn er, die meenen, dat onze residentie uitsluitend bewoond wordt door rentenierende Indischgasten en inderdaad, een outsider", die zich op het drukst van den dag door de bekende winkelstraten van den Haag be weegt, moet wel den indruk ontvangen, dat deze stad niet anders herbergt dan deze wande lende, lanterfantende menschensoort. Een langer verblijf echter leert wel beter. Ook hier, zooals overal, worden harde werkers aange troffen en ook de Indische Kolonie kent er velen onder hare leden. Inzonderheid zijn het dikwijls de vrouwen, die een werkkracht ont plooien, waarvoor iedereen bewondering moet gevoelen. In welke Haagsche vereeniging men ook moge binnentreden, steeds vindt men er in de besturen van deze nijvere vrouwen typen, die uit hare Indische jaren een warm sociaal medevoelen hebben bewaard. Zulke energieke, werkzame vrouwen waren het, die het vorige jaar op initiatief van zuster Hellemans de vereeniging oprichtten, die zich ten doel heeft gesteld, bovengenoemd insti tuut tot stand te brengen. Eene stoute onder neming in dezen tijd van algemeene malaise. Is eene dergelijke school dan inderdaad noodig? Ge zoudt het zeker niet vragen, als ge tegenwoordig waart geweest op de verga dering in de groote zaal van de Witte Brug, waar Mevrouw Ros-Vrijman voor een talrijk gehoor van belangstellenden de noodzakelijk heid op overtuigende wijze aantoonde. Zijn wij verantwoord", vroeg de spreekster, met het jaar op jaar laten uitkomen van totaal onvoorbereide jonge meisjes en jonge vrou wen?". En haar hartgrondig : neen speelde al om de lippen van hare toehoorders. Allen voelden het immers mee als een te kort in onze samenleving, dat daar steeds op nieuw jonge meisjes op Indië worden losgelaten, jonge meisjes, bijna kinderen nog, recht streeks van het tennisveld of de bals, in het gunstigste geval van de schoolbanken, die, geheel onbekend met wat haar te wachten staat, in de binnenlanden dikwijls aangewezen zijn op den omgang met eene uitsluitend inlandsche bevolking. Hoe zullen zij ooit in staat zijn, de hulp en steun te wezen van den man, welke deze juist bij zijn moeilijke taak in de tropen zoo zeer behoeft! Beter voorbereid zullen zij deze misschien kunnen geven/terwijl zij thans niet anders kunnen zijn dan een steen op zijn weg. Hoeveel mislukte levens, hoeveel teleurgestelde verwachtingen, hoeveel ver stoord huwelijks- en gezinsleven zijn nu vaak het gevolg! Want meer dan eene andere jonge vrouw heeft zij, die haar man naar de koloniën volgt, zich aan te passen aan veel, wat haar vreemd is. 't Is niet de taal alleen, die zij zich heeft eigen te maken ; maar ook de kennis van klimaat, land en volk. Zij moet open zijn voor de schoon heid der Oostersche cultuur, zij zal moeten trachten, de adat" te begrijpen, om het ver trouwen te winnen der inlandsche bevolking, wat voor de goede verhouding in de eerste plaats noodig is. Goed voorbereid kan er voor de jonge vrouw in Indië een mooie taak zijn weggelegd : de brug te bouwen tusschen Oost en West. Zij moet in Indië 't gezonde gezins leven herstellen, dat daar helaas zoo heeft geleden en dat -toch van zoo'n machtig op bouwende beteekenis is voor land en volk. Moedercursussen en speciaal tropische moedercursussen, eene afzonderlijke hygiëne, die eveneens in de tropen andere eischen stelt dan bij ons, leergangen voor zuigelingenverpleging, voor kraamvrouwen- en ziekenver pleging, verbandkunde, dit alles is voor de jongevrouw, die haar man misschien op eene eenzame post in de binnenlanden heeft te volgen, broodnoodig.Toegerust met deze kennis, opgedaan in eene Indische omgeving met enkel inlandsen personeel, om zich den omgang hier mee eigen te maken, zal zij de zware moeielijkheden van haar nieuwe leven kunnen weer staan en ook op het uithoudingsvermogen van haar man een versterkenden invloed hebben, wat deze op zijn beurt aan zijn werk ten goede kan doen komen. Is daar eigenlijk wel iets tegen in te brengen? Ja, dat 't al weer geld zal kosten, maar dan toch geld, dat duizendvoudig rente opleveren zal door meer leyensgeluk en het scheppen van betere verhoudingen tusschen Indië en het moederland, dat zijn naam dan eerst recht zal verdienen. De toehoorders in de Witte Brug, die 't voorrecht hadden het warme pleidooi en het bezielend woord van Mw. Ros-Vrijman te kunnen volgen, moeten wel innig over tuigd zijn geworden van het door en door practische idealisme,dat aan dit plan ten grond slag ligt en de lijsten, die onder de aanwezigen rondgingen voor financieëlen steun, waren dan ook in minder dan geen tijd volgeteekend. Het is zeker te hopen, dat velen dit voorbeeld zullen volgen. Ik kan mij echter niet voorstel len, dat dit niet zal gebeuren. 'Zoovele ouders hebben hunne kinderen in Indië zien te gronde gaan door onkunde of onbekendheid. Zullen zij, die dit groote hartzeer kennen, niet graag de dappere ondernemende vrouwen willen helpen, die trachten willen, andere ouders voor dat schrijnende leed te bewaren? Niet waar, zij zullen in de eerste plaats daartoe bereid zijn, maar ook die anderen, wien 't meegeloopen is; maar die dan toch de eigenaar dige angsten en zorgen kennen van ouders, die hunne kinderen naar de tropen zagen ver trekken, ook zij zullen uit dankbaarheid dit sympathieke streven willen steunen. En dit zal daarom zoo noodig zijn, omdat de Regeering haar steun zal laten afhangen van wat in dezen het particulier initiatief zal doen. Zoo luidde het antwoord van den minister van Koloniën na de aanvraag om subsidie en zonder een krachtig aanpakken van par ticulieren zal al dit schoons dus toekomst muziek blijven. Moge daarom dit beroep op onze landgenooten niet te vergeefsch zijn ! Want met het slagen van deze school zullen wij een stuk cultureelen arbeid leveren, waarmee wij elk land dat koloniën bezit, voor zullen zijn. Een stuk pionierswerk dus voor alle koloniale mogendheden ! Zulk een arbeid, door ideeële etische beginselen gedreven, maar in werke lijk gezond practischen zin gevoerd, moet eenmaal honderdvoudig vruchten afwerpen voor het moederland zoowel als voor de kolo niën. Wij wenschen dan ook de jonge vereeni ging van ganscher harte toe, dat zij er in moge slagen door aller steun en hulp haar doel te bereiken. Ten bate van het Nederlandsche gezin in de koloniën, ten bate van de Nederlandsche volkskracht en tot het verkrijgen van een hechte band tusschen Oost en West. TH. TH. W. IDEALENJ VAN J DE JEUGD VOORHEEN EN Teekeningen voor de Amsterdammer" THANS van Maddy Vegtel l! De dichter De sportheld De luitenant VERMOUTH Dl TORI N O la qualiteit. f 1.60 per flesch. WIJNHANDEL DE BARBANSON Amstel 51 IIIIIIIIIIIIIIII1IIIMII Brieven uit Zweden Hoe ik naar Zweden gekomen ben weet ik niet. Ik lag in mijn cabine en zag door het raampje nu en dan een scheefstaande horizon. .... Bij de aankomst in Göteborg kwam mijn bewustzijn eerst weer in functie, en eigenlijk pas goed den volgenden dag op de reis van Göteborg naar Lund. Al vlakker en wijder werd het land om ons heen, harde, kale rotsen zijn het, waar Göteborg op ligt, haast geen grasveldje vindt men er ; maar hoe zuidelijker men komt hoe meer de rotsen verdwijnen onder een laag vruchtbaren grond, tot ten slotte nog slechts hier en daar een bonk van de rotsige onderlaag te voorschijn komt; en nog verder herinneren nog slechts de uit keien opgestapelde scheidsmuurtjes tusschen de verschillende akkers aan het bestaan van groote voorraden steen in de nabijheid. Overal bouwland, het welige bouwland van Ska'ne, waar heel Zweden zoowat zijn brood vandaan krijgt. Midden in dat bouwland ligt het universiteitsstadje Lund, naar Zweedsche verhoudingen een flinke stad, echter niet meer dan 23000 inwoners tellende. Het doet wel een beetje denken aan Leiden ; het heeft al thans hetzelfde stempel van een stadje, dat trots is op zijn universiteit, en dat uit niet veel anders dan die universiteit bestaat. Er zijn er hier maar twee in Zweden : Lund en Uppsala, en dan nog te Stockholm een medische faculteit van staatswege, plus een natuurkundige en een juridische afdeeling door particulieren gesticht; bovendien een litte raire faculteit in Göteborg. Uppsala is de oudste en dateert reeds van 1477; de Lundsche universiteit is gesticht in 1688, om de pas op Denemarken veroverde Zuid Zweedsche pro vincies nader aan Zweden te binden. Dat men een universiteitsstad nadert, ziet men in den trein al aan de vele witte petten, die bij de laatste stations binnenkomen, en die aanduiden dat hun drager of draagster stu dent is. Het omgekeerde van de stelling gaat niet op, er zijn ook studenten zonder pet (meest ouderejaars) en berhaupt worden de witte petten slechts 's zomers gedragen. Ze worden opgezet in den nacht van l Mei, om 12 uur, bij welke gelegenheid een festiviteit gehouden wordt op Lundagard, het beboomde plein dat het centrum van Lund vormt; en ze worden afgezet 4 October, bij de huldiging van Esaias Tegnér, den grooten Zweedschen klassieken dichter. Een onaanzienlijk stationnetje in het ale, boomlooze bouwland : Lund. Over het alge meen doen de Zweedsche stations den Hollan der zeer primitief aan ; geen wonder : de spoor wegen in Skane zijn onder meer dan honderd kleine maatschappijen verdeeld, en in overig Zweden moet de staat al genoeg toeleggen op zijn spoorwegen dan dat er van de stations veel werk gemaakt kan worden. Dit ligt aan de geweldige afstanden door dun bevolkte streken die de trein naar Noord-Zweden, naar Narvik en Haparanda, af te leggen heeft. Het aantal kilometers spoorbaan per hoofd van de bevolking is voor Zweden veel grooter dan voor eenig ander Europeesch land, bijna vijf maal zoo groot als voor Nederland b.v. De tarieven zijn er op ingericht om den menschen, die daar in het Noorden in den Poolnacht leven het bestaan zooveel mogelijk te veraan genamen : een lange reis komt belangrijk voordeeliger uit dan een korte, zoodat het voor deze menschen niet zoo erg bezwaarlijk is nu en dan eens naar bewoonbaarder streken af te dalen. De eerste indruk die het stadje Lund op mij maakte was eenigszins rommelig; hooge en lage huizen vlak naast en door elkaar, middeleeuwsche keien-bestrating, lantarens midden in de trottoirs geplant, enz. Lang zamerhand echter leert men het goede hier meer apprecieeren. Er zijn om te beginnen heel wat mooie, oude gebouwen. Allereerst de Domkyrka, de Romaansche kerk, die in haar oorspronkelijke vorm reeds ingewijd werd LAUSANNE-PALACE FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG. Prosp. en inl. Reisbureau LINDEMAN, Den Haag, Arnhem, Groningen, Utrecht. in 1137. De sage meldt dat deze|kerk niet door menschen is gebouwd maar door een reus, die de kolossale steenblokken op elkaar gestapeld heeft. Hij had een overeenkomst gesloten met een priester, dat hij voor dezen een kerk zou bouwen ; wist de priester echter voor de kerk klaar was den naam van den reus niet uit tevinden, dan zou deze zijn oogen krijgen. De priester nu had voor een mooie kerk zijn oogen wel over, maar peinsde toch, toen de kerk klaar begon te komen, wel vaak over den naam van den reus. Een keer wandelde hij toevallig over de plaats waar nu de Alhelgonkyrka (Allerheiligen kerk) staat. Daar was de woon plaats van den reus. En opeens hoorde hij toen de reuzen vrouw, die bezig was het kind in slaap te zingen : slaap maar in vader Tin komt weer gauw thuis brengt priesters oogen mee naar huis !" De priester spoedde zich naar de kerk en riep tot den reus Tin, Tin, zet dien steen er beter in !" Woe dend wilde de reus de kerk doen instorten door er een paar pilaren van om te trekken, maar op hetzelfde oogenblik versteende hij door toedoen van St. Laurcntius, bescherm heilige van de kerk. En zoo als een steenen beeld is hij nog tot op den huidigen dag te zien in de krypta van de Domkyrka. Deze kerk was echter nog niet heclemaal klaar toen dat gebeurde, en nu rust er een noodlot op dat ze nooit heelemaal klaar zal komen, altijd zal er iets aan blijven ontbreken. Om de Domkyrka heen loopende en onder wijl constateerend dat het koor en het schip, naar Duitsch Rotnaansch type gebouwd, in ornamentiek echter direct Italiaanschen in vloed verradende, veel mooier zijn dan de in 1880 gerestaureerde totaal veranderde, inspiratielooze torens, komt men op Lundagard, de trots van Lund. Het is een met oude zwaarstammige linden beplant plein, waarop en waaraan verscheidene universiteitsgebou wen staan. In het midden het voormalige academiegebouw in antiquiseerend Romaan schen stijl met zijn zware baksteenen muren en ronden toren midden voor ; meer op zij het archeologisch museum en het huis der Akademische Törening. De mare gaat dat het laatste gebouwd is door een theoloog en vergroot door een gek-geworden architect. De sporen daarvan draagt het: midden in een gang kan men er b.v. op een halven meter van elkaar twee zinlooze tochtdeuren ontmoeten ; het is een deur, die men slechts voor vliegdienst misschien eenmaal zal kunnen benutten want zij opent op het luchtruim.... Maar afgezien van deze en andere wonderlijkheden is het een flink groot gebouw dat aan zijn doel beantwoordt. Er zijn zalen voor TRIPLE SEC. COMBIEI Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht MIIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIH1I11 vergaderingen en lezingen, een leeszaal met tijdschriften en couranten, een eetgelegen heid, muziekkamer enz. Het is het gezamelijke gebouw van de nationen" waarin het corps verdeeld is. In dit gezegend land der demokratie is ieder student lid van het corps (ook de meisjes); ja, men moest Corpslid zijn om aan de universiteit ingeschreven te kunnen worden. Een groentijd houden ze er hier niet op na. Toen ik er een beschrijving van gaf werd dat hier beschouwd als een soort barbaarsche gewoonte, in onbeschaafdheid overeenkomende met de duelleerplicht van de Duitsche corpsen. Het corps, meer nog zijn onderafdeelingen de . nationen, hebben een vrij groote officieele beteekenis. Om te begin nen wat ik reeds noemde, het verplichte lidmaatschap alvorens men ingeschreven kan worden. Dan dient de nation b.v ook als borg voor studenten die boeken leenen uit de universiteitsbibliotheek (een particulier heeft hiervoor borgstelling door een profes sor of docent noodig en die geldt maar voor hoogstens een jaar zeer onpractische in stelling.) Ook heeft elke nation het beheer over een aantal gelegateerde studiebeurzen voor zijn leden. Om terug te keeren tot de voordeelen van Lund : fraai is ook het bisschoppelijk paleis, zwaar rood baksteenen gebouw, in de 18e eeuw gebouwd,antiquiseerend in Romaanschen stijl, een indruk van eerwaardigheid en van intimiteit tegelijkertijd gevende, zooals het daar ligt binnen het statige hek van baksteen en ijzer, in den ouderwetschen tuin met zijn perk van begonia's en geraniums vór en zijn vrnchtboomen verderop, terwijl in den herfst de heele voorgevel in gloed van wilde wingerdkleuren staat, waartusschen hier en daar een late purperen clematis. Waarlijk men zou hier bisschop willen wezen ter eere van het huis. Er zijn trouwens meerdere voordeelen verbonden aan het ambt: de bisschop van Lund verdient, naar men zegt de respectabele som van 40.000 kronen ( f'26600)! Behalve deze en andere mooie gebouwen be zit Lund ook een voor zoo'n klein stadje on begrijpelijke hoeveelheid park.-Vooreerst ? de schitterende hortus, die naar schatting wel 3 maal zoo groot is als de veelgeprezen Leidsche. Behalve mooi aangelegd is hij ook, voor mijn leekenoog althans, ?.eer volledig. Men vindt er b.v. een heel boscli van den naam fagus, waarbij nauwelijks twee gelijksoortige te vinden zijn; een pinetum met alle mogelijke soorten dennen en sparren, o.n. een perk met lonter nachtschaden ; een zwammenkweekerij ; kassen, moerasjes en vijvertjes met der zelver toe!~;ehooren, enz, enz. Behalve dezen fraaicn hortus en cenige kleinere stukjes park heeft men hier 't zeer groote Stadspark. Dit is minstens 7.00 groot als het Utrecht?che Wilhelminapark en belooft heel mooi te worden : het i? nu nog te jong, de hoornen zijn nog te weinig opgeschoten. Er is gezorgd voor goede kinderspeelgelegenheden : groote terrassen, waar niets hen in den weg staat, uitstekend geschikt voor allerlei wilde spelletjes. Bovendien is er een officieele speeltuin met schommels en wat er verder bijhoort. Na kennismaking met dit alles is mijn eerste indruk van Lund geheel uitgewischt, en even getroost als ieder ander houd ik mij nu in evenwicht op de trottoirbanden, de eenige begaanbare strook van de straat in het oude gedeelte van de stad, en even weinig merk ik de verveloosheid der huizen meer op ; er is immers toch veel goeds in Lund. Alleen de Hollandsche grachten, die mis ik hier wel eens! L. M. C.?W. IHM1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIH1I TÜBMENvH.ÏINGERW Hofleverancier - Amsterdam ULVEISTHAAT 211 -:- IUOHHIIIB 9 TEL No». 2040-1881 TEL Ite. 1783 Zuid KOUDE EN WARME SCHOTELS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIiailll DOTTERBLOEMEN 't Was altijd een aardig Ainsterdamsch tafreeltje, maar het is er nu ook al minder op geworden : de kinderen, die dotterbloemen gingen halen langs den Amstelveenschen weg in de boezemlanden van den Schinkel. Als de groote gele bloemen in vollen bloei stonden, dan deden ze hun aantrekking voe len tot ver in de binnenstad en je zag dan wel zelfs in de buurt van de Nieuwmarkt kinderen loopen met groote bossen van dotters. Ze hadden er wel een halven dag aan besteed, om ze te bemachtigen en er misschien nog voor gespijbeld ook. Natuurlijk gingen er heel wat bloemen verloren : langs het weg gegooide spul zou je uit de binnenstad den weg hebben kunnen vinden naar de bloemen velden. Thans is dat boezemland ook al weer erg ingebouwd en ingekrompen en daarmee gaat een zeer groot stuk poëtisch kinderleven verloren. De een of andere brompot zal misschien vinden, dat dit volkomen in den haak is en dat er nu meteen een eind komt aan de Balddadigheid (met een hoofdletter) van het afrukken en weer weggooien van bloemen etc.etc. Maar als ik zoo'n stuk of vijf Jordanertjes zoo welgemoed op stap zie gaan, hun boterhamzakje in de hand, en met hun vol maakt onsportieve loophouding, dan gaat mijn hart naar hen uit en ik peins op mogelijk heden, om dat boezemland of dergelijke kinderweiden te pachten en er de rakkers hun gang te laten gaan. Het is met die bloemenplukkerij en de kin deren volmaakt de geschiedenis van de kool en" de geit. Je zoudt ze allebei_willen sparen en dat is dikwijls onmogelijk. Maar wij mogen niet ophouden met te streven naar een op lossing van het probleem, want wat in de wereld zou er anders terecht komen van de vorming en opvoeding van onze kinderen. We kunnen het bloemenplukken niet schrappen uit hun levensbezigheid en 't is van het aller grootste belang, dat zij thuis dagen achtereen zich kunnen verlustigen aan de mooie frissche bloemen, die ze zelf op een prettigen helderen lentedag hebben gehaald. Gelukkig, dat er planten en struiken bestaan die een matigen aanval kunnen verduren. Daaronder neemt de dotterbloem een voor name plaats in en zij heeft dan ook in een lange reeks van jaren daar in het boezem land stand weten te houden tegen heel plukgraag Amsterdam. Zij groeit zoo flink en bloeit zoo overvloedig, dat een kinderhand gauw gevuld is. Bij het plukken bestaat geen gevaar, dat de plant wordt uitgerukt, want zij is met lange stevige, taaie wortels in den moerasbodem verankerd. Voor een groot deel staat zij op ongenaakbare plaatsen ver voor uitgeschoven in de moddersloot.waar zij dik wijls de groote gele plompen ontmoet, met welke zij'in Mei nog wel te samen bloeit. Zoo komt he't clan, dat er altijd nog genoeg plan ten kunnen zijn, waarvan de bloemen niet worden afgeplukt en daar bij ons elke bloem gemiddeld een vijftigtal zaden kan voortbren gen, komt er altijd ook nog genoeg nawas. De zaden drijven en worden bij hoog water ver op de weiden gebracht. Dotterbloemen rota C. Sipkes Het bloeien kan al in Februari beginnen soms al in Januari, maar April is bij ons toch de echte bloeitijd en daarom wordt de dotterbloem dan 'ook dikwijls paaschbloem ge noemd. Je vindt dan nog wel bloemen in Mei en zelfs een enkele in Juni en dan opeens weer heel veel in Augustus n September. Trouwens een menigte planten hebben in ons land een dubbelen of zelfs een drievoudigen bloeitijd. Wie verre reizen doet, kan onze dotterbloem nog op allerlei plaatsen en tijden zien bloeien. In Zwitserland vonden wij ze geregeld langs venige oevers van bergbeken en meertjes tot dicht aan de boomgrens en zelfs er over, 2500 M. hoog, in Juli. Het waren prachtige bloemen, misschien iets kleiner dan die in Holland, maar feller van kleur, haast oranje. In Scandinavië en op Nova Zembla zijn ze kleiner dan bij ons, met nog wel minder dan drie centimeter middellijn. Zoowel in de Oude als in de Nieuwe wereld komen zij een heel stuk noordpoolwaarts. In die koude streken, dus ook in het hooggebergte komt het nog al eens voor, dat de bloemen niet heelemaal af zijn, zij missen dau de stampers. Bij ons heb ik dat nooit gezien. Het zijn aardige bloemen, om thuis in een vaasje te -hebben! Men moet de voorzorg ne men van eerst onder water het onderste stukje aan den pas geplukten stengel af te snijden.want dat schrompelt zeer spoedig en dan kan er geen watertoevoer plaats hebben naar de bladeren en die verwelken dan in een omirtezien. Ze zijn toch berekend op de vochtige omgeving, hun opperhuid zit vol verdampingsopcningen, het glanzige vettige blad kan moeilijk nat worden en op elk karteltje van den mooien bladrand ziet ge een lichtgekleurd plekje, daar zit een opening, waaruit het water zelfs in droppelvorm kan worden weggeperst. Staat nu uw bloeitwijg flink frisch, dan wil zij zelfs wel nieuwe knoppen ontplooien en vooral een kind zal het aardig vinden, om dag voor dag te zien hoe de paarsig groene kleine bloemknop al grooter wordt, hoe die groene kelk bladeren gaan gelen en zich eindelijk ont plooien tot een mooie, groote schotelvormige bloem met daarbinnen een groot aantal goud gele meeldraden en omtrent een dozijn groene stampers. En dan is het wonder aardig; om te zien, hoe, als het in de kamer niet al te droog is, des morgens aan den voet van eiken stamper twee heldere nectardruppels ver schijnen, die de insecten moeten lokken. Daar voor moeten we weer naar buiten en in plaats van dotterbloemen te plukken willen we eens een kwartiertje bij een flinke pol doorbrengen. Rondom ons zingen leeuwerikken, graspie pers en rietgorzen, we hoeven ons niet te ver velen. Soms duurt het heel lang, eer er iets op de bloemen komt, maar een andermaal kan het heel druk zijn van bloemkevertjes, rietkevertjes, kleine graafbijtjes, die pas uit den grond zijn gekropen en zweefvliegen die de koude winterdagen in een toestand van verstijving hebben doorgebracht en nu hun hartje ophalen aan nektar en stuifmeel. Op onze foto zit op een der bovenste bloemen de buitengewoon mooie zweefvlieg Eristalis intricarius, een van de rotjesvliegen, zoo genoemd naar haar langstaartige grijze lar ven die rondkruipen in den modder. Wie mooie bloemen wil fotografeeren, moet vooral ei naar streven, om zoo ze er zijn, een of meer van de insecten, die voor de bestuiving zorgen, erbij te nemen. JAC. P. T u i.] s s E iiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiii iiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii N.V. Kon. Kweekerij l |?MOERHEIM"j i v.h. B.RUYS-Dedemsvaart | l levert boven tien gulden i [ FRANCO | l station van bestemming [

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl