Historisch Archief 1877-1940
26 Pebr. '21. - No. 2279
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Een Koloniale School voor
Meisjes
Daar zijn er, die meenen, dat onze residentie
uitsluitend bewoond wordt door rentenierende
Indischgasten en inderdaad, een outsider",
die zich op het drukst van den dag door
de bekende winkelstraten van den Haag be
weegt, moet wel den indruk ontvangen, dat
deze stad niet anders herbergt dan deze wande
lende, lanterfantende menschensoort. Een
langer verblijf echter leert wel beter. Ook hier,
zooals overal, worden harde werkers aange
troffen en ook de Indische Kolonie kent er
velen onder hare leden. Inzonderheid zijn het
dikwijls de vrouwen, die een werkkracht ont
plooien, waarvoor iedereen bewondering moet
gevoelen. In welke Haagsche vereeniging men
ook moge binnentreden, steeds vindt men
er in de besturen van deze nijvere vrouwen
typen, die uit hare Indische jaren een warm
sociaal medevoelen hebben bewaard. Zulke
energieke, werkzame vrouwen waren het, die
het vorige jaar op initiatief van zuster
Hellemans de vereeniging oprichtten, die zich
ten doel heeft gesteld, bovengenoemd insti
tuut tot stand te brengen. Eene stoute onder
neming in dezen tijd van algemeene malaise.
Is eene dergelijke school dan inderdaad
noodig? Ge zoudt het zeker niet vragen, als
ge tegenwoordig waart geweest op de verga
dering in de groote zaal van de Witte Brug,
waar Mevrouw Ros-Vrijman voor een talrijk
gehoor van belangstellenden de noodzakelijk
heid op overtuigende wijze aantoonde. Zijn
wij verantwoord", vroeg de spreekster, met
het jaar op jaar laten uitkomen van totaal
onvoorbereide jonge meisjes en jonge vrou
wen?". En haar hartgrondig : neen speelde al
om de lippen van hare toehoorders. Allen
voelden het immers mee als een te kort in
onze samenleving, dat daar steeds op nieuw
jonge meisjes op Indië worden losgelaten,
jonge meisjes, bijna kinderen nog, recht
streeks van het tennisveld of de bals, in het
gunstigste geval van de schoolbanken, die,
geheel onbekend met wat haar te wachten
staat, in de binnenlanden dikwijls aangewezen
zijn op den omgang met eene uitsluitend
inlandsche bevolking. Hoe zullen zij ooit in
staat zijn, de hulp en steun te wezen van den
man, welke deze juist bij zijn moeilijke taak
in de tropen zoo zeer behoeft! Beter voorbereid
zullen zij deze misschien kunnen geven/terwijl
zij thans niet anders kunnen zijn dan een steen
op zijn weg. Hoeveel mislukte levens, hoeveel
teleurgestelde verwachtingen, hoeveel ver
stoord huwelijks- en gezinsleven zijn nu vaak
het gevolg!
Want meer dan eene andere jonge vrouw
heeft zij, die haar man naar de koloniën volgt,
zich aan te passen aan veel, wat haar vreemd
is. 't Is niet de taal alleen, die zij zich heeft eigen
te maken ; maar ook de kennis van klimaat,
land en volk. Zij moet open zijn voor de schoon
heid der Oostersche cultuur, zij zal moeten
trachten, de adat" te begrijpen, om het ver
trouwen te winnen der inlandsche bevolking,
wat voor de goede verhouding in de eerste
plaats noodig is. Goed voorbereid kan er voor
de jonge vrouw in Indië een mooie taak zijn
weggelegd : de brug te bouwen tusschen Oost
en West. Zij moet in Indië 't gezonde gezins
leven herstellen, dat daar helaas zoo heeft
geleden en dat -toch van zoo'n machtig op
bouwende beteekenis is voor land en volk.
Moedercursussen en speciaal tropische
moedercursussen, eene afzonderlijke hygiëne,
die eveneens in de tropen andere eischen stelt
dan bij ons, leergangen voor
zuigelingenverpleging, voor kraamvrouwen- en ziekenver
pleging, verbandkunde, dit alles is voor de
jongevrouw, die haar man misschien op eene
eenzame post in de binnenlanden heeft te
volgen, broodnoodig.Toegerust met deze kennis,
opgedaan in eene Indische omgeving met enkel
inlandsen personeel, om zich den omgang hier
mee eigen te maken, zal zij de zware
moeielijkheden van haar nieuwe leven kunnen weer
staan en ook op het uithoudingsvermogen van
haar man een versterkenden invloed hebben,
wat deze op zijn beurt aan zijn werk ten goede
kan doen komen.
Is daar eigenlijk wel iets tegen in te brengen?
Ja, dat 't al weer geld zal kosten, maar dan
toch geld, dat duizendvoudig rente opleveren
zal door meer leyensgeluk en het scheppen van
betere verhoudingen tusschen Indië en het
moederland, dat zijn naam dan eerst recht zal
verdienen.
De toehoorders in de Witte Brug, die 't
voorrecht hadden het warme pleidooi en
het bezielend woord van Mw. Ros-Vrijman
te kunnen volgen, moeten wel innig over
tuigd zijn geworden van het door en door
practische idealisme,dat aan dit plan ten grond
slag ligt en de lijsten, die onder de aanwezigen
rondgingen voor financieëlen steun, waren
dan ook in minder dan geen tijd volgeteekend.
Het is zeker te hopen, dat velen dit voorbeeld
zullen volgen. Ik kan mij echter niet voorstel
len, dat dit niet zal gebeuren. 'Zoovele ouders
hebben hunne kinderen in Indië zien te gronde
gaan door onkunde of onbekendheid. Zullen
zij, die dit groote hartzeer kennen, niet graag
de dappere ondernemende vrouwen willen
helpen, die trachten willen, andere ouders
voor dat schrijnende leed te bewaren? Niet
waar, zij zullen in de eerste plaats daartoe
bereid zijn, maar ook die anderen, wien 't
meegeloopen is; maar die dan toch de eigenaar
dige angsten en zorgen kennen van ouders, die
hunne kinderen naar de tropen zagen ver
trekken, ook zij zullen uit dankbaarheid dit
sympathieke streven willen steunen.
En dit zal daarom zoo noodig zijn, omdat de
Regeering haar steun zal laten afhangen van
wat in dezen het particulier initiatief zal doen.
Zoo luidde het antwoord van den minister
van Koloniën na de aanvraag om subsidie
en zonder een krachtig aanpakken van par
ticulieren zal al dit schoons dus toekomst
muziek blijven.
Moge daarom dit beroep op onze
landgenooten niet te vergeefsch zijn ! Want met
het slagen van deze school zullen wij een stuk
cultureelen arbeid leveren, waarmee wij elk
land dat koloniën bezit, voor zullen zijn. Een
stuk pionierswerk dus voor alle koloniale
mogendheden ! Zulk een arbeid, door ideeële
etische beginselen gedreven, maar in werke
lijk gezond practischen zin gevoerd, moet
eenmaal honderdvoudig vruchten afwerpen
voor het moederland zoowel als voor de kolo
niën. Wij wenschen dan ook de jonge vereeni
ging van ganscher harte toe, dat zij er in moge
slagen door aller steun en hulp haar doel
te bereiken.
Ten bate van het Nederlandsche gezin in de
koloniën, ten bate van de Nederlandsche
volkskracht en tot het verkrijgen van een
hechte band tusschen Oost en West.
TH. TH. W.
IDEALENJ VAN J DE JEUGD VOORHEEN EN
Teekeningen voor de Amsterdammer"
THANS
van Maddy Vegtel
l!
De dichter
De sportheld
De luitenant
VERMOUTH Dl TORI N O
la qualiteit. f 1.60 per flesch.
WIJNHANDEL DE BARBANSON Amstel 51
IIIIIIIIIIIIIIII1IIIMII
Brieven uit Zweden
Hoe ik naar Zweden gekomen ben weet
ik niet. Ik lag in mijn cabine en zag door het
raampje nu en dan een scheefstaande horizon.
.... Bij de aankomst in Göteborg kwam mijn
bewustzijn eerst weer in functie, en eigenlijk
pas goed den volgenden dag op de reis van
Göteborg naar Lund. Al vlakker en wijder
werd het land om ons heen, harde, kale rotsen
zijn het, waar Göteborg op ligt, haast geen
grasveldje vindt men er ; maar hoe zuidelijker
men komt hoe meer de rotsen verdwijnen
onder een laag vruchtbaren grond, tot ten
slotte nog slechts hier en daar een bonk van
de rotsige onderlaag te voorschijn komt;
en nog verder herinneren nog slechts de uit
keien opgestapelde scheidsmuurtjes tusschen
de verschillende akkers aan het bestaan van
groote voorraden steen in de nabijheid.
Overal bouwland, het welige bouwland van
Ska'ne, waar heel Zweden zoowat zijn brood
vandaan krijgt. Midden in dat bouwland ligt
het universiteitsstadje Lund, naar Zweedsche
verhoudingen een flinke stad, echter niet meer
dan 23000 inwoners tellende. Het doet wel
een beetje denken aan Leiden ; het heeft al
thans hetzelfde stempel van een stadje, dat
trots is op zijn universiteit, en dat uit niet
veel anders dan die universiteit bestaat. Er
zijn er hier maar twee in Zweden : Lund en
Uppsala, en dan nog te Stockholm een
medische faculteit van staatswege, plus een
natuurkundige en een juridische afdeeling door
particulieren gesticht; bovendien een litte
raire faculteit in Göteborg. Uppsala is de oudste
en dateert reeds van 1477; de Lundsche
universiteit is gesticht in 1688, om de pas op
Denemarken veroverde Zuid Zweedsche pro
vincies nader aan Zweden te binden.
Dat men een universiteitsstad nadert, ziet
men in den trein al aan de vele witte petten, die
bij de laatste stations binnenkomen, en die
aanduiden dat hun drager of draagster stu
dent is. Het omgekeerde van de stelling gaat
niet op, er zijn ook studenten zonder pet (meest
ouderejaars) en berhaupt worden de witte
petten slechts 's zomers gedragen. Ze worden
opgezet in den nacht van l Mei, om 12 uur, bij
welke gelegenheid een festiviteit gehouden
wordt op Lundagard, het beboomde plein dat
het centrum van Lund vormt; en ze worden
afgezet 4 October, bij de huldiging van Esaias
Tegnér, den grooten Zweedschen klassieken
dichter.
Een onaanzienlijk stationnetje in het ale,
boomlooze bouwland : Lund. Over het alge
meen doen de Zweedsche stations den Hollan
der zeer primitief aan ; geen wonder : de spoor
wegen in Skane zijn onder meer dan honderd
kleine maatschappijen verdeeld, en in overig
Zweden moet de staat al genoeg toeleggen
op zijn spoorwegen dan dat er van de stations
veel werk gemaakt kan worden. Dit ligt aan
de geweldige afstanden door dun bevolkte
streken die de trein naar Noord-Zweden,
naar Narvik en Haparanda, af te leggen heeft.
Het aantal kilometers spoorbaan per hoofd van
de bevolking is voor Zweden veel grooter dan
voor eenig ander Europeesch land, bijna vijf
maal zoo groot als voor Nederland b.v. De
tarieven zijn er op ingericht om den menschen,
die daar in het Noorden in den Poolnacht
leven het bestaan zooveel mogelijk te veraan
genamen : een lange reis komt belangrijk
voordeeliger uit dan een korte, zoodat het voor deze
menschen niet zoo erg bezwaarlijk is nu en
dan eens naar bewoonbaarder streken af te
dalen.
De eerste indruk die het stadje Lund op mij
maakte was eenigszins rommelig; hooge
en lage huizen vlak naast en door elkaar,
middeleeuwsche keien-bestrating, lantarens
midden in de trottoirs geplant, enz. Lang
zamerhand echter leert men het goede hier
meer apprecieeren. Er zijn om te beginnen heel
wat mooie, oude gebouwen. Allereerst de
Domkyrka, de Romaansche kerk, die in haar
oorspronkelijke vorm reeds ingewijd werd
LAUSANNE-PALACE
FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG.
Prosp. en inl. Reisbureau LINDEMAN, Den Haag, Arnhem, Groningen, Utrecht.
in 1137. De sage meldt dat deze|kerk niet door
menschen is gebouwd maar door een reus, die
de kolossale steenblokken op elkaar gestapeld
heeft. Hij had een overeenkomst gesloten met
een priester, dat hij voor dezen een kerk zou
bouwen ; wist de priester echter voor de kerk
klaar was den naam van den reus niet uit
tevinden, dan zou deze zijn oogen krijgen. De
priester nu had voor een mooie kerk zijn oogen
wel over, maar peinsde toch, toen de kerk
klaar begon te komen, wel vaak over den naam
van den reus. Een keer wandelde hij toevallig
over de plaats waar nu de Alhelgonkyrka
(Allerheiligen kerk) staat. Daar was de woon
plaats van den reus. En opeens hoorde hij
toen de reuzen vrouw, die bezig was het
kind in slaap te zingen : slaap maar in
vader Tin komt weer gauw thuis brengt
priesters oogen mee naar huis !" De priester
spoedde zich naar de kerk en riep tot den reus
Tin, Tin, zet dien steen er beter in !" Woe
dend wilde de reus de kerk doen instorten
door er een paar pilaren van om te trekken,
maar op hetzelfde oogenblik versteende hij
door toedoen van St. Laurcntius, bescherm
heilige van de kerk. En zoo als een steenen
beeld is hij nog tot op den huidigen dag te zien
in de krypta van de Domkyrka. Deze kerk
was echter nog niet heclemaal klaar toen dat
gebeurde, en nu rust er een noodlot op dat ze
nooit heelemaal klaar zal komen, altijd zal
er iets aan blijven ontbreken.
Om de Domkyrka heen loopende en onder
wijl constateerend dat het koor en het schip,
naar Duitsch Rotnaansch type gebouwd, in
ornamentiek echter direct Italiaanschen in
vloed verradende, veel mooier zijn dan de in
1880 gerestaureerde totaal veranderde,
inspiratielooze torens, komt men op Lundagard,
de trots van Lund. Het is een met oude
zwaarstammige linden beplant plein, waarop
en waaraan verscheidene universiteitsgebou
wen staan. In het midden het voormalige
academiegebouw in antiquiseerend Romaan
schen stijl met zijn zware baksteenen muren en
ronden toren midden voor ; meer op zij het
archeologisch museum en het huis der
Akademische Törening. De mare gaat dat het laatste
gebouwd is door een theoloog en vergroot
door een gek-geworden architect. De sporen
daarvan draagt het: midden in een gang
kan men er b.v. op een halven meter van elkaar
twee zinlooze tochtdeuren ontmoeten ; het
is een deur, die men slechts voor vliegdienst
misschien eenmaal zal kunnen benutten want
zij opent op het luchtruim....
Maar afgezien van deze en andere
wonderlijkheden is het een flink groot gebouw dat
aan zijn doel beantwoordt. Er zijn zalen voor
TRIPLE SEC. COMBIEI
Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht
MIIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIH1I11
vergaderingen en lezingen, een leeszaal met
tijdschriften en couranten, een eetgelegen
heid, muziekkamer enz. Het is het
gezamelijke gebouw van de nationen" waarin het
corps verdeeld is. In dit gezegend land der
demokratie is ieder student lid van het corps
(ook de meisjes); ja, men moest Corpslid
zijn om aan de universiteit ingeschreven te
kunnen worden. Een groentijd houden ze er
hier niet op na. Toen ik er een beschrijving
van gaf werd dat hier beschouwd als een soort
barbaarsche gewoonte, in onbeschaafdheid
overeenkomende met de duelleerplicht van de
Duitsche corpsen. Het corps, meer nog zijn
onderafdeelingen de . nationen, hebben een
vrij groote officieele beteekenis. Om te begin
nen wat ik reeds noemde, het verplichte
lidmaatschap alvorens men ingeschreven kan
worden. Dan dient de nation b.v ook als
borg voor studenten die boeken leenen uit
de universiteitsbibliotheek (een particulier
heeft hiervoor borgstelling door een profes
sor of docent noodig en die geldt maar voor
hoogstens een jaar zeer onpractische in
stelling.) Ook heeft elke nation het beheer over
een aantal gelegateerde studiebeurzen voor
zijn leden.
Om terug te keeren tot de voordeelen van
Lund : fraai is ook het bisschoppelijk paleis,
zwaar rood baksteenen gebouw, in de 18e
eeuw gebouwd,antiquiseerend in Romaanschen
stijl, een indruk van eerwaardigheid en van
intimiteit tegelijkertijd gevende, zooals het
daar ligt binnen het statige hek van baksteen
en ijzer, in den ouderwetschen tuin met zijn
perk van begonia's en geraniums vór en zijn
vrnchtboomen verderop, terwijl in den herfst
de heele voorgevel in gloed van wilde
wingerdkleuren staat, waartusschen hier en daar een
late purperen clematis. Waarlijk men zou
hier bisschop willen wezen ter eere van het
huis. Er zijn trouwens meerdere voordeelen
verbonden aan het ambt: de bisschop van
Lund verdient, naar men zegt de respectabele
som van 40.000 kronen ( f'26600)!
Behalve deze en andere mooie gebouwen be
zit Lund ook een voor zoo'n klein stadje on
begrijpelijke hoeveelheid park.-Vooreerst ? de
schitterende hortus, die naar schatting wel
3 maal zoo groot is als de veelgeprezen
Leidsche. Behalve mooi aangelegd is hij ook,
voor mijn leekenoog althans, ?.eer volledig. Men
vindt er b.v. een heel boscli van den naam
fagus, waarbij nauwelijks twee gelijksoortige te
vinden zijn; een pinetum met alle mogelijke
soorten dennen en sparren, o.n. een perk met
lonter nachtschaden ; een
zwammenkweekerij ; kassen, moerasjes en vijvertjes met der
zelver toe!~;ehooren, enz, enz.
Behalve dezen fraaicn hortus en cenige
kleinere stukjes park heeft men hier 't zeer
groote Stadspark. Dit is minstens 7.00 groot
als het Utrecht?che Wilhelminapark en belooft
heel mooi te worden : het i? nu nog te jong,
de hoornen zijn nog te weinig opgeschoten.
Er is gezorgd voor goede
kinderspeelgelegenheden : groote terrassen, waar niets hen in den
weg staat, uitstekend geschikt voor allerlei
wilde spelletjes. Bovendien is er een officieele
speeltuin met schommels en wat er verder
bijhoort. Na kennismaking met dit alles is
mijn eerste indruk van Lund geheel
uitgewischt, en even getroost als ieder ander houd
ik mij nu in evenwicht op de trottoirbanden,
de eenige begaanbare strook van de straat in
het oude gedeelte van de stad, en even weinig
merk ik de verveloosheid der huizen meer op ;
er is immers toch veel goeds in Lund. Alleen
de Hollandsche grachten, die mis ik hier wel
eens!
L. M. C.?W.
IHM1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIH1I
TÜBMENvH.ÏINGERW
Hofleverancier - Amsterdam
ULVEISTHAAT 211 -:- IUOHHIIIB 9
TEL No». 2040-1881 TEL Ite. 1783 Zuid
KOUDE EN WARME SCHOTELS
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIiailll
DOTTERBLOEMEN
't Was altijd een aardig Ainsterdamsch
tafreeltje, maar het is er nu ook al minder op
geworden : de kinderen, die dotterbloemen
gingen halen langs den Amstelveenschen
weg in de boezemlanden van den Schinkel.
Als de groote gele bloemen in vollen bloei
stonden, dan deden ze hun aantrekking voe
len tot ver in de binnenstad en je zag dan wel
zelfs in de buurt van de Nieuwmarkt kinderen
loopen met groote bossen van dotters. Ze
hadden er wel een halven dag aan besteed,
om ze te bemachtigen en er misschien nog
voor gespijbeld ook. Natuurlijk gingen er
heel wat bloemen verloren : langs het weg
gegooide spul zou je uit de binnenstad den
weg hebben kunnen vinden naar de bloemen
velden. Thans is dat boezemland ook al weer
erg ingebouwd en ingekrompen en daarmee
gaat een zeer groot stuk poëtisch kinderleven
verloren. De een of andere brompot zal
misschien vinden, dat dit volkomen in den
haak is en dat er nu meteen een eind komt aan
de Balddadigheid (met een hoofdletter) van
het afrukken en weer weggooien van bloemen
etc.etc. Maar als ik zoo'n stuk of vijf
Jordanertjes zoo welgemoed op stap zie gaan, hun
boterhamzakje in de hand, en met hun vol
maakt onsportieve loophouding, dan gaat
mijn hart naar hen uit en ik peins op mogelijk
heden, om dat boezemland of dergelijke
kinderweiden te pachten en er de rakkers hun
gang te laten gaan.
Het is met die bloemenplukkerij en de kin
deren volmaakt de geschiedenis van de kool
en" de geit. Je zoudt ze allebei_willen sparen
en dat is dikwijls onmogelijk. Maar wij mogen
niet ophouden met te streven naar een op
lossing van het probleem, want wat in de
wereld zou er anders terecht komen van de
vorming en opvoeding van onze kinderen. We
kunnen het bloemenplukken niet schrappen
uit hun levensbezigheid en 't is van het aller
grootste belang, dat zij thuis dagen achtereen
zich kunnen verlustigen aan de mooie frissche
bloemen, die ze zelf op een prettigen helderen
lentedag hebben gehaald.
Gelukkig, dat er planten en struiken bestaan
die een matigen aanval kunnen verduren.
Daaronder neemt de dotterbloem een voor
name plaats in en zij heeft dan ook in een
lange reeks van jaren daar in het boezem
land stand weten te houden tegen heel
plukgraag Amsterdam. Zij groeit zoo flink en
bloeit zoo overvloedig, dat een kinderhand
gauw gevuld is. Bij het plukken bestaat geen
gevaar, dat de plant wordt uitgerukt, want zij
is met lange stevige, taaie wortels in den
moerasbodem verankerd. Voor een groot deel
staat zij op ongenaakbare plaatsen ver voor
uitgeschoven in de moddersloot.waar zij dik
wijls de groote gele plompen ontmoet, met
welke zij'in Mei nog wel te samen bloeit. Zoo
komt he't clan, dat er altijd nog genoeg plan
ten kunnen zijn, waarvan de bloemen niet
worden afgeplukt en daar bij ons elke bloem
gemiddeld een vijftigtal zaden kan voortbren
gen, komt er altijd ook nog genoeg nawas. De
zaden drijven en worden bij hoog water ver
op de weiden gebracht.
Dotterbloemen
rota C. Sipkes
Het bloeien kan al in Februari beginnen soms
al in Januari, maar April is bij ons toch de
echte bloeitijd en daarom wordt de
dotterbloem dan 'ook dikwijls paaschbloem ge
noemd. Je vindt dan nog wel bloemen in Mei
en zelfs een enkele in Juni en dan opeens weer
heel veel in Augustus n September. Trouwens
een menigte planten hebben in ons land een
dubbelen of zelfs een drievoudigen bloeitijd.
Wie verre reizen doet, kan onze dotterbloem
nog op allerlei plaatsen en tijden zien bloeien.
In Zwitserland vonden wij ze geregeld langs
venige oevers van bergbeken en meertjes tot
dicht aan de boomgrens en zelfs er over,
2500 M. hoog, in Juli. Het waren prachtige
bloemen, misschien iets kleiner dan die in
Holland, maar feller van kleur, haast oranje.
In Scandinavië en op Nova Zembla zijn ze
kleiner dan bij ons, met nog wel minder dan
drie centimeter middellijn. Zoowel in de Oude
als in de Nieuwe wereld komen zij een heel
stuk noordpoolwaarts. In die koude streken,
dus ook in het hooggebergte komt het nog al
eens voor, dat de bloemen niet heelemaal
af zijn, zij missen dau de stampers. Bij ons
heb ik dat nooit gezien.
Het zijn aardige bloemen, om thuis in een
vaasje te -hebben! Men moet de voorzorg ne
men van eerst onder water het onderste stukje
aan den pas geplukten stengel af te snijden.want
dat schrompelt zeer spoedig en dan kan er
geen watertoevoer plaats hebben naar de
bladeren en die verwelken dan in een
omirtezien. Ze zijn toch berekend op de vochtige
omgeving, hun opperhuid zit vol
verdampingsopcningen, het glanzige vettige blad kan
moeilijk nat worden en op elk karteltje van
den mooien bladrand ziet ge een lichtgekleurd
plekje, daar zit een opening, waaruit het water
zelfs in droppelvorm kan worden weggeperst.
Staat nu uw bloeitwijg flink frisch, dan wil zij
zelfs wel nieuwe knoppen ontplooien en vooral
een kind zal het aardig vinden, om dag voor
dag te zien hoe de paarsig groene kleine
bloemknop al grooter wordt, hoe die groene kelk
bladeren gaan gelen en zich eindelijk ont
plooien tot een mooie, groote schotelvormige
bloem met daarbinnen een groot aantal goud
gele meeldraden en omtrent een dozijn groene
stampers. En dan is het wonder aardig; om
te zien, hoe, als het in de kamer niet al te
droog is, des morgens aan den voet van eiken
stamper twee heldere nectardruppels ver
schijnen, die de insecten moeten lokken. Daar
voor moeten we weer naar buiten en in plaats
van dotterbloemen te plukken willen we eens
een kwartiertje bij een flinke pol doorbrengen.
Rondom ons zingen leeuwerikken, graspie
pers en rietgorzen, we hoeven ons niet te ver
velen. Soms duurt het heel lang, eer er iets op
de bloemen komt, maar een andermaal kan
het heel druk zijn van bloemkevertjes,
rietkevertjes, kleine graafbijtjes, die pas uit
den grond zijn gekropen en zweefvliegen die
de koude winterdagen in een toestand van
verstijving hebben doorgebracht en nu hun
hartje ophalen aan nektar en stuifmeel.
Op onze foto zit op een der bovenste bloemen
de buitengewoon mooie zweefvlieg Eristalis
intricarius, een van de rotjesvliegen, zoo
genoemd naar haar langstaartige grijze lar
ven die rondkruipen in den modder. Wie mooie
bloemen wil fotografeeren, moet vooral ei
naar streven, om zoo ze er zijn, een of meer
van de insecten, die voor de bestuiving zorgen,
erbij te nemen.
JAC. P. T u i.] s s E
iiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiii
iiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
N.V. Kon. Kweekerij l
|?MOERHEIM"j
i v.h. B.RUYS-Dedemsvaart |
l levert boven tien gulden i
[ FRANCO |
l station van bestemming [