Historisch Archief 1877-1940
12 Maart '21. No. 2281
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
(Teekening van Michel Cuypers)
Dr. P. J. H
16 Mei 1827?;
CUYPERS
3 Maart 1921
De naam van dezen man, die Vondel en
Michelangelo in leeftijd overtroffen heeft,
zoodat men hem bijna onsterfelijk zou ge
waand hebben, staat zelf voor een heele
eeuw onzer kunstgeschiedenis. De lange rij
der feiten van zijn dadenrijk leven, die alleen
al meer kerken bouwde dan hij jaren telt,
zou meer dan een heele zijde van dit week
blad vullen. Maar hoeveel beduidender is de
beteekenis niet van zijn langen arbeid, voor
zijn katholieke landgenooten niet minder dan
voor het heele vaderlandsche kunstleven; en
daarenboven heeft zijn werk almede buiten
Nederland hem een wereldberoemdheid ver
schaft, waarvan zijn ridderorden en onder
scheidingen van allerlei aard getuigen. Eere
doctor van drie universiteiten, was hij
Dombaumeister" te Mainz (1870), royal gold
medalist of the royal institute of British
architects, membre associéde l'institut de
France, en lid van academies en jury's in
bijna alle hoofdsteden der wereld.
Met Schaepman die hem huldigde in het
Rijksmuseum, den 16den Mei 1897, met de
Stuers die zijn vriend was, al kibbelden zij
k, en met Alberdingk Thijm, zijn
strijdgenoot en zwager, behoorde Dr. Cuypers tot
het katholiek reveil," dat sinds het herstel
van het geregeld bisschoppelijk bestuur in
het land, in 1853, zijn eerste signalen blies.
Het was in dat zelfde jaar, dat Cuypers zijn
eerste kerk, te Oeffeit, bouwde.
Men herkent een kerk van Dr. Cuypers
allicht als zoodanig, en daar men er overal
weer tegenkomt, vergeet men nu, er aan
gewoon geworden, wat zij beteekenden bij
haar ontstaan. Daarvoor moet men zich den
toestand terug denken, zooals die voor meer
dan een halve eeuw ten onzent was, toen er
k in katholieke kringen de meest volkomen
onkunde der oude kerkelijke tradities heerschte,
tegelijk met volslagen ongevoeligheid voor
alle kunstvormen. De Roomsche van toen
voelde zich al heel welletjes in 't
Waterstaatskerkje dat hem diende tot godshuis,
een pseudo-Grieksch tempeltje door 'n meester
stukadoor met opgeplakte versierselen in
pleister voorzien: als dat maar een
eenigszins stemmig zaaltje was met een altaar, wat
vrome emblemen en gemakkelijke zitjes
Het was trouwens de tijd die gekenmerkt
is door den bouw der sinds verdwenen Beurs
te Amsterdam, het Departement van -Koloniën
en 't gebouw van den Hoogen Raad, toen
de monumenten van het verleden, die gouden
hoofdletters in de geschiedenis der volkeren,
door onverschilligheid verwaarloosd werden,
of vijandig bejegend als lastige documenten
van een paapschen voortijd. De groote Zaal
en het heele Binnenhof in den Haag werden
bedreigd door den slooper.
Wat intusschen de schrijver van de
Dictionaire raisonnédel'architecturefrancaise(1854)
verkondigd had, werd door Cuypers' woord
en werk vertaald voor Nederland. Hij voerde
het constructief begrip van Violet Ie Duc
door ; van hem nam hij zijn logische begin
selen over en na hem predikte hij voortaan
een noodzakelijk samengaan van 't ornament
met de niet langer verwischte hoofdlijnen
der constructie.
De bedehuizen van den Roermondschen
Ultramontaan, waren door lijn en vorm,
in aansluiting met Thijms litteraire kunst
richting weer opgebloeid uit de overpein
zing van den middeleeuwschen geest, als even
zoovele openbare belijdenissen van de Room
sche geloofswaarheden langs weg en straat.
Niet om de mér dan honderd kerken die
Dr. Cuypers bouwde, maar omdat Cuypers' ker
ken weer waarlijk kerken waren, mocht hij een
kerkvader" heeten; maar hij was een apostel
bovendien. Want hij wekte het kunstbesef
in het levende geslacht, en dit, zoowel
door zijn omvangrijke kerkrestauraties als
door zijn herstellingswerk voor profane ge
bouwen.
De moderne architect zou thans anders
restaureeren: maar Cuypers deed wat hij
doen moest in zijn tijd, toen de traditie met
het verleden verbroken was en er een aan
knooping moest gezocht worden met de eeuw,
die het afknappen gezien had van den gouden
draad. Als de prediker in de woestijn, was
het Cuypers voorbehouden de wegen te effenen
en de toekomst voor te bereiden. En daar
bij was hem de kracht verleend om den
Augiasstal te reinigen. Zonder zijn beginselen
en zijn werken zullen de stroomingen die na
hem ontstonden, niet te verklaren zijn.
Berlage, De Bazel, Stuyt stonden onder zijn
leiding. Is het werk der meeste modernen
niet uit dat van Cuypers te verklaren als uit
zijn oorsprong, dan zal het weer begrijpelijk
worden als tegenstelling daarvan. Cuypers
allén vormt de schakel die het oude aan het
nieuwe bindt, de brug over het onnationale
eener kunstlooze eeuw heen, van de vader
landsche gothiek naar de modernen toe.
)Wat Cuypers gewild heeft als zijn levens
taak, heeft hijzelf als negentigjarige neer
geschreven, toen hij den tachtigjarigen beeld
houwer Mengelberg huldigde in het jaarver
slag van den katholieken kunstkring De
Violier":
Wat mij tot Mengelberg trekt en nood
zakelijk trekken moet, is de bewondering voor
die eigenschappen in hem, naar welke ik mij
bewust ben altijd eerlijk te hebben gestreefd;
zijn onvermoeid streven om die kunst voor
uit te brengen in bloei en aanzien bij het
volk, om dusdoende haar heilzamen invloed
te verzekeren op edelzin en beschaving; zijn
standvastigheid op het punt van beginselen,
die van geen schipperen weet".
De Schoonheid was de groote hartstocht
in zijn leven. Haar diende hij nïet alleen als
Ultramontaan in godshuizen, maar ook als
vaderlander. Een nieuwe periode van Cuypers'
leven was begonnen, toen de Maestro in 1874
benoemd werd tot lid van 't college van
Rijksadviseurs voor de Monumenten van ge
schiedenis en kunst, en in 1876 tot architect
der Rijksmuseum-gebouwen. Toen schiep hij
RijksmuseumenCentraaIstation(1881). Slechts
enge bekrompenheid kon in deze monumenten,
geïnspireerd door Oud Hollands XVI?XVII
d' eeuwschen stijl, seminaries en kloosters
zien, en kwaadwilligheid alleen kon ze ver
denken als een jezuïtische toeleg, om propa
ganda te maken voor Roomsche idealen.
Voorts herstelde hij de oude Kapittelzaal van
den Utrechtschen Dom, het Maarten van
Rossum-huis te Bommel, de kasteelen ter
Haar en Wijk bij Duurstede, de stadhuizen
van Nijmegen en Brouwershaven, de poorten
van Hoorn en Amersfoort, en het inwendige
van het kasteel van Amerongen.
Zoo bleef deze Limburger van universeele
beroemdheid, ook als bouwmeester een goed
vaderlander; maar ook als Amsterdammer
hij was naar de hoofdstad getogen
bleef Dr. Cuypers een goed Limburger. De
ingeboren humor was pok hem niet vreemd,
en hij bleef eenvoudig en gemoedelijk in
geheel zijn levenswijze. Onverdroten in ijver,
kon hij fel en vinnig zijn; maar zijn hart
was edel en goed. Te Valkenburg bouwde hij
Limburgs openluchttheater en te Roermond
zetelde de Nestor der vaderlandsche bouw
meesters" in den gemeenteraad- maar hier
mmllllliiiiiilliliiiiilllMl
iiiiiillllllllliiiliiiiiiiliiiliiiiilii
immiiiitiiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiii
N. V. HET HOFSTAD-TOONEEL
SlacMoffer.s, door Felix. Rutten.
De Muzen en de geslachtsziekten.... Wie
zijn toch eigenlijk die wij" die niet zouden
mogen zwijgen" over een onderwerp, waarbij
geen rechtschapen medicus durft te
preciseeren, en waarop men de leekenfantasie
waarlijk niet ongestraft loslaat! Omdat n
geniaal apothekers-bediende uit deze stof
een hard, maar aangrijpend kunstwerk schiep,
mogen daarom allen, die zelfs nooit
apothekers-bedienden waren, grasduinen in
dit gruwelijk en onoplosbaar misverstand
tusschen God en mensch? En voorlichten,
richten, vanaf een vrije tribune, waar
Wahrheit und Dichtung" gelijke rechten hebben,
niet te onderscheiden zijn, -en ook niet on
derscheiden kunnen worden dan ten koste
van het kunstwerk, waarom het ons te doen is,
en waarvoor deze tribune werd opgericht?
Ik wil mijn privéopvatting, dat de kunst van
het tooneel er in de eerste plaats is om de
menschen goed te doen, te verruimen en te
verrijken, meer dan om hen te beklemmen, te
bedreigen en te straffen, wel buiten beschou
wing laten, maar tegen een exposévan de
zonde" en haar gevolgen door middel van
een, wetenschappelijk onvoldoende verant
woord en om het theatraal effect opge
schroefd geval", gelden ethische bezwaren,
die in deze door geen enkel aesthetisch doel
worden gedekt. Op een aanteekenboekje met
verschijnselen," vermoedelijk gevolgen, hypo
thesen en stoutmoedige conclusies bouwde
Felix Rutten een noodlotsdrama, in zijn be
doelingen wreeder, want meer dogmatisch dan
Ibsen's pleit, en nergens deed hij ons, naast
al dit schuldig en onschuldig leed, de macht
beseffen van den vrijen, onderscheidenden
MISS 0LRNCHE
geest, van den wil zich te verheffen, door den
weerstand van liefde binnen ieder's bereik.
Een gezin, bezocht door het ondoorgrondelijk
Bijbelwoord en wellicht lot den ondergang
gedoemd, doch daarnaast niets dan grauwe,
in zichzelf verblinde naasten-haat, een zede
lijk elkander vermoorden om het physiek
proces heen. Achttien jaar zitten deze men
schen daar, de machtelooze zondaar", overge
leverd aan zijn slachtoffers, zijn door hem
besmette vrouw en de dochter, die nogal
vage, de schrijver spreekt van een
hersenabcès" héréditaire verschijnselen ver
toont, en pikken elkaar als vogels in een don
kere kooi, de oogen uit. Rutten laat in het
midden in hoever deze gezinsvader, ziek door
een jeugdige onbezonnenheid, geweten heeft
toen hij trouwde wat hij risqueerde voor zich
en voor anderen, doch hij verzuimde niet hem
daarneven zoo zwart mogelijk voor te stellen,
o.a. door de vermelding dat hij zijn jonge,
gezonde vrouw louter om haar geld zou hebben
getrouwd. Doch dan had hij ons tenminste
moeten overtuigen dat dit geld zulk een rol in
zijn leven had vervuld, dat de begeerte daar
naar desnoods tot een schurkenstreek kon
leiden. Dan eerst zou het slot: allen tegen een,
dramatisch hebben gewerkt en het eigenwijs:
u, veracht ik" van den knaap, zijn
gemankeerden schoonzoon, die over de praktijk
van liefde en leven bazelt, min of meer doel
treffend zijn geweest. Thans blijven we vragen:
schurkenstreek? domheid? of eenvoudig
pech? en weten niet wat te denken van een
schrijver, die zulke dingen dorst aanroeren
zonder basis, zonder dat hij voor zichzelf met
de vór-geschiedenis Ibsen's geweldige
kracht! in het reine was. Overal is Rutten
half in zijn openbaringen, nergens voelen wij,
wat de grootheid van Spoken" is, het onaf
wendbare, nergens ook den goeden wil.
Hij insinueert, onthoudt aan elke stelling
of verklaring zoowel haar volle gewicht als
het tegenwicht. En bij al deze kardinale on
zekerheden wordt onze deernis ondermijnd
door het vermoeden dat wij omtrent het lijden
en het karakter dezer menschen pour
l'amour de l'art worden misleid, en dat al
deze meer en minder steekhoudende medische
openbaringen den schrijver hebben gediend
om den menschen af te wenden van het leven
met zijn gevaren en beproevingen, het volle
leven, dat, zoolang wij er niet vrijwillig een
eind aan maken, geleefd moet worden, en,
beter vaak dan wij vermoeden, geleefd kan
vindt men den strijder die nooit aan politiek
deed, dan ook alleen maar weer om de
Schoonheid te dienen.
Gaf hij nieuwe scholen en kunstinstituten
aan de steden en een nieuwen stijl aan een
halve eeuw, zijn grootste verdienste tegenover
Limburg is zijn restauratie van Limburgs
glorieuze monumenten: S. Servaas, Lieve
Vrouwenkerk, Rolduc, Maria Munsterkerk
Roermond, Asselt, enz. herscheppingen
waarvoor trouwens het heele land hem dank
gebracht heeft.
Zijn meest blijvende roem is voorzeker,
dat hij het schoone uit het verleden voor
ons verklaard en bewaard heeft, en de liefde
gewekt voor de Schoonheid zelf, die van
alle tijden is.
Zoo leve Dr. Cuypers' dankbare heugenis
eeuwig voort.
DR. FELIX RUTTEN
SCHILDERKUNST-KRONIEK
LAUSANNE-PALACE
FAMILIE-HOTEL VAN DEN ALLEREERSTEN RANG.
Prosp. en int. Reisbureau LINDEMAN, Den Haag, Arnhem, Groningen, Utrecht.
AAN DEN MINISTER WIEN DIT AANGAAT,
DEN MINISTER OOK VAN SCHOONE
KUNSTEN
In den laatsten tijd bemoeit zich de Staat,
middellijk of onmiddellijk, met het bekend
doen worden en het meer bekend doen
worden van dat, wat de kunstenaars maken
of maakten. Het is overbodig hier te
constateeren, dat het jaren te laat is; het is als
een bewijs van waardeering op te vatten,
zoo ik hier neerschrijf, dat ik verheugd ben,
dat er ten slotte toch iets gebeurt, en dat
er goede wil aanwezig is. Maar goede wil is
niet alleen voldoende in dit geval, noch bij
zijn leidende ambtenaren. Er moet autoriteit
zijn, en er moet inzicht zijn. Er is misschien
autoriteit (het ligt buiten mijn wensch daarop
in te gaan); er is zeker gebrek aan inzicht.
Er is gebrek aan inzicht bij degenen, die met
den minister samenwerken, en het lijkt me,
dat er onkunde is (al is er ijver) op zijn
departement. Daardoor wordt middellijke of
onmiddellijke steun, verstrekt door dit
Ministerie, niet tot zuivere baat voor het
Land. En dat moet. Het rendement van
finantieelen, ambtelijken steun of welken
steun ook, moet zoo groot mogelijk zijn
Het departement ook van Schoone Kunsten
steunt ambtelijk of finantieel, de tentoon
stellingen van schilderijen, gehouden in het
buitenland. Het doet daarmee werk, dat ge
tuigt van een goeden wil maar het toont
hier ook openbaar zijn gebrek aan inzicht.
De tentoonstellingen van de Hollandsche
Schilders etc., die naar het buitenland gaan,
deugen niet, voldoen niet aan hun doel.
En waarom voldoen ze niet aan haar doel?
Ze wekten weinig waardeering, weinig
werkelijke waardeering; ze kunnen door de
manier, waarop ze samengesteld zijn, geen
indruk achterlaten. En waar blijft dan haar
nut?
En ik zou dit niet neerschrijven, zoo ik
niet op de hoogte was van den werkelijken
indruk, die ze wekken (ge vindt die niet
per se in de dagbladen), en zoo ik niet over
tuigd was, dat er middelen waren de fouten
op te heffen.
De fouten schuilen (ze zijn mij openbaar)
op twee plaatsen. De eerste fout zit in de
commissies; de tweede fout zit in een verkeerd
inzicht, en is de allergrootste. Er is b.v. een
commissie, bestaand uit brave menschjes
zooals de heeren Baard, Simon Manus en
Hesselink. Ik hoor nooit iets dan goeds van
hen; het zijn bepaald exempels van maat
schappelijke voortreffelijkheid. Maar als com
missie van bijstand, van samenstelling mis
schien, van advies (wie weet wat ze allemaal
zijn) deugen ze niet. Ze hebben geen werkelijke
autoriteit, omdat ze geen werkelijk wezen
hebben. Goedhartigheid is bij een commissie
niet een eerste vereischte noch kleine eerzucht;
kunstenaarschap is noodig en kritische zin.
En deze goedhartigen kunnen niet bewijzen,
dat ze die twee dingen bezitten; de Engelsche
tentoonstelling was een deceptie; een volgende
zal dat weer zijn. Deze lieden hinderen dus
in het doel der tentoonstellingen: dat is
waardeering te wekken in het buitenland.
Hun geestelijke statuur is te klein voor het
worden, op een wijze die nochtans verlicht en
verlost. Niet van de kwaal, maar van datgene
wat erger is dan de kwaal, de wrok. Ont
zettend is het onschuldig lijden van de aan
haar stoel gekluisterde vrouw, maar wrevel
wekt het verstikkend zelfbeklag dezer moeder,
dat den domper zet op elk levend uur, haar
dochter afweert" wanneer het kind haar, de
zieke, een kus wil geven, haar het bakerpraatje
op den mouw spelt dat moeder, haar gezond
bloed aan haar kind zou hebben afgestaan"
en inmiddels verzuimt het meisje sterk te
maken voor het leven dat haar wellicht wacht.
Wordt in dit stadium der ziekte de dochter
is achttien jaar oud en van de moeder weten wij
alleen dat haar beenen verlamd zijn de
kus als besmettelijk beschouwd? Dichterlijke
vrijheden moet men op dit terrein liever niet
wagen. Ook is er in dit stuk steeds een dokter
tot voorlichting bij de hand. Doch ook deze
dokter, jpngleerend met zijn ambtsgeheim"
op de wijze van : ik zie, ik zie wat jij niet
ziet," en je brandt je".... werd door den
schrijver te gemakkelijk a doubléusage aan
gewend, als vader van den pretendent
naar het erfelijk belaste meisje meer nog dan
in qualiteit om ons vertrouwen in de zui
verheid zijner medische uitspraken, geheel te
rechtvaardigen. Terwijl hij o.i. als mensch,
zonder de belangen van zijn zoon uit het oog
te verliezen, tegenover den man die gezondigd
had, ee'n wrak, de beginselen der humaniteit
in acht had kunnen nemen. Het verlangd
harakiri kon hier slechts een tooneeleffect
beoogen, een wetenschappelijk medisch werk,
zijn zoon ter lezing aanbevolen, zou dezelfde
uitwerking hebben gehad. En ten slotte de
zoon, die zóhoog opgeeft van zijn liefde voor
dit meisje, van wier bezwaarlijke levenskansen
hij dan nu onderricht is, wat belet hem haar
de jaren, die haar gegeven zullen zijn, zoo
gelukkig mogelijk te maken en afstand te
doen van eventueele nakomelingschap?
Wij komen door een, met paedagogische
bedoeling geschreven werk op vragen die met
tooneelkunst niets meer uitstaande hebben.
Doch ook wij mogen ten slotte niet zwijgen
wanneer het tooneel misbruikt wordt om aan
een onderwerp, waarover men in den
tegenwoordigen tijd niet meer in onwetendheid
behoeft te verkeeren, dramatische attractie
bij te zetten, zonder dat daarbij de ernst blijkt
zoowel van den kunstenaar als van
den^aedagoog. Propoganda in kunstvorm leidde hier
tot kwakzalverij naar twee kanten.
Waarom dit stuk eigenlijk wordt opgevoerd
kan ik niet gissen, doch de vertooning, als zoo
danig, onder regie van Jan C. de Vos, was
bevredigend. Mevrouw de Vos-Poolman, die
misschien de moeder wat minder eentonig
klagelijk zou kunnen spelen, Piet Bron en
Vera Bondam, geen van allen erg ingewerkt"
in de symptomen van hun afschuwelijke
kwalen, maar gevoelig en menschelijk, 'de
jonge Jan C., tot aan het dramatisch hoogte
punt van zijn rol aannemelijk, en van Dalsuni,
karakteristiek, ook van grime, als de dokter,
hebben Rutten's talent om pakkende scènes
te scheppen opnieuw bewezen en zijn, in
proza natuurlijk klinkenden dialoog uitmun
tend tot zijn recht gebracht.
Eurythmische Bewegingskiinst
Ik houd van het proza, dat als een man
hier waren het acht jonge dames op mij toe
komt" en ik heb mijn uiterste best gedaan
om ook iets van de poëzie te begrijpen.
Aante-voelen, zooals we dat in coulant Neder
landsen noemen. En niet slechts te uwen be
hoeven, in het bijzonder tot verrijking van
mijn eigen nog on-anthroposophisch gemoed.
Er wordt zooveel verteld van den nieuwen
Mensch en de nieuwe Kunst, de nieuwe
menschen en de nieuwe kunsten, die altijd weer
komende zijn, en aan de uitvinding van Dr.
Steiner vlagt de naam van niemand minder
dan Goethe, welke ook ik nog voor een der
meest modernen" houd. En dan klampte
ik mij, bij het overpeinzen van de beginselen
dezer bewegings-kunst, aan twee ervarin
gen, die mij in de praktijk deugdelijk waren ge
bleken : aan de
zielsspartelingen-met-debeenen, waarmede de tevreden of verstoorde
zuigeling zich door de eeuwen heen rhytmisch
uitte", en aan de charades-en-action op onze
kinderpartijtjes." Hansje-me-knecht? Wat
blief je, meneer? Haal me eens dit, haal me
eens dat, haal me mijn goud horloge uit de
stad." Het gouden horloge was ik dan, of
een ander, en ik herinner mij dat ik prachtig
liep." Tot daar heb ik de intenties van Dr.
Steiner inderdaad gevat. Hansje-me-knecht
haalde, in de gedaante van bovengenoemde,
in decent nachtgewaad gehulde jonge dames,
juist als het horloge", den rondreunenden
tijd" uit de coulissen, den wind, den donder,
den bliksem, de vreugde, de smart, katten en
muizen en andere zielservaringen, en men spar
telde op Goethe, Heine, Morgenstern, Nietszche
KUNSTHANDEL
JACK NIEKERK r/h Chef Goupil & Co.
23 & 25a Lange Houtsir.'s-Grarenhage
MEESTERWERKEN VAH DE
17e EEUWSCHE, HAABSCHE
EN FRANSCHE SCHOOL
Hiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiuu
ambt, en in dit geval komt zeker nooit de
kennis met het ambt.
De commissie moet veranderd worden. Deze
commissie van bijstand of wat ze ook is
(middellijk of onmiddellijk in contact met het
bewuste departement) moet worden opge
doekt. Een nieuwe commissie moet worden
benoemd en daarin moeten Toorop, Bauer,
Van Konijnenburg, Sluyters (niet Sluiter)
en Gestel b.v. zitting hebben, of dergelijken,
terwijl voor muurschildering Holst nog daar
bij genomen kon worden. En dat is mogelijk.
Een andere mogelijkheid was: elke keer n
dictator te kiezen, die de volle verantwoor
delijkheid had van de uitgezonden verzame
ling maar dat is, vrees ik, te weinig depar
tementaal.
Maar er is, zooals ik zeide, nog een fout,
een grootere fout, in het inzicht, waarmee
de tentoonstellingen worden samengesteld.
Er is n absolute fout. De tegenwoordig uit
gezonden tentoonstellingen kunnen niet dienen
ter inlichting noch kunnen ze indrukken van
persoonlijkheden achterlaten. En waarom?
Ze geven te veel, en niet genoeg. Ze geven te
veel: werken van verschillende schilders, en niet
genoeg: veel werken van enkele schilders.
M.a.w.: een tentoonstelling, dienaarhet buiten
land gaat, moet beginnen met van een zeer
klein getal schilders veel en hen vertegenwoor
digende werken te zenden. Dan ontstaat er in
't buitenland werkelijkekennis; een indrukblijft.
Daar gaat het om. De eerste keer konden
werken gezonden b.v. van Toorop, van Ko
nijnenburg, van Bauer en Van Sluyters, van
Gestel, Van Suze Robertson. En van ieder
dezen moesten er niet 3, of 5 maar een twin
tigtal gezonden worden. Dat gaf indruk en
overzicht dezer persoonlijkheden; dat zou
inlichting, en waardeerende kennis kunnen
veroorzaken in het buitenland. Bij deze
schilderijen, in groepen gehangen (dus alle
Robertson's bij elkaar, alle Bauer's etc.) kon
een graphicus gevraagd worden (De eerste
keer b.v. Bauer met zijn beste werken) of
een maker van meubels etc. van wie een
overzicht moest worden gegeven.
Deze wijze van handelen kan een aantal
malen worden herhaald. Daardoor zou het
buitenland worden ingelicht, en kunnen gaan
waardeeren. Zooals de tentoonstellingen nu
zijn, zijn ze telkens een teleurstelling; ze
hebben te veel van een ledententoonstelling
van werken, gemaakt door de leden der
genootschappen, en ieder deskundige weet
hoe flauw of vervelend die zijn, en hoe
noodeloos....
Samenvattend mijne stellingen, is dit dus
mijn meening:
Ie. de commissie of commissies moeten worden
veranderd;
2e. de tentoonstellingen moeten anders worden
samengesteld: weinig schilders telkens, met een
zoo volledig mogelijk overzicht van wat ze
maakten in verschillende tijdperken, en vele
tijdperken gekarakteriseerd door hun beste
werken \
Ik ben overtuigd, dat, zóhandelend, meer
bereikt zal worden.
*
SCHUHMACHER (o'OPBOUW, DEN HAAG).
Een algemeen ding werd me helder bij 't
bezien van de werken van Schuhmacher; iets
dat voor velen geldt. Deze soort moderne
schilders gaan synthetisch te werk, maar
waarom is hun synthese (in haar tragische
stemming) onrustig, dus niet decoratief m den
werkelijken zin. Hun ontbreekt mathemati
sche onderbouw; om iets eenvoudigs te
constateeren: horizontaal en vertikaal zijn onvol
doende gevoeld, en onvoldoende gegeven in
hunne synthesis.
PLASSCHAERT
iiimiiiiiiMiiiiiimi
en de poëzie van Dr. Steiner. Ik miste de
muur" van Pyramus en Thisbe, De groote
hond en de kleine kat," van Albert Verwey,
en de stem van Meta Reidel, die ons , O
Mensch, gib' acht".... heeft bijgebracht op
een wijze door geen eurythmische roode pruik
te overtreffen. De overwintering op
NovaZembla" bleef ons bij deze litteraire
armen-enbeênen-analyse gelukkig bespaard. Mevrouw
Marie Steiner, die voor een directeursvrouw
alles mee bracht, behalve het talent een ge
dicht aldus op te zeggen dat het een gedicht
blijft, zat in de loge d' avant scène en vervulde
daar min of meer de rol van de piano bij
muziek-onderricht, zij accompagneerde met
den onvolprezen tekst van Goethe, Nietszche
enz, de soli der rood, wit, blauw, gesluierde
Salome's en den letterkundigen koordans.
Geen sluier viel, of er kwam een andere voor
in de plaats, en wij bewonderden het uithou
dingsvermogen der jonge dames, die met
marmerstrakke gelaatstrekken de melancholie
van Heinrich Heine als humor" opvoerden,
geen denkbeeld van synthese hadden, han
den en voeten te kort kwamen, op wit ka
toenen kousen de groote Isadora
litterarisch" naar de kroon streefden, en gewis niet
minder moe zijn geworden dan wij.
Het is best mogelijk, dat er in dit turnen met
maat en rijm wat in" zit, maar dan moet het
er nog uitkomen. Dr. Steiner, die ons te
goeder trouw toescheen, vertelde trouwens
dat hij en de zijnen hun eigen strengste rech
ters waren. Ik vrees echter, dat er nog een
strengere vierschaar aan te pas zal moeten
komen. En dat is ook te hopen voor de jonge
vrouwen, die haar gezonde jeugd in dienst
stellen van een wetenschappelijk ideaal, dat
vooralsnog een bespotting der heilige poëzie
inhoudt.
Top NAEFF
CADILLAC
Het Meesterstuk der Autotechniek
Importeur: K. LANOEWEER, UTRECHT