De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 19 maart pagina 5

19 maart 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

19 Maart '21. No. 2282 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND WINTERSPORT IN AROSA Vrouwenvermaak en Vrouwenkleeding in het hooge sneèuwgebied Hilliliiiiliiiliiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiii Wintersporten Arosa jHet is een pracntige morgen ; scherp teekenen zich de witgetopte bergen tegen de helderblauwe lucht af ; daarboven straalt de zon met volle kracht, zoodat we, flink aanstappende over de krakende sneeuw, de felle koude niet voelen. Het gaat naar de bobsleighrennen, maar eerst moeten we een eind het dal in; koud is het daar; streng en somber staan er de dennen in hun donker groen kleed als trouwe wachters. Bij de start zijn al veel menschen ; het is er vol, de menschen krioelen door elkaar op het smalle pad. De bobsleighs staan al klaar, de eigenaars kijken na, of alles wel goed in orde is; alle talen van de wereld zijn daar te hooren. De menschen zijn gekleed in helgekleurde truien en mutsen, putti's, skisokken en vooral de waterdichte sneeuwschoenen niet te vergeten, want op een tocht naar beneden stuiven witte wolken sneeuw omhoog, vooral als het vriest zooals nu. Dan is het tijd. De eerste bob rijdt voor. Aan het stuur de dame, ze neemt plaats en probeert of het goed werkt; ja, alles in orde. Er wordt geteld: ten, nine, eight dan begint de heer de bob in be weging te brengen, door hem voor- en achter uit te trekken. Een zwaar werkje ! Heel lang zaam komt het gevaarte, dat straks met een suizende vaart het dal inschiet, in beweging.... three, two, one.... go ! Nog een laatste zetje, dan pakt de heer de dame bij de schouders, loopt nog een eindje mee en springt er dan in volle vaart op. Oood luck ! Good luck ! wordt hun uit vele monden achterna geroepen ; zoo lang mogelijk worden ze met uitgestrekte halzen nagekeken, tot ze om de hoek verdwijnen. Zullen ze goed door de groote bocht komen? Gemakkelijk is dat niet, want door de geringe sneeuwval dit jaar is de baan bij de bochten niet opge bouwd, zoodat er aan den binnenkant flink geremd moet worden, waardoor een paar kostbare seconden verloren gaan. Ook bij de Grosze Kurve staan vele toeschouwers. Daar komt een bob aan in volle vaart, een eind voor de bocht, de dame vooraan roept ,,brake", de bremser achteraan drukt de ijzeren rempinnen naar beneden ; ab" klinkt het weer, en de bob gaat goed door de bocht. Op het rechte eind, dat dan volg4, moet er gebobt worden, om meer vaart te maken, door regelmatig het bovenlijf naar voren en achteren te brengen op het eentonig geroep van den bremser, one-two, bob !" Zonder ongevallen komen allen beneden ; de Kurdirector komt achteraan op zijn sleetje, ten teeken dat de baan vrij is. Daarna ver dringen allen zich in Rütihof om met heete melk en grocjes de kou te verdrijven, en na de prijsttitdeeling gaan allen met de bergbaan weer naar bover. Op een andere dag zijn erSchweizerschlitten renne(n vanaf Pratschli, een hopggelegen hotel ; we gaan staan op een vlak eind, waar niet gesleed kan worden. De toeschouwers hebben zelf hun sleetje achter zich aan om hoog getrokken, om na afloop weer gauw be neden te zijn. Daar komt de eerste aan, hevig prikkend met zijn gepunte stokjes, maar alle inspanning is tevergeefs, de weg is vlak, hij staat. Wat nu ! Dan maar trekken ; haastig het touwtje gegrepen en het op een loopen gezet; al heel gauw ligt het sleetje omver door een oneffenheid op de weg ; omgekeerd, recht gezet en weer hollen, telkens rolt de slee om, totd?t eindelijk de helling bereikt is ; een tweede verschijnt om de hoek ; het is een fransch meisje, ze staat stil, springt op en neemtfzonder beraad het sleetje over haar schouder, kort en bondig. Dan een heele dikke heer, die bijna niet meer voortkan, het is haast om medelijden mee te krijgen. De vlugste van allen is een klein jongetje, die achter zijn sleetje loopt en zich er telkens voor over op gooit, totdat zijn vaart uitgeput is. De gevaarlijkste, maar de mooiste sport is hetskiën.Alvroegin de morgen gaan de sportslui naar boven, klap, klap, gaat het op de sneeuw; met stokken houden ze zich ^egen, het is vermoeiend, want aldoor glijden ze terug. Maar boven gekomen wacht hen de belooning ; door de hooge rulle sneeuw glijden ze naar beneden ; zij, die het goed kunnen met groote sprongen of zigzag. Ze komen op plaat sen, die voor geen ander bereikbaar zijn, want hoog ligt de sneeuw en wegen zijn er niet ge baand. Op een middag is er wedstrijd in het sprin gen ; van hout is een staketsel gemaakt tegen de helling en daarop een laag sneeuw gelegd. Achter een koehut gaan ze af. Wij staan op de Tschuggen, een berghelling, en hebben het uitzicht over de geheele kom van het dal. Ze komen aanglijden, staan een ondeelbaar oogenblik stil op de rand, gooien hun stokken achter zich, zwaaien een paar maal met hun armen en verdwijnen dan in de diepte. Een enkele komt maar op zijn skiën terecht; de meesten echter komen in een wolk van sneeuw beneden, een ware chaos van armen, beenen en skis onder groote hilariteit van het publiek. Ten slotte nog iets over de dameskleeding. Het dragen van rokken is onmogelijk in de hooge sneeuw, de donkere stoffen pantalon vervangt deze. Die pantalon is echter van zeer vele dames te wijd en te dik. Dit staat zeer onaesthetisch. Een Engelsche dame had een bijzonder net pakje aan. Over de pantalon werd een lang fluweelen manteltje gedragen, waaronder het kokette broekje met lintjes aan de knieën guitig te voorschijn kwam. W J L L Y Z. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII Een Koloniale school voor Meisjes (Ingezonden) Het is prettig dat men nu in Holland ein delijk ook komt tot de meening dat men jonge vrouwen niet onvoorbereid naar Indië mag laten gaan, dat men haar van te voren moet opvoeden voor de nieuwe taak die haar wacht. Maar toch heb ik gedacht aan beminnelijk dilettantisme toen ik de artikelen las door de voorstandsters dier school geschreven. En om de groote woorden door haar gebruikt, heb ik gelachen. Natuurlijk is het waarheid dat een vrouw in Indië voor gansch andere toestanden komt te staan, maar dat daardoor zoovele gezinslevens mislukken is onwaar. ledereen kan begrijpen dat de Hollandsche huisvrouw, vooral in het begin, in Indië, met hulpelooze handen staat, evengoed als de vol maaktste Indische huisvrouw dat hier in Holland doet. Nu wil men op de Koloniale School bedienden uit Indië brengen opdat men zal kunnen leeren wennen aan de vreemde omgeving door het kunnen omgaan met de bedienden. Mag ik dan vragen : welke be dienden? Heeft men dan nooit gehoord van over plaatsingen in Indië, waarbij men vandaag in een uithoek van Borneo zit en morgen op Java? Of ergens-op een plaatsje op Sumatra. Moeten de vrouwen wier echtgenooten nood zakelijkerwijs overgeplaatst worden (men moet ieder toch eens een kansje gunnen om tijdelijk zich weer te verfrisschen op een groote plaats) moeten die, vraag ik, dan alle inheemsche talen kennen? Een opgaaf die niet te vervullen is. Kan men bovendien werkelijk op een school al de verschillen in klimaat en leven in Nederlandsch-Indië onderwijzen? Is daar nu in ernst een antwoord op noodig? Doch zelfs al was het mogelijk al de verschillende rassen door enkele vertegenwoordigers op een school te brengen, was dan alles in orde? Het is een ellende dien eersten tijd in Indië. Je voelt hoe de bedienden speculeeren op je onmacht zich in hun taal verstaanbaar te maken, hoe ze probeeren je de onmogelijkste dingen wijs te maken, zoo brutaal mogelijk je vleesch stelen om dan met een ijskoud ge richt je in Hoog-Maleisch te vertellen dat de kat het weg genomen heeft. Maar dat duurt niet lang. Want je weet dat cf voor je zelf [heel veel van afhangt om spoedig te toonen dat ge te pienter bent om hun leugens als waarheid aan te nemen. En al heel gauw ken je voldoende Maleisch om hun te doen merken, dat ze geen loopje met je kunnen nemen. Doch dan komt het andere, het ergste : willen de leerlingen van de Koloniale School iets klaarmaken, och dan kunnen ze even om het noodige telefoneeren, of het desnoods koopen in een winkel heel dicht bij. Alle ingrediënten die benoodigd zijn, men kan ze bekomen. Heerlijk sappig vleesch, lekkere boter, gist, enfin maak het lijstje zelf maar langer. Maar zoo gaat het in Indië niet. Wij moeten een dag te voren ons vleesch bestellen, zijn we eens een keer niet thuis, dan hebben we den volgenden dag geen vleesch. Telefonee ren? Zeker, dat kan men doen, dan komt er een meesterknecht, aan het toestel, wij noe men hem mandoer. Hij zegt op al ons bestellen, saja, en saja en nog eens saja. Dat saja beteekent Uw onderdanige dienaar." Be leefd wat? Maar den volgenden dag krijgt u toch geen vleesch. De ,,onderdanige dienaar" heeft u niet begrepen zegt hij na uw klacht. Hij heeft dat natuurlijk wel, maar het is een heerlijk uit vlucht je voor het laksche vergeten van uw bestelling op te schrijven. Of er dan in zulke zaken geen Europeanen zijn? Zeker mevrouw, maar u is heel knap om die aan de telefoon te krijgen. Dat is hun stand niet, begrijpt u? Doch we zijn wél thuis geweest en we nebben de biefstuk" die we besteld hebben gekregen. Vooral in het begin staan we met wanhopige gezichten naar het ge zonden vleesch te kijken. Is dat haas, biefstuk, rosbeef? Wat we ook bestellen we krijgen altijd hetzelfde. In welke slagerij u ook gaat. En nu moet dat het geheim van elke goede huisvrouw worden om van dat pezig stuk iets eetbaars klaar te maken. Een groot geluk is dan voor ons de nabuurschap van een dame die in Indië geboren is of die er langen tijd vertoefd heeft. Waar, in welk gedeelte van Nederland, moet men 's morgens het vleesch in soja en azijn leggen om het na een paar uur te kunnen zouten en peperen? Waar wikkelt men het in een blad om het murw te maken? Het is n kleinigheid uit ons leven daar, ik zou er u o, zooveel kunnen noemen, indien de ruimte het toeliet. Kunt ge hier een Indische keuken importeeren? Indien gij inlandsche menschen hier naamt dan zouden ze in onze keuken alles netjes op den aanrecht schoon maken. In Indië echter zouden ze gemoedelijk hurken, uw vruchten, groenten, enz. klaar maken ter wijl ze op den grond zitten. Dat kunt ge ze niet afleeren. Groenten? Och als we den eersten tijd die zien dan weten we er geen raad mee. Met goeden wil echter en luisterende naar den raad van anderen weer, zijn we ook later daarmee bekend. Maar het is ongelooflijk voor de Hollandsche huisvrouw als wij haar zouden vertellen welke kunstgrepen door ons daarbij te pas moeten worden gebracht. Dat kunnen wij in Holland nimmer leeren. Dat doet alleen de onverbiddelijke nood zakelijkheid. Dit alles is nu op het gebied van huishou ding. Met kinderverzorging is het eveneens. Mijn kindje heeft maanden in Indië waar ik op Batavia woonde zonder de minste kleertjes in haar mandje gelegen, alleen natuurlijk het luiertje. Maar ik heb ook moeders gekend die voor haar baby Hollandsche luierbroekjes Miiiiiii ui iimiiifiiiiiiiiiiiiiiiiitiii in ifiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii iiiMiiiimiM in iiiiin BREDERODE Nu Hofdijk en Van Lennep, Walter Scott en onze eigen jeugd zoo ver achter ons liggen, hebben burchten en ruïnen veel van hun pres tige verloren. Onze romantiek zoekt andere velden. Wanneer ik veertig jaar terug denk, dan zie ik de ruïne van Brederode veel grooter dan thans. Toch heeft men er in dien tijd een nieuw dak op getimmerd. Maar de omgeving is er op ingedrongen. Het Provinciaal Zieken huis, voorheen Meerenberg, kijkt over den ouden burchttoren heen, die zich verbergt achter de hoog opgeschoten boomen van den slotwal. Mettertijd komen er nog meer huizen en huisjes en als binnenkort de Kennemer Tuinstad zich gevormd heeft van Vogelen zang tot Velzen, wordt het oude reliek nog plat gedrukt tegen den duinkant. Misschien zou er heelemaal niets meer van zijn overgebleven, indien het Rijk de ruïne niet had aangekocht als historisch monument. Veel historie zit er wel is waar niet aan vast, maar traditie en schilderachtigheid spraken hier een woordje mee en de zaak werd be klonken. Ongelukkig was dat in een tijd toen Kunst en dergelijke nog maar pas regeeringszaak waren en zoo gebeurde het dan, dat Brederode's bezit nu eens niet met breede roeden" werd uitgemeten, maar beperkt bleef tot het kleinst mogelijke, juist zooals dat in Drente gebeurd is met de hunebedden. Gelukkig echter hebben in den laatsten tijd de Zaken der Regeering een veel wijder vlucht genomen, zoodat ik altijd nog durf hopen,dat bij de uitbreiding van de Kennemer Tuinstad gelegenheid gevonden zal worden voor de stichting van het Natuur-Historisch park Brederode. Van Provinciale Staten van Noord-Holland koester ik in dit opzicht de beste verwachtingen. De ruïne met haar omgeving vormt wer kelijk een der mooiste en meest onderhoudende landschappen van Holland. Er is weinig aan geknoeid, dank zij het groot-grondbezit. Het hooge duin van de Blauwe Trappen schijnt een baak te zijn voor de vogels, een verzamelplaats voor overwinteraars, een weg wijzer voor de trekkers. De ruïne zelf met zijn schuilhoeken, boomen, struweel, grachten, oevervegetatie lijkt soms een voliere en wan neer ge eens een zonnigen morgen in April doorbrengt op den torentrans, kunt ge bij goed weer en met eenig geluk een groot deel van de vogels van Holland te zien en te hooren krijgen. Er huizen altijd eenige paren kerkuilen en steenuiltjes, een partij kauwtjei behoort tot de vaste bewoners. In de klimop en in het struweel wonen merel, zanglijster, roodstaartje, heggemusch, winterkoning, vink, groenvink, braamsluiper, tuinfluiter tjiftajf, spotvogel en vliegenvanger. In de gracht nes telen ieder jaar de waterhoentjes in enkele paren en ze overwinteren er in troepen. In 't weiland rondom is het altijd druk van kievitten en grutto's, leeuwerikken, piepers en kwikstaartjes. Wulpen vliegen heen en weer van 't duin naar het weiland en van den binnenduinrand schalt inMei nachtegalenzang en hooren we nu vooral de boomleeuwerik. Diezelfde duinrand, de woudrijke oosthelling van de Blauwe Trappen, is ook een bekend ver blijf van den nachtzwaluw en in de duindoorns huizen er kneutjes en grasmusschen die ook vaak zingend komen overvliegen. Vaak jaagt de torenvalk %boven het weiland op muizen of komt de sperwer, die soms in het duin broedt, zijn slag slaan onder de kleine vo geltjes. De glorie van de ruïne is de Muurbloem. Veertig jaar geleden liep je vrij rond over alle muren en wallen en menig maal hebben we toen onzen nek gewaagd, om ze te plukken. Aan de mogelijkheid van uitroeien dacht toen niemand en de planten hebben de mishandeling van de ruwe tijden dan ook nog net overleefd. Sedert er bewakers op de ruïne zijn, is de begroeiing weer toegenomen even goed als de vogelbevolking is vermeerderd. Deze muurbloem groeit in het wild langs de Middellandsche zee en is al in de Middeleeuwen in kloostertuinen en burchttuinen noordwaarts genoodig hadden, wollen goed. Het klimaatverschil is in Indië zoo groot. Men kan daarvoor geen voorschriften geven, dat past zich allea aan aan de plaats waar men is. Of er dan niets te leeren zou zijn voor de vrouw die naar Indiégaat? Hél vél. Laat K haar kleeren leeren maken, misschien wordt ze ergens geplaatst waar geen Europeesche naaisters zijn, laat ze een strik kunnen leggen om een hoed, leer ze verbandleer, ziekenverpleging. Een kapotte knie, door uw jongen gevallen, bij zijn spelen, ziet er in Indië net eender uit als in Holland, de tandjes worden precies eender uitgetrokken. En voor die dingen hebt ge toch geen aparte Koloniale School noodig? Kunt ge die kennis in Holland ontberen? Dat moet elk meisje onderwezen worden op school. Het moest verplichtend zijn voor het opgroeiende meisje om lessen in ziekenverpleging, verbandleer bij te wonen Het is een mooi ding voor lke vrouw, waar zij zich ook bevindt, om dat te kennen. En nu kom ik aan de zware beschuldiging dat zooveel gezinslevens in Indië mislukken. Men moet f absoluut onwetend f brutaal zijn om dit te durven zeggen. Ik houd het dus op het eerste. Mislukken er werkelijk zooveel gezinnen in Indië? Zou ik hierop niet kunnen volstaan met de vraag : in Holland geen een? Dat zou misschien een goedkoope aardigheid zijn, waarvoor hier het onderwerp echter te ernstig is. Ja, er mislukken veel gezinnen, even goed als hier. Maar dit wil ik u wel zeggen niet door onvoldoende kennis van het huis houden. Onze bedienden daar zijn meestal zoo gewillig, vinden het vaak veel prettiger een mevrouw te hebben die absoluut niets aan haar huishouding doet dan een die hen den geheelen dag narijdt. Baboe heeft het veel makkelijker als ze nonnie of sinjo gedurig zijn bordje rijst na mag dragen, hem telkens een hap eten met haar vingers in zijn mondje mag duwen dan indien ze een meesteres heef^ die van haar zindelijkheid eischt, die haar dwingt met haar kind om te gaan op Europeesche wijze. Kokkie vindt het veel knusser als ze denhuisjongenof den kebon (tuinman) bij zich in de keuken kan nemen, hem aardappelen, vruchten laat schillen, dan indien ze haar leven niet zeker is, doordat mevrouw's slofjes zoo verraderlijk telkens aanklepperen, een wakend oog gehouden wordt op zindelijke Europeesche bereiding. In het eerste gezin heeft de huisvrouw geen klachten tegen haat man als die vermoeid van zijn kantoor thuis komt. Daar gaat het goed. Het is niet de huiselijke gang van zaken die het hunfelijk daar kwaad doet. Het is veelal den drang naar genot die daar de Europeesche vrouw aangrijpt en waaraan ze zoo voldoen kan. Het is het luxeuse leven dat bij de meeste steeds meer verlangen daarnaar doet ontwaken Het is het willen bezitten van een auto, van een mooie japon, van nietsjes, die toch zoo veel voor vrouwen beteekenen, het kunnen gaan naar plaatsen waar ze die kan ten toonstellen, waar ze weet benijd te worden, ook naar daar waar zij ze kan bekomen. De vrouw die het zich heusch niet zoo moeilijk in haar huis houding den gansenen dag gemaakt heeft, wil er 's avonds uit, verlangt naar dansen, naar een bioscoop, naar het meedoen aan liefhebberijcomedies, met onderling dien vrijen omgang van medespelenden. Het is de vrouw die vatbaar is voor jalousie als een andere, een kennis van haar meer luxe heeft, die het haar man lastig maakt, hem aanzet tot specu leeren, hem vaak ongelukkig daardoor doet worden. Die het zoekt en vindt bij den ongetrouwden man die het wel aardig vindt, als verandering voor de inlandsche waarmee hij altijd genoegen moet nemen, een pur sang Europeesche eens te hebben, te meer daar hij dan zonder verplichting blijft wijl ze immers getrouwd is? Zeker, eerlijk, er mislukken vele huwelijken in Indië, maar door oorzaken waartegen geen Koloniale school middelen kan geven. En in den korten tijd dat ik weer in Holland was heb ik genoeg gezien om te kunnen zeggen, dat gebeurt hier ook. Terwijl ze dan hier nog niet het excuus hebben, dat gezocht is wel is waar, dat ze niet wisten wat met haar dagen aan te vangen. Er mislukken ook andere huwelijken : die, waarin de vrouw zich maar niet kan aanpassen aan haar omgeving, die onvruchtbaar blijven, verlangen naar Holland, die de warmte haten, die niets goeds willen zien daar in het andere land, die haar mannen ongedurig maken door haar voortdurende tobberigheid, waardoor deze gaan kijken naar lieve vroolijke, gezel lige fuifvrouvtjes. Maar ook hier bestaat dat. Of weet gij hier geen mannen van vervelende zeurvrouwen die den dag omtobben in zorg voor een paar gemorste kruimels, een tijdig zetten van koffie en thee, die hun vreugde uren zoeken bij o zoo weinig degelijke vrou wen, maar waarbij ze toch een korten tijd genot en afleiding vinden ? Richten ze voor zulken hier een school op tot bescherming van het gezinsleven? Onzin. Maar waarom moet Indië dat verwijt weer toegevoegd worden. Geef de vrouw in haar jeugd een opvoeding waarvan ze later zal kunnen profiteeren, gooi die onnutte stoplap in een hoek, leer haar praktisch kousen stoppen, verstellen, een jurk, een blouse maken, een goed verband leggen, niet bang zijn voor een bengelend tandje, waarmee de meeste vrouwen zoo gaarne haar kind half huilend naar vader zenden. Dan hebt ge k voor de aanstaande In dische vrouw gedaan wat ge kon. Wat ge nu van plan zijt is duur, onnoodig en toch onvol doende. GERDA C. VAN DER HORS T-V A N DOORN /. S. MEUWSEN, Hofleverancier, A'DAM?R'DAM DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND TRIPLE SEC. GDMBIER" Importépar SCHMITZ & Co.,Utrecht CRÈME? BERUTE DE CHRHBfl Navigatie en Mooi-Nederlani DE ELITE-SIGARENMERKEN [ l Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers Fabr.: Firma tlPPiRD i POÏI ? liel MEN HAAfi VARMOND komen,eigenlijk den Rijn afgezakt en zoo von den wij haar dan ook in Nijmegen, Wijk bij Duurstede, Utrecht en nog hier en daar. Het is een rotsplant met een zeer bestendig worstelstelsel en houtige stengels ; eigenlijk een echte heester. De kleine, dicht geplaatste blaadjes zijn uitstekend bestand tegen be straling en verdroging en de bloei is zoo rijk als wij dat van de familie der kruisbloemen gewoon zijn. Zoo is dan onze oude ruïne in April en Mei prachtig versierd met grijsgroen en oranje en het lijkt mij altijd passend, wanneer het mooie oranjetipvlindertje op de geurige bloemen komt om honig. Ik heb er ai vaak op geloerd of het wijfje, dat geen oranje vleugeltoppen heeft, maar zeer veel lijkt op een klein witje, ook soms haar eitjes afzet op de bloemsteeltjes, maar ik heb haar nog niet kunnen betrappen. Wel beneden ,op de lookraket. Van den slottuin zelf is niets meer te zien, maar wel vindt ge in de buurt nog planten, die er waarschijnlijk uit ontsnapt zijn. Het stukje bosch vlak rechts van de weg, die naar Velserend leidt, staat vol met berelook, die in Mei bloeit met helder witte schermen en van Vogelenzang tot Velsen nog op menige plaats is te vinden. Ook is de binnenrand van de Blauwe Trappen nog altijd de voornaamste groeiplaats van de Pijpbloem, Aristolochia clematitis, ook een echte kloosterling. Daar staat het ook vol met lelietjes van dalen en met een echt, oorspronkelijk boschplantje, een ongeloofelijk sierlijk dingetje dat wel een afzonderlijke bespreking verdient, het Muskuskruid met zijn groene bloempjes, nu nog een van de meest algemeene planten in Kennemerland overal waar de boschgrond maar ongemoeid is gelaten. Als mijn leerlingen in Amsterdam vragen naar een plek, waar je op ,ecn voorjaarsdag eens heel veel moois kunt zien, dan noem ik in de eerste plaats nog altijd de Ruïne van Brederodc en haar omgeving. Ik hoop maar, dat ik dat tot het eind van mijn carrière zal kunnen blijven doen. J A c. P. T n i j s s E l MOERHEIM"geeft adviezen f l jjlviOLRrltlM maakt begrootingen f f MOER HE l M "ontwerpt plannen f i?MOERHEIM"legt tuinen aan f MOERHEIM" I i DEDEMSVAARTl TMIIIIIllllllllllIllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII»?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl