De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 maart pagina 11

26 maart 1921 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

26 Maart '21. No. 2283 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE CANDIDATENjVOOR DEN GEMEENTERAAD Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek Een verouderd systeem is hier in toepassing gebracht, n.l. om tusschen de witte schijven twee zwarte te plaatsen (zie den stand na den 3en zet van zwart). Dit neemt niet weg, dat het geheel goed afgewerkt is. Wit heeft 4 schijven minder dan zwart en daarmede juist kracht genoeg om te winnen. De zwarte schijven op 5 en 16 doen geen dienst en hadden gerust verwijderd kunnen worden. Bij het beschouwen van den stand is het spoedig te zien dat de ontleding gezocht moet worden in de richting naar 4. PROBLEEM No. 248 VAN DEN AUTEUR S. VAN HEER WAARDEN, COCKSDORP (TEXEL) Paljas" Zwart. (12 schijven) l 6 11 16 21 26 31 36 41 461 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Wit (11 schijven) Stand Zwart: 7,9. 13, 16, 18/20, 24, 30, 35, 40. Stand Wit: 22, 26/28, 31/33, 41/44. BLADPROBLEEM VAN DEN AUTEUR S. VAN HEER WAARDEN, COCKSDORP (TEXEL) Eerste publicatie Zwart (8 schijven) l 6| U 16| 21 26| 31 36| 41 461 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 De Stedemaagd: Wat 'n paascheieren van 't jaar. Honderd vijf en zeventig! Maar er zijn dan ook vuile bij!" lllllimillllMIIIIIIIIMIIIIIIIMIIII Illllllllllllllllll Illlllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllll gevangen en hoopt in de] volgende rubriek den uitslag te kunnen melden. Het bekroonde probleem zal dan geplaatst worden, en ver volgens de overige, die correct blijken te zijn, in volgorde der beoordeeling. 17e Jaargang Maart 1921 Redacteur: K- C. DE JONGE Van Woustraat 1122, Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten Nationale Wedstrijd voor Problemisten en Oplossers Voor dezen wedstrijd zijn 16 problemen ontvangen. De Jury heeft haren arbeid aanAUTEURSOPLOSS ING PROBLEEM No. 246 VAN DEN AUTEUR S. VAN HEER WAARDEN, COCKSDORP (TEXEL). Stand Zwart: 1/4, 7, 9, 12/14, 16, 17, 19, 20, 22. Stand Wit: 21, 23, 26, 23/31, 33,34, 36,39, 44, 45, 47, 48. Wit: 29-24, 47-42, 30-24, 39-34, 33:44, Zwart: 20:49, 16:27, 19:30, 30:39, 49:18, 26-21, 28:10. 42:4! 17:37, 4:15, Een geestig op meerslag berustend probleem. De witte stukken aan den rechtervleugel staan te ver naar voren gedrongen, en jammer is het, dat er na den slag eenige zwarte stukken overblijven, die gemist hadden kunnen worden. Zij zijn daar evenwel geplaatst om het evenwicht der zwarte te herstellen. Voor de ontleding worden 11 witte schijven opgeofferd. AUTEURSOPLOSSING PROBLEEMNo.247 VAN DEN AUTEUR W. J. A. MATLA, HAARLEM Stand Zwart: l, 5, 7/10, 12, 13, 15/17, 19, 21, 22, 24, 35. Stand Wit: 26, 28, 30/33, 37, 40, 42, 44, 47, 50. Wit: 31-27, 42-38, 44-39, 28-23, 30:19, Zwart: 22:31, 31:42, 35:44, 19:37, 13:24, 38-32, 33:4, 47:20, 4:7, 26:8! 37:28, 44:33, 15^24, 1:12, Wit (8 schijven) Stand Zwart: 3, 7, 8, 11, 14,*19, 29, 36. Stand Wit: 18, 23, 28, 34, 37/39, 44. Oplossing over 4 weken. KLEINE E1NDSTELLINGEN Zwart (3 schijven l dam) Wit (8 schijven) H. Hoogland Stand Zwart: 8, 9, 17, dam op 2. Stand Wit: 23, 26/28, 30, 32, 35, 45. In deze stelling speelt wit: 30-24 waarop zwart 8-13 .liet volden. Wit beslist nu de partij aldus: 23-18 13:33 32-28 33:31 26:37 2:30 35:24! Zwart (l schijf l dam) Wit (3 schijven l dam) Stand Zwart: 11 en dam op 37. Stand Wit: 8, 12, 30, dam op 9. iiiiiiifiiiiiiililllliilliiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii Houtsnede voor de Amsterdammer" van Daan de Vries. DE SCHIPBREUKELING DOOR ELISE RUTOERS Ik zat op een bank in het grillig van zon en schaduw doorplekte park en bespiedde twee verliefde rrusschen, die, lokkend en wijkend, ?dicht bij mijn voeten hipten. Naderende schreden verstoorden de idylle ; ik blikte op. Een man kwam naar de bank, een schooier, die liep te schudden van lachen ; hij zette zich naast mij. Mijn impuls tot opstaan en wegwandelen radend, noodde hij met breed gebaar: Blijf zitten ! Ik doe geen kwaad! J'ai ri, me voile désarmé!" Aandachtiger bekeek ik den schooier, die ?een Fransch dichter citeerde en ik begreep ; verloopen, verzopen, maar toch sporen van ras en opvoeding toonend. Hij bleef grinniken. Kijk eens l" hij toonde mij in zijn groezelige hand een blinkenden gulden, ,,kijk eens, dien kreeg ik van den bruidegom, die vandaag trouwt met mijn bruid ! Is het niet, om te lachen? U meent, dat ik fantaseer? Het is de simpele waarheid ; hij trouwt met haar, die eenmaal mijn bruid was; ik hoorde het ruischen van haar blankzijden kleed, dat bijna mijn voeten beroerde ; ik snoof den zachten violengeur in, die haar evenals vroeger om zweefde ; ik zag haar camee-profiel en ont moette zelfs door den wazigen sluier heen een blik van haar oogen !" Van zijn toon van hoogdravendheid terug vallend in zijn gegrinnik, besloot hij : En nu is zij getrouwd ! De corhedie op het stadhuis is afgeloopen, die in de kerk zal begonnen zijn !" Hij zweeg. Ik bleef zitten, gefascineerd, mijn neiging tot vluchten dood, mijn nieuwsgierigheid tot leven geprikkeld, maar ik sprak niet, vroeg niets; ook zonder aanmoediging bleek hij tot verdere confidenties bereid; zijn woorden kwamen gemakkelijk, waren niet meer te stuiten, bruisten over zijn lippen als champagne uit den fleschhals, waarvan de belemmerende kurk is weggeknald. Hij moest spreken, het psychologische moment daarvoor v as gekomen ; de persoon lijkheid van de door hem tot luisteren verkorene, persoonlijkheid, waarvan zijn diepomwalde, bloed-doorschoten oogen geen duidelijk beeld hadden opgenomen, was hem onverschillig. U ziet hier vór u een man, die een alom geachten en gjëerden naam draagt, maar dien naam te schande heeft gemaakt. Als student was ik een brave jongen ! Wie ke.it zijn eigen innerlijk, vór de omstandigheden naar Duiten hebben gehaald, wat het verborgen houdt? Ik was een brave jongen, die niet dronk, niet speelde, geen vrouwen najoeg, maar vlijtig werkte en aan anderen tot voorbeeld werd gesteld. Lang is dat geleden, heel lang, al ben ik nog maar dertig jaar ! Soms weet ik niet, of ikzelf wel inderdaad die brave ziel was, of niet n'ijn geheugen mij parten speelt en mij een ,,brave-Hendrik-geschiedenis" laat opdisschan, waarmede ikzelf niets te maken had, maar vandaag weet ik het, van daag weet ik het heel goed, want zij herkende mij en hoe zou zij ooit mijn bruid zijn gewor den, als ik niet een deugdzarre broeder was geweest? Ik haalde den meesterstitel, ja, waarachtig, ik ben meester in de rechten, al draag ik geen zwarte soepjurk en bakkers muts ! Op dien dag dronk ik mij mijn eersten roes, uit ongewoonte, uit opwinding, niet uit drankzucht ; ik schaamde mij erover, dagen lang, hoewel mijn vader toegeeflijk lachte. Mijn toekomst lag netjes afgebakend, daar voor had de familietraditie gezorgd en ik protesteerde niet ; ik was immers een brave, volgzame jongen ! Ik leerde haar kennen,de bruid van hem,die mij dezen blinkenden, klinkenden gulden gaf !' Bij die herinnering deed hij opnieuw zijn luguber lachgeluid hooren, zijn vadsig lichaam schokte walgelijk en zijn onvaste handen beaaiden het geldstuk, dat het vermogen scheen te bezitten, zijn lachlust tot in het oneindige te prikkelen. Ik wachtte, drong hem niet; hij scheen mijn bijzijn vergeten, sprak eindelijk verder, voor zich uit turend en af en toe in zelfbespotting duivelachtig grinnikend. Zij was mooi, jong, rein en zij had mij liet', mij ! Met bloemen en feesten werd onze verloving gevierd en wij zouden spoedig trou wen. Vandaag is zij getrouwd ! Haha ! Maar niet met mij ! En toch vlijde zij zich eenmaal willig in mijn arn^en, als ik ze naar haar uitstrekte, toch reikte zij mij centraal haar rozenlippen, zoo dikwijls de mijne daarom vroegen, toch straalden eenmaal haar oogen van teederheid, als zij de mijne ontmoetten, maar dat alles is voorbij, honderd jaar, duizend jaar, een eeuwigheid ! Zij en ik bewonen uu verschillende plane ten ! Wanneer was het, dat ik haar voor het eerst verschrikte door met onstuimige be geerte haar blanken, molligen hals te kussen? Ik weet het niet meer ! Zij duwde mij weg, angstig, verlegen, gekwetst in haar maagdenkuischheid, maar ik was als een wild dier, dat bloed heeft geproefd, ik greep haar op nieuw, kuste haar opnieuw heftig, brandend, overmeesterend ; toen ik haar losliet, ont vluchtte zij mij snikkend en ik zag haar dien dag niet weer. Ik smeekte haar vergeving af en kreeg die, zij had mij immers lief, maar ik had een blik in mijn binnenste geslagen, die mij evenzeer had verschrikt, als mijn wilde kussen het haar hadden gedaan.. Haar mollige, blanke hals had den in mij sluimerenden demon wakker gemaakt. Als ik met haar alleen was, begon ik haar te liefkoozen, zacht en teer, zooals zij het ver langde, maar dat voldeed mij niet : ik moest haar tegen mij aan te pletter drukken, haar kussen, tot mijn tanden haar geurig vleesch kneusden en ik huiverde van genot, als ik angst in haar duivenoogen zag, angst voor mij en mijn ruwe, wreede liefkoozingen ; soms omklemde ik niet mijn handen den hals, die mij tartte, ik drukte.... drukte.... onder lachen en schertsen, totdat zij van pijn opschreeuwde en ik mijn greep langzaam-aan, den angst van haar oogen indrinkend, ontontspande. Kon Ik het helpen? Was ik ver antwoordelijk voor den duivel in mij, die zich nimmer tevoren had geopenbaard? Ik verzette mij, zeker, ik verzette mij, maar Nattiram expellas furca, tamen usque recurret !" zegt Horatius ! Verstaat u Latijn? Niet? Chassez Ie natu rel, il revient au galop !" heeft Destouches ervan gemaakt ! Ja, ik ken mijn citaten nog ! De ijzeren pot werd ik door mijn kameraden genoemd, omdat ik alles, wat ik maar wilde, in mijn hersens bergen en bewaren kon ! Waarom zij mij telkens opnieuw vergaf, eindeloos geduld met mij had, mijn aberratie zorgvuldig voor anderen geheim hield? Om dat zij mij ondanks alles liefhad, ik had haar hart gevangen en liet het niet los. Totdat haar moeder haar blauwbeplekte armen zag, haar ondervroeg en zij, geëner veerd, biechtte en voor zich handelen liet. De vader schreef mij in een verontwaardigd epistel, dat hij zijn dochter niet gaf aan een man met sadistische neigingen ! Waar in Satansnaam had de vrome broeder dat woord vandaan gehaald? Hoe durfde hij het neerschrijven, zonder zich door het enkele kennen ervan bezoedeld te voelen? Haha ! Het moet hem een moment van streel ende voldoening gegeven hebben, het zoo ad rein te kunnen gebruiken ! Ik vernederde mij niet tot smeeken, ik had de hand van het noodlot onderkend ! Ik volg de mijn neigingen, leerde drinken, zakte snel, heel snel, zoo snel als een mensen, geholpen door de honderd handen, die steeds tot neertrekken gereed zijn, maar zakken kan en nu sta ik op de plaats, die mij toekomt, waarop ik, ontdaan van omwikkelingen van traditie en opvoeding, volgens mijn natuur en aanleg behoor te staan, evenals een zwijn in den mod der thuishoort. Nu denk ik niet meer, redeneer ik niet meer, Voor wie hooge elschen stelt aan kwaliteit, construc tie en afwerking is de FONGERS het aangewezen rijwiel. De uitstekende naam, die het F O N G E R S-R1J WIEL alom verworven heeft, dankt het aan zijne goede hoedanigheden. DiGroninoirKijwielBnfibriikl.rONCEIS Zwart meende remise te kunnen maken en speelde 37-19? waarna wit als volgt won: 9-13 19:35 12-7 11:2 8-3 35:8 3:12 Zwart (l schijf l dam) Wit (3 schijven l dam) Stand Zwart: 11, dam op 48. Stand Wit: 8, 23, 30 dam op 20. Zwart heeft als laatsten zet gespeeld 31-48 waardoor hij remise meende te kunnen maken. Maar zwart vergist zich, zie maar: 20-25 48-37 23-18 37-31 37-19 verliest door 18-13, 8-2 18-12 11-17 12:21 31-26? 8-2 26:35 25-30 35:13 2:35 imiiHiiimiiiiHiiMiiittiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiii iiiiiliiiiiiiiiiit 'T WOON PRINSENGRACHT 7O9-711-713 LEID5CHE5TR.73 J WOONMUXS- j {INRICHTINGEN! i SMAAKVOL t GOEDKOOP vecht ik niet meer, maar vandaag.... van daag. ... ! Het is een bijzondere dag vandaag, want haar vergat ik nooit! Ik weet, dat zij om mij treurde, om mij leed, dat zij niet vergeten kon en langen tijd geen troost vond, maar dat ging voorbij, zooals alles voorbijgaat en vandaag is zij getrouwd met een ander! Een vurig verlangen kwelde mij, een ver langen naar den angstblik van haar wondere oogen, naar den blik, die mij zoo dikwijls een huivering van genot had gegeven ; ik wilde dien blik zien, ik wilde weten, of ik haar ook nu nog kon doen sidderen en verbleeken, zoo als ik het vroeger met wellust deed. Nog eenmaal moest zij lijden door mij, juist op dezen dag moest zij herinnerd worden aan wat zij gaarne voor goed vergeten zou, aan haar eerste liefde, aan wat zij leed in dien door dichters veelbezongen tijd ! Ik wachtte bij haar huis, tezamen met een groep nieuwsgierigen ; zij trad naar buiten aan den arm van den correcten, deftig-gerokten man, die mijn plaats had ingenomen : haar oogen ontmoetten de mijne ! Ha ! Zij sidderde, verbleekte, keek mij droefsmeekend aan, als een aangeschoten ree ; ik genoot ! Hoe genoot ik! De man, op wiens arm haar hand rustte, voelde de siddering door haar slanke leden gaan, hij volgde den blik van haar oogen, schreef haar ontroering toe aan medelijden met den haveloozen schooier, die met starre honger-oogen de pracht en de weelde van den bruidsstoet aanschouwde. Hij wierp mij dezen blinkenden gulden toe. De dwaas ! De dwaas, die niets begreep, die niets in haar oogen lezen kon ! Is het niet om te lachen? Schateren moet ik, als ik aan zijn aalmoes denk ! Ik zal in dien mooien, harden gulden een gaatje laten boren en hem dragen ter gedachtenis aan den man, die mijn bruid trouwde, mijn bruid, die ik nog kan laten sidderen, zoo dikwijls de lust mij daartoe drijft! Maar vandaag niet, vandaag heb ik ge lachen, gelachen !" Hij stond op en ging weg, nauwelijks tien minuten, nadat hij zich bij mij had gevoegd. Ik bleef zitten in het zon-doorplekte park; ik oogde hem na met een gevoel, alsof een grie zelig reptiel over mijn naakten rug rondkroop. Ik bleef zitten en voelde mijn ziel van oneindigen weedom vervuld; ik vroeg mij af, of het niet mijn plicht was geweest, ondanks mijn terughuiveren een poging te doen tot redding van den schipbreukeling, door het toeval op mijn weg gevoerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl