De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 maart pagina 8

26 maart 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 26 Maart '21. - No. 2283 Huize l, l PaviljoenVondelp8rUel.2uiii4190BnT!i95 Restaurant a la carte Lunch,Aflernoon-tea,DinersenSouper8 Dagelijks muziek door het Huis-orkest Gurrelieder" (I) Laat mij ditmaal mogen beginnen met een citaat uit Arnold Schönberg" door Egon Wellesz. Diese Art des exakten Probierens hat Schönberg von Manier bernommen und empfindet es als seine Ff licht, an diesem Vermachtnis mit eiserner Konsequenz festzuhalten. Man weiss, auf welch wunderbare Höhe der Vollendung Mahler in den zehn Jahren seines Wirkens die Wiener Oper gebracht hat. Alle, die diese Zeit miterlebt haben, legen an die Vollendung einer Aufführung einen ganz anderen Massstab an, als man ihn im gewöhnlichen Betrieb gewöhnt ist. Schönberg hat nun stets darauf geachtet, bei den Aufführungen eigener Werke dieser Vollendung nahezukommen, d. h. eine Auf führung so genau vorzubereiten, dass nichts mehr dern Zufall berlassen ist. Der Verwirklichung dieses ' Zieles war anfangs seine Unroutiniertheit im Dirigieren im Wege, je mehr er aber Qelegenheit hatte, selbst arn Pulte zu stenen, desto vollendeter wurden seine Leistungen, desto mehr konnte er realisieren, was in seinem Inneren klar dastand." Schönberg in n adem met Mahler als dirigent genoemd! Men kan zijn oogen niet gelooven. Wat beteekent een willen als waarvan hier sprake is, wanneer het kunnen er niet bijkomt! Mahler was geboren dirigent, Schönberg zal in 't dirigeeren steeds een brekebeen blijven. Een tegenstelling als deze ziet Egon Wel lesz over 't hoofd; men ervaart hier voorde zooveelste maal, met hoeveel voorzichtigheid men den uitspraken van Schönberg's aposte len rnoet tegemoet-treden. Ik aarzel niet te verklaren, dat de Amsterdamsche uitvoering der Gurrelieder" in menig opzicht gebrekkig is geweest. Wat zou Mengelberg wel gezegd hebben van dezen koorzang! Allereerst: van het spreken" kwam niets terecht. Hoe kan het ook anders! Men heeft Schönberg Zondagmiddag na afloop een toe spraak hooren houden. Men herinnert zich allicht ook zijn rede bij het besluit van de Mahler-feesten. Men begrijpt dus, wil ik be weren, dat een koor onder Schönberg's leiding van het spreken" niets terecht brengt. De voor de hand liggende, markante tegenstelling is Mengelberg, met zijn klaar, doordringend geluid en zijne voortreffelijke articulatie. Afgedacht nu nog van het spreken," was het met alle lijn, vooral in den zang der mannenkoren, niet allerdroevigst gesteld? Hoe slap, hoe rommelig klonk het Oegrüsst" van Waldemars Mannen, hoe vormloos waren de triolen bij de woorden: zu treffen des Hirsches Schattengebild"! En hoe stond het met tal van belangrijke détails in het slot koor? Moet men nu waarlijk eerst iets der gelijks onder Mengelberg hóren, om te be seffen, hoeveel er aan deze reproductie onder Schönberg ontbrak? Er is bij de voorbereiding hard genoeg gewerkt. De zangers en zangeressen hebben volop hun best gedaan, en we weten, met hoeveel zorg en bekwaamheid mannen als Robert, Cuypers en Vranken studeeren. En over wat schitterend materiaal beschikte men: het ,,Toonkunst"-koor, de Vereenigde Zangers" en Amstels Werkman" ! Zet gij voor een dergelijk ensemble Arnold Schönberg als dirigent, dan zult gij eens merken, hoeveel ge blijft beneden de beroemde 100 %" van Mengelberg! De solisten Olga Bauer von Pilecka ( Waldtaube") volstrekt eerste-rangs! Bertha Leuer Kiurina (?Tove") bepaald voortreffelijk! Hubert Leuer (?K'aus Narr") in deze partij, hoewel hij ze niet vrij genoeg voordroeg. zeer wel op zijn plaats: een klankvolle, n uzikale tenor, /osef Manowarda (,.Bauer"), een bas met hef bekende inkt-zwarte timbre, dat in de Duitsche landen meer wordt be wonderd dan hier, doch in elk geval een hél goed zanger. Wilhelm Klitsch, een be gaafd declamator, die waarschijnlijk nóg meer indruk zou hebben gemaakt, wanneer hij niet verplicht ware geweest, de door den com ponist in noten gegeven aanwijzingen in acht te nemen. En ten slotte och arme ! Hans Naclwd. In een zoo belangrijke partij als ,,Waldemar" een tenor zonder glans, een tenor met een stamelende, zeurige dictie, een tenor, die onophoudelijk te laag zingt! Hij trachtte hier en daar met een hoogcn, fortissimo uitgepersten toon revanche te nemen, och, och, hoe treurig bleef de totaal-indruk van deze solisten-praestatie! Het orkest? Nu ja, het orkest! Stel u voor, dat het Amsterdamsche Concertge bouw-orkest zich niet met durf en virtu ositeit door enorme moeilijkheden heensfoeg, als in deze partitie liggen opeengehoopt! Maar het speelde zonder dirigent, en dat kan zelfs dit meester-orkest niet in een zoo gecompliceerd werk als de ,,Gurrelieder". Met een gezicht vol doodsangst en in een houding, waarin alle veerkracht ontbreekt, slapjes de maat staan slaan, hier en daar eens een inzetje aangeven, en een of anderen ver dwaalden blazer uit de mêlée wegwuiven, dat is nog geen orkest-dirigeeren. Schönberg is ontegenzeggelijk een geniaal instrumentator, doch hij instrumenteert her haaldelijk veel te dik. En hij staat als orkest leider daar eenvoudig onmachtig tegenover. Wie zich nog eens duidelijk voor den geest wil stellen, hoe Mengelberg in zulke gevallen weet te ageeren, hennnere zich diens directie van het orkest bij den solo van den Pater profundus" in Mahler's Achtste. Ook van uitwerking van détails en beleidvollen opzet van climax-effecten was geen sprake Het werk? Wel, daar zijn we het natuur lijk over eens, dat alleen een zeer, zér knappe kerel een dergelijke muziek schrijven kan. En dat hier, naast een veel jmvattende muzi kaliteit en rijke technische kennis, een respectafdwingend doorzettingsvermogen zich heeft doen gelden. Voorns: hieromtrent kan ook geen ver schil van meening bestaan, dat er in deze Gurrelieder" van alles voorkomt, dat imponeert en bekoort. De Schoonheid, gelijk dit begrip in breede kringen modern-muzikaal wordt verstaan, houdt door dit werk haar zegetocht.... Doch en hiermee is mér gezegd, dan op 't eerste aanhooren duidelijk wordt! : deze Schönberg is een Schönberg van twintig jaar geleden. En, om er dadelijk bij te voegen, wat ik hiermee niet-onmiddellijk-voor-dehand-Iiggends bedoel: het is voor mij de vraag, of het den Schönberg van thans vrij staat, voor den Schönberg van twintig jaar geleden op te komen op de manier, waarop wij het hem de vorige week, bij de Amster damsche uitvoeringen der Gurrelieder" heb ben zien doen. Maar daarover straks! Een bezwaar, dat door velen moet zijn gevoeld, is, dat deze muziek zoo overwegend onder den invloed van de groote figuren in de moderne toonkunst staat, Wagner in de allereerste plaats. Overdrijf ik, als ik de aandacht vestig op een zeker element van Waldweben" plus Feuerzauber" in het voorspel van het eerste deel? En mag niet worden gewezen op krasse herinneringen aan althans den Wagner-trant op plaatsen als: So tanzen die Engel" (Waldemar) en Nun sag ich dir zum ersten Mal" (Tove)? En klinkt in het 2e deel het Herrgott, ich bin auch ein Herrscher" niet volkslied-achtig, precies zooals bij Wagner het een en ander volkslied-achtig klinkt? En vindt men om in ditzelfde verband nog even op iets anders te wijzen tekst declamaties als ,,Mein Haupt wiegt sich auf lebenden Wogen" niet een hoogst betreurenswaardigen achteruitgang, bij Wagncr's zeer zuivere opvatting en monumentale vaardig heid vergeleken? Er zijn nog tal van, tal van plaatsen aan te wijzen, die bijna brutaal-Wagneriaansch zijn geconcipieerd. So lass uns die goldene Scliale leeren", Tove, of.... Isolde? Ein seltsamer Vogel", Klaus-Narr, dan wel Mime? (Bovendien lijkt mij dit lied stylistisch nog al zwak !) Bij : Aber als liebeweckenden Kuss legst du meinen Handedruck mir nuf die Lippen" zou men zelfs den naam van Schumann mogen mompelen.... Maar wat begin ik, waar hier toch nauwelijks een eind valt te zien ! Een ander groot bezwaar is gelegen in het schrikkelijk-breed-uitgesponnene van vele fragmenten. Als allereerste voorbeeld kan hier het voorspel voor het eerste deel worden geci teerd. In dezen omvang kan een dergelijk stuk onmogelijk blijven boeien. Zelfs het lied der Waldtaube", hoe schoon ook in hoofdaanleg, hoc rijk tevens aan prachtige détails (o.m. de regels: Sonne satik, indes die Glocke Grabgdaute tiinte" !), laat ten slotte niet na, den indruk te maken van onduldbaarlang. En dat in weerwil van een zóvoortref felijke vertolking als die van Olga Baucr von Pilecka ! Over de stelling der Gurrelieder" in het oeuvre van Schönberg, en over het schitterend succes der Amsterdamsche uitvoeringen in verband met de artistieke positie van den Schönberg van thans, en zijn daadwerkelijk aandeel-nemen aan die uitvoeringen als ar tistieke daad zal een volgend artikel handelen. H. J. DEN HERTOG PA S CHE N Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raetndonck DE PRIJSDALING IN DE PRODUCTEN-MARKT De scherpe reactie, die in de laatste maan den in de markt voor de aandeelen van han dels- en industrieele ondernemingen heeft plaats gevonden, houdt ten nauwste verband rnet den niet minder sterken teruggang in de prijzen van allerlei producten. Onverwacht komt deze teruggang niet en men zal zich wellicht herinneren, dat te dezer plaatse er herhaaldelijk op gewezen is, dat, naar analogie van hetgeen bij vroegere oorlogen is waarge nomen, deze reactie niet uit kon blijven. Alleen is het niet zoo spoedig gegaan als men in het begin van den oorlog kon vermoeden, omdat de oorlog zooveel langer aangehouden heeft dan men reden had te verwachten en dientengevolge de terugkeer tot meer normale toestanden in verhouding vertraagd is. Zelfs thans zijn nog geene normale omstandigheden ingetreden en, op enkele uitzonderingen na, bewegen zich de meeste stapelproducten op prijzen, die nog altijd veel hoogerzijn dan die, waaraan de wereld vór 1914 gewend is ge weest. Het kan daarom niet van belang ontbloot zijn, de tegenwoordige prijzen te vergelijken niet alleen met de bespottelijk hoog opgedrevene der laatste jaren, maar ook met die, welke voor den oorlog als normaal beschouwd werden. Om te beginnen met de uitzonderingen, blijkt uit de prijsstatistieken, dat ruwe katoen, na in het jaar, volgende op de feitelijke maar helaas nog niet formeele beëindiging van den oorlog tot drie a viermaal den vroegeren prijs gestegen te zijn, in de laatste 8 a 9 maanden teruggeloopen is tot prijzen, die voor 1914als vrijwel normaal beschouwd werden. Als uitgangspunt nemende de notcering van Middling Uplands te New-York, de hoofdmarkt voor dit product, vindt men, dat de oogenblikkelijke prijs van ca. l U dollar cent per pond vrijwel gelijk is, eerder iets lager dan de gemiddelde prijs van de laatste 90 jaren. Ik heb nml. de statistieken sedert 1831 kunnen nagaan en bevonden, dat van 1831 tot 1841 de prijs varieerde van 7 tot 20 dollarcent; in het volgende decen nium bewoog zich het artikel op een belangrijk lager niveau en daalde tot 7 cent in 1845 om in 1851 weder een hoogtepunt van 14 cent te bereiken. Van 1852 tot 1861 bewoog het zich met minder groote fluctuatiën op onge veer 10 cent. De burgeroorlog in de zestiger jaren met de blokkade der zuidelijke havens en het nagenoeg geheel stop zetten van den aanvoer van het product, veroorzaakte sensationeele stijgingen van den prijs, waarbij in 1864 een hoogtepunt van doll. 1.90 per pond bereikt werd. Ofschoon deze buiten gewoon hooge prijzen niet lang aanhielden en 1865 reeds een teruggang tot 33 cent zag, duurde het nog een aantal jaren, alvorens we der normale prijzen bereikt werden. Tot 1875 zag men nog noteeringen van ongeveer 20 tot 35 cent, met voorbijgaande reactiën Geen tijd urn te luyeii. OlLTTdJ imiiiiiiimt iiiiiiMimiiMMimiiiiMiitii tot ca. 15 cent. Eerst in 1878 trad een geleide lijke teruggang in en zien wij het artikel tot aan het einde van de 19de eeuw zich be wegen tusschen een minimum van 5 et in 1897 en een maximum van 13:; in 1879. De nog altijd sterke prijsfluctuatiën van deze periode werden, behalve door groote of kleine oogsten, herhaaldelijk veroorzaakt door de speculatieve markt-positic van het artikel, waarin, zooals bekend, op groote schaal en niet enkel door Amerikanen gespeculeerd werd. Sedert 1900 tot 1914 bewoog katoen zich op een niveau, dat zelden beneden 10 cent bleef, een enkel maal in 1910 tot 19,: in 1904 tot 17.| steeg. Het toenemend wereldverbruik van katoenen goederen, waarmede de productie geen gelijken tred hield, was de voornaamste aanleiding tot deze gelei delijke prijsstijging. In de eerste oorlogs maanden zien wij, in overeenstemming met de algemeene omstandigheden, weder eene reactie tot 7j cent, om reeds spoedig daarop, tengevolge van de groote vraag naar het ar tikel door de geallieerden, tot 20 cent te stij gen en in Augustus van het afgeloopen jaar een hoogtepunt van 44 cent te bereiken. Van toen af trad echter eene gestadige en snelle reactie in, waardoor thans een prijs van ca. 11 j cent bereikt werd. Alhoewel ook de prijzen van katoen-fabriekaten sedert belangrijk teruggegaan zijn, is de daling daarvan nog lange na niet in evenredigheid met die van het ruwe prodlfct, in verband met de enorm gestegen loonen en andere kosten van fabricage. Daardoor als mede ten gevolge van de giuote verarming iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiummiiiiiiHimiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiii111 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiitiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii HET SCHOUWTOONEEL, Klatergoud, door Betsy Ranucci Beekman. Het wil niet met onze dramatische schrijf kunst. Het blijft, op een enkele uitzondering na, timmer- en knutselwerk, verdienstelijk, maar van te eenvoudig gehalte om telkens den roemruchtigen omhaal van een opvoe ring te rechtvaardigen. Mochten we ons in een vorig tijdperk troosten met de meester werken, die, als schoone slaapsters in por tefeuille, slechts den kus eener onverschrok ken directie verbeidden, sinds prins van der Lugt geen Doornroosje ongemoeid liet, en zijn mannelijk voorbeeld navolging vond, zijn ook wij uit den dut veler illusies ontwaakt. Verbijsterend is het aantal oorspronkelijke stukken, die in de laatste jaren den al korteren weg van de bloem-bedolven première naar de vergetelheid aflegden, en de slotsom kan niet anders zijn dan dat er te veel tijd, geld en misschien ook talent wordt verspild aan schrijfwerk, dat, afgezien van de vraag of het in zijn soort eenigermate geslaagd magheeten,alsproeve,als document humain" 'te weinig houding heeft. Veel van wat, stel dat het in een tijdschrift ware verschenen, na vluchtige inzage een zachten dood ge storven zou zijn; verschijnt op onze planken, aangekleed," feestelijk belicht, door een keurcorps van portiers en ouvreuses aanbe volen, opgehouden door het talent der ver tolkers, en gedurende twee uren met een lange pauze wordt de aandacht gevraagd voor drie huiselijk vol gebabbelde bedrijven, rondom een vlak gesteld dramatisch conflict,, dat in de meeste gevallen nog voor een schets in n bedrijf te weinig originaliteit, leefkracht en overtuigend vermogen zou bezitten. Het scheppen van een dramatisch werk, waarlijk niet alleen uit een oogpunt van techniek, boven alles in verband met het volledig-mensch-zijn van den kunstenaar, een weergaloos moeilijke onderneming leidt in ons land, waar men de nieuwe stukken uit zijn mouw schudt, tot gevaarlijke onder schatting van de bedoelingen des tooneels. En de vsstiaire-critiek, opgevoed bij deze brave productie, staat zoodra het een mach tiger kunstwerk betreft, met den mond vol tanden, noemt het stuk, waarvoor het zich geen aasje moeite gaf, duister, en roemt de decors". Ik wenschte dat het anders ware, dat in de laatste jaren door de groote bereidwillig heid van enkele tooneeldirecties inderdaad gebleken was, dat men langs dezen weg, met vaderlandsliefde, moed, beleid en eer zucht, een kunst zou kunnen aan k weeken", die voor ons land een fier bezit zou zijn, maar nu bijkans het tegendeel bewezen is, nu doen wij toch eerlijker met het drama tisch gemis onder de oogen te zien, dan de directies te stijven in haar ijver en barm hartigheid, die, zoo zij niet al leidt tot een nationale ramp, tot een succes van beuzelen en bazelen voert, dat op den duur voor alle partijen fnuikend moet blijken. Het stuk, de rol, ik blijf de eerste het te erkennen, behoeft voor het uitgesproken tooneeltalent, niet van overwegend belang te zijn. In weerwil van een schamele opgave kan een sterk tooneelkunstenaar op de plan ken het wonder bewerken en de illusie heffen op een hooger plan, maar voor de vele minder genialen zal het toch altijd bevor derlijk blijven voor een taak te worden ge steld, welke meer eischt dan het ophalen der beproefde gevoels-chablonen, terstond in een sfeer te worden geplaatst, waar de middelen onwillekeurig stijgen bij het reiken naar een minder voor de hand liggend, om niet te zeggen, meer verheven doel. En juist het zelfde geldt voor de toeschouwers. Hoe ge makkelijker men het hen maakt met de opvoering van stukken, die niet meer om vatten dan wat ieder in zijn dagelijksch leven licht verwerkt, die niets opwekken, niets openbaren, geen erkenning afdwingen en tot geen conclusie opzweepen, des te liever zullen zij zich tevreden stellen met het mindere, afzakken tot het plan \vaar alle onderschei ding ophoudt en alle ernst surrogaat wordt. Mevrouw Ranucci-Beckman is in dit genre een gezellige tooneelschrijfster, in enkele jaren bracht zij drie tooneelstukken voor den dag, die het groote publiek juist in zijn zwak voor den lach en den traan tasten. Op het thema: wie het laatst huilt, huilt het best", toont zij ons ditmaal nog eens hoe de ware man, hij mag wetenschappelijk smachten naar de zielsverwante die zijn degelijken levensernst verstaat, toch altijd toevalt aan de ware, of minderwaardige vrouw, welke voor een critiek oogenblik zijn zinnen weet op te hitsen met haar lach, haar natten zakdoek en het reddend poederdonsje. En hoc de vriendin", die niet bedelen kan en niet toegrijpt aangezien zij de kunst over lijken te gaan nu eenmaal niet verstaat, eenzaam moet blijven, toeschouwsier, haar leven lang: het kind dal haar vlag getje niet kreeg". Allerliefst is dit beeld van het kinderfeest, waar, om den gooche laar met zijn tooverhoed, alle^kleine menschcn haaien en graaien, en alleen het meisje dat gehoorzaam op haar plaats bleef zitten, tegen de regels der goddelijke rechtvaardigheid in, met leege handjes naar huis moet gaan. Dit symboof was mij bijna den avond waard, maar het had zich, met het gesprek tusschen de twee vrouwen in het laatste bedrijf, toch beter voor de eenvoudige novelle ge leend, dan voor een dramatisch onuitgediept spel tusschen drie personen, waarvan een, de man, mij geheel mislukt voorkomt en de beide vrouwen slechts een flauwe afspiegeling vertoonen van wat Strindberg in n acte: Die Starkere", onovertrefbaar alreeds ge geven heeft. Het bijwerk dat zoo vele gaatjes vullen moet, releveert dit conflict nauwelijks en biedt bovendien een weinig verkwikkelijk beeld van de tooneelwereld. Op welke artiestenpartijen, door mevrouw Ranucci bedoeld gaat het toch zoo onbehouwen toe, moet ieder, die wel eens een jubileum bijwoonde, zich bij de vertooning van dit Nederlandsche tooneelstuk afvragen ? Door dit milieu, dat ik voor rekening der schrijfster laat, wordt het ons bovendien hoe langer hoe minder aannemelijk gemaakt dat een beschaafd man, de drooge privaat-docent Adolf Wernink, zonder dat wij den indruk krijgen dat hij er in gevlogen" is, zich zijn levensgezellin nu juist uit deze regionen zou kiezen. Dat Lizzy, de ster van dit wereldje, en geboren om te pronken, niet de uitgelezen vrouw zon zijn voor rustige kunst beschouwing in het hoekje van den haard, had hij o. i. kunnen bevroeden. Nochtans laat hij Dora Isaacsen, die voor deze roeping de beste eigenschappen meebracht, gaan. terwille van dit... klatergoud. Maar chn mist hij toch elk recht l i//,v. die slechts zich zelf blijft, aard. aanleg, en beroep voortdurend te verwijten en zich met zijn degelijke begin selen bekocht te achten, zelfs nadat hij, op der voornaamste consumtielandcii wordt vermeerdering van verbruik tegengehouden en is het te vreezen, dat de vraag naar het ruwe product nog verder zal moeten afnemen en de prijs dienovereenkomstig teruggaan, tot dat door inkrimping van de productie weder eeji evenwichtstoestand bereikt wordt. Een ander artikel, dat reeds wederom op pre-war prijzen is aangeland, zijn huiden. Even volledige statistieken om de prijzen over een groot aantal jaren na te gaan ontbrek^en mij, maar in een opgaaf in eene Engelsche publicatie vind ik, dat English Ox Best huiden, die December 1913 7', d. per pond noteerden, na in het voorjaar van 1920 tot 18:; d. gestegen te zijn, December 1920 weder 7.1 d. waren. Dat de prijzen van Ieder en lederwaren niet in verhouding gedaald zijn, is van voldoende bekendheid. Zeer sterk is de teruggang bij het artikel thee, dat thans tot de helft en zelfs minder dan de prijzen van voor den oorlog gedaald is. Tengevolge van de groote verschepingsmoeilijkheden tijdens den oorlog, waarbij de speculatieve kettinghandcl bovendien zijn invloed deed gelden, waren de dctailprijzen in Europa tot eene vrijwel prohibitieve hoogte gestegen. In de productie-landen wer den inmiddels groote voorraden opgehoopt, waarvoor thans zelfs tot de zeer verlaagde prijzen nauwelijks afzet te vinden is. Daardoor is de toestand vooral voor onze NederlandschIndische thee-cultuur-onderncmingen hoogst kritiek geworden. In de aan den oorlog voor afgaande jaren is nml. de thee-cultuur in Indië, dank zij de belangrijk verbeterde bereidings methode, de sterk toenemende wereld consumptie en prijs-conjunctuur, aanmerkelijk uitgebreid. Tal van nieuwe ondernemingen werden opgericht en de bestaande breidden haar aanplant uit. Dientengevolge is de theeproductie in Nederlandsen- Indië van 23 millioen halve Kilo's in 1905, tot ruim 93 millioen in 1919 gestegen. Thans heeft de theeindustrie niet alleen te lijden onder de groote onverkochte voorraden, maar onder sterk verminderde wereld-consumptie. Rusland, een der grootste afnemers van het product, is IM1I IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMI llllllllllllllllllllllllllllllllniiii het kruispunt van zijn huwelijksleven no<*maals voor de keuze tusschen hartstocht en vriendschap heeft gestaan. Natuurlijk kiest hij opnieuw Lizzy. Omdat zij hem het meest noodig had." Jawel! Waro de man niet zoo'n pedante isegrim geweest, we zouden zeggen: de prullenkraarn van haar roem is voor een vrouw als Lizzy meer vervulling dan welke man ook, het zijn de Dora's voor wie een mensen wat waard kan zijn. Doch aan dezen held was noch voor de eene noch voor de andere veel verbeurd. En de problemen van liefde en lust zijn en blijven te ingrijpend om er zich me; een schijntje psychologie, een laagje bohème-moraal en een 'grapje van af te maken. Ook dit klatergoud van eigen bodem stelde dus eenvoudige eischen aan de vertolkers. Jan Musch copiëerde in de hoofdrol zooveel mogelijk zijn beminden ,.Jasper", doch waar de schrijf ster aan Adolt alle ironie onthouden had, bleef slechts de aardsche gelatenheid en ontbrak hem het geestelijk overwicht, het gezag, dat ons moest doen verstaan, waarom Lizzy, na haar vernedering, toch weder bij hem steun en toeverlaat zoekt. Mevrouw van der Horst kwam in de rol van Do;a" uit met wat zij als Irene" in De eenzame weg" te weinig naar den eisch van het werk gegeven had. Sterk treft altijd van haar de ondertoon der verbittering en het stil gebaar van uitgeputten levensmoed bij schijn van onafhankelijkheid. Mevrouw Lobo trad als Lizzy"" op en ook zij was een figuurtje dat we van buiten kennen doch met genoegen herboren zagen om de kittigheid haar eigen. Van de bijrollen had alleen mevrouw van Dijk-Rieckers wat gemaal.'t, terwijl Coba Blankenstein op een gelukkig oogenblik aan Christine Poolman herinnerde, T o i1 N,\ Er i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl