De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 2 april pagina 1

2 april 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 2 April A°. 1921 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f6.50 Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Bericht Door da met 1 April vermeerderde frankeerkosten wordt de abonnements prijs van ons blad met 50 cent per jaar verhoogd. Over de verhooging over 1921 (40 cent) wordt in Juli tegelijk met de abonnements-kwitantia beschikt. De uitgevers, VAN HOLKEMA & WARENDORF. iiiiiiiliimiifiMitiiiiiimiiiiiiiii iiniiiiiiiiiiiiii iiiiiiiii INHOUD: 1. Duitschland's schuld aan den oorlog, III, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten: Cecil Rhodes, door Dr. W. G. C. Byvanck ? Internationale medische vereeniging voor de Lichamelijke Opvoeding, door Dr. J. van Breemen 2. De Staking in de K'eedingindustrie, teekening door Jordaan Krekelzang, door J. H. Speenhoff Ons moei Indië, door Joh. Koning 3. Het roode lampje, door Dr. Fred. van Eeden 6. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Danseressen, door M. H. van Wesel Over Boeken en Tijdschriften Van Alles Wat Moeder, door A Klein?v. d. Leij Uit de Natuur: De dag van een merel, door Jac. P. Thijsse 7. Zuid-Afrikaansche tentoon stelling, door Mr.H. C. Obreen, met teekeningen van Charles Verschuuren Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen J.L'zn. 8. Op den Economischen aitkiik : Arbeidsinspectie, door Jhr. Mr. H. Srmssaert ? Lloyd George's positie in de Wervelwinden, teekening van George van Raemdonk Sociaal werk op industrieel ge bied in 'Ie Vereenigde Staten, door Dr. M. A. van Herwerden. 10. Ruize-Rijm;Charivaria, door Cru rivarius Uit het Kladschrift van Jantje. - - Royal Auction Bridge, door Bridger 11. Het Handelsverdrag tusschen Engeiand en Rusland, teekening van Joh. BraaKensiek 't Schietgat, door Melis Stoke; Leekenspiegel Feuilleton : Polletiek, door Hefsel Visser. r.ijvoegsel: h et PaaschcongresderS.D.A.P., teekening van Joh. Braakensiek. nu iiiHiitnitiiiiiiiiiiiiiiim DUITSCHLAND'S SCHULD AAN DEN OORLOG III. De brochure van Paul Rohrbach wil het bewijs leveren, dat de Entente verantwoordelijk moet worden gesteld voor het uitbreken van den oorlog. Om goede redenen bewaart de schrij ver nagenoeg het stilzwijgen over de gebeurtenissen in Juli 1914; verreweg het grootste gedeelte van zijn boekje handelt over de diplomatieke geschiede nis van de voorafgaande jaren. Volgens hem was sinds 1908 de poli tiek van Rusland op oorlog gericht, op oorlog tegen Oostenrijk en dus ook met Duitschland. Met Servië maakte het een complot om, zoodra het gunstige oogenblik zou zijn aangebroken, Oostenrijk-Hongarije aan te vallen en te verbrokkelen. Zoowel van Frankrijk als van Engeland wist het in 1912 een blanco-volmacht te verkrijgen voor deze politiek; ook indien Rusland een oorlog uitlokte om het doel te bereiken, dat het op het Balkanschiereiland en tegenover Oostenrijk-Hongarije na streefde, zou het op de hulp van de ge noemde mogendheden kunnen rekenen. Opdat het bondgenootschap van Frank rijk grooter militaire waarde zou krij gen, haalde het de regeering van dit land in 1913 over, den driejarigen dienst tijd bij het leger in te voeren. Zoo was het mechanisme van de Entente" in gereedheid gebracht. Bij het uitbreken van een conflict tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servië had Rusland aan Servië zijne hulp toege zegd. Dat beteekende : oorlog tusschen Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Krachtens het tusschen Duitschland en Oostenrijk bestaande verdrag moest Duitschland dan hulp verkenen tegen Rusland. Dan was echter ook Frankrijk verplicht zich als bondgenoot van Rus land in den oorlog te mengen. Zoodra Frankrijk in den oorlog verwikkeld werd, moest Engeland het te hulp komen. Daarmede was de wereldoorlog ontstaan". In de laatste dagen van Juli 1914 is dit mechanisme in werking gezet. Indien men de redeneering, waar mede Rohrbach zijn requisitoir tegen de Entente opbouwt, punt voor punt in hare bestanddeelen zou willen weer leggen, zou men een brochure moeten schrijven, die minstens tweemaal zoo groot is als de zijne. Maar de onjuistheid van zijne con clusie kan men zeer kort aantoonen. Laat ons voor een oogenblik aanne men, dat hij de politiek der Entente in de jaren, die vlak aan den oorlog voorafgaan, naar waarheid heeft be schreven. Er bestaat dus een complot tusschen Rusland en Servië om, wind en weer dienende, oorlog te zoeken met Oosten rijk. Dit complot is aan Frankrijk en Engeland bekend ; zij hebben er hun zegen op gegeven ; zij verlangen niets liever dan gebruik te maken van de gelegenheid om aan Duitschland een verpletterenden slag toe te brengen. Welnu daar biedt zich de gelegen heid aan ! De staatslieden van Oosten rijk en Duitschland, die er geen flauw vermoeden van hebben, dat hunne tegenstanders loeren op het gunstige oogenblik om hun booze plannen ten uitvoer te brengen, besparen zelfs aan Rusland de moeite om een toonbare reden tot den oorlog te bedenken: Oostenrijk richt tot Servië een ultima tum, met zoo goed als onaannemelijke voorwaarden en op zeer korten ter mijn. Welk een fortuintje voor de Entente ! Zij behoeft nu slechts het sinds lang in gereedheid gebrachte mechanisme te laten werken. Toon en inhoud van het ultimatum zijn zoodanig, dat Servië er alle recht aan kan ontleenen tot een hooghartige weigenng. Daartoe spoort de Entente dan ook aan. Servië volgt dien raad op, geeft een uitdagend ant woord et Ie tour est fait! Oostenrijk verklaart nu den oorlog aan Servië, en uit die oorlogsverklaring ontwikkelt zich binnen enkele dagen de wereld oorlog. Zóhad het moeten gaan als Rohrbach de waarheid had verteld ; als er inderdaad bij de Entente een toeleg had bestaan om oorlog te zoeken ' met Oostenrijk en Duitschland. En het is wel een bewijs van zijne verblindheid en van de verblindheid van al len, die hem napraten dat hij en zijne medestanders zelfs niet bemerken, dat de gebeurtenissen na het overreiken van het Oostenrijksche ultimatum aan Servië hun geheele betoog over het Entente-complot ad absurdum voeren. Want het is niet gegaan, zooals het had moeten gebeuren, wanneer juist was wat Rohrbach en zooveel anderen, ook ten onzent, beweren. De Entente heeft niet gebruik ge maakt van het buitenkansje als zoodanig immers had zij de uitdaging, die Oostenrijk tot Servië richtte, moeten beschouwen, indien zij het rijzen van een conflict tusschen deze beide staten gewenscht hadde als uitgangspunt voor een algemeenen oorlog ; zij heeft niet gejuicht over de ezelachtigheid der Oostenrijksche en Duitsche diplomatie, die zich zelf den strik om den hals haalde ; zij heeft niet gedaan, wat zij, zoo de beschuldiging van Rohrbach juist ware, had moeten doen, nl. Servië aanzetten tot het oprapen van den handschoen, dien Oostenrijk in het krijt had geworpen. Het antwoord van Servië op het Oostenrijksche ultimatum was zoo conciliant mogelijk ; het willigde verreweg de meeste eischen in ; het maakte slechts een voorbehoud betreffende twee ge schilpunten, maar bood aan ook deze te onderwerpen aan de beslissing van het Hof van Arbitrage te 's Gravenhage of van de grc^tc mogendheden ; kortom, liet was maar laat ons een in dezen onverdacht getuige oproepen om te zeggen hoe het was ; volgens de kantteekeningen van den gewezen Kei zer Wilhelm was het een capitulatie van de deemoedigste soort" en ver viel daardoor elke reden tot oorlog". En toen desondanks Oostenrijk toch zijn gezant uit Belgrado liet vertrekken (voordat hij zelfs den tijd had gehad om het antwoord te lezen en te over wegen !) en in het feit, dat Servië alle eischen niet onvoorwaardelijk had aan genomen, voldoende reden vond om de diplomatieke betrekkingen te verbreken en straks den oorlog te verklaren ook toen zelfs heeft de Entente niet gedaan, wat zij toch had moeten doen, als zij de bedoelingen had gekoesterd, die Rohr bach haar toeschrijft. Volgens hem immers was haar politiek hierop gericht : liet uitlokken van een conflict tusschen Oostenrijk en Servië, om zoodoende tot een oorlog tegen Duitschland en Oostenrijk te geraken. Welnu, uitlokken behoefde zij dit conflict zelfs niet meer; het was er al; Oostenrijk zelf had het in het leven geroepen. Toch heeft de Entente, ook na het verbreken van den draad tusschen Weenen en Belgrado en toen men zich aan beide zijden van den Sau reeds toerustte ten oorlog, niet getracht het oorlogsvuur aan te blazen, maar ge poogd het te dooven. Het is met name Engeland geweest, dat door diplomatieke onderhandelin gen het dreigende oorlogsgevaar heeft willen keeren ; maar alle bemiddelings pogingen van Sir Edward Grey stuit ten af op de kwaadwilligheid van Oos tenrijk een kwaadwilligheid, die het niet had kunnen volhouden, wan neer Keizer Wilhelm op de kantteekening, die hij bij Servië's antwoord aan Oostenrijk maakte: Daarmede valt elke reden tot oorlog weg; de paar reserves, die Servië op enkele punten maakt, kunnen door onderhandelin gen wel opgehelderd worden," wanneer hij op deze kantteekening ook metter daad de conclusie had laten volgen, die er uit voortvloeide, n.l. aan Oos tenrijk den steun van Duitschland te onthouden, wanneer het, ondanks het antwoord waardoor elke reden tot oorlog verviel", toch aan Servië den oorlog verklaarde. Ziedaar het korte betoog, waarmede wij nieenen te kunnen weerleggen de strekking van Rohrbach's brochure, als zoude de politiek der Entente reeds sinds 1912en 1913gestreefd hebben naar een, door middel van een conflict tusschen Servië' en Oostenrijk uitgelokten, oorlog tegen Oostenrijk en Duitsch land. Nog n opmerking tot besluit van deze artikels. Voor wie, zooals voor schrijver dezes, Duitschland's schuld aan den oorlog hierin ligt, dat het Oostenrijk bij zijn ultimatum aan Servië heeft aangezet in plaats van ingetoomd, en dat het Oostenrijk niet heeft gedwongen zich tevreden te stellen met het diplomatiek succes, dat het door de deemoedige antwoordsnota van Servië had behaald (?een groot moreel succes voor Weenen!" kantteekent Keizer Wilhelm) ; voor wie van oordeel zijn, dat juist hierom de grootste schuld aan het feit, dat in den zomer van 1914 de wereld oorlog is uitgebroken, op de schouders van Duitschland drukt, aangezien Duitschland, en alleen Duitschland, het woord had kunnen spreken, dat de machthebbers in Weenen had kunnen doen terugkeeren van de dwalingen huns weegs; voor hen behoeft niet te gelden de machtspreuk, waarmede men het zwij gen pleegt op te leggen aan elke voor Duitschland ongunstige meening om trent het ontstaan van den oorlog: wacht, totdat ook de Entente hare ar chieven heeft geopend." In de eerste plaats mag men betwij felen of er, na alles wat reeds bekend is geworden, nog veel nieuws zal kunnen worden aan den dag gebracht over de diplomatieke onderhandelingen, die in Juli en de eerste dagen van Augustus 1914 zijn gevoerd. Maar zelfs al zou dit meevallen, dan nog zal daardoor niets worden ver anderd aan het oordeel van de bovenbe doelde personen omtrent de houding van Duitschland ten opzichte van Oostenrijk. Want voor de vorming van dit oor deel beschikt men al over de noodige gegevens; voor dit onderwerp heeft men alleen te maken met de archieven van Duitschland en Oostenrijk en alle daarop betrekking hebbende docu menten zijn reeds uitgegeven. Op de bestudeering van die docu menten berust de meening, die ik over Duitschland's schuld aan den oorlog heb geuit. KERNRAMP mi iiiiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiimiiimmiHiiiiiiiii INTERNATIONALE MEDISCHE VEREENIGING VOOR DE LICHAMELIJKE OPVOEDING door J. VAN BREEMEN Geneesheer-Directeur van het Instituut voor Physische Therapie Elk tijdperk heeft zoo zijn eigen waarheden, die aanvankelijk als ketterijen beschouwd, moeizaam zich een plaats veroveren, om dan, door een periode van groote erkenning en waardeering heen, tot dogma's te verschrom pelen en later als spoken op hun beurt nieuw op komende waarheden in den weg te staan. Een van die waarheden, tot dogma ver worden in het juist afgeloopen, tijdperk is, dat de verstandelijke ontwikkeling en schoolsche kennis den mensch het almachtige wapen zouden kunnen geven in het strijdperk van het leven en dat onze daden grootendeels beheerscht worden door verstandelijke over wegingen. Tal van uitspraken wijzen nog steeds in die richting. En het natuurlijk gevolg van deze hooge waardeschatting van verstandelijk inzicht en kennis vergaren was, dat bij de opvoeding gepoogd werd op zeer eenzijdige wijze die verstandelijke vermogens bij het kind te ontwikkelen. Maar nu langzaam een nieuwe waarheid zich haar plaats verovert, die tot uiting brengt, dat de doorsneemensch, al heet hij dan ook homo sapiens", meer beheerscht wordt door overwegingen van emotioneelen aard dan door verstandelijk overleg, dat opvoeden van de wilskracht een factor van enorme beteekenis is om te slagen in het leven, dat schoolkennis wel macht is, maar zeker niet de eenige, noch de voornaamste macht, nu wordt daarmee weggenomen de groote theoretische steun, die ondanks de zeer sprekende droevige prak tische ervaringen onze voorafgaande periode halsstarig deed vasthouden aan de superio riteit van de eenzijdige verstandelijke op voeding. En nu pas zullen de nadeelen van dit stelsel in het juiste licht gezien kunnen worden. Want het is een merkwaardig verschijnsel, dat ook bij de geschiedenis der geneeskunst zoo sterk tot uiting komt, dat ongunstige praktische uitkomsten en er varingen tijden lang onopgemerkt althans nul inimum 'iiimmimmiiHi iiimi CECIL RHODES (1853?1902) V. Voortaan, sinds Rhodes Dr. Jamesun had aangesteld tot hoofdadministrateur van Mashonaiand (1891), kwam er gang in de zaken van het gecoloniseerde gebied. Dr. Jim, met zijn voortvarendheid, zijn cynisch optimisme, zijn handigheid te midden van bezwaren, wist het vertrouwen te winnen van de menschen die zich in het land hadden gevestigd, en hij had het vertrouwen van Rhodes, die door z'jn ministerieel ambt veelal aan de Kaapstad was gebonden. Maar er zut nog iets meer in hem dan een goed administrateur van een wilde streek waar viel op te bouwen. Die dokter van Kimberley, in aanraking met de ruimte van het onontgonnen Afrikaansche binnenland, voelde den echten c o n qui stadoren geest in zich opleven! Evenals hij, zonder zich te bedenken, met Rhodes' opdracht, zijn verren tocht naar Lobengoeloe's kraal had aanvaard en door zijn koele onverschrokkenheid den machtigen he«;rscher der Matabeles tot toegeven had genoopt, zoo dreef hem zijn aard om, alleen steunend op zijn wil en zijn geluk, de stoutste avonturen te gemoet te gaan, waar hij tegens .and vermoedde en een succes noodig vond. Wat heeft hij niet op eenzame expedities van zijn krachten en van zijn geestkracht gevergd! Het was bijna ondenkbaar, dat hij niet met de Matabeles, de buren in het Zuiden van Mashonaland, in strijd zou geraken. Zij noemden zich de schrikwekkenden, Matabele, en waren inderdaad de schrik der vreedzame negerstammen van Zuid-Afrika, slachtoffers van hun plundertochten, hun vernielingen en hun wegvoeren ki slavernij. Hun grensrooverijeii deden Jam«son tot een straf- en onderwerpingscampagrie besluiten. Rhodes werd om verlof gevraagd. Den minister kwam het telegram ter hand, terwijl hij in het Kaap-parlement was. Met andere dingen bezig, krabbelde hij haastig als ant woord op het papier: Lees Lucas XIV vs. 31." -- Men herinncre zich, dat Rhodes theologie had gestudeerd. Of wat koning gaande naar den krijg om tegen eenen anderen koning te slaan, zit niet eerst neder en beraadslaagt, of hij mach tig is met tienduizend te ontmoeten dengenen, die niet twintigduizend tegen hem komt?" las Jameson. Alsof hij zich liet ontmoedigen door de overmacht van een tegenstander ! Kon Lobengoeloe beschikken over vijftienduizend man in regimenten verdeeld en gedeeltelijk met geweren gewapend, - maar hun assegaaien moest men ook ontzien, - hij was eveneens in staat een troep bijeen te brengen die men niet hoefde te verachten, zeven honderd, voornamelijk vrijwilligers en avonturiers, ge wonnen voor het avontuur door de belofte van land en goud en van buit bij de victorie. Cecil Rhodes kwam zijn kameraad te hulp, hij zond geld, uit eigen zak, meer dan een half millioen. hij zond paarden en wierf manschappen en zetelde zich voor een poos in Mashonaland met het doel de expeditie te leiden en dadelijk tusschen beiden te komen wanneer er ergs gebeurde. Ikwist," heeft hij later gezegd, ging er iets verkeerd, het kwam op mij neer, ik zou het moeten terechtbrengen." Hij nam de verantwoorde lijkheid van Jameson's daad op zich. Maar het ging uitstekend. Jameson trok direct los op Boeloewajo, de hoofdstad. Het heeft misschien een haar gescheeld of het kleine legertje was onder de assegaaien der Zoeloes gevallen, en het kwam anders uit. Lobengoeloe, de machtige heerscher, de ontzagwekkende toovenaar, de eerste onder de Zoeloes, hij sloeg op de vlucht, na zijn kraal en zijn munitie te hebben verbrand, er hij stierf jammerlijk in zijn vernedering. Rhodes kwam onverwacht zijn administra teur opzoeken als hij nog kampeerde bij de ruïnes van Lubengoeloe's kraal. Hij had nauwlijks den tijd zijn chef te gemoet te rijden. Rhodes knikte hem even toe, en van zijn kant maakte ook de ander geen onnoodig gebaar. Dadelijk waren de beiden in een gesprek over maatregelen te nemen voor vestiging en beveiliging. Zij waren inderdaad stedenstichters en wegenaanleggcrs. Zoover als Cecil Rhodes ep de kaart van Afrika aan den Gouverneur, Sir Hercules Robinson had aangewezen, was eindelijk door onderhandelingen, door list, door geldiiitdeeling het gebied van de Ge charterde Maatschappij uitgebreid. Porlugeesche kolonies, het oudst bezette Afrikaansche land, had het ter eene zijde, kolonies van Duitschland, de jongsten onder de volkplan tingen, had her ter andere, en het strekte zich uit over de Zambezi tot aan de groote meren van het binnenland. Een nieuw rijk was gesticht, zoo groot als geheel Midden Europa, in een vroeger onbekende streek, maar die voor oneindige ontwikkeling vat baar was door haar hulpbronnen. Er verrezen daar steden, een geregeld ver voer en postwezen was aangelegd, de telegraaf verbond het land met de wereld, drie spoor wegen in aanbouw zouden de toegang zijn, en zelf hoopte het de toegang te worden tot het hart van Afrika en verder tot Egypte. Droomen van grootheid over het Engelsche imperium in de wereld! Pax Britannica! Er moest geen schot gelost kunnen worden op de geheele aarde, waartoe Engeland geen verlof had gegeven. Rhodes' droom! In 1895 was Rhodes in Engeland. Hij had Jameson met zich genomen op den weiverdienden vacantie-tocht naar het vaderland. Daar wachtte hun beiden geestdriftige eerbewijzing. Rhodes, zwijgend, naar zijn ge woonte, liet Jameson voorgaan en deze hield in het Imperial Institute voor een groot publiek, onder voorzitterschap van den Prins van Wales, een redevoering van twee uren, met gespannen aandacht gevolgd. Hij schilderde de ontwikkeling van de nieuwe provincie aan het Engelsche Rijk toegevoegd. Geen woord was er in /.ijii voorstelling tot opluistering van eigen daden. Alle lof kwam toe aan den rnstigen nonchalanten man, met zijn ondoordringbaar Sphinxen-gezicht, achter hem gezeten, maar men kon gevoelen aan de eenvoudige zakelijke voordracht van den spreker, dat men den man van actie voor zich had. Aan hem, die zijn persoon aan zijn arbeid ondergeschikt maakte, kwam een groot aandeel toe in het werk. De Koningin beloonde hem met het commandeurskruis van de Bat horde. Maar Cecil Rhodes werd als i'rivy Counci 11 o r in den Staatsraad opgenomen en, veel grooter eer nog: door een koninklijke procla matie werd de naam bevestigd die de volks mond reeds aan het groote gebied in Afrika had gegeven; officieel heette het voortaan: Rhodesia. Wel," zeide hij, toen iemand aan zijn zwijgend masker daarover een een compliment begon te maken, ik moet /eggen, een stukje land naar je genoemd te krijgen, dat is een ding waarop iemand trotsch zou kunnen worden." Had hij niet nog meer waarop hij trotsch was, of ten minste trotsch op hoopte te worden? Het was hem toch niet alleen te doen om vergrooting van het territoor in Afrika, hij dacht ook om den innerlijken band tusschen de verschillende kolonies; zijn streven was naar de samenwerking van een vereenigd Zuid-Afrika, zoowel economisch als ten op zichte der groote administratieve vragen, met behoud toch der eigenaardigheid van ieder onderdeel. Toen hij een overzicht gaf van zijn taak als eerste minister der Kaapkolonie eindigde hij zijn rede met deze woorden: Ik heb gesproken over mijn werk sn mijn plannen, maar ik heb nog een grooter en meeromvattend idee, en dat is om altoos aan te sturen op n gewichtig doel en daaraan vast te houden, zonder naar links of rechts te zien, want dat is de ziel van mijn leven, nl. om zonder de zelfstandigheid der republieken in onze buurt te hinderen, in een ruim plan de vereeniging tot s(:;,id te brengen van Zuid-Afrika. Dat "is de schering en inslag van /ijr woorden in 't publiek gesproken. Hij was nu een man van gezag geworji.;: Men noemde hem den ongekroonden koi.iivu, en uiterlijk begon hij zich op aanzien g,steld te toonen. Had hij voorheen, gelijk ii. reeds meldde, als een bohème geleefd, in den club of in een hotel, of samenwonende me1 een vriend, hij zocht thans voor zich eiv residentie overeenkomend met zijn waardig heid. Hij vond de localiteit in het oude gedeelte der Kaapstad aan den voet van den Berg waar in de dagen der Oost-Indische Compagnie haar magazijnen waren gevestigu. Het gebouw heette de Groote Schuin en was sinds lang niet meer als bewaarplaats gebruikt. Daar liet hij zich in den ouderwetschen stijl van de 17e eeuw een ruinu huizing bouwen, en meubelde haar oven c nkomstig. Niet minder zorg besteedde hij aan het terrein bij zijn woning, hij maakte er va.i een plantsoen dat met den Berg een geheel vormde, kweekte er de uitgelezenste boom soorten, legde er een park voor Afrikaansch" dieren aan en maakte het voor het publicR toegankelijk. Voor zichzelf was hij tevredu. met het uitzicht, van de achterstoep af, up den top van den Berg. Hij moest zijn plek hebben om er uren te kunnen droomen. Dan alleen voelde hij zich gelukkig. Want, voor het overige, begon zijn geluk en zijn rust heen te gaan, nu hij het hoogtepunt van zijn wenschen scheen te hebben bereikt. Zijn gezondheid was achteruitgegaan. Hij wist dat hem niet veel Jaren meer overbleven. Zijn fouten van humeur en menschenverachting verergerden. Hij werd ongeduldig. Terwijl hij veel tyranieker en ondragelijker werd, had hij zijn menschen toch minder onder bedwang. Hij luisterde naar de vleiers in zijn omgeving, en verloor het fijne gevoel voor het werkelijke. Een man van avon turen als Jameson kon hem meeslepen... W. G. C. .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl