Historisch Archief 1877-1940
2. April '21. - No. 2284
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Danseressen
Valse triste" van Fibelius. Gedanst door Oertrud Leistikov
genot voor enkelen zichuitverkorenwanenden,
doch blijkt meer en meer als volkskunst po
pulair te worden.
Het publiek is een schuchter, bedeesd jong
meisje, dat met zijden handschoenen aangepakt
moet worden, je moet het niet af schrikken, door
voorstellingen te geven welke zijn verbeel
dingskracht te boven gaan. Heel langzaam
zullen we naar de primitieve danskunst
teruggaan, soms langs zijpaadjes, schijnbare
teruggang, sprongetjes en buitelingen, welke
de hoofdlijn de gehoorzaamheid opzeggen,
doch dan keeren we kort daarop weer naar den
hoofdweg, om doelbewust het beginstadium
te bereiken. De heele kunstgeschiedenis is
immers een kringloop, waar men steeds op het
zelfde uitgangspunt terugkomt. Er zijn teeke
nen die er op wijzen, dat we zoowel op tooneel
als op letterkundig gebied,door zoeken en tasten
naar nieuwe vormen, onbewust, bijna weer
naar het primitieve teruggaan.
Charlotte Bara en Gertrud Leistikov gaven
hierin het voorbeeld.
Wij zouden thans twee danseressen willen
introduceeren, Niddy Impekoven, en
Hannelore Ziegler, die tot op zekere hoogte, den dans
als artistieke amusementskunst vertegenwoor
digen. Zij geven luchtige, kostelijke geraffi
neerd getinte miniatuurtjes, levensbrokjes
van een wonderbaarlijk donzig coloriet, fijn
en vluchtig als eendagsvlinders. De jeugdige
Niddy Impekoven heeft dadelijk bij haar op
treden aller harten veroverd, stampvolle zalen
in extase gebracht, schier ongekende ovaties
vielen haar ten deel. De humor welke zij in
haar gracieuse beweginkjes legt, de dartele,
gezonde, bruisende vreugde, schenken aan haar
optreden een bijzonder cachet, welke onweer
legbaar den indruk geeft van een zeer per
soonlijktalent. Heel'haar lichaam deint, wiegt,
buigt en kronkelt in geestige vormen, graci
euse sierlijke, artistieke.gebaren, harmonische
wedergave van jubelenden spot en vroolijkheid
in kleurige lijnen.
In het dramatische genre schiet zij echter
volkomen tekort, hetgeen, haar jeugd in
aanmerking genomen,niet meer dan begrijpelijk
is?JDe vreugde schijnt bij haar een natuur
eigenschap te zijn,zoo natuurlijk vermag ze deze
op de planken te herscheppen. Het is of daar
voor ons niet meer een danseres danst, maar
of de bekoorlijke Niddy, zich aan den God der
vroolijkheid overgeeft uit innerlijken drang,
zij haar persoonlijkheid in een vreugderoes
uitleeft, zonder acht te slaan op het publiek
in de zaal, als een Bacchante uit ds mytholo
gie. Soms krijgt men den indruk dat ook Niddy
Impekoven tot den oorsprong van den dans
terugkeert, in haar symboliseering van de
Vreugde, zoo moeten de eerste rnenschen uiting
gegeven hebben aan hun gemoedsstemmingen,
vrij van elk vooroordeel, zonder knellende
banden van wetten en conventie. In die
jubelkreten der talentvolle danseres zit iets als een
religieuse wijding, de mooiste en schoonste
Na een langdurige periode van verval, kan
men duidelijk sporen van opleving in de dans
kunst bespeuren. De vraag werd in den
laatsten tijd wel eens geopperd of dansen wel een
zelfstandige kunstuiting was, of zij niet on
afscheidelijk met de begeleidende muziek, ver
bonden was. Gertrud Leistikov heeft getracht
onlangs het tegendeel te bewijzen, door dans
scheppingen te geven, zonder" muziek, op mo
tieven van dr. Schoenmaeckers. Ook Charlotte
Bara, heeft reeds veel eerder proeven in deze
richting genomen. Principieel is er veel voor
te zeggen, de dans in zijn meest primitieven
vorm, was een zelfstandige uiting, een reli
gieuse plechtigheid, vrome schoonheidswijding,
die door de Grieken in hun bloeitijdperk op
hoog peil gebracht werd. Terwijl de dans in
onze tijden nog wel een schoonheidswijding
kan zijn, is het religieuse element daarin toch
geheel verdwenen. Godsdient en dans staan
eerder fel tegenover elkaar, het oude verband
blijkt totaal verbroken. Dit komt omdat het
zinnelijke element, gezond en sterk, meer en
meer op den voorgrond drong. Hierdoor werd
de behoefte aan muziekaccompagnement
levendiger. De dans vormt het ei, waaruit de
tooneelkunst voortsproot. Lang voor men de
eerste vluchtige, ruwe schema's van
tooneelspeelkunst ontwaardde, had de danskunst
reeds een belangrijke phase harer ontwikkeling
achter den rug. De gansche weelderige genu
anceerde gamma der menschelijke hartstoch
ten zag men er in weerkaatst : angst, begeerte,
wellust, afgunst, hoop, geluk, smart en onbe
vredigdheid. Uit die eenvoudige, primitief
gestyleerde gebaren, welke echter een wereld
van stemmingen en tegenstellingen in
samengepersten vorm symboliseerden, zou zich
langzaam het tooneel ontwikkelen. Het is
hier niet de plaats deze evolutie vanaf de
geboorte, tot de eerste tragedies van
Aeschylos na te gaan. Het verband kan men zich ech
ter naar wij hopen duidelijk voorstellen. Op
historische gronden berust dus de stelling van
muziek zonder dans.
Doch stuit doorgaans, zelfs bij de aller
grootsten op praktisch bezwaar, namelijk
de onmacht bij de massa tot het verwerken van
deze beelden zonder illustratieve verduide
lijking der muziek. De muziek in de moderne
danskunst is als het ware deexplicateur,welke
men in volksbioscopen nog altijd aantreft.
Gemist kan zij evenwel niet worden. Want de
danskunst is niet meer een verfijnd artistiek
godsdienst, is dat niet die welke de gezonde
vroolijkheid tot leuze gekozen heeft, die den
mensen aanspoort tot geluk en tevredenheid
in een blijden lach, een zonnig gelaat.
Van minder beteekenis lijkt mij het op
treden van Hannelore Ziegler, die echter door
een Pizzikatopolka van Strauss, benevens
diens Geschichten aus dem Wienerwald en de
guitige Radetzky Marsch wist te boeien. Ook
hier weer het vroolijke dat op den voorgrond
dringt, soms zelfs tot overdrijving aanleiding
geeft zooals in een drijftol wals, iets dat meer
in een cabaret of variététhuishoort, dan opeen
dansavond die toch een zekere pretentie heeft.
Vooral bij Strauss' Radetzky marsch bewees de
danseres werkelijk, talent te bezitten, die soe
pele trotsche, overmoedige houding van het
lichaam, strak gespannen, in rythmische dei
ningen een ondeelbaar geheel vormend met de
muziek, dat was wel iets heel bijzonders, en
wettigde volkomen het aandringen van het
publiek tot bisseeren, hetwelk trouwens bij
meerdere nummers verlangd werd.
Het is merkwaardig, juist bij Duitsche
danseressen, die drang naar vreugde in hun
dansscheppingen waar te nemen. We zouden
dit kunnen verklaren door een natuurlijke
reactie op het troostelooze droevige materieele
leven, dat het meerendeel der bevolking in de
Centrale rijken gedoemd is te lijden. De Dans
als iedere kunstuiting is een wonderfijne,
teere, ijle, broze illusie, zich kronkelend en
wendend in vreemde vormen, schematische
droomvisioenen welke den toeschouwer enkele
oogenblikken vederlicht van den beganen
grond oplicht, om hem wijder, schooner, rijker
en dieper perspectieven van
schoonheidsgelukzaligheid te openbaren, waarin hij tijdelijk
eigen leed en kommer vergeet, om geheel weg te
zinken in de gracieuse, ranke, fijne
schoonheidsontroering door de danseres in zijn door
zorgen verdorrend gemoed gekweekt. De dans
in deze droeve tijden blijkt een kristalheldere
bron, waar vele kranken genezing komen zoe
ken voor hun levensmoeheid. De dans wordt
dan een subtiele cristallisatie van hartstoch
telijk verlangen naar beter, rustiger tijden,
die intens in het gemoed doorklinkt en zich
daar voor geruimen tijd nestelt, nieuwe levens
kracht aan uitgeputte droevige zfelen ver
schaft, het vertrouwen in een schooner tijd
perk doet herleven.
Mede om deze reden, is het een verblijdend
teeken, de opleving van de hedendaagsche
danskunst te aanschouwen. Om werkelijk
gelukkig te zijn, moet de mensen in
evenwichtstoestand geraken, welke in dit overgangstijd
perk ver te zoeken is. Dansen zooals Hanne
lore Ziegler en Niddy Impekoven dit op
vatten, geeft niet zelden die goddelijke har
monie van lichaam en geest in een warm ge
tint coloriet van subtiele rafgijne lijnen, die
aan ons ondermijnd tranendal, de illusie
van een paradijs vermogen te schenken.
M. H. VAN W K s i: L
Illlllllllllllllllllllllllllll
Over Boeken en Tijdschriften
De afdeeling Haarlem en omstreken der
Vereeniging tot bevordering van het onderwijs
in kinderverzorging en opvoeding bracht haar
eerste jaarverslag uit, dat in korte trekken
aantoont, hoe de afdeeling zich van af de
oprichting in November 1919 mag verheugen
in toenemenden bloei en gestadige belang
stelling, waarin ook de, in 1920 gehouden
tentoonstelling van eigengemaakt speelgoed
deelde. De druk bezochte cursussen omvatten
de volgende leervakken : hygiëne, opvoeding
en administratie, huishoudkunde, verstellen,
knippen, lichamelijke verzorging van den
zuigeling en het oudere kind, geestelijke ver
zorging van het kind, het maken van speel
goed en het spelen met kinderen. Het school
geld zal voor de meeste beurz:n geen bezwaar
zijn en kan in wekelijksche termijnen vol
daan worden. De secretaresse mevr.
Venemavan Doorn, Kleine Houtweg Haarlem is be
reid nadere inlichtingen te verschaffen.
De Afdeeling Volkenkunde van het Kolo
niaal Instituut kondigt haar negenden
Indologischen leergang aan, welke gehouden
zal worden van UMaart?11 Juni 1921, in het
gebouw Keizersgracht 690 te Amsterdam.
Twee maal 's iaars heeft zulk een leergang
plaats. De tweede begint midden September en
eindigt midden December. Wij vestigen gaar
ne de aandacht op deze belangrijke instelling
die aan velen, wier toekomst in de Koloniën
ligt, een niet genoeg te waardeeren voorbe
reiding biedt, weike vele teleurstellingen,
misslagen en velerlei soorten van moeilijk
heden kan voorkomen. Zoolang de Koloniale
School voor meisjes nog een toekomst
droom is, zullen ook meisjes en vrouwen, die
zich voor Indië willen uitrusten, hier veel
kunnen vinden, dat haar groote diensten
bewijzen kan, bij haar verblijf en arbeid in
de tropen.
den weggeborgen, maakt men ze leeg, en doet
er de pit uit. Men doet er in de volgende
wintercampagne de pit weer in, nog liever
neemt men een nieuwe, De kachel brandt
dan weer volmaakt zuiver, zonder
petroleumgeur. ' '
Het is toch een heerlijke tijd van eenvoud
en tot zijn recht komen van persoonlijke
vaardigheid en smaak. Jonge meisjes behoe
ven geen hoeden te koopen. Zij kunnen ze
zelve maken. De baretvorm leent zich daar
toe bij uitstek. Een ronde pannekoekvormige
lap laken bewerkt met een kleurig lijnen
complex, aan den rand gevat met kleine
plooitjes in een dubbelen band, die om het
hoofd sluit. Voila tout, ^-j ', ?&*
??
Als ge busgroenten klaar maakt, leg den
bus dan eerst vór het openen een half
uurtje in kokend water. De groente is dan
veel malscher na de daarop volgende gewone
bereiding. aSi .y, L. !" _ Ril
Smaak is 't dezen zomer japonnen te dra
gen die zér los om 't lijf hangen. Stoffen
hebben een groot kogel-, krakeling-, of cir
kelpatroon. Origineel en pittig. De kleuren
zijn niet zoo fel meer, maar beschaafder
van toon.
Niddy Impekoven
De Nou gat-A a p j es is de titel van een
kinderboek verschenen bij de N.V. Uitgevers
Maatsch. Van Loghum Slaterus en Visser te
Arnhem. Het is geïllustreerd door Netty
Heiligers, van wier hand dit blad wei meer iets
te zien geeft. De kleurige, fleurige plaatjes
zullen de kinderaandacht wel kunnen be
zighouden.
MevrotiwJ. Bles-Thuring bracht ons P r a c
tische Recepten uit andere landen,
waarvan de N.V. Uitgevers Maatsch. Van
Loghum Slaterus en Visser te Arnhem de uitgave
bereidde.Een aardig boekje, ter aanvulling van
andere kookboeken.
VAN ALLES WA T
Wij gaan aan de hooge kragen. Ziehier een
practisch model, dat tevens een vest vormt
onder den openstaanden korten mantel. Het is
gemaakt van een rechte dubbele reep batist
waarin van boven aan weerszijden een zui
vere schuine naad is gestikt.
De kraag krijgt om den hals gelegd den
vorm, dien men op de teekcning ziet.
Oude fijne damasten servetten, kunnen best
tot dekservetten worden gemaakt. Men ver
bindt vier servetten aan elkaar door een breed
tusschenzetsel van kloskant of haakwerk, z
dat dit een kruis vormt.
Petroleumkachels en petroleumstcllen moet
men bijvullen a's ze nog niet leeg zijn ge
brand, anders ruiken ze bij 't branden. Als
over eenige weken de petroleumkachets
worDE DAG VAN EEN MEREL
Hij wordt nu tegen half vijf wakker, met
schrik, zou je denken, want hij ratelt on
middellijk zijn heelen alarmrpep af. Wat hem
wekt, weet ik niet, hoogstwaarschijnlijk het
zonlicht, dat het dan juist van het
sterrelicht begint te winnen, het allereerste begin
van de morgenschemering, nog lang voor het
morgenrood. Alle merels uit de buurt worden
tegelijk wakker en allemaal zitten ze dan
ook tegelijk te zingen, het grootsche morgen
lied, de mooiste muziek ter wereld. Tegelijk
zijn ook de zanglijsters begonnen, de hout
duiven iets eerder en voor en na voegen zich
nu ook de roodborstjes, heggemuschjes,
winterkoninkjes, meezen en vinken er bij. De
groenvinken ontwaken iets later dan de
schildvinken, en nog later komen de tjittjaf, de
musschen en de spreeuwen. Dat is dezer dagen
de morgenzang in onze villabuurt en reeds
indrukwekkend genoeg, maar nu zal weldra
iedere dag nog nieuwe zangers aanbrengen,
totdat in de eerste weken van Mei het koor
op zijn volle sterkte komt. Dat begint dan
te zingen om een uur of vier, misschien voor
velen uwer een ongelegen tijd. Maar even
goed als je in Zwitserland gewekt wordt om
opeen bergtop den zonsopgang te bewonderen,
kunnen ze u in Bosch en Ven, Duin en Daal,
Berg en Dal, roepen voor het morgenkoor.
Meestal nemen de merels in dat koor de
voornaamste plaats in en wanneer zij ophou
den met zingen, is het mooiste voorbij. Het
lost zich dan op in afzonderlijke en duidelijk
individueele zangen. Datisgewopnlijkeven na
zonsopgang en mijn merels zijn dan bezig
met hun ontbijt. Mannetje en wijfje hup
pelen over den bedauwden grond en hebben
weinig moeite, om de noodige wormen en
slakken te vinden. Gelukkig maar, want ze
hebben hun nest te bouwen en daaraan
werken ze nu van een uur of zes tot een uur
of tien, eenige dagen achtereen. Het wijfje
bouwt, het mannetje waakt.
De heele buurt is aan het bouwen en vier
merelwijfjes komen hun bouwmateriaal halen
in mijn tuin, die niet zoo goed" onder
houden is als de tuinen in de buurt. De
afgevallen bladeren zijn er niet weggeharkt,
afgestorven stengels blijven zoo lang mogelijk
staan en worden tegelijk met andere rommel
op het eind van den winter uitgestrooid
onder de heesters. Ik stel geen prijs op een
zuiver gazon", maar heb in het grasveld
hier en daar wat struiken en boompjes en
voor de rest wordt het gras heel aardig ver
drongen door thym en mos, veldbies en
allerlei zodevormend bloemrijk klein grut.
Met dat al is mijn tuin nu zeer in trek ge
komen bij de vogels en menig morgenuur
kan ik mij verkneuteren in den aanloop
van merels, zanglijsters, vinken, roodborstjes,
heggemuschje, winterkoning, die met groote
roerigheid hun bouwstof verzamelen.
Het is een lust te zien, hoe snel dat
merelwijfje een bekvol bouwstof verzamelt, den
eersten dag hoofdzakelijk takjes en stengels
en dan later heele pruiken vezels,
geskeletteerde populierbladeren, vochtig mos met
vochtige aarde, fijne buigzame, droge sten
gels van struisgras. Dat gaat met groote
naarstigheid, twintig vluchten in het half
uur. De man heeft het ook druk op zijn
manier ; hij bewaakt het arbeidsveld tegen
de andere merels. ledere haan zijn eigen
mesthoop. Mijn merel heeft het midden van
den tuin, de merel van den majoor
beheerscht de zuidpunt, de merel van mr. Van
Dorp werkt bij de voordeur. Soms probeert
een vierde merel zich te vestigen. Dan komt
het mannetje op verkenning en strijkt neer
tusschen de heesters, soms stil, soms meteen
geagiteerd koek koek". Dadelijk is de
beheerscher van het terrein er bij. Hij komt
aanvliegen, strijkt neer een meter of drie van
den indringer af en neemt zijn
waardigheidshouding aan: kop en staart hoog geheven,
de vleugels laag gestrekt. En dan kunnen ze
wel tien minuten lang om elkaar heen hip
pen, steeds denzelfden afstand bewarend, vaak
verschillende kanten uitziend. Ze zeggen wei
nig, ketteren wat binnensmonds, eindelijk
doet de rechtmatige bezitter een uitval en
de indringer vliegt kakelend weg. Mijn eigen
haantje gaat dan in een boom zitten, pre
velt soms een liedje, maar laat meestal den
langen hoogen, fluïtenden merelzucht hooren,
die bij de meest uiteenloopende gelegenheden
dienst moet doen. Als de zanglijster, de vink
of zoo'n ander kleintje bouwstoffen komen
zoeken op het merclterrein, worden ze on
gemoeid gelaten; er is dan ook materiaal in
overvloed.
Nu volgen een paar uren van ongeregelde
bezigheid. Ze zoeken wat voedsel en maken
zich verdienstelijk door den bladerrommel
wat om te werken, zoodat die des te spoe
diger in humus zal veranderen, ge weet
wel, milde humus." Ook houden ze de
wacht bij de miniatuur bolusjes van
de zeer jeugdige regenwormen, die in
het vruchtbaarste gedeelte van het grasveld
aan het werk zijn. Soms zitten ze een kwar
tier of zelfs langer doodstil op een tak en
in den loop van den namiddag, verdwijnen
ze een poos in den kliirop en doen daar
een formeel middagdutje. Iedereen die in
dezen tijd tegen zonsopgang zijn dag begint,
kan beseffen, hoe het hun te moede moet
zijn om half drie in den namiddag. Toch
hoor je soms om dien tijd wel eens een merel
zingen, maar om een uur of vijf zijn ze alle
maal weer monter en dan begint de
avondzang. Nu niet allen te gelijk, maar hier ecu
De hoeden hebben in 't a.s. seizoen de
suivez-moi" niet van achteren maar op
zijde. Gansche stoflappen hangen van den
hoed tot op 't middel neer. Toch staat 't
vroolijk, al is deze overdrijving wat te erg.
Kittig en guitig staat 't links over den rand
hangend strikje met einden tot op de hoogte
van de kraag.
Met den schoonmaak, 't Kleine wolgerij als
wollen dekentjes enz. allemaal maar een nacht
over zetten in een flink waterbad met een
paar goede lepels keukenzout. Daarna ge
ducht uitspoelen en te drogen hangen. Frisch
en gemakkelijk.
Niet te veel kleine, mooie lapjes weggooien
als de lappenlade bij den schoonmaak aan de
beurt komt. Ge kunt er allerlei aardigs van
maken in uw huis. Dat is in de zomervacantie
op regen dagen buiten een heerlijke, een
genoegelijke puzzle.
Gebruik in uw slaapkamers touw als
drooglijntje. Het gordijnkoord van het venster
loopend naar een op afstand geplaatsten stoel
kan er al zoo heerlijk voor dienen. Kraagjes,
zakdoekjes en andere kleine stukjes zijn in
een wip droog.
Moeder
Mateloos teeder en mateloos innig,
Zuiver en helder als klanken van goud,
Vallen de tonen van moedertje's liedje,
Als zij vol weelde u, kindje, beschouwt.
Als uw blond kopje naar haar wordt gebogen,
Voelt zij een liefd' zonder eind, zonder grens,
Droomt z' u een toekomst met licht overgoten,
Zijt g' haar een koning, gij klein, wordend
Mensen!
A KLEIN--V. D. LEIJ
'T
WOON
PRINSENGRACHT
7O9-711-713
LEIDSCHESTR.73
t BEZOEKT THANS t
ONZE
NIEUWE
MODELKAMERS
en daar een, dan een poosje stilte, dan nog
meer zang, hoe langer hoc meer en als de
zon is ondergegaan, dan galmt het
avondiied allerwegen, maar lang zoo indrukwek
kend niet als de inorgenhymne. Als de ster
ren van de eerste grootte zichtbaar zijn, hou
den de zanglijsters en merels op met zingen
en betrekken hun rustplaats in de nabijheid
van het nest. Ze slapen licht en menigmaal,
vooral bij helder maanlicht wordt mijn merel
wakker, om nog weer eens wat te zingen.
Met een paar dagen is het bouwen van
het nest afgeloopen en dan komt er met het
eierleggen en het broeden en vooral met het
voederen der jongen verandering in de
dagelijksche bezigheid. In hoofdzaak blijft de in
deeling echter dezelfde: morgenzang, het
drukste werk in de voormiddag, rust in den
namiddag, avondza/ig en als de kleintjes
grooter worden, veel avondkrakeel.
J AC. P. T n ij s s E
iiiiimiiiiiiiimliiiiiiiiiiiHMiiiiii" iiiiuiiiiiiiin iiiiiiiiimiiiim
lllllllllllllINIIIIIIIlNIIlmlIlllllllllimillNILIIIIlMMmlNlmlIMIlmlIMIln
) MOERHEINTgeeft adviezen j
| jjMOERHElM maakt begrootingen I
l jjMOERHtllil ontwerpt plannen
i?MOERHEIM"legt tuinen aan l
(?MOERHEIM" l
l DEDEMSVAARTj
7l!'lll1lllllllll(IIIIMUIIIIIltlllllll!llllllllll Illlllllllllltlllllllll IIIII