Historisch Archief 1877-1940
2 April '21. No. 2284
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
M W "N' iH|w!l»'ï|l!'lill)l!lllll»l|Jl'l 'llllfTTt'1'»11 VU
Zuid-Afr. Tentoonstelling. Stand met opgezette struisvogels en jongen.
ZUID-AFRIKAANSCHE TENTOONSTELLING
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
(Met teekeningen voor de Amsterdammer" van Charles V er schuwen)
De schaar van vrienden van Zuid-Afrika
en belangstellenden in den handel tusschen
Nederland en Zuid-Afrika, was in 1907 niet
groot. De ernstige gebeurtenissen van eenige
jaren tevoren hadden zeer velen derallerbesten
uit de zakenwereld hier te lande afkeerig
gemaakt van verdere bemoeienissen met
ZuidAfrika.
Een woord van lof voor de Nederlandsche
mannen van 1907, zoowel te Amsterdam en
Rotterdam als te Londen, die niet achteruit
maar vooruit ziende, de goede hoop" voor
de toekomst behielden en niet aarzelden
de niet geringe middelen aanstonds bijeen te
brengen om de overbrenging der Londensche
Zuid-Af rikaansche producten tentoonstelling
naar Nederland mogelijk te maken. De ten
toonstelling had te Londen de grootst mogelij
ke belangstelling van de hoogste tot de laagste
kringen der bevolking ontvangen en de ver
wachting opgewekt, dat zij in Nederland, naar
verhouding, met even groote belangstelling
zou worden ontvangen. Aan deze verwach
tingen hebben de dagen van Maart-April
1907 in alle opzichten beantwoord.
Deze Zuid-Afrikaansche Productententoon
stelling was destijds zoo'n bijzondere gebeurte
nis in Nederland, dat het 'ons thans, nu een
veel omvangrijker en belangrijker tentoon
stelling te Amsterdam wordt gehouden, kwa
lijk zou passen om te zwijgen, te meer omdat
zij als het ware eene herdenking is van het
geboortefeest van de Commissie voor den
Ned. Zuid-Afrikaanschen Handel.
Deze Commissie werd door H.M. de Ko
ningin ingesteld bij besluit van 8 Januari
1918; daarin werden benoemd de^heer F. C.
Stoop te Londen tot Voorzitter (in 1914 opge
volgd door Jhr. H. Loudon,) de heeren K-F.
van den Berg en O. Kamerlingh Onnes tot
leden en Mr. W. Roosegaarde Bisschop te
Londen en ondergeteekende tot
leden-secretarissen.
Geen gemakkelijke taak was het in de
eerste jaren om de belangstelling van de Ne
derlandsche export-industrie voor het
ZuidAfrikaansche afzetgebied op te wekken.
Eenerzijds waren er vele groote industriëelen,
die vroeger goede relaties hadden gehad, doch
deze te niet hadden zien gaan, andere fabrikan
ten hadden veelal elders goede afzetgebieden en
zagen te dikwijls tegen de kosten en moeite op
om zich op Zuid-Afrika te gaan toeleggen.
Geleidelijk is hierin eene verandering ten
goede gekomen. Eene verbetering van
beteekenis bracht de overbrenging, in het jaar
1911. van de Monsterkamer der Nederland
sche Kamer van Koophandel te Johannesburg
naar een bij uitstek geschikte localiteit om
de aandacht voor de Nederlandsche industrieel e
producten te trekken. Deze nieuwe wijze van
propaganda-maken sloeg in bij de fabrikan
ten. Het jaar 1913 met de
nijverheidstentoonstellingen in de verschillende declen van Neder
land bood gelegenheid om de Nederlandsche
Monsterkamer in ruime kringen bekend te
maken.
De oorlogsjaren veroorzaakten, zooals van
zelf spreekt,een achteruitgang of stilstand in
de handelsbetrekkingen tusschen beide landen.
Ginds werd in die jaren evenwel niet stil ge
zeten : ten nutte en gebruike van de verschil
lende groepen der Nederlandsche export-indu
strie werden door de Kamer te Johannesburg
stelselmatig waardevolle gegevens verzameld,
welke als basis van inlichtingenmateriaal ten
kantore der Commissie, konden dienen, terwijl
met het oog op de beteekenis van de
Kaapprovincie als mogelijk afzetgebied, ook eene
Nederlandsche Monsterkamer te Kaapstad
werd gesticht. In de periode
datdestoomschepen der Stoomvaartmaatschappij Nederland
en der Rotterdamsche Lloyd de route naar O.
Indié' via de Kaap de Goede Hoop namen,
maakte de Kaapsche bevolking kennis met
de uitstekend ingerichte Nederlandsche
stoomschepen. Bekend is het o.a. welk een
grootschen indruk het S.S. de Jan Pieterszoon
Coen" in de haven van Kaapstad maakte.
Wellicht dat deze eerste indrukken omtrent
het vermogen van de tegenwoordige Neder
landsche handelsvloot nog van verderen in
vloed zijn geweest.
Zooals gezegd, waren de oorlogsjaren bijkans
doodend voor het handelsverkeer tusschen
Nederland en Zuid-Afrika, opvallend was het
daarentegen dat de belangstelling der
NcderZ.-Afr. tentoonstelling. Officieel bezoek aan den stand, waaropjdiamanten van
hooge waarde worden geëxposeerdgen waar tevens een overzicht wordt gegeven
van de goudopbrengst in de Unie van Z.-Afrika.
landscheindustriëelenen kooplieden voor
ZuidAfrika zoozeer toenam. Was dit verschijnsel
hierdoor te verklaren, dat de gedwongen stil
stand van handel en nijverheid den leiders
meer tijd gaf om bij de ontwikkeling hunner
zaken in de toekomst eens langer stil te staan
en daarbij Zuid-Afrika in hunne plannen op
te nemen? Zooveel is zeker dat na afloop van
den oorlog het aantal leden in Nederland der
Nederlandsche Kamers van Koophandel en
Monsterkamers in Zuid-Afrika zich zeer sterk
had uitgebreid. De achtereenvolgende jaar
beurzen te Utrecht hebben ongetwijfeld deze
aanknooping van relaties bevorderd.
Van de zijde van den Zuid-Afrikaanschen
uitvoerhandel werd meer en meer de wensch
geuit om via Nederland opnieuw tot
WestEuropa in zakenverbinding te komen. Het
bezoek aan onr land in 1919 der
ZuidAfrikaansche delegatie onder leiding van den
Heer A. Canham, Handelscommissaris der
Unie Regeering te Londen,gaf daaraan uiting,
en zijne deelneming met eene fraaie collectie
Zuid-Afrikaansche producten aan de laatste
jaarbeurs te Utrecht in de monsterkamers der
Commissie was daarvan de bevestiging.
De Zuid-Afrikaansche
productententoonstelling van 1921 in het Paleis voor Volksv. te Am
sterdam, uitgaande van den Hoogen Commis
saris der Unie te Londen, Sir Reginald
Blankenberg en genoemden Heer Canham, geeft
ons de aangename overtuiging dat Zuid-Afrika
de ontwikkeling der handelsbetrekkingen met
en via Nederland met kracht wil bevorderen
en er ruimschoots vruchten van verwacht.
De bezoeker van deze Z. Afr. ten
toonstelling krijgt er een beeld van dit veelal
voor hem onbekende werelddeel. Het kostelijke
Zuid-Afrikaansche fruit, de goudgele mais,
de fraaie struisveeren, de mooie foto's doen
hem voor korten tijd zich in dit Zonneland
wanen ; de verzamelingen wol, katoen, hui
den, kostbare vachten, wattenbast, enz.
geven hem een denkbeeld van de uitgebreid
heid van deze landen, terwijl de tentoonge
stelde mineralen en de voorstellingen omtrent
het Zuid-Afrikaansche productie-vermogen
van goud en diamanten, het verdere er toe
bijdragen om hem de economische beteekenis
van het stamverwante land te doen beseffen.
Voorwaar als inleiding tot een nieuw tijdvak
voor de ontwikkelingen het herstel van de
handelsbetrekkingen tusschen Nederland en
Zuid-Afrika zal deze tentoonstelling haar
doel niet missen !
M K. H. C. O B R E E N
Secretaris vun de Commissie voor den
Ned. Zuid-Afrikaanschen Handel
Overzicht van de inzendingen van het
Zuid-Afrikaansche Gouvernement
Hoofdgebouw van het Z.-Afr. Gouvernement
op de tentoonstelling
Zuid-Afrikaansche tentoonstelling.
Schapen- en wolinzending
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiii
iiiimuifimiffffiifii
P. H. VAN MOERKERKEN III (teil
LtlStliof Arkadië, Amsterdam, P. N. van
Kampen en Zoon, z.j.
Jo VAN AMMERS-KULLER, Frans van
Altena's vuurproef, Rotterdam, Nijgh
en Ditmar's Uitg. Mij. 1920.
ERNEST CLAES, De Witte, Amsterdam.
Mij. voor goede en goedk. lectuur,
1920.
LODE MONTEVNE, Aan \\''.d, Antwerpen,
Gust Jansens, 1920.
F
Daar is geen gedachtenisse van de voor
gaande dingen ; en van de navolgende dingen,
die zijn zullen, van deze zal ook geen ge
dachtenisse zijn bij hen die namaals wezen
zullen," prevelt de oude Josinc, als ze bij de
bouwvallen staat van het Huis van den
Hondbosse en de machtigste oogenblikken van haar
leven haar voorbij ijlen. Het is Josine, de
prachtige fiere figuur uit Van Moerkerkens'
vorig boek, de libertijnsche, die leeft in den
geest van Montaigne en die we hier als groot
moeder terugvinden, nog altijd de manhafte,
op haar ouden dag met lijfsgevaar haar zoon
uit de gevangenis verlossend, in moeilijke mo
menten den gang der zaken in de familie
beheerschend. 't Is of de auteur de sombere ge
peinzen der oude heeft willen logenstraffen,
want inderdaad hij doet de gedachte en de
menschen der oude tijden herleven.
In dit deel komen vooral twee tegenstellin
gen naar voren; in het geloof: de streng
Calvinistische leer, het vrije zoeken der Re
monstranten en Libertijnen, de zich weer op
werkende kracht in het Katholicisme. En
in de kunst: de oude puur Hollandsche drang
naar een geestig, doch plat realisme bij Govert
Bartelsz en de liefdevoordeArca,dische schoon
heid, van elders ingevoerd. Arent Michielsz, de
schilder, heeft Italië bezocht; hij is er niet
enkel getroffen door de vervoerende praal der
kerken en de steungevende eenheid van het
Katholicisme, maar tijdelijk heeft een
heidensch ideaal zijn hart veroverd en hij droomt:
Als de hoge geest der antieke Muzen weer
de kunst mocht bezielen, dan eerst zou het
mensenleven, vredig\-n liefelijk, weer stijgen
tot gelukzaliger oorden, zou op deze wereld
het aardse Paradijs worden wedergevonden,
dat de kunstenaars noemden hun
eeuwigbloejend Arkadië."
In de Hollandsche werkelijheid, in den strijd
der partijen om hem heen, gaat zijn heerlijk
heidensch ideaal verloren; hij houdt alleen
over de illusie van de eenige zaligheid,
de allen omvattende rust, de zoete vrede
deizuidelijke kerk, en, als Rever Anslo, verlaat
hij zijn vaderland voor goed om in zijn geliefd
Italië steun te vinden in de bekorende schoon
heid der oude kerk.
En Govert Rartelsz komt niet uit zijn sfeer.
Hij droomt een oogenblik van een grootsch
tafereel aan het IJ, met schepen en de stad op
den achtergrond, maar hij verwenste de
weelde der kooplui en reders, de hoge kerken,
waar het arme volk door de predikanten mis
leid werd ! Er bleef maar n troost in het
leven : dat was het zonlicht op een jongen win
gerd, dat was de gele wijn in den roemer, dat
was een dansend paar bij 't strijken van de
vedel."
Voor Arent Michielsz verbleekt in de wereld
van grove jolijt de glorie en wellust van zijn
Arcadische droomen, bevolkt door
heidensche goden, saters en nyinfen ; hij voelt de
onmacht zijn godsdienstige extase uit te
beelden, waar slechts een uiterst toeschiete
lijke herbergmeid hem inspireeren kan. Was
het geen schennisvan hetHeilige wat hij beging,
de Moeder Gods af te beelden naar dit nietig
vrouwtje wier lusten hij kende in al hun gril
ligheid? De oude Meesters over de bergen
hadden die kuisheid zelve geschilderd! Doch
welke lieflijke maagden hadden voor hen ge
zeten? Ja, hij moest weg uit dit land, weg naar
Italië, naar Rome, want daar alleen, in de
stad die als het Hoofd der wereld was aange
wezen al in de eeuwen van afgodendienst, daar
alleen kon zijn vermoeid en zoekend hart den
vrede vinden."
Zoo zijn ook uitstekend de godsdienstige
idealen uit liet eerste kwart der 17de eeuw in
eenige sprekende typen vertegenwoordigd.
Dit boek duet volkomen wat het doen wil:
de gedachte der tijden uitbeelden. Het is, ik
zou bijna zeggen een voortreffelijke
ouderwetsche historische roman, sterker dan vroe
ger mogelijk was, door dieper, rustiger blik
in het verleden, rijker, onpartijdiger,
veelzijdiger kennis van personen en toestanden.
De menschen, die de auteur noodig had voor
zijn verbeelding, leven wel inderdaad, maar
i'iikcl hun kortstondig bestaan in dit zuiver
historische milieu. Denken we dil en ite ideeën
die ze vertegenwoordigen weg, dan hlijfl er
bijzonder weinig leven over. Er leeft geen groote
algemeene menschelijkheid in dit boek, als
in Van Oordt's Warhold, Van Moerkerken's
eigen Bevrijders, Querido's oude Wereld ; daar
zijn menschen die onder een geheel gewijzigd
milieu toch hun krachtig hartstochtelijk be
staan handhaven. In den Lusthof Arcadië
is voor mij meer schoone, levende historische
didactiek, dan drang naar schoonheid, die
onder bepaalde omstandigheden uiting zoekt
in een vergane wereld. Ik zeg dit niet om er
den auteur een verwijt van te maken. Hij
heeft het waarschijnlijk niet anders bedoeld ;
het is misschien moeilijk anders mogelijk,
waar het doel is voor alles het geestelijke zijn
van een zeer beperkte periode, in een klein
hoekje gronds te teekenen in aaneenschake
ling met wat er aan vooraf ging en wat volgt.
Bij alle vergelijking en verinniging, die we
de kunst om ons heen thans zien zoeken, onder
alle zwaarwichtige pogingen om ethiek, religie,
moraal en kunst aan elkaar te koppelen doet het
goed, weer eens zoo'n paar eenvoudige
frissche en verfrisschende verhalen in handen te
krijgen als De Vuurproef en De Witte, zonder
eenige pretentie van kunst of school geschre
ven, eerlijk, natuurlijk, wel degelijk bij allen
eenvoud kunst in hun soort.
Ze zijn /.eer verschillend van aard. De Vuur
proef is het verhaal van een voor het eind
examen gezakte gymnasiaste, die in Engeland
aan iets wat voor kostschool doorgaat,
leerares gaat spelen en dan allerlei jolig-penibele
avonturen doormaakt, vlot, soms een beetje
slordig geschreven in beschaafd Nederlandsch.
Waarmee ik geenszins wil zeggen,dat de taal
in De Witte niet beschaafd is, buiten het lek
kere fleurige dialect,dat de dramatis personae
onder elkaar spreken. Maar het heeft meer dat
malsche, dat gezellig ongegeneerde, dat ons
dadelijk voor den Vlaming inneemt.
De Witte is het leven van een boerenjongen
van zijn negende tot zijn dertiende jaar, een
Siehemseh jonk, levend op zijn natuurlijke
instincten, een sublieme schobbejak, die spon
taan guitenstreken uithaalt, op het kantje af
soms, en dan thuis alweer danig afgeranseld
wordt. Hij vernielt en steelt er op los zonder
eenig besef van goed of kwaad. Hij begaat
naieve kwaadaardigheden, waaraan toch al
tijd een leuke kant is, en kwalijk kunt ge hem
niets nemen, want ge voelt: het is natuur,
de onbewuste drang, die onweerstaanbaar in
hem werkt. Dezelfde Uilenspiegel, dezelfde
Reinaert van voor eeuwen leeft nog in Vlaan
deren.
l let is mogelijk, dat Claes Poil de Carotle
gelezen heel't en dat hem dit boek erg heeft
gepakt, dat hij zich, bewust of onbewust
door dit boek geïnspireerd, ertoe gezet heeft
ook zoo'n jongen in heel zijn zuivere en na
tuurlijke zijn uit te beelden. Maar in ieder ge
val hij heeft er dan toch maar een
OerVlaamschen Poil de Carotte van gemaakt.
De studie van Claes gaat veel dieper dan
het vroolijk verhaal van Jo van Ammers :
hoe kunsteloos ook schijnbaar verteld, het
getuigt van grondige studie en nauwkeurige
liefdevolle waarneming. Tusschen al die woeste
impulsen van zijn jongens weet hij soms innig
fijne natuurstemming te geven, komt hij
soms tot een persoonlijke glorieuze verheer
lijking van de natuur en van de eenvoudige
zuivere menschelijkheid. Naast al de opper
vlakkige ruwheid en bandeloosheid is er mystiek
en idylle in dit boekje en we sluiten het, vast
overtuigd, dat die zelfde Witte toch een
kranige solicde kerel in het leven worden zal.
Misschien is dit alles wel de ware vergeeste
lijking en verinniging.
Jo van Ammers?Kuiler zegt dat ze haar
boek schreef voor groote meisjes. Ze zegt het
met eenigen schroom, want ze weet, dat gr
te meisjes zich de categorie van
meisjesboeken"" lang en breed ontgroeid vinden."
Laat ik bekennen dat ik van haar frisch
en geestig boek evenzeer genoten heb als mijn
bakvisch van het gym.
Het groote bezwaar, dat ik tegen het
overigens goede werk van Lode Monteyne heb,
is, dat het 't zuiver Zuid-Nederlandsch ca
chet mist. Een Hollander, die zich behoorlijk
in deAntwerpsche toestanden had ingeleefd,zou
het boek ongeveer precies in denzelfden vorm
hebben kunnen schrijven. Ik meen tenminste
te mogen aannemen, dat in de beschaafde
kringen te Antwerpen niet het Nederlandsch
gesproken wordt, waarin dit boek geschreven
is. Teirlinck, Van de Woestijne, om enkel
maar deze twee grooten te noemen, schrijven
hun eigen taal, de taal die ze spreken in hun
kring, verrijkt en verheerlijkt door hun ge
boren kunstenaarschap.
Het komt mij voor, dat Monteyne dit niet
doet, dat hij, volgend een zekere strooming in
de litteratuur van zijn land, min of meer
kunstmatig ons Noord-Nederlandsch heeft aan
geleerd en er zijn zuiver, natuurlijk, spontaan
woord onder verstikt. Mij is die strooming
antipathiek, omdat er iets onechts in is.
Ook heeft Monteyne blijkbaar veel gelezen,
veel van onze naturalisten en van de groote
Fransche der vorige eeuw. Hij heeft nu zijn
boek gemaakt, waarin wel een eigen persoon
lijkheid leeft ; men kan niet direct zeggen, dat
het lijkt op het werk van die of van die, maar
toch men voelt, dat het steunt op al die groote
voorafgaande kunst. Het is door een rustig,
ijverig werkenden kunstenaarsgeest in elkaar
gezet, die vooraf heel precies wist, wat en hoe
hij wilde. Dit mag natuurlijk geen verwijt
zijn, integendeel, alle werkelijk groote
soliede kunst zal zoo ter wereld moeten komen.
Maar we mogen het niet welen en dat doen hier
we wel eenigszins.
Met vaste, gevoelige hand heeft Monteyne
de bittere tragiek geteekend in het leven van
een armen tobber, den zwerver op zee zonder
doel, zonder rust, kind van een Vlaamsche
en een neger, den black boy, die in zijn teere
gevoelige /iel hunkert naar de vredige rust van
den huiselijken haard, naar lieve teederheid
en aanhankelijkheid, naar belanglooze, een
voudige liefde. Na zijn laatste reis terug in
Antwerpen, hecht hij zich aan een
herbergsdeern, waarin heel het wrange mysterie
deivrouw zich in zijn verrassende wendingen ont
plooit. Ze moest anders zijn dan die vele
meidekens, welke hem slechts geschonken
hadden een ras-verglijdende stonde van be
taald genot, die door zijn dagen geslopen waren
als schimmen en in zijn herinnering niet meer
waren dan eene korte pinkeling van het draai
ende licht op een vuurtoren in de wijdsche
duisternissen boven de onmenschelijkheid van
den Oceaan."
Ze blijft voor hem het eeuwige geheim. Er
werken instincten in haar, die hij niet kan
doorgronden, die hem telkens weer van haar
afstooten. Zoo zien we langzaam, stap voor
stap het naderend conflict groeien, dat voor
beiden de volledige ondergang is.
In ieder geval met dit boek is Monteyne
onder zijn Vlaamsche collega's een aparte
figuur. Het is onbetwistbaar knap en' ver
dienstelijk werk, dat dubbel eu dwars de
aandacht verdient van ieder, die voor de
zeer bijzondere Belgische kunst in het Neder
landsch wat voelt.
J. P !ïI N S E N J.L.Z.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllmillllllllllllllllllllllllllllllllllll
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VflN SCHflICK
BOOTHSTRflflT UTRECHT