De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 9 april pagina 10

9 april 1921 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 April '21. No. 2285 RUIZE-RIJMEN De Lof der Zotheid (Gerijmd na de Amsterdainsclie uiting van biljarlrazernij) O, menschen, wordt wijs! Komt tot inkeer! Houdt op! Bezint u! Niet verder, gij dwazen! Staat de wereld dan nog niet genoeg op z'n kop? Laat af van je tieren en razen! De Kunst telt maar weinig, de Wetei.schap niets, Die kost is te zwaar voor de magen, De held van den dag is de ploert op de fiets Lees de motorfietswedstrijd-verslagen! De god dezer eeuw is de schop-rrani, k, Van den nimbus der grootheid omgeven, Maar iedere schouwburg-affaire staat zwak, En rekt met een staatsfooi het leven. De hero des volks is de bloedneuspro'eet, Hoe zoo'n bruut van de Glorie omstraald wordt! Met 't purper der roem van de natie omkleed Maar vraag niet, hoe een schrijver betaald wordt! De schrijver, de schilder, de vorst van den Geest, Zij, die scheppen, voor vele geslachten, Het spook van 't Gebrek houdt hen stadig bevreesd, En vervolgt hen in slaaplooze nachten. De bladen besteden een regel aan Kunst, Maar aan sport-gelal vele kolommen, Want anders verliest d' onderneming de gunst Van de sport-overdrijvende stommen. Een kroegvlerk, die handig biljart heeft geleerd, Wordt bejuicht en bebruld door die gekken, Verheerlijkt, bekranst, als een koning vereerd, En het schuim staat het vee op d'r bekken! Ziehier nog een voorwerp voor 't vaderlandsch vuur, Waar de vlammen der geestdrift in flikkeren, 'k Voorspel je, we krijgen hem nog op den duur : De Wereldkampioen in het Knikkeren ! Krankzinnige huldigers-horde, houdt op! Juichers, kransers, fanfare-malloten ! Al krijg 'k van die knokkers misschien on mijn kop, Ik verklaar je voor ras-idioten ! Vrije Heerenhuizen TE KOOP fe Amsterdam Direct te aanvaarden Omtrek Overtoom N. V. Bouw- en Exploi tatie Mij. Phtlomena" Hoofdweg 73 H. Sloten I.-H. Uil het Kladschrift van Jantje IIIIIIIIIIIIIIIIU <"tl mr "(l iiiiill ut II III ,,Deze geleerde heeft veel bijgedra gen tot het wetenschappelijk werk der sterrenwacht; in liet bijzonder mogen vermeld worden zijn onder zoekingen over de komst van Holmes en over de baanbepaling van dubbel sterren." (N. i'. (/. D.) * Wij verheugen er ons over dat de groote detective nu ook de aandacht heeft der sterrekundigen, die gewoonlijk hun tijd ver doen met onderworpen als de komeet van Haüey, enz. TAAI.VERRIJKING ..Hij werd ontslagen van rechtsvervolging op grond zijner ontoerekeningsvatbanrhcid." (HM.) ,,Veel zorg over den ditjarigen oogst be hoeft men zich niet te maken." (Tel.) De vereischte paa'fundccring zou te /.waar op het eengezinshuis drukken." (N.K.C.) Wij adviseeren het te stutten met een flink bazaltsteenen dak. CHARIVARIUS MIIHIMI Illlllllll ,.De Beurs heeft een sterk stijgende tendenz aan den dag gelegen," schrijft het WW., maar hoe dat komt dat wordt ons niet uitgelegen. CHARIVAR1A Tot hiertoe, enz." schrijft de O. H. C. boven een artikel. Dat beteekent dus Tot hiertoe ennietzoovoort." TANTE BETJE LEEFT NOG Uit n artikel in de Td.; En zagen wij hoe de bewegings-energie in electrische wordt omgezet. En worden zij daarom K.W.-uren-meters genoemd. En kan men dus een vermogen van 1000 watt ver krijgen." Uit n arlikel in de Kampioen: ,,En zijn de onderdeelen van den motor gemakkelijk te bereiken. En is de machine gemoïteerd met een drieversnellingsgangwissel. En constateerden wij met genoegen. En had de gangwisselbak de belangstelling. En heeft de importeur een keurig werkje het licht doen zien. En is de dop gelukkig buiten de ijzerconstructie gehouden. En troffen wij dan ook de B'ackburne inzending aan. En troonde hij nu tusschen de Blackburnes. En bestaat dus met dezen motor bijna geen slipgevaar," enz. enz. ,,En kunnen wij zijn werken en streven niet anders dan van een man van groote beteekenis herdenken." (Brief van mej. Kuyper aan de EersteKamer) ,,En verkeerden deze vrijwel allen eenigszins in reactie. Doch bleken deze,over het alge meen goed prijshoudend." (U. D.) ,,En bleef de stemming den geheelen mid dag opgewekt." (Hbl.) Als vakman kan ik de verzekering geven, dat in restaurants van eenige reputatie den gasten geen bevroren vleesch wordt voorgezet." (Ing. i. h. N.v.d.D.) Ook in de eenvoudiger restaurants, die wij bezoeken, wordt ons uitsluitend ontdooid vleesch voorgezet. Vesjnidnioprofsk is thans bezet door Makhno." (U. D-) Het spijt ons voor de Vesjnidnioprofskers, maar nog meer voor den stotterenden school knaap die later de les zal moeten opzeggen over de bezetting van Vevesjesjeninidnidniopoprofrofsksk. DE GREl IGA-\RDS Deuren, waarachter zooveel schamele eigenzucht schimmelde, gingen gretig open. (Scharten-Antiiik, In den vrijen Amerikaan.) Hij gaat maar dadelijk gretig ir.ee." (H. D.) ,,Gretig is de gelegenheid benut." (N.C.) Het met gretige ooren en wijde oogen Bestel bij uw boekhandelaar: luisterend publiek." (Hbl.) Geen eenhoofdigheid, en veelal the wrong man on the wrong place." (N. K. C.) En altijd ,,on" in the wrong place. iMitmimiii >IIH SS C3LRNCHE ClCRRETTES CHARIVARIUS, Ruize-rijmen, 5 Bundels a f O 65 n ' ' ' Charivaria, 3 Bundels f 0.65 Uitgave H. 0. 1MEENK WILLINK & Zn., Haarlem GOEDKOOP WONEN gein. HEEMSTEDE, buiten de annexatieplannen. Bouwt op Leeuw en Hooft" b/d Haarlem merhout gemeente] Heemstede Lage belasting, billijke prijzen. Watersport; uitstekend onder wijs; Centrum van 't land, onder den rook van Amsterdam. Vraagt geul. brochure, die gratis wordt toegezonden. Bouwterreinen LEEUW & HOOFT", Halte Biauwe Brug. Telefoon 6039. Illlllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll imiiiiiiimiiiiiiiMiiiiiimiii BAUDELAIRE (1821?1867) Les Fleurs du Mal; les Petits Poèmes en prose ?? ???? " ' ' " ' " "" "" '"" "n iiiiiin iiiiiiimiiiim mm,,,,, m,,,,,,,, n Bij het Eeuwfeest Baudelaire is u dadelijk gemeenzaam of hij wordt het u allicht nooit. Als hij het u nooit wordt, dan verwart ge het toevallige bij hem met het Innerlijke ; dan verwart ge bij hem het uiterlijke, met wat eeuwig is in hem. Ge betuigt zoodoende uwe kortzichtig heid ; ge vermindert, hoogmoedig handelend, Zijn waarde niet. Want het is niet meer mogelijk Baudelaire's belangrijkheid te ont kennen. De werking van dezen dichter is een voortdurende, en dat voortdurende hebben de enkel-gekunsteldeu nooit. Alleen de kunst rijken hebben dat; zij alleen hebben dat, in wie de vlam van het gemoed elk bouwsel, dat zij bouwen, onophoudelijk verlicht. Baudelaire is een zoodanige ; in hem wan kelt die vlam van het gemoed nooit.... Maar .... ge moet hem niet trachten te benaderen van buiten af; dan komt ge op de verkeerde wegen. Ge moet hem zelf niet gelooven, als hij doet, als velen zijner tijdgenooten, |en den met recht gehaten Bur ger wil verwonderen. Want die Burger was, van uit het standpunt van 't Eeuwige gezien, het Ondier, het Monstrum. Hij was, de Burger, de ontkenner van het werkelijke ; hij hielp zich met leugens ; hij behielp zich met halfheden, en met minder, met kwarten. Dat is niet veel veranderd. Vele dingen veranderen weinig. Nog is dat ongeveer zó. Nog is de afstand groot ; nog spreken de kunstenaar en de anderen een verschillende spraak. Nog is de eeuwigheid een moeilijke buit voor weini gen ; nog zijn de Velen graag op wat voor de weinigen geen waarde heeft. Maar dit ver schil was scherper in den tijd van Baude laire. Er was meer bekrompenheid bij den Burger, meer zelfgenoegzaamheid, meer laat dunkende zekerheid. De reactie daartegen moest sterk zijn; de weerstand van den kunstenaar, van hem, die tegenover 't tijde lijke triomphcert, moest alles zoeken om zichzelf te stutten tegenover den algemeenen wensch, naar dat Tijdelijke. De kunstenaar moest zich afscheiden van de anderen, uiterlijk zooals hij innerlijk daarvan afgescheiden was. Hij moest dat te sterker doen, naarmate de Leugen der ande ren hem te scherper stak ; naarmate hij zich eenzamer gevoelde en meer hooghartig. Baudelaire was eenzaam ; meer dan haast al zijn tijdgenooten. Van kind-af aan was dat in hem ; op het college in Lyon voelde hij het fel; de schrijver", zegt hij later, in Mon coeur mis a nu, is de vijand van de waereld." Hij heeft daarnaar altijd gehandeld. Hij kon niet alleen niet anders ; hij moest. En waarom moest hij? Hij was, ten eerste, de Dandy. Maar, wat is de Dandy voor Baudelaire? Ge kunt zeggen : het is Brummel ; het is Engelsch ; het is de sobere teruggetrokken heid van hem, die niet gestoord wil worden in, niet geraakt aan zijn Innerlijk wezen. Het is een koele afwijzing van elke indringerigheid. Het is zich zelf liand/iaven ten koste van wat ook; zelfs met macabre aardigheid; zelfs met verschrikkende geestigheid. Dit is het gedeeltelijk.En dit heeft Baudelaire gedaan. Hij wou zijn eenzaamheid niet geschonden door den willekeurige, en hij wou al zijn spanning naar het schoone nooit verminderd zien ten bate van de waereld", die de waereld niet is, maar haar leugen. Daarom is hij nooit ge gaan dan naar de dichters, naar de schrijvers, naar de schilders, naar hen die hetzelfde zochten, als wat hij zocht ; soms met denzelf den stillen, woedenden ijver. En dit is nooit veranderd. Spoedig is het haast mystiek aan doende geldgebrek gekomen (ik bedoel niet het mysterieuze ; ik verwar geen woorden); de nood, die niet eindigt.... De uiterlijke Dandy verdween, maar deze Dandy is niet uiterlijk ; de Dandy bleef in Baudelaire. Dat maakte hem jaren gehaat. Want wat is de Dandy meer nog, dan ik reeds kenschetste? De dandy moet onophoudelijk streven naar het Verheevne" (mon coeur mis a nu) Hij is dus de nooit toe schietelijke in wat hem waarheid is, waarheid ! En, ik bid u, tel dat hier niet licht. Want,dan zijt ge veroordeeld. De Dandy is de Held der Schoonheid. Dat meent bij een dichter,dat ieder woord hem verantwoord moet zijn, vór-dat hij het laat gaan. Dat meent, dat niets weegt tegenover deze zorg. Dat meent, zooals hij ergens schrijft, dat, als een schuldeischer er geweest is (en zij kwamen bij hem als de meeuwen naar een plaats vol visch !) ge bladzijde na bladzijde moet schrijven over iets dat meer is dan aardsch. Dat meent, dat elke miskenning niets is, zoo het vers, dat ge geschreven hebt, maar klinkt als een bezwe rend woord ; dat meent dat aardsche verwor penheid gering te achten :is tegenover deez' noodzaaklijke volmaaktheid. Dat meent dat alles bij Baudelaire ; en niet als een phrase, maar als een eindeloos-afmattende werke lijkheid. . . . Ik ken weinig, dat meer heldhaftig is. Het is den kruisweg gaan, dag na dag; en het was bij Baudelaire een Kruisweg zonder de groote glorie. En ge kunt zijn verachting nu begrijpen van een nuttig" mensch, die heeft mij altijd toegeschenen afzichtelijk te zijn" (Mon coeur mis a nu). Drie wezens zijn hem slechts eer baar : de priester ; de soldaat ; de dichter; zi.i die weten, zij die dooden, zij die scheppen en zingen. . .. De dichter zingt, en schept. Baudelaire is de zingende, die schept. En hij schept en zingt de eenvoudige dingen, al geeft hij deze soms door hun tegenstelling. Ook dat is wat hem van het welslagen heeft vervreemd ; de halve lezers erkenden zijn eenvoua niet. En ge vraagt : was deze eenvoud in hem? Niets, wat niet eenvoudig blijkt te zijn, weerstaat de jaren want het is dan niet werkelijk-erkend, niet werkelijk-bepaald, niet werkelijk-gckarakteriseerd, niet werkelijk-gevonden, niet werkelijk vermeesterd. IBaudelaire weerstond, en weerstaat die sloopers der Tempels, de Jaren. Hij moet dus eenvoudig geweest zijn, hij is eenvoudig. De lichtvlaag kan grillig zijn, over dien Eenvoud, voor sommigen (nooit voor niij is die vlaag dat), voor sommigen zijner omstanders, maar achter dien vlaag hebben zij, die werkelijk lezen, den eenvoud erkend. En waar is die eenvoud? De dichter was zeer trotsch dat te maken en dat te zullen maken, wat hij zich voornam of voorgenomen had. Maar deze trots moet wél worden verstaan. Hij is iets anders feitelijk dan wat hij zegt te zijn. Hij is de eerbied voor het volledige, opnieuw. Hij is, die het voltooide wil. Hij is de afkeer van de Inspiratie der Zorgeloozen ; van de halve kunstenaars, die dodeinen op drie iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiii Baudelaire woorden en op een kleine melodie. Hij is de afkeer van hen, die de muze durven noemen, en haar hanteeren als ware zij een sloof, of als ware zij een lichte vrouw. Hij is de eer bied voor de zuivere handvaardigheid ; voor de verantwoorde technische kennis. Muar deze trots is geen trots van enkel intellectneetc orde. Het vers, dat met het Intellect geschapen wordt, kan soms de stralende verhevenheid hebben van een spel van ijs ; het kan zijn als een hooge verre lucht, stil van eeuwig heid, van een als sneeuw gutsende eeuwigheid, waar de sterren de stilten nog verstillen ; het kan een flakkerende architectuur worden, een hemelsche spiegeling, liet kan dat zijn maar het vers van Baudelaire is dat niet het vers is een eenvoudige, en niet geheime pijn ,,(/' une doulenr tres-simple et mm mvstérieiise'.... Het is mij een plicht dit duidelijk te erkennen : Baudelaire's reddende muziek is vol van een eenvoudig leed. Baudelaire's vers, en ik heb liet hier over den dichter, is een vers, dat hem redde, en ons redt. Het vers redde den dichter zelf, in al zijn wanhopige moeiten, omdat het niet voorgenomen was ; omdat het niet enkel Intellect was. Dit is door velen niet verstaan. Het enkel-intellectueele vers bevrijdt nooit, omdat het nooit de gemeenzaamheid geeft met het Algemeene. (je moet n zelf verliezen om bevrijd te zijn ; het Intellect constateert inte gendeel het zelf, de persoonlijkheid, liefst tot de uiterste grens. En ik herhaal, en ge kunt van mij in deze niet anders verwachten, de klaarheid van het Intellect is dikwijls over schoen. Het is de subtielste beklimming der toppen ; het is licht worden, haast, als een lichtstraal, maar als een kille lichtstraal maar ik erken tegelijk : het redt niet. Baudelaire, de Dandv als .kunstenaar, was een gemoed als weinigen. In hem was een du rende teederheid, die hij zelf zou willen ont kennen, maar die wordt uitgewezen door zijn daden. Zijn maitresse was de mulattin, [eanne Duval : een vrouw, die hem niet begreep, en die hij gekozen had in den beginne, misschien als een andere verwondering voor den Burger. Zij was zijn Vénus noire (ge bespeurt de weidschheid van den romanticus in de/e betiteling) zooals Madame Sabatier de Engel was, de tegenstelling tot de duistere Venus. Deze Jeanne, die hem niet begreep, die hem bedroog, die dronk, die hem ver vreemdde van zijne familie hij heeft een zorg voor haar, die niet ophoudt. Die niet ophoudt ; zelfs als hij, vele jaren na 't be gin, haar moet laten gaan (de toestand \\as onhoudbaar) blijft die zorg. . . . Ge vraagt misschien wat /ij hem was? Zij was iets werkelijks. Ik bedoel niet hier mee de dingen, die nooit gekend zijn dan door de twee Verliefden zelf ik bedoel dit : :// gaj hem een illusie. Hij zag, achter haar, het land waaruit zij kwam ; zij was de Tropische trotsche streek, met de steilstijgende boomen, en waar het leven een weelderige zorgeloos heid was.... Ik denk, dat zij daarom de Engel, Madame Sabatier, overwon. Zoodra deze zich gegeven had, was de toover heen (hij had 5 jaren anonym haar vereerd) ; deze Westersche had geen landschap achter zich dat hem in zijn knust baatte ; er was geen tegen stelling ; te veel bekends vond hij ; te weinig vreemden, koelen schroom ; te veel, dat ge meenzaam bleek.... en Baudelaire erkende geen mogelijke gemeenzaamheid tussclien den man en de vrouw. De vrouw was hem natuurlijk, en natuurlijk was voor zijn ironisch-romantischen zin afschuwelijk". De vrouw was tegen de werk zaamheid van den geest ; tegen de werk/aam heid van den kunstenaar. De vrouw, die in greep in het geestelijk leven van den dichter, greep verkeerd alleen een maitresse was mogelijk, of een sloof; zijnieten vrij. En er was nog een andre reden in Baudelaire, die zijne houding bepaalde tegen de vrouw. Het was des dichter's katholicisme. De vrouw, in zijn oogen, de aanleiding, zeker de groote hulp tot den zondenval,! was van den beginne geteekcnd met dit teeken der verderfelijkheid, een andere naam voor de natuurlijkheid.... L'amour c'est Ie gout de la prostitution. . . . j'ai toujours tétonnéqn'on laissat les femmes entrer dans les glises.... L' ternelle Vénus est une des formes séduisantes du. diable. ... La femme ne sait pas séparer l'ame du corps. ..." Dit kan sommigen bizar lijken ;. . . . het is feitelijk traditioneel; en het is misschien meer dan dat. Een heele beschaving, een groote religie heeft de vrouw gezien, en gegeven, als Baudelaire haar zag, en wou geven. De vrouw is het instrument van den Booze geweest. Velen gold ze, sommigen geldt ze nog als de Moeder van het Euvel -- velen geldt ze nog steeds, als zij, die dikwijls idool, dikwijls afgod, dikwijls middel tot een schoone Ver beelding, tevens degene is, die door haar lokmiddel de vaart naar 't einddoel, de schoon heid, vertraagt ; zij geldt inderdaad meer dan eenen nog als satanisch, en als meer vernie lend, dan scheppend. Er is een tweede eenvoud in Baudelaire. Een dichter, die het medt-lijcitn niet kent, een anderen eenvoud, zou met recht duivelsch kunnen worden genoemd. Het medelijden is de gemeenzaamheid met den verstootene. Baudelaire zegt niet, als Rilke, dat de Arme, de verstootene het groote teeken van God aan zich draagt, maar hij zegt in zijne Poèmes en Prose, dat de dichter met een liefdevol oog de arme, gejaagde, getrouwe dieren beziet. Hij zegt. de trotsche dichter, van de vreugd der rijken : dit rumoer zonder reden heeft niets wat aantrekt." Hij zegt meer. In dezelfde gedichten gaat zijn hart open, zijn groot hart, naar den ouden kermisklant, wiens roem \' 'bijgaar en voorbijging, en verschrikt vreest hij dat zelfde voor de dichters, vreest hij die verlaten eenzaamheid voor den dichter. Dit zijn eeiivondigheden in den zoogenaamden oninenschelijken dichter : zijn liefde voor den Verstootene, en zijn niet aflatende zorg voor Jeanne Du va!; voor de vrouw, van wie hij wist, dat ze hem bedroog. En er is meer ; er is meer eenvoud en meer eenvoudigheid. Zijn moeder --- zij begreep hem niet. Dit is geen wonder, en niets nieuws ; den zoon, wien dat overkomt, is het toch dag na dag leed. Maar Baudelaire heeft nooit opgehouden die moeder te vereeren. Naar haar keerde zich altijd weer zijn harte lijkheid, ofschoon zij altijd gewapend leek hem te steenigen, tegelijk met de Menigte.. Moeders zijn zó, die de dichtersniet verstaan ....getrouw, maar onwillig (Slot Volgt) A. P I. AS SC MAE KT KUNSTHANDEL JACK NIEKEKK rjh Chef Goupil & Co. 23 & 25a Lange Houtstr.' s-Gravenhago MEESTERWERKEN VAM DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRANSCHE SCHOOL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl