Historisch Archief 1877-1940
9 April '21. No. 2285
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BOUGIE?GMY"
VOOR
Automobielen,
Motorrijwielen.
UniTKT
Reguliers
dwarsstraat 56
AMSTERDAM
_ _ _
AMSTERDAM.
Motor- on Zeiljachten
TE KOOP, in diverse grootten en prijzen.
Lijst van in commissie staande vaar
tuigen gratis en franco toegezonden.
BINGHAtt & LUGT
AFD. JACHT AGENTUUR
Slepers vest 1 Rotterdam
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 6.50 per half jaar
9
urre
HOOGFIJNE
?O.CT&.SIGAAR
K UNSTHA.ND WEVEN.
Genlustreerde Handleiding ten geb uike van scbooi en buis
voor het aanleeren der technieken van Kunst- en
Spoelweven op den handweefstoel,
door ELIS. M. ROGGE en LOÜISE H. WIIDT.
PrH*. *rn«ftrt. /1.90. itoav»van VAI
*BBICHOBF 4 ' l
.C. 2754
Amsterdam
NV.
y
/H
Kt
^E
^
W
UI3ILE
'Aisin
LVJ
.WK
X
3IN
RH
R
rüH
3K
?x
n
u
Hl
D
v
M
ING
J 00
CHAPON BOIILXARD
la dernière Création du
Restaurant FILET DESOLE"
BRUXELLES
AUTOMOBIELEN
in alle modellen
uit voorraad
leverbaar.
De Importeur:
J.LEONARDLANG
AMSTERDAM.
miiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiimiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII
IIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii 11 tmiiiiitiiimiiiiiiiiiiiiHi
iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiif iiiiiiniitiii
door de pers verspreid, met de al te duidelijke
bedoeling om de vriendschappelijke verhou
ding tusschen de bevolking en de fransche
overheid te schaden.
De Obercasseler Zeitung" (20 Juli 1020)
weerspreekt in niet minder krachtige termen
beschuldigingen ten opzichte van de
FranschAfrikaansche troepen, terwijl meerdere locale
düitsche bladen uit het Rijngebied, die dus
zeker wel 't best in staat zijn cïe zaak te
beoordeelen, alle in denzelfden geest zich uit
laten (?KölnischeVolkszeitung", ,,Christlicher
Pilger", Wiesbadener neueste Nachrichten"
enz.)
En ten slotte is het meest tendentieuse be
richt door een deel onzer hoilandsche pers
verspreid, en dat zeer zeker te betreuren valt,
geweest, als zou een vierde van het
bezettingsleger zich aan laakbare feiten hebben
schuldig gemaakt terwijl in het oflicieele rap
port staat vermeld:
Betreurenswaardige incidenten, 't zij door
de Fransche overheid geconstateerd, 't zij
door de Düitsche Autoriteiten gesignaleerd
zijn in verhouding van l op 1594", ter
wijl na zeer ernstig onderzoek 1/4 van deze
beschuldigden tot meerder of minder zware
straffen zijn veroordeeld.
Commentaar overbodig! Men ziet hoe onze
pers, door 't plaatsen van gedeeltelijke be
richten, aan 't 1/4 'n geheel verschillende en
verkeerde beteekenis heeft gegeven.
Naast ons ligt eene op dit gebied zeer in
teressante studie die we in handen zouden wil
len zien van alle niet bevooroordeelde
iandgenooten, overtuigd dat ze bij dezen groote
waardeering zou vinden. De brochure is ge
titeld ,,Que peut-on dire aujourd'hui des
Allemands"; de schrijver ervan is M. Georges
Blonde), professor a/h College de France en
aan de school voor politieke wetenschappen.
Voor ons is speciaal van belang het 7de
hoofdstuk L'Occupaüon des territoires Rh
naus et l'armée noire", waarvan de letter
lijke vertaling luidt: De bezetting van het
Rijngebied en de zwarte troepen.
De Duitsehers zijn zeer ontstemd over 't
feit ons voor een periode van 5, 10 of 15 jaar,
een landstreek te zien bezetten, waar de
ReIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
wordt door 21.0OO artsen erkend
?Is het beste versterklngsmiddei
voor Zenuwen en Lichaam.
geering van Berlijn gaarne de ineer vrije hand
zou hebben om haar propaganda uit te
oefenen.
Eerstens is die bezetting het bewijs van
de nederlaag, die men geruimen tijd heeft
trachten te ontkennen! Ook heet het 'n
beletsel voor 't herstel van 't oeconomische
leven! Men beweert verder dat 't aantal
bezettingstroepen veel grooter is dan noodig
zon zijn. Het heet eene zware belasting
te zijn voor 't land. Het veroorzaakt
voortdurende wrijving met de bewoners.
De zedelijkheid lijdt er onder! Zij die niet de
wettigheid durven bestrijden van 'n begin
sel dat in zoo ruime mate door de Duit
sehers zelf is toegepast na den oorlog van
1870, leggen vooral den nadruk op het feit
dat een groot gedeelte der bezettingstroepen
zwarte, ot althans Afrikaansche troepen is.
De jammerklachten en de beschuldigingen
waarvan de nieuwsbladen vol zijn, behoeven
ons niet te verontrusten. De Duitsehers weten
heel goed dat de aanwezigheid van deze ove
rigens uitstekende troepen verschillende zeer
verklaarbare redenen heeft.
Sommige bladen hebben de onjuistheid
hunner beschuldigingen erkend.
De Kölnische Zeitung heeft onlangs tot
'n soort van herroeping"" besloten:
Het gebruiken van gekleurde troepen in
het bezette gebied is door de Düitsche Pers
zeer veroordeeld Indien ook wij het
betreuren ons oude Christelijke Rijngebied
bezet te zien door kleurlingen, we moe
ten niettemin toegeven dat we niet bij mach
te zijn de waarheid te bewijzen van de feiten
waarop die beschuldigingen waren gebaseerd"".
De Christlicher Pilgcr heeft nog duidelijker
gezegd:
,,?\V'e moeten erkennen, willen we niet de
waarheid te kort doen, dat de gekleurde
troepen over 't algemeen uitstekend zich ge
dragen. De klachten dienden zich te richten
tegen 'n zekere categorie van schaamtelooze
vrouwen en meisjes, die in stede van be
vreesd te zijn «m te worden verleid, er op
uit zijn anderen te verleiden. ""
Men moest, schrijft 'n ander dagblad, deze
srhaamtelooze vrouwen zweepslagen toe
dienen !
Een zweedsche schrijfster over staatkunde
Mme. Karen Bramson, heeft geconstateerd
dat eene menigte düitsche vrouwen om de
kazernes ronddoolt op jacht naar avontuur en
dat in de koffiehuizen op de meest schandelijke
wijze door deze vrouwen getracht wordt be
trekkingen aan te knoopen.
,,,,De onzedelijkheid, voegt ze nog er aan
toe, heerscht in alle klassen der maatschappij
en alleen degenen die tusschen dit volk leven,
kunnen beseffen hoe ver deze gaat.""
Maar de düitsche pers, gaat Mme. Bram
son voort, munt er in uit de meest eenvou
dige waarheden te verwarren, 2e vermengt
jammerklachten en grofheden ; ze veront
schuldigt en /.'^schuldigt (tegelijkertijd en ze
slaagt ten slotte er in de publieke opinie op
een dwaalspoor te brengen.
De legende over de gruweldaden der ge
kleurde troepen is voor de dnitsche pers een
ware vondst geweest!""
Zeer belangrijk zijn nog eenige ver
klaringen van Maxmilian Harden. We
hebben kunnen gadeslaan, zegt hij, hoe telken
male wanneer Hagenbeck ons vreemde volks
stammen zien liet, deze op de vrouwen 'n
groote aantrekkingskracht uitoefenden en
op bijna ongelooflijke wijze haar zinnen sche
nen te prikkelen. De düitsche vrouw heeft 'n
zeer bijzondere voorkeur voor den
kleurling. Het schijnt dat zelfs vrouwen uit zeer
goede kringen zich hebben gecompromitteerd
met de Afrikaansche poilus"". En indien
er werkelijk te intieme verhoudingen hebben
bestaan tusschen de Düitsche vrouw en den
kleur! ing" "dan behoort dit zeer zeker niet aan
daden van yeweld te worden toegeschreven.
De Echo du Rhin"" (21 Augustus 1920)
heeft een brief bekend gemaakt van 19 Augus
tus 1914, die op dat moment was gepubli
ceerd door de Deutsche Zeitung"" en
door de ,,,.Leipziger neueste Nachrichten.""
De schrijver, die een verklaarde aanhanger
is van de geweld-methode", spreekt ook over
de kleurlingen die gevangen zijn gemaakt en
mee naar Duitschland gevoerd.
De belangstelling hun betoond door vele
vrouwen van ons dierbaar Duitschland is
werkelijk ergerlijk.
Hoe sterker gekleurd de man hoe
gemakkelijker die vrouwen zich laten gaan
En men denke niet dat het vrouwen
slechts waren uit-de lagere klassen der maat
schappij die aldus blijk gaven van hare sym
pathie. O, neen!
Het waren veelal vrouwen uit de beste
kringen! Trouwens, ditzelfde verschijnsel
is reeds in 1870 geconstateerd"".
Dat deze brochure de vrucht is van eerlijke
studie en grondige kennis der feiten, hiervoor
staat de naam van 'n ernstig geleerde als
Professer Blonde), volkomen borg.
Naschrift. Dit schrijven lag ter
ver/.ending gereed, toen m Le Temps" van 7 Febru
ari 1921 ons 't volgende bericht trof:
De Düitsche Regeering -- na eerst gerui
men tijd de campagne tegen de gekleurde
troepen te hebben in de hand gewerkt,
waarschuwt thans tegen de publicaties van
den ,,?I)uitschen Volksbond"" te München,
in minimi iiiiiiiiiiiiii n in n iniiiii
HET ROODE LAMPJE II
VAN GOED EN KWAAD
iimiiimimi'ii mi
Signifische Gepeinzen
(54). Ik kan den mensch niet denken als
een uitzonderingsweezen, - als het eenige
geslacht in het gansene Heelal waarop de
groote Heerscher zijn bizondere Liefde en
Aandacht heeft gevestigd. Als wij zien hoe
ooveral, digtbij en ver, dezelfde wetten zich
met kleine wijziging doen gelden, dan ver
wachten wij ook voor den mensch een univer
seel recht, in oovereenstemming met wat op
andere plaatsen in 't Heelal geschiedt. De
mensch schijnt een middenpunt van 't Heelal.
Maar ook ieder individu voelt zich zulk een
middenpunt. Geen twee menschen hebben
denzelfden horizon. En toch moet ieder mensch
dit wel als bedrog Maja beschouwen.
Zijn intuïtie zegt hem, dat hij geen midden in
de oneindigheid kan zijn. Omdat Oneindig
heid geen midden heeft. Maar dan ook moeten
wij wel verwachten, dat het gansche
scheppingswonder, de strijd om het bestaan der
soorten, (Tl) en ook de inkeer tot God,
met het zonde-en-schuldbegrip, met de
zelfversterving en de hcemelsche redding en ver
lossing, (T2,) een geval is uit oneindig veelen,
die zich afspeelen op miljarden plaatsen in
't Heelal, ooveral waar bestaansstrijd en
stoffelijke omstandigheeden (Tl en 13)
het opgroeyen van een zich ze!f-bcseffend
menschengeslacht moogclijk maken. Hetgeen
bij de ontzachlijke meenigte van zonnen en
planeeten op tallooze heemellichamen te ver
wachten is.
De theologen zullen dit heftig ontkennen
en veele bijbelplaatsen citeeren, die met het
gezegde in strijd zijn.
Maar, mijne heeren theologen, niemand kan
uit andermans oogen zien. De bijbel is
geschreeven voor menschen, die heusch meenden,
dat de waereld voor zes duizend jaren ge
schapen is. Daaraan kan geen spitsvondigheid
wat veranderen. De voorstellingen van zulke
menschen, die hoe hoog ze ook moogen staan,
een onjuist begrip van de verhouding hadden,
konden niet anders dan kinderlijk en onjuist
zijn. Zij konden meenen, dat aarde en
menschenras het middenpunt vormden van al het
geschapene. Voor een oprecht en wijs mensch
van onzen tijd schijnt mij zulk een voorstelling
onhoudbaar.
Een logisch bewijs vór of teegen is niet te
verlangen. Het is intuïtie, die afhangt van
onze Godsgedachte. Men kan ook niet mathe
matisch bewijzen, dat de aarde om de zon
draait en niet de zon, met alle sterren, om
de aarde. Men kan alleen zeggen, dat dit
laatste niet waarschijnlijk is, en onze begrip
pen oover de waercld-structuur, ontzachlijk
inoeyelijk en oneenvoudig zou maken. Maar
bewijzen kan men daaromtrent niet geeven,
(55). Zou er een menschelijke soort-ziel zijn?
Dat wil zeggen: een voor ons direct onwaar
neembare Eenheid, die alle individuen bindt
tot een geheel?
Men moet hierbij heel voorzichtig denken.
en heel voorzichtig spreeken. Onze grove
woorden brengen soms op eens het gedachte
spinsel in de war. Als men niet oplet op de
neevengedachten en associaties.
Dus eenvoudig dit: Iets of liever Iemand,
waardoor alle menschen worden
saamgehouden, zonder dat wij Hem direct waarneemen.
Wat in de planten-waereld de eenheid van
de soort is, waardoor het begrip soort"
vastheid krijgt.
De soort-ziel zou dan zijn voor liet
meuschcnras.wat de persoonlijke ziel is voor het individu.
Het lijf met zijn meenigte cellen wordt er door
aaneengebonden, hoewel de cellen er waar
schijnlijk geen weet van hebben.
Het is dat wat een bijen-kolonie bindt
tot een geheel. Dit behoeft niet alle individuen
van het bijenras te omvatten. Misschien heeft
elke zwerm een eigen ziel, die zich losmaakt
van de kolonie. Staat niet de nieuw gevormde
zwerm terstond in heftige vijandschap met de
oer-kolonie? ze heeft een eigen geur, die zich
terstond oover alle leeden van den nieuwen
zwerm verbreidt. Maar iedere zwerm blijft
toch weer de soort-kenmerken bewaren, zoo
als ze die al eeuwen en eeuwen getoond hebben.
Is het noodig hieroover te mediteeren?
Naar mijn inzicht is het onmisbaar. Want
het hangt samen met het begrip van onze
verantwoordelijkheid.
Dat begrip is weer in nauwen samenhang
met ons geloof. En wat zoek ik anders in
deeze ooverpeinzingen dan vastheid en helder
heid in ons geloof, voor zoover ons begrip en
inzicht reiken.
De vraag is: wie is verantwoordelijk voor
onze daden, onze weldaden en misdaden?
Onder ons menschen geldt als algemeeue
reegel van rechtvaardigheid: wie de wijsheid
en de kennis heeft, draagt ook de grootste
verantwoording.
Daarom bevreedigt het nok niet, als wij
welke even schrikbarende als leugenachtige
berichten verspreidt."
Het Berliner Tageblatt"" verklaart zelfs
dat dergelijke overdrijving"" veeleer er
toe leidt de Düitsche propaganda schade
te doen".
A. L. o u i s i; v A N B i; v i: K v o o K D K
V A N R A l' I' A R I)
DE GRONDPARTIJ
In Januari verscheen het eerste nummer
van De Nieuwe Aarde", het orgaan der
rondpartij.
Het tweede nummer, dat ons een deezer
dagen werd toegezonden, vangt aan met een
artikel van professor Franz Oppenheimer
De theore- tische wortel van alle kwaad",
waarvan wij het laatste gedeelte hieronder
laten volgen :
Ooveral in de cultuurwaereld heeft een deel,
meestal een klein deel der burgers allen grond
en boodem in eigendom ; een ander deel,
meestal de groote meerderheid, heeft niet
zulk een bezit. Hierdoor ontstaat echter eeti
toestand van klasse-monopolie tusschen de
klasse der kapitalisten en die der arbeiders.
Want grond heeft een ieder noodig, al is het
slechts voor woonplaats en standplaats voor
zijn bedrijf. Wie zonder is, wendt zich daar
om dringend tot den bezitter ; deeze eigenaar
heeft de ruil volstrekt zoo dringend niet
noodig : zoo ontstaat dus een noodwendigheid
van n kant in het ruil-systeem, die wij mono
polie noemen. En zijn meerwaarde" is niet,
zooals de grond-hcrvormers denken de
grondrente, maar de kapitaaln'inst. De grondrente
is een «overwinst, die de eigenaar van ge
schikte en in de nabijheid der markt geleegen
grond, nog boovendien opstrijkt. Zien wij
van deeze ooverwinsten eenmaal af, dan blijkt,
dat alle niet-grondbezitters tezamen aan alle
grondbezitters tezamen ook de industrieel
moet grond in eigendom hebben, hetzij als
eigenaar, hetzij als huurder en dat maakt geen
verschil,?de totale meerwaarde" af te staan
hebben ; zij deelen onderling naar gelang van
de groote hunner kapitaalwaarde.
Waarom heeft men dat vroeger niet inge
zien? Omdat tusschen de kapitalisten onder
ling concurrentie bestaat ! En omdat men niet
opmerkte, dat, waar een monopolie op niet te
vermeerderen goederen bestaat, ondanks de
concurrentie tusschen hare eigenaren, de mo
nopolie-winst, de meerwaarde" ontspringt.
Bij naar believen te vermeerderen goederen is
dat niet het geval. De boodem nu is een niet
te vermeerderen goed. Zoo bestaat dus hier
ondanks de concurrentie tusschen hare eige
naren, een monopolie, dat zijn meerwaarde
afwerpt.
Hiermeede *is het theoretische vraagstuk
opgelost. Onze slotsom is, dat tot op heedcn
de door het Liberalisme zoo hoog geprezene
en door het Socialisme zoo heftig gelaakte
vrije concurrentie" nooit bestaan heeft.
Want in een op zulk een geweldig klasse-mono
polie berustende volkshuishouding is geen
vrije", maar alleen beperkte" concurrentie
moogelijk. Wijl de vrije concurrentie niet
bestaan heeft noch bestaat is zij ook
volkoomen onschuldig aan de klasse-scheiding.
Als men haar voor de eerste maal in
de waereld-geschiedenis tot stand brengt,
zal zij de rationeele gelijkheid brengen. Is
het monopolie iets natuurlijks of iets
gerechtelijks? Met andere woorden is er van natuure
te weinig boodem voorhanden? Of heeft de
kapitalistische klasse hem ontoegankelijk ge
maakt, door hem in grootere stukken dan
ieder zelf gebruiken en bebouwen kon, onder
zich te verdeden? Dit is het praktische
probleem.
Welnu, het is een gerechtelijk monopolie,
berustend op onteigening. Van natuure is
Jand in oovervloed voor handen.
Men behoeft dus slechts degeenen die meer
land bezitten dan zij noodig hebben, het te
ontnemen (door eerlijke koop, dat is het
billijkst) en het aan degeenen te geeven, die
te weinig hebben, en de vrije concurrentie"
is tot stand gebracht; de kapitaal-verhouding,
zooals Marx den toestand van klasse mono
polie noemde, is opgeheven, door dat het vrije
land den vrijen arbeider in zich opneemt. En
daarmede is de meerwaarde" verdwenen.
Wie dat niet gelooft, leeze het laatste hoofd
stuk van het eerste deel van Marx' Kapitaal.
Daar staat het duidelijk, door geest en daad
verklaard. De rationeele gelijkheid wordt
ingovoerd, het klasse-verschil verdwijnt, het
sociale vraagstuk is opgelost en de consensus"
neemt haar plaats in en met haar de vreede
en de mogelijkheid op een werkelijk duurzame
cultuur.
Tot zoover Dr. Oppenheimer.
Het komt mij voor dat er geen praktische
politiek beeter kan zijn dan die wordt voor
geslagen door de Grondpartij. Reeds voor
25 jaar pleitte ik voor het bestrijden van het
grond-monopolie en zoowel Dr. Oppenheimer
als ik zelf hebben thans meer dan ooit reeden
en aanleiding om op deeze allereerste her
vorming aan te dringen. Hadden de zich
Socialist noemenden, of ook de liberalen"
zoo lang in die richting gearbeid in plaats van
er op te smalen, Holland zou nu reeds geluk
kiger zijn en de sociale rechtvaardigheid
<Jigter bij. p. v. E.
hooren, dat wij de eeuwige straffen verdienen,
voor daden waarvan wij het kwade f niet
wisten, f niet in al zijn draagwijdte voor
zagen. Jezus vroeg vergeeving voor zijn beulen,
omdat ze niet wisten wat ze deeden.
Maar wanneer weeten menschen wat ze
doen"? vraagt Christus iu de Broeders".
Het zonde-begrip der Katholieke Kerk noem t
dood-zonde wat gedaan wordt bij vol besef
van het zondige der daad. Dus ook hier wordt
de verantwoordelijkheid gereekend te beginnen
bij de kennis, het heldere inzicht.
Hoe noodig hier de significa is, kan men
leezen uit Jacob Israël de Haan's geschriften.
Ook de strafwet oordeelt strenger na;:rmate
de kennis van den delinquent volleediger, zijn
wijsheid dieper is.
Maar hoe is het dan moogelijk, dat wij de
allerhoogste Wijsheid niet verantwoordelijk
stellen voor het kwaad dat wij, die in verge
lijk met Hem geheel onweetend te noemen zijn,
in onze dwaasheid bedreeven hebben?
God's daden heeten altijd weldaden. Hij
is niet aansprakelijk voor ons kwaad; dat zijn
wij arme menschen alleen. Zelfs het woord
,arme menschen" is volgens de katholieke
heiligen onvroom en opstandig. Wij zijn niet
te beklagen, want wij zijn misdadig en
wordeii voor ons kwaad gestraft.
Dat klinkt niet alleen hard, maar ook
onrechtvaardig. Zelfs als wij gewaarschuuwd
zijn, als wij de boodschap vernoomen hebben,
wat goed is en wat kwaad, dan nog voelen wij
dat een eindelooze barmhartigheid zooals
die aan God wordt toegeschreeven altijd
en altijd verzachtende omstandigheeden kan
pleiten.
Tont savoir c'est fout pardonr.er. Je n e
crains pas Dien s'il sait t'nit". ,.
SPAAMSOH, ENGELSOH,
FRANS C H, DUITSGH etc.
BerliÉz-School
Heei*engracht 4BI H. 3286
Pract Onderwijs door buitenl. Leeraren
Wie menschen beschouwt met het liefde
volle oog van een Vader, die zal in hen kinde
ren zien en ondanks strenge vermaning hen
altijd in zijn hart vergeeven. Want Hij weet,
dat er is weeten en weeten, en dat liet
naspreeken van het bericht omtrent goed en
kwaad nog niet beteekent de waarachtige ken
nis en het diepe besef van het kwade. Ook
van den grootsten booswicht, die schijnbaar
willens en weetens zondigt, kan men niet
zeggen, dat hij de draagwijdte van zijn daad
volkoomen besefte, en dus alle verantwoorde
lijkheid moet dragen. Want in hem leeven de
woedende begeerten nog van zijn ras in vroe
ger eeuwen, uit Tl. En wie zal zeggen, wat
hij in zijn hart, eerlijk en oprecht, als zonde of
als goede daad beschouwt? Ook de gemeenste
straatroovers en inbreekers hebben hun ge
voelens van eer, van goed en kwaad. Hoe
moeyelijk is het, zelfs voor den zeer goed
willenden, stellig te weeten, wat wij zelf
afkeuren of goedkeuren! Hoe vaak leeven en
handelen wij onder invloed van anderen. En
welk gevoelige zielkundige heeft niet de
waarheid erkent van het woord in de
Broederveete: Er is geen and're slechtheid als
verblinding"
F" R K I) i: R IK VAN E E !) E N