Historisch Archief 1877-1940
. 3887
Zaterdag 28 April
A°. 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOL-ST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per Ne. f 0.25. Per half jaar f6.50. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent diaposltiekostcn
INHOUD : 1. De taak van den Burgemees
ter, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp
Tijdgenooten : Diep leven, door Dr. W. O. C.
Byvanck f Burgemeester Tellegen, door
Mr. 7.. v. d. Bergh 2. Krekelzang, door
J. H. Speenhoff Buitenlandsch Overzicht,
door Prof. Mr. J. C. van Oven?Vrouwen
kiesrecht en Vrouwenkeuze, teekening van
Jordaan 3. Het Roode Lampje, door
Dr. Frederik van Eeden. 5 Voor
Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Enkele
vrouwelijke candidaten, teekeningen van B.
van Vlijmen Is voor de vrouw, a!s kiezeres,
partijkiezen noodig? door Joh. W. A. Naber
De taak der vrouw in den gemeenteraad,
door S. J. Pierson-Muntendum -?Uit de
Natuur : John Burroughs, door Jac. P. Thijsse
-?7. Alphons Diepenbrock f, door H. J.
den Hertog Burgemeester Tellegen, door
S. Bonn 8 Boekbespreking, door Prof.
A. S. Vollgraff Financiën en Economie,
door J. D. Santilhano Het
ontwerpJachtwet, teekening van George van
Raemdonck?Kappeyne (bij zijn buste) door Mr.
F. Pauwels, 10. Ruize-Rijm ; Charivaria ;
Buitenl. humor, door Charivarius Uit het
Kladschrift van Jantje Onze Puzzle -- 11.
f Burgemeester Tellegen, teekening van Joh.
Braakensiek Spreekzaal, door Joh. Ko
ning Christiaan, door Kroes Feuil
leton : De kist-processie, door Felix Tim
mermans, met teekeningen van den schrij
ver Bijvoegsel : De Breuk in de Triple
Alliantie, teekening van Joh. Braakensiek.
llllllltllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
DE TAAK VAN DEN
BURGEMEESTER
In de treffende rede, waarmede wet
houder Wibaut de nagedachtenis van
Burgemeester Tellegen heeft geëerd,
noemde hij de taak, die op de schouders
van den overledene heeft gedrukt,
wel de zwaarste, die in de laatste hon
derd jaren door een Burgemeester van
Amsterdam moest worden gedragen.
Inderdaad, buitengewoon iioog zijn
de eischen geweest, die vooral de oor
logsjaren, maar ook nog de daarop
volgende periode van afwikkeling, aan
den Burgemeester van een groote ge
meente hebben gesteld. Van hoeveel
aangelegenheden, die anders buiten
den kring zijner bemoeiingen lagen,
moest hij zich niet kennis verwerven
of voorlichting doen verschaffen ! Hoe
groeide niet, mét het aantal soms diep
in het maatschappelijk leven ingrij
pende beslissingen, die hij dikwijls op
slag en stoot had te nemen, de last der
verantwoordelijkheid, die bij dit ambt
altijd zwaar weegt, maar dubbel zwaar,
wanneer de door de omstandigheden
vereischte snelheid van handelen rijp
overleg uitsluit !
Van dit alles hebben de meesten
onzer zich in de laatste jaren wel re
kenschap gegeven. In besloten kring
werden vaak woorden van waardeering
geuit voor de wijze, waarop het ge
meentebestuur in de zorgelijkste tijden
voor de belangen der burgerij heeft
gewaakt. In enkele gemeenten slechts
schiep de burgerij de gelegenheid om
van die waardeering een openbaar en
blijvend blijk te geven. Aan den Burge
meester van Amsterdam is de eerste
dank voor zijne trouwe
bemoeiingen gebracht
aan zijrr graf.
Nu de leider der eerste
gemeente van ons land
is bezweken onder het
wicht van zijne taak,
wordt aan een onder
werp, waarop in den
laatsten tijd reeds de
aandacht was gevestigd,
op tragische wijze relief
gegeven.
Ook afgezien van
de vermeerdering van,
werkzaamheden, die in
de oorlogsjaren eraan
toevloeide, was reeds
dikwijls de meening
geuit, dat het burge
meesterschap ontlast
behoorde te worden van
een deel zijner bemoei
ingen.
In het rapport der
Staatscommissie tot '
voorbereiding van de
herzieningder Gemeente
wet wordt dan ook dit
onderwerp onder de oogen gezien.
Op tweeërlei wijze kan de taak van
den Burgemeester worden verlicht :
door vermindering van den omvang der
werkzaamheden, die thans aan het
college van Burgemeester en Wet
houders zijn opgedragen, en door
besnoeiing van de verplichtingen, waarvan
de Burgemeester zich persoonlijk heeft
te kwijten.
De meerderheid der Commissie ver
werpt het denkbeeld om de overlading
van B. en W. tegen te gaan, door de
Wethouders tot zelfstandige bestuurs
organen, met en naast den Burge
meester, te maken, ieder van hen te
belasten met de leiding van het hun
aangewezen deel van liet bestuur en
hen daarvoor persoonlijk en allén
aan den Raad verantwoordelijk te
stellen.
Evenmin wil zij de verlichting van
de taak van B. en W. zoeken in het
toekennen van zelfstandige bevoegd
heden aan de leidende hoofdambte
naren, elk voor den tak van dienst
waaraan hij is verbonden een denk
beeld, dat reeds vroeger is geopperd
en door de hoofden van takken van
gemeentelijken dienst in Amsterdam,
Rotterdam en 's Gravenhage opnieuw
is bepleit. Alleen wil zij de mogelijk
heid openen, de uitvoering van een
deel der verordeningen, met name van
die van technischen aard, op de bedoel
de ambtenaren af te wentelen.
Naar hare meening moet de taak van
B. en W. hoofdzakelijk worden verlicht
door dit middel : het scheppen van de
mogelijkheid voor B. en W. om een deel
hunner bevoegdheden over te dragen
j Burgemeester Tellegen
aan door den Raad ingestelde vaste
commissiën van bestuur, die voor een
bepaalden tak van gemeentelijke huis
houding de taak van B. en W. geheel of
gedeeltelijk overiKin.Mi en hen van de
verantwoordelijkheid daarvoor ont
heffen.
Daarnaast wil zij clan de gemeenten
van meer dan 100.000 zielen vrij laten
in de bepaling van het maximum aan
tal wethouders, dat thans door de wet
op zes is gesteld. Veel vertrouwen in
de uitwerking van dit middel heeft zij
echter niet ; zij acht het immers twij
felachtig, of onder de gemeenteraads
leden zooveel voor het
wethouderschap geschikte personen zullen worden
aangetroffen en is er niet zeker van,
dat een sterker bezet college van B. en
W. ook sneller en beter zal werken.
Zoo men de taak van den burgemees
ter aanmerkelijk wil verlichten, zal
men dit doel hoofdzakelijk moeten be
reiken, door de werkzaamheden van B.
en W. gedeeltelijk af te wentelen, hetzij,
zooals de staatscommissie wil, op vaste
commissiën van bestuur, hetzij op de
hoofdambtenaren.
Immers, van de beide middelen, die
de staatscommissie voorstelt ter in
krimping van de persoonlijke taak van
den Burgemeester, schijnt het eerste
niet zoo heel veel te zullen uitwerken
en komt het tweede ons verwerpelijk
voor.
De Commissie wil namelijk in de
eerste plaats den berg van werk, waar
onder de Burgemeester dreigt te be
zwijken, doen verminderen door hem
te ontheffen van een aantal bezigheden,
tl IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII11IIIIIIIII1IIMIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiitiiiimiiiiiiiu i
TiybCENGOTEN1'
-^ ? ' ?
DIEP LEVEN
l
Ik wil den Oorlog prijzen. Laat anderen
zeggen wat hij heeft vernield, ik wil de
krachtige voor roemen door Bellona's
stormpas over de wereld getrokken; zij heeft het
onbekende, omdat men terug was ge
schrikt voor de kennis blootgelegd, zij
heeft het verborgene onthuld, zij heeft het
geheime onderstreept met haar lijn. Kom
daar voorbij, zoo ge kunt!
Dit alles naar aanleiding van een paar
boekjes, waarvan het eene ten minste er al
heeh onschuldig uitziet.
Een hunner, n misschien uit velen, is
de titel van het rste boekje, L'un d'eux.
Het heeft tot inhoud de levensgeschiedenis
van Amédée Ouiard, man van het vrije
onderwijs, leeraar aan een groot katholiek
college in of nabij Parijs, doctor in de
letteren, dichter op zijn tijd, literator, maar
vooral verdienstelijk meester. Een man van
pit en van gloed, wanneer hij zich in het
gesprek liet meeslepen, met scherpe trekken,
een heerschend voorhoofd en een
ondeugenden mond, maar met een ingoedig, open,
mannelijk grijsblauw oog, en met een hand
druk die vertrouwen gaf en vertrouwen
vasthield. Een zoo als er meer zijn, in
Frankrijk.
Gelijk met meerderen het geval is geweest,
heeft hij dienst genomen in den oorlog, en
in den strijd voor het recht, ofschoon boven
de veertig, heeft hij aan het front willen
staan. Gesneuveld als korporaal met het
gezicht naar den vijand toegekeerd (1915).
En hier prijs ik den oorlog die door zijn
p'otseling treffen de ongerepte herinnering
h.-eft bewaard aan zijn opengescheurde leven,
evenals een aardbeving de intimiteit van een
woning ontdekt door den wrecden schok
tegen den muur.
Het leven, zorgzaam verborgen gehouden
of maar aan weinigen bekent!, heeft z;;n
mysterie prijs moeten geven, opgeteekend
ais het was in notitieboekjes alleen voor den
opschrijver bestemd, thans opgebouwd door
vriendenhand tot vriendenheugenis als een
eenvoudig aandoenlijk geheel. En het is iets
heel reins en heel hoogs geworden, zonder
dat het van zijn innigen eenvoud heeft ver
loren.
Wie heeft er toch beweerd dat de Fransche
geest geen diepte bezat? Ja, de diepte ver
vloeit niet in het onbestemde, zij onderwerpt
zich aan een regel, zij draagt bij in plaats
dat zij verspilt; wij zijn immers bij het
Latijnsche ras dat meesterschap en vrijheid
met de tucht van den vorm weet te
vereenigen. Denken wij aan Dante, en als de
dichter te hoog staat, aan Frans van Assisi,
den nederige, en die hem in Frankrijk hebben
nagevolgd!
.Amé^ée (ïuiard komt uit het hart van
Frankrijk, hij is van een stedeke aan de
Loire, niet precies wat men noemde een zoon
van het volk, toch iets dat dicht daarbij
staat. Zijn vader was broodbakker, zelf
stond hij voor den oven, de moeder, van
bakkersfamilie, was in den winkel, de kin
deren, zoo noodig, brachten het brood rond.
Maar de moeder had haar ambitie; de zaak
bloeide niet, zij zag haar zoons, in het col
lege van het seminarie opgevoed, als aan
staande geestelijken.
Geestelijke te worden, nu daar zag Amédée
Guiard van jongs af tegen op. Er was iets
ongestadigs in zijn aard, of liever laat ons
zeggen, de dichterlijke verbeelding was te
zeer meester over hem om hem te vergunnen
zijn gedachten bij het leven in een enkelen
stand te bepalen.
Hij iraakte zwerftochten met Ulysses, en,
daar zijn devotieboek hem zeide dat Jezus
tot de oprecht verlangende ziel naderde,
droomde hij zich de voetwassching der dis
cipelen: hij zelf op den hoogen stoel gezeten
en Jezus aan zijn voeten, o de aanraking
van die teedere, goddelijke hand! of als het
verhaal van Monica, de moeder van
Augustinus werd voorgelezen, hoe zij sprak met
haar zoon. vór liet venster dat uitzicht had
op Ostia, dacht hij zichzelf bij het vallen
van den avond voor het raam, hoog in hun
huis, spiekend met zijn moeder en voor haar
zijn hart uitstortend, en haar troostend voor
al het zorgende leed dat hij in haar ver
moedde. Want hij hield veel van zijn moeder.
En het bleef verbeelding.
Zoo had hij zijn wereld.
Het was een weerschijn van de Katho
lieke gemeenschap.
Waartoe hem stap voor stap op zijn pad
te volgen? Hij deed zijn examens en ver
wierf zijn karig stuk brood als hulponder
wijzer of als particulier gouverneur, hij had
zijn kleine sentimenteel avontuur met een
gouvernante, van wie hij afscheid nam met
de gelofte nooit te zullen trouwen, en hij gaf
zijn ziel aan alle voorvallen van het leven,
overtuigd dat het eigen leven eenmaal be
kroond zou worden door de ontwikkeling
van zijn talenten. Hij gevoelde zich dichter,
schrijver, voorganger, zonder daarom zijn
nederiger werk te verwaarloozen; neen, wat
hij deed, volbracht hij met zijn gansche hart.
Totdat op eenmaal de vervulling van zijn
wenschen scheen open te gaan.
Het was bij het begin van onze eeuw, dat
hij, 28 jaar oud, in aanraking kwam met
een groep van Jong-Katholieken die opge
wekt door het woord van Paus Leo XIII
zich wijdden aan het werk der sociale her
vorming. In het Christendom, gelijk het door
Jezus was gepredikt voor de armen en
misdeelden der maatschappij, zagen zij de be
lofte van een heilstoestand op aarde. Radi
calen en republiekeinen, vereenigden zij hun
enthousiasme voor de zaak van het volk met
een vurig geloof aan de Catholieke gemeen
schap der kerk als de organisatie der eenheid
op aarde. Hun geloof was de bron van hun
actie.
Zij wezen het spoor aan waarin de wereld
zich zou bewegen, en zij noemden hun werk
L e Sillon, zij heetten de Sillonisten.
Dit was het wat Amédée Guiard had ge
droomd: een leekenbroederschap in den geest
die gaandeweg door
Rijk en Provincie hem
zijn opgelegd.
Alle departementen
van algemeen bestuur",
zoo schrijft zij, en de
provinciale besturen in
niet mindere mate, heb
ben zich van de Burge
meesters bediend en
maken bij voortduring
van hem gebruik voor
rijks- en provinciale be
moeiingen; roepen zijne
medewerking of voor
lichting in voor aange
legenheden van den
meest uiteenloopenden
aard, de nietigste niet
uitgezonderd ; maken
van zijne tusschenkomst
gebruik als in zijne ge
meente onderzoekingen
moeten worden gedaan,
gegevens verzameld of
bescheiden bewerkt, die
voor de departementen
of de provinciale
griffiën van belang zijn."
Bovendien moet hij
medewerking verleenen tot de uitvoe
ring van tallooze wetten en koninklijke
besluiten. Hierdoor vooral is zijn ar
beid bovenmatig aangegroeid.
Daarom wil de Commissie den Bur
gemeester allerlei uitvoeringswerk uit
handen nemen en hem bevoegd ver
klaren, de door Rijk en Provincie van
hem gevraagde medewerking en voor
lichting af te wentelen op ambtenaren.
Dit klinkt zeer aannemelijk. Men
zou geneigd zijn, dit voorstel der
Commissie als een uitkomst voor de
zwaargeplaagde Burgemeesters van
groote gemeenten te beschouwen
de rijkskruiers", zooals zij wel eens
genoemd zijn wanneer niet de Burge
meester van Groningen, Mr. van
Ketwich Verschuur, kwam verklaren (in een
artikel, getiteld Herziening der ge
meentewet", Vragen des Tijds, April
1921) dat het zoo'n vaart niet loopt
met deze soort van burgemeesterlijke
werkzaamheden.
Van al die stapels brieven, die ver
zoeken om inlichting, die stukken tot
uitreiking zoo schrijft hij trekt
de Burgemeester van een groote ge
meente zich niets aan ; de overgroote
meerderheid daarvan ziet hij niet eens ;
zij worden afgedaan op de speciaal
daarvoor aangewezen afdeeling der
secretarie; alleen in zeer bijzondere
gevallen wordt de Burgemeester er
persoonlijk mee gemoeid. Hetzelfde
geldt voor verreweg de meeste stukken,
die voortvloeien uit des Burgemees
ters medewerking aan de uitvoering van
wetten en koninklijke besluiten. Het
van hoogerhand opdragen van allerlei
arbeid aan den Burgemeester heeft
althans in groote gemeenten, metjeen
behoorlijk bezette secretarie niet
de taak van den Burgemeester ver
zwaard, maar alleen een aanzienlijke
uitbreiding van liet personeel ten ge
volge gehad.
De heer van Ketwich Verschuur kan
uit burgemeesterlijke ervaring spreken ;
dit konden echter ook sommige leden
der staatscommissie, die een andere
meening zijn toegedaan dan hij ; de
Burgemeesters van de groote gemeenten
zullen dit punt onder elkaar moeten
uitvechten ; alleen zij kunnen hier
over oordeelen.
Daarentegen durven wij onze in
stemming betuigen met de meening van
den Burgemeester van Groningen, wan
neer hij zich verzet tegen het tweede
middel, dat de Commissie, zij het dan
ook met een bloedend hart, aanprijst
ter verlichting van de persoonlijke taak
van den Burgemeester, n.l. het openen
van de mogelijkheid om in gemeenten
van ten minste 40.000 zielen, het bur
gemeesterschap en het voorzitterschap
van den Raad gescheiden te houden.
Heeft de gemeente het geluk een
Burgemeester te hebben, -die tegen het
voorzitterschap opgewassen is en het
aandurft, dan ware het meer dan jam
mer hem niet aan het hoofd te stellen
van den Raad", schrijft de Commissie.
De heer van Ketwich Verschuur zegt
stelliger : wie het voorzitterschap niet
aandurft of er niet tegen opgewassen
is, moet geen Burgemeester wezen."
Die meening onderschrijven wij. Een
Burgemeester van een groote gemeente
moet niet alleen een diepgaande kennis
van gemeentelijke aangelegenheden heb
ben en kunnen besturen en
representeeren, hij moet tevens iemand zijn,
van wien zooveel persoonlijke invloed
uitgaat en die zooveel ontzag inboe
zemt, dat de leiding van den Raad
hem niet ontglipt ; niet alleen physiek,
maar ook psychisch moet hij een sterk
man zijn.
Met name in een stad als Amsterdam
behoort het burgemeesterschap niet ge
scheiden te zijn van het voorzitterschap
van den Raad.
Niet alleen omdat, zooals Staats
raad Oppenheim in Het
Nederlandsche Gemeenterecht" schrijft, een Bur
gemeester, die het voorzitterschap van
den Raad niet uitoefent, een groot stuk
van zijn prestige verliest en voor de
gemeentenaren gelijk komt te staan
met een zuiveren rijksambtenaar.
Maar ook omdat een Burgemeester
van Amsterdam iemand behoort te
zijn van zooveel trots en zelfverzekerd
heid, dat hij het voorzitterschap van
den Raad, welke onaangenaamheden
het ook meebrenge, niet uit handen
n'il geven.
K t: R x K A M i'
van Frans van Assisi. De meesten hunner
waren arm, zij moesten overdag hun brood
verdienen; des avonds kwamen zij bijeen,
redigeerden hun blad, stelden hun geschriften
op, woonden vergaderingen bij, en hielden
des Zondags hun propaganda-tochten.
Het was een rijke tijd van inspanning en
van zelfopoffering. Toch hield Amédée Guiard
nog uren over om zijn dissertatie te schrijven
en den doctorgraad te verkrijgen.
Had hij er echter aan gedacht de beweging
van Le Sillon een ruimere uitbreiding te
geven door haar in literarische kringen binnen
te leiden en ook een aesthetische richting te
geven, dat denkbeeld bleek een hersenschim.
Van hem werd hard werk gevraagd. Het
hoofddoel moest vooreerst gelden.
Deed het er dan toe of voor de wereld
een leven verloren en obscuur werd geacht,
wanneer het inderdaad werd behcerscht door
het streven om samen te gaan met den wil
van God? In zoover was Guiard een mysti
cus dat hij in iedere omstandigheid een wenk
vond van den Hemel, en dien met vreugde
opvolgde, of het dan zware arbeid of leed
of vervolging was die hem stond te wachten.
De vreugde vond hij in de beheersching
van zichzelf te midden van welke omstan
digheden hij ook werd geplaatst.
Was hier echter geen gevaar van zelf
verheffing?
Alsof het leven hem vernedering zou be
sparen !
Plotseling werd de beweging van Le Sillon
gestoord dooreen Pauselijk gebod van Pius X.
Het was een verkeerd spoor waarop men
was geraakt, verklaarde het bevel. De Kerk
sprak een verpordeeling uit. Amédée Guiard,
na een ernstige zelfbeproeving, onderwierp
zich, gelijk niet allen deden. Maar hij voor
zich keurde goed.
Hij kreeg na een jaar of twee, in 1912,
een post aan het college Sainte-Croix en had
dus een verzekerd bestaan. In een geestelijke
orde verlangde hij niet te treden. Had hij
niet alle regels zich opgelegd, armoede,
kuischheid, gehoorzaamheid? vroeg hij in 't gebed
aan God. Antwoord voor mij, God! vraagt
hij. Er was iets in hem dat zich verzette.
iets van menschenvrijheid, van verbeelding,
Hij hoopte nog op den dichternaam.
Zou hij misschien als dichter toch nog een
zending hebben te vervullen?
Hij liet het over. Tres h u m b l e m e n t
was zijn devies. ledere dag had zijn taak JD
iedere dag had aan zijn taak genoeg. Meer
?M meer gaf hij zijn ziel aan zijn werk. De
eigen persoon bleef buitengesloten. De les
was niet voor hem, maar voor zijn leer
lingen; hij droeg hun tekortkomingen, zijn
leiding moest alles goedmaken. Maar dit alles
ging gemoedelijk, rustig, vroolijk en zek.T.
Niemand vermoedde de strenge tucht van
zijn gedachten en van zijn gevoel.
Niemand wist van de nachten in gebed.
doorgebracht onder den koepel der
Montmartre-kerk, niemand maakte hij deelgenoot
van zijn streven om den gang van zijn be
staan naar een zelfvcrloochenend plan te
ordenen in verband met de geestelijke har
monie. Zijn orde was hij. Hij had zijn ver
borgen zelf.
Hoe kan men over deze mystieke gevoelens
spreken in een paar regels? Hij voedde zich
op voor een omkeer van het hart en van het
hart der wereld. Ontwapening! leest men in
een van 'ijn noten. De geest moet worden
ontwapend van zijn haat en vervuld van
edelmoedigheid en toewijding.
Maar toen het vaderland werd aangevallen,
was hij niet tevreden, eer hij aan de voor
posten stond. In de eerste maanden onder
de moeiten van het marcheeren en
contremarcheeren vindt hij geen tijd voor
opteekeningen. Het zijn slechts losse data en woorden :
Boue.... Fatigue.... Dysenteri e....
F a t i g u e générale. Dan gewent hij
zich aan de vermoeienis, hij hervindt zijn
evemvicht, hij neemt zijn Caesar, zijn
Virgilius ter hand, maar ook zijn Navolging Christi.
Hij, de Korporaal, zorgt voor zijn soldaten,
al is hij gewond, hij verlaat hen niet in den
slag. Dood op het slagveld wordt hij door
hen opgenorren. A trouvéune mort glorieues,
zegt de legerorder.
W. G. C. B Y v A N c K