De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 23 april pagina 2

23 april 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N E D ERL A N D 23 April '21. - No. 2287 THEORIE EN PRAKTIJK Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGT: SI-FA-KO S IQ AREN Het voofn»mm»fo Sorlomorir Vrouwenkiesrecht en Vrouwen-keuze t BURGEMEESTER TELLEGEN Wel is het een tragische gebeurtenis, als een man, die zijn stad zes jaren als burgemees ter heeft gediend, herbenoemd en gereed om zijn functie opnieuw te aanvaarden, plotse ling van ons wordt weggenomen. Dubbel tragisch als die man zelf sprak hij er meer malen over geen andere bron van inkomsten dan zijn arbeid bezat en zijn gezin ook daar om hem nog niet konde missen. Ik zeide, dat hij Amsterdam als burgemees ter heeft gediend" en niet zeide ik ,,bestuurd" omdat bij het graf van Tellegen,een man van eenvoud en waarheid, gezwollen taal niet wordt begeerd. De tijden, toen een burgemeester de stad bestuurde", liggen reeds ver in het ver leden en Tellegen was er de man niet naar om ad majoram gloriam van zich zelf de groote beteekenis van zijn medewerkers te miskennen. Hij heeft zijn stad gediend injden hoogsten zin van het woord ; hij wist te dienen, zich geheel te geven aan zijn taak. Zoo reeds als hoofd-ambtenaar. Naar Am sterdam geroepen aan het hoofd van den Bouwe"n Woningdienst, heeft hij zich dadelijk gezet aan een grooten arbeid, die de grondslag moest worden voor een radicale verbetering van onze woningtoestanden, de bouwverorde ning. Ik had het voorrecht te behooren tot de kleine sub-commissie, die uit de commissie voor de strafverordeningen was aangewezen om de verordening te ontwerpen met de hulp van Tellegen. Doch wij waren het niet, die ontwierpen, doch Tellegen was het, die de ont werpen leverde en telkens weer nieuwe na de bespreking in de subcommissie. In hoofdzaak was het zijn werk. Toen deze grondslag was gelegd en de uit voering der Woningwet in Amsterdam met kracht kon worden ter hand genomen, werd ik als wethouder ook belast met de afdeeling, wier directeur Tellegen was en zoo hadden wij dagelijks saam te werken op een terrein, waar alles nog te doen was. En toen eerst is mij dui delijk geworden, over welke grcote bekwaam heden deze man beschikte en hoe hij leefde voor zijn werk. Het publiek klaagt zoo gaarne over ambtenarij en denkt dan aan den ambtenaar, diezijn taakafmeet naar zijn kantooruren en het gelooft zoo gaarne, dat een dergelijke het type van den ambtenaar is. Het groote publiek heef l er geen flauw besef van, hoevelen op het stad huis leven voor hun werk en het beste wat zij hebben, geven aan de gemeente. Onder hen was Tellegen in die dagen een toonbeeld. Toch werd er destijds over den gang van zaken bij Bouw- en Woningtoezicht wel geklaagd en niet geheel ten onrechte. Het groote plichtbesef ltlllfltMIMHI|.MMIIIIIIIIIIlmlllMIIIIIIIIMMtlMMIMIIIMI|lIM*MtM MMt en liet verantwoordelijkheidsgevoel van Telle gen brachten hem er toe, elke zaak zelf na te gaan met de grootste zorg en met de bekende hollandsche degelijkheid, die niet steeds sa mengaat met een vlotte afdoening van zaken. Sprekend over een man als Tellegen, behoeft men niet te zwijgen over les défauts de ses qualités. Hij was nu eenmaal niet spoedig tevreden over zijn werk en had behoefte om zijn oordeel steeds opnieuw te toetsen. En zoo moest men wel eens naar een middel omzien, om een zaak met spoed tot afdoening te bren gen. De lezer houde mij ten goede, als ik daarvan een staaltje meedeel, in den trant van Tellegen, die gaarne van zijn ervaringen verhaalde. Als wethouder legde ik Tellegen eens de vraag voor, of wij niet krachtiger dan door de gewone onbewoonbaarverklaringen moesten ingrijpen op Uilenburg, waar woningtoestan den voorkwamen, die daarover waren wij het eens een schande waren voor onze stad. Hij haalde toen uit zijn bureau een groote kaart Het was een reeds enkele jaren geleden door hem ontworpen plan van een nieuwen ver keersweg tusschen Plantage en Dam, een plan dat ook Uilenburg omvatte. De studie van dit plan bracht mij tot de conclusie, dat er tientallen inillioenen mee gemoeid zouden zijn destijds een hee! groote som ! doch dat het deel, Uilenburg betreffend, als een zelfstandig stuk er uitgelicht en op zich zelf spoedig afgedaan kon worden. Ik noodigde nu Tellegen met den Directeur der Publieke wer ken tot een bespreking van dit kleine nl~n en spr k daarbij den wensen uit, de grachten, die (volgens het groote plan) daar ter plaatse zouden worden gedempt, liever te behouden. Wij hebben toen een heelcn ochtend dit plan van alle zijden bezien, de beide deskurdigeu wisselden hunne denkbeelden mondeling uit (wat anders in een aantal rapporten placht te geschieden), de noodige veranderingen wer den vastgesteld en wij werden het ten slotte op alle punten eens, ook over het behoud der grachten. Toen wij uiteen zouden gaan, vroeg Tellegen : nu krijgen wij dit zeker om rapport? En ik zie nog de verbazing op zijn gelaat, toen ik antwoordde : Dat lijkt nu niet meer noodig, wij zijn het immers op alle punten eens." En aldus giin; het stuk in zee. Zoo is de onteigening van Uilenburg ont staan. Toch was ook deze daad nog een uitvloeisel van zijn werk. Hij was zoozeer doordrongen van de noodzakelijkheid, om de volkshuisves ting te verbeteren en koesterde zoovee! liefde voor dit groote volksbelang, dat hij er anderen voor bezielde. Inderdaad is hij in Nederland de baanbreker geweest voor de moderne opvattingen op dit gebied. Alles wat gedaan moest worden, v;as toen nog nieuw, moest nog gecreëerd worden, doch hij bracht het tot stand. En wel in een tijd toen het besef van Het groote nut van dezen arbeid nog zoo weinig was doorgedrongen. Elke reeks van onbewoonbaarverklaringen b.v. werd een onderwerp van zwaren strijd in den Raad. Eenmaal is het zelfs gebeurd, dat zulk een voordracht, door mij als wethouder verdedigd, werd verworpen tengevolge der sterke op positie, welke gesteund was door.... den toenmaligen burgemeester! (1) En het Was geen gemakkelijk werk, van don Raad een voorschot voor woningbouw van een paar ton goedgekeurd te krijgen. Tellegen heeft echter volhard en overwonnen. Later tot burgemeester benoemd, heeft hij zich op gelijke wijze gewijd aan zijn nieuwe nog gewichtiger taak. Van ieder, die hem in die functie heeft gadegeslagen, hoort men slechts n oordeel : voorbeeldige plichtsbe trachting, een onovertroffen toewijding aan de belangen van Amsterdam. Dikwijls dacht ik : ziedaar een man, die een traditie van hooge plichtsvervulling achter zich heeft en zich die traditie waardig toont. Nu kon Tellegen ook het mooie van zijn eigen persoonlijkheid tot ontplooiing brengen, den goeden inensch. Toegankelijk voor iedereen, ontvankelijk voor ieders belangen, overal willende helpen en steunen, heeft hij gewerkt zooals door wet houder Wibaut is getuigd van den morgen tot den avond en van den avond tot den morgen," zich zelf vergetend, zich opofferend voor zijn plicht. Inderdaad is er bij menschenheugenis wel nooit een zwaarder taak gelegd op het Gemeentebestuur der hoofdstad dan in de laatste zes jaren. Wie het wisten, hiel den wel eens een woord van kritiek terug bij zooveel toewijding en zoo zwaren last. Hij heeft zijn volle aandeel in dien last gedragen, tot hij niet meer kon. Hij heeft in den letterlijken zin betaald met zijn persoon. Het was voor ingewijden geen geheim, toch was het treffend uit den mond van zijn zoon aan zijn graf te vernemen, hoeveel zorg hem ook de moeilijke finantieele toestand onzer stad heeft gebaard. Ik moet daar een woord over spreken om mijn verontwaardiging te uiten over het minderwaardige verkiezingsgcdoe van hen, die aan dit Gemeentebestuur een roekeloos finantieel beheer verwijten en daar door tevens een smet werpen op de nagedach tenis van Tellegen. Wil men een bewijs, hoe zeer aan dit Gemeentebestuur en aan Tellegen in het bizonder de finantiën ter harte gingen, men herinnere zich de loon-voordracht van Januari 1920. De sociaal-democratische fractie wilde het loon verder verhoogen en de wet houder voor de finantiën bestreed het en stelde namens het college de portefeuille-kwestie. De socialistische fractie handhaafde niettemin haar amendement en wilde er zelfs haar beide wethouders aan wagen. Toen nam burge meester Tellegen het woord om den Raad het vol'.e gewicht der finantieele verantwoor delijkheid voor oogen te stellen. Hij weigerde de verantwoordelijkheid voor een verdere loonsverhooging te dragen en stelde in uit zicht, dat hij zoo ze toch aangenomen werd, de middelen zou aanwenden, die hem als burgemeester ten dienste stonden. Als Amsterdam een curator moest krijgen, zoo zeide hij, dan wilde hij wel de curator zijn, maar niet een curator naast zich krijgen. Het zijn dezelfde mannen,die toen bij monde van den heer Scheltema als een man" zich schaarden om het college van B. en W., die zich nu niet te hoog achten, om verkiezings reclame te maken met de kreet : roekeloos finantieel beheer. Inderdaad, die smet heeft Tellegen niet verdiend. Als dit artikel verschijnt, zal openbaar zijn geworden, op welke wijze de Raad van Am sterdam den overleden burgemeester wenscht te huldigen. Amsterdam zal, zeker met de instemming van heel de burgerij, de eereschuld honoreeren, die zij jegens Tellegen heeft en zal aan zijn weduwe en dochter vergelden wat hij deed voor Amsterdam. Voor Mevrouw Tellegen en haar dochter zeker ten groote onderscheiding, dat zij dezelfde hulde hebben in ontvangst te nemen, die indertijd door het Rijk is gebracht aan d;1 dochters van onzen besten burger, Thorbccke. MR. Z. v A N D i; \ B i: \> i; 11 20 April l'.121. (1) Opdat geen misverstand ontsta, zij hier herinnerd dat alles wat de volkshuisvesting betrof bij den lateren burgemeester. Mr. Roell, steeds warmen steun heeft gevonden. Wij schreven ons vorige overzicht onder den indruk der afwending van het dreigende evaar voor den grooten strijd tusschen kapitaal en proletariaat in 't Vereenigd Ko ninkrijk, maar nauwelijks was het geschreven, of de hemel betrok opnieuw en de calamiteit kwam nog nader dan de eerste maal. Evenw.'l, weer werd ze afgewend en nu 't gevaar definitief van de lucht schijnt te zijn, vraagt men zich opnieuw af : waarom blijft de strijd uit? Het antwoord luidt evenals de vorige maal : bijna zeker, omdat de arbeiderslei ders voelen dat zij voor een verloren zaak zouden vechten : dat de staking een misluk king zou worden. Dit is de indruk die zich, door al het gepraat en geschrijf over belang rijke en détail-quaesties, naar voren dring*. l.idien er eenige kans bestond, dat door cH' ontwrichting van heel het economische leven de onvermijdelijke daling der loonen kon tegen gehouden worden, dan zou vermoedelijk de staking wel uitgebroken zijn ; maar de met zooveel gezond verstand begiftigde Britsche arbeidersleiders voelen zeer goed de kracht der economische wet die het loon doet dalen als de prijs van het product naar beneden gaat en zij hebben zij 't dan op het nippertje - den weg van vreedzaam overleg over de wijze waarop die daling het minst pijnlijk voltrokken kan worden, verkozen boven den str'ijd vór 't behoud van den tochonhoudbaren loonstandaard. Intusschen is deze vreedzame weg aller minst, glad en geëffend en nieuwe botsingen staan met bijna volkomen zekerheid te wach ten. De kolendelversstaking zelf is nog aller minst geëindigd en de dclvers hebben blijk baar volstrekt geen haast met beëindiging ofschoon hun kassen leeg raken en door de desertie" der bondgenooten hun 't sterkste wapen ontnomen is want eerst Vrijdag heeft de groote conferentie in Londen plaats die den uitweg uit de moeilijkheden misschien banen zal. Wie weet of het conflict niet nog verscherpt wordt en er toch niet weer gevaar voor uitbreiding ontstaat : met volstrekte zekerheid zijn hier zeker geen voorspellingen te wagen. De quaestie is namelijk, dat de eigenlijke moeilijkheid nog in 't geheel niet nader tot de oplossing gekomen is. Want al wat er gebeurde en wat het gevaar voor de staking van 't Drievoudig Verbond afwendde, is niet meer dan dit : in den allcrhoogsten nood heeft een aantal parlementsleden de koppen bij elkaar gestoken, vergaderd met de mijn eigenaars en vervolgens met Hodges, den se cretaris van den mijnwerkersbond, en deze ertoe gebracht toe te stemmen in een tijdelijke loonregeling zonder dat de groote quaestie of de delvers in de slecht rondeerende mijnen hoogere loonen zullen ontvangen dank zij een toeslag geput uit de opbrengst der rijke daardoor gepreiudicieerd werd. Toen nu Hod ges met dit denkbeeld bij zijn makkers kwam. wilden dezen daarvan volstrekt niet weten en Hodges moest aftreden, maar deze gebeurte nissen brachten zulk een verwarring te weeg onder de generaals van het Drievoudig Ver bond, dat dezen de staking niet meer aandurf den, de instructies telegrafisch introkken en een dag later besloten heelemaal niet te staken. Het mijnwerkersconflict is dus nog in geen enkel opzicht zijn oplossing genaderd en we moeten wachten op de vergadering van Vrij dag : maar de berichten over de stemming der mijnwerkers zijn tot op heden bijzonder ongunstig. Ken deel der Britsche pers is er op uit de verdiensten van Lloyd George bij de bezwering van dit conflict als y.eer gering voor te stellen, ja, hem te verwijten, dat door zijn toedoen het gevaar zoo ernstig geworden is. Wij krij gen 'den indruk dat deze houding niet geheel rechtvaardig is en dat den vanouds vermaar den stakingsbezweerder wel degelijk voor een deel de ter toekomt het gevaar bezworen te hebben, ook al kan dan dat andere juist zijn, n.l. dat 't gevaar niet zoo hoog had behoeven te loopeu als Lloyd George niet zoo sterk antiarbeidersgezind was geworden in den laatsten tijd. De premier zelf heeft reeds snedig op 't verwijt der overbodigheid van de geweldige anti-stakings-maatregelen der regeering ge antwoord, dnt men deze wellicht niet voor overbodig had gehouden als ze niet genomen waren en daarmee trof hij den spijker op de kop in dien zin, dat toen de leiders van het Drievoudig Verbond zagen, hoe geducht de regeering zich voorbereidde en hoe de vrij willigers toestroomden, hun animo om den oorlog te verklaren waarschijnlijk belangrijk gezakt is. Maar bovendien lijkt 't ons dat de verklaring, die Lloyd George Donderdagmor gen afgelegd heeft tegenover de bondgenooten der mijnwerkers; de atmosfeer belangrijk gunstiger gemaakt heeft voor den vrede. Deze verklaring was, als alles wat over Lloyd George's tong komt of wat uit zijn pen vloeit, voortreffelijk van vorm en zoo goed geargu menteerd, zoo gematigd en toch zoo stellig, dat zij wel grooten indruk maken moest. Hij bestrijdt daar in het denkbeeld van de pool" d.i. van .betaling der werkers in arme mijnen uit de opbrengst van de rijke omdat dit geen nationalisatie is en ook geen vrije concurrentie en het de nadeden van beide stelsels vereenigt, maar daarnaast verklaart hij dat het land bereid is, de mijndelvers met staatsgeld te steunen om den val der loonen van thans tot op de hoogte ..welke naar ik vrees onvermijdelijk is, van welk gezichtspunt ook" gemakkelijker te maken. De mijnwerkers /.uilen natuurlijk bezwaar hebben tegen zulk een tijdelijke regeling en vragen, hoe het daarna gaan moet, maar alles wel beschouwd is dit toch de eenige ma nier waarop het conflict opgelost kan worden, want de medeburgers der mijnwerkers kun nen niet voortgaan met dezen uil hun zak een toeslag te betalen en loonen te verschaffen die door het product niet worden goedgemaakt. evenmin als de mijneigenaars er lust in zul len voelen om ten eeuwigen dage met groot risico en veel kopzorg mijnen te exploiteeren die geen winst afwerpen, iets waartoe zij tijdelijk bereid zijn. Derhalve, door die mededeelingen van L. (i. moet de toestand al wat verhelderd zijn en zoo gelooven wij dat ook hem een deel van de eer toekomst, die de pers zijner politieke tegenstanders hem niet gunt. De vrees voor den industrieelen ooilo^ in Groot-Brittanje zal vermoedelijk spoedig uit onze belangstelling verdrongen worden door het opnieuw dreigende groote WestEnropeesche politieke conflict tusschen Duitschland en de Entente, in 't bijzonder Frankrijk, dat tegen den eersten Mei be looft uit te breken. Trouwens, e Britsehe kolen-quaestie houdt verband, en wel zeer nauw verband, niet de verhouding van Duitschland tot de Entente. Ziehier waarom. De Londensche conferentie is mislukt en de schadcloosstellingsvraag wordt derhalve beheerscht door het verdrag van Versailles ; dit eis-du tegen l Mei betalingen van Duitsch land waaraan dit land naar de meening der Entente nog niet voldaan heeft, terwijl het niet bereid is om alsnog te betalen ; Frankrijk wil daarom gebruik maken van zijn macht en de rechten die 't verdrag naar zijn nieening aan de Entente geeft en is vermoedelijk voor nemens om het Roer-gebied te bezetten. Nu zal, indien niet alle teekenen bedriegen, vandaag of morgen Duitschland met nieuwe tegenvoorstellen aankomen 't was dus tóch waar wat von Simons aan de Matin" vertelde welke de Duitsche regeering eerst door een bemiddelaar (Amerika of België of den Paus) heeft willen indienen, maar die na weigering door verschillende tusschenpersoneu, nu direct gedaan zullen worden. Die tegenvoorstellen worden echter naar alle waarschijnlijkheid verworpen, althans de wijze waarop de bij geruchte bekend geworden voor stellen waarvan de belangrijkste zijn : overneming der schulden van de Entente aan Amerika door Dnitschland en hulp in natura bij 't herstel van het verwoeste gebied ontvangen worden in de Fransche pers. be looft niets goeds. Zaterdag a.s. zullen nu, volgens de berichten van heden. Lloyd George en Briand, misschien met Belgische, Amerikaansche en Italhatische staatslieden, in Lintphe bij Fulkestone over de zaak praten, maar wie de Fransche pers in ziet, voelt dat men in Parijs voornemens is zeer vast op zijn stti.-. te staan, niet eens meer tevreden te zijn met de bedragen die in de Parijsche conferentie vastgesteld zijn. maar meer te eischen en anders het Roer-gebied te bezetten en zich te voldoen uit de opbrengst der mijnen daar. Die bezetting van het Roer-gebied wordt nu niet alleen in Duitschland en de neutrale landen als een hoogst noodlottig middel be schouwd omdat ze arbeidersmoeilijkheden en aiidvve ellende zal meebrengen en 't her stel der goede verhouding lang zal tegenhouden maar ook in Engeland voelt men de aller grootste bezwaren daartegen, ten eerste om de genoemde redenen, maar bovendien nog om een zeer persoonlijke. Want waarom is de prijs der Britsche steenkolen zoo laag geworden, dat de arbeiders een hongerloon moeten krijgen? Omdat ze moeten concurreeren tegen de buitenlandsche en ziedaar nu dat als de Fransche kolen gaan dalen uit het rijke Roer-district, waarvoor 't om zoo te /.eggen niets betaalt, maar die het moet verknopen om zijn schadeloosstelling betaald te krijgen, de kolenprijzen nog verder zullen zakken. Frankrijk heeft op 't oQgenblik reeds meer kolen dan liet verwerken kan, Duitsch land heeft er te weinig en nu zouden de Franschen die kolen, die Duitschland noodig heeft, naar hun eigen land voeren - want natuurlijk kunnen ze de Roer-kolen niet verkoopeti aan de bankroete Duitschers --- en omdat zij ze zelf niet noodig hebben, zouden zij de kolen natuurlijk op de internationale markt werpen en een verdere daling veroorzaken. Gevolg : bestendiging der industrieele misère. Men ziet hoe nauw de industrieele crisis DE ZONDENBOK Vijf en dertig lange jaren Zat hij zoo al op kantoor ; Altijd tobben, altijd bezig, Bracht hij er zijn leven door. Altijd zocht hij trouw en eerlijk Het belang van zijn patroon, Jaren lang had hij geploeterd Voor een karig armoe-loon. Hij g'«g m met kapitalen, Nooit mankeerde er 'n cent; Om zijn eerlijkheid en ijver, Stond hij in de zaak bekend. Op kantoor ging 't bij tonnen, Duizenden had hij in kas, Bij hem thuis ging 't bij stuivers, Als er eten noodig was. Toen hij eens door nood en ziekte, Radeloos een voorschot nam; Geld dat hij terug zou geven, Als hij uit de zorgen kwam:. Werd hij bij 't kas-opmaken Op oneerlijkheid betrapt, En hij moest 'n jaar gaan brommen Als een dief die heeft gegapt. En terwijl hij diep rampzalig In zijn cel te tobben zat, Om het dorre armoe-leven. Dat hij steeds geleden had; Spookte door zijn doffe hersens; Dat, toen hij recht moest staan, Zijn patroon met speculaties Nog veel erger had gedaan. Jaren lang had hij gezwegen, Voor den naam van zijn patroon; Om het broodje van zijn kinderen Om zijn karig honger-loon. Nu begon hij te begrijpen, Dat hij met zijn trouw en vlijt, Anderen had rijk gestolen Door zijn stomme eerlijkheid. J. H. S P E E N H O F F lillllllllillliill UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENH\GE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWLJK. UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOER4BAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN er WELTEVREDEN. in Engeland en de verhouding van de Entente tot Duitschland saamhangen en voor welk een moeilijk probleem Lloyd George zich geplaatst zal zien als hij Zaterdag met Briand saamkomt met Briand, die helaas niet vrij is, maar zucht onder de zweep van Poincaré. Zal de Britsche premier, door zijn eigen binnenlandsche zwarigheden gedwongen, dan ten laatste ophouden den Franschen bond genoot te volgen op den weg die Frankrijk schijnbaar tot herstel voert, maar die in waar heid in 't moeras rondloopt? Wij hopen, maar vleien ons met geenerlei illusie. Helaas spelen weer de Duitsche nationalisten, die van de begrafenis der Keizerin een monarchistische demonstratie pogen te maken, den Franschen staatslieden in de kaart ! Hoezeer de vrees voor Duitschland de alpha en de omega blijft der Fransche staatkunde. blijkt opnieuw uit de houding tegenover Oostenrijk aangenomen. Een dreigement met onthouding van den volstrekt noodzakelijker Entente-steun aan het noodlijdende Oostenrijk heeft dienst moeten doen om dit af te brengen van zijn pogingen om overeenkomstig de verdragsbepalingen en via den Volkenbond aansluiting te verkrijgen bij Duitschlanu. De Oostenrijksche kamer heeft zich zeer waardig gedragen in deze zaak, maar het slot zal toch wel zijn, dat de onontbeerlijke steun wordt aanvaard liever dan de poging tot aansluiting bij het Duitsche rijk voortgezet. De Grieken laten zich door hun voorloopige tegenslagen in Klein-Azië niet afschrikken maar versterken zich achter hun verdedigings linie!! en gaan weer zoo nu en dan tot den aanval over, hetgeen afgewisseld wordt met aanvallen van Turkschen kant. 't Is, zooals wij de vorige maal reeds schreven, zeer dui delijk, dat zij zich eerst in de alleruiterste noodzakelijkheid van hun veldtochtsplannen zullen laten afbrengen. Of deze nationalis tische politiek gevoerd wordt met goedvinden van de breede lagen des volks, is natuurlijk een zeer moeilijk te beantwoorden vraag : de afkondiging van den staat van beleg in Griekenland wijst op 't tegendeel, maar daar staat tegenover, dat sinds jaren reeds van de Grieksche bevolking zelf zulk een doelbewust jtreven is uitgegaan naar uitbreiding in KleinAzië en natuurlijk ook op den Balkan, dat men hier toch bezwaarlijk aan een het volk van bovenaf opgedrongen oorlog gelooven kan. I. C. VA N O v L \.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl