De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 23 april pagina 5

23 april 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

23 April '21. - No. 2287 Du AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ENKELE VROUWELIJKE CANDIDATEN VOOR DEN GEMEENTERAAD Teekeningen voor ,,de Amsterdammer'' vnn B. van Vlijmen Mej. J. F. D. Mossel, (Algemccnc Ncderl.Vrouwenorganisatie) Mevr. C. Ramondt-Hirschmann (Vr. Dem.) Mej. Joh. W. A. Naber (Vrijheidsbond) Mevr. C. Pothuis?Smit (S. D. 'A. P.) Spreeksters op de ver ga dering van de Ne d. Unie voor Vrouwe n belangen. Illlllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllll VOOR VROUWEN s voor de vrouw, als kiezeres, partij kiezen noodig f Moeten de vrouwen, als kiezeres, partij kiezen, zich aansluiten bij eenige staatkundige partij? Doen zij niet beter, zich onderling te vereenigen in eene eigen partij ter bevordering harer eigene specifiek vrouwelijke belangen? Zullen zij zelfs niet wijs doen, bij de aanstaande Amsterdamsche verkiezingen uit te komen met eigen vrouwelijke candidaten? Zie, dat zijn op dit oogenblik zeer urgente, zeer actueele vragen, waarvan niemand den klemmenden ernst zal durven ontkennen ; en het is boven dien niet anders dan logisch gedacht, indien men, eer men partij kiest, zich afvraagt, zal ik partij kiezen? En zijn er ook niet weinigen onder onze vrouwen, en daaronder vrouwen van naam en beteekenis, die meenen, dat de vrouwen als zoodanig zich moeten blijven ont houden van ieder bestaand staatkundig partijverband ten einde dan in eigen groep wat men noemt het vrouwelijk element" in de wet geving tot uiting te brengen. Zoo ik voor mij de vraag, de fundamenteele vraag:moetendevrouwen zich thans met de mannengesamenlijkaansluiten bijeen derbestaande staatkundige partijen, geheel afgescheiden nog van de vraag, bij welke partij? -- meen te moeten beantwoorden met een hartgron dig Ja ! dan doe ik dat zeker niet, omdat ook mij het denkbeeld van nheid van optreden en van handelen bij de vrouwen onderling niet een schoon denkbeeld zoude hebben toege schenen. Behoorende, als ik reeds doe, tot de oude garde, heb ik nog mogen arbeiden in dien verleden tijd, toen de vrouwen inderdaad schouder aan schouder stonden, gesamenlijk strevende naar een zelfde doel, n van zin en n van wil, hoe ook verschillend van tempe rament, van eigen bijzonder inzicht op staat kundig, godsdienstig en maatschappelijk ge bied. Het was een wonderschoone tijd, die zijn hoogtepunt heeft bereikt in het jaar 1908 en toen culmineerde in het Internationale Congres voor Vrouwenkiesrecht te Amsterdam. Het was een tijd, waarin de ultra's en de gematigden, zooals toen de onderscheiding tusschen de verschillende, zich reeds afteekenende fracties van vrouwen heette, nog zusterlijk hand in hand gingen, toen het recht van medezeggingschap voor de vrouw op staat kundig gebied werd nagestreefd door wie dat recht begeerde om te kunnen waken voor be houd gesamenlijk met wie dat recht verlangde om te kunnen arbeiden voor vernieuwing. Maar nu wij eenmaal zijn overgebracht van de theorie naar de praktijk en zijn gesteld voor de vraag, hoe zullen wij stemmen? nu blijkt, dat de toestand als met eenen tooverslag ten eenemale is gekeerd, dat voor nheid is gekomen verscheidenheid. Dat het zoo en niet anders komen moest, was in dien eersten schoonen tijd, waarvan ik zoo even sprak, voor wie- op de teekenen der tijden acht gaf, reeds onmiskenbaar. Zelve heb ik in die dagen dikwijls gedacht aan het diepzinnige woord van Pascal : Strijd behaagt ons ; maar niet de overwinning." Inderdaad onze strijd was schoon en het is een voorrecht,'dat wij ouderen vooruit hebben boven vele jongeren, dat wij dien strijd hebben mogen medestrijder!. Wij hebben er ons geestelijk aan opgebouwd. Wij hebben er door leeren opmerken, leeren na denken, leeren onderscheiden. Wij zijn er door geworden tot bewuste persoonlijkheden. Wij hebben er door leeren medevoelen de groote maatschappelijke nóoden, waarvoor wij wilden opkomen, hadden wij maar eens het kiesrecht tot ons wapen, als moeders in Israël. Dat wij daarvoor wilden strijden, wilden leven, wilden werken, meer nog dan voor ons eigen belang, dat stond onwrikbaar bij ons vast ; daarover waren wij het roerend ns : maar zoodra wij ons gingen afvragen, hoe worden die nóoden het best bevredigd, werd de verscheidenheid, let wel de verscheidenheid,nietdeverdeeldheid der meeningen openbaar. Zoo moest het einde van den strijd ook het einde van onze nheid zijn en een verder gesamenlijk op trekken van vrouwen als vrouwen voor goed onmogelijk maken. Men heeft den strijd voor vrouwenkiesrecht dikwijls genoemd eenen belangenstrijd. Ik ontken met den meesten nadruk, dat hij dit ooit zoude zijn geweest. Hij heeft dit ook nooit kunnen zijn, en wel om de afdoende reden, dat er geene specifieke vrouwenbelangen in engeren of ruimeren zin bestaan. De belangen van man en vrouw zijn te afhankelijk van elk ander, zijn te eng verbonden, dan dat men ze gescheiden, laat staan tegenstrijdig zoude kunnen denken. Beider belang vloeit inén in dat van het kind, van het gezin. Zeker, er zijn belangen, welker behartiging der vrouw meer bijzonder ter harte gaat, als daar zijn het onderwijs, de drankbestrijding, de kamp voor eenheid van moraal, de bevordering van goede volkshuisvesting, en volksvoeding; maar al die dingen zijn daarom nog geene specifieke vrouwelijke belangen. Zij zijn en blijven in eminenten zin algemeen menschelijke belangen. En eene uitnemende vrouw als de Zweedsche wegbereidster en feministe Fredrika Bremer heeft eens zeer terecht gezegd : ,,ik ben in de eerste plaats mensch ; en pas in de tweede plaats vrouw." Vele vrouwen sluiten zich thans aaneen om met eigene vertegenwoordigsters uit te komen voor verkrijging van gelijkheid van arbeidsvoorwaarden voor man en vrouw, voor moederschapszorg, voor verbetering van op voeding, van onderwijs, van volksvoeding en volkshuisvesting. Maar zoo in hunne algemeen heid, zonder nadere omgrenzing door vaste lijnen, blijven die woorden slechts woorden zonder zin, slechts leuzen, waaronder iedere vrouw iets zeer verschillends kan verstaan, en ook inderdaad verstaat. Enkel met woorden en leuzen komt men er niet. Denn ein Begriff musz bei dem Worte sein, heeft Göthe reeds gezegd in den t-'aust. Men kan ns zijn, en moet het wel zijn, in verlangen naar verbetering van onderwijs en toch ver deeld op het punt van het al of niet wenschelijke van co-educatie. Over de wenschelijkheid van verbetering van volkshuisvesting, van volksvoeding is geenerlei verschil van mee ning denkbaar; maar waar het om gaat, dat is de vraag, de beslissende vraag, de zuiver po litieke vraag, of men daarbij is voor uitbreiding van Staatsbemoeiing dan wel voor vrijheid van concurrentie, van particulier initiatief. De voorstandsters van het begrip moederschap denken zeer verschillend over den gewenschten vorm daarvan. Men kan gelijkelijk denken over gelijk loon voor gelijken arbeid en toch van meening verschillen ten opzichte van het beginsel, of het loon moet worden bepaald door de behoefte dan wel door de praestatie. De vrouwen zouden zich daarom alleen dan kunnen organiseeren in eene eigene groep, indien zij homogeen waren, homogeen dach ten ; maar zoo zijn zij, zoo denken zij niet. Juist onder de vrouwen is het individueel verschil van inzicht zeer sterk ontwikkeld. De vrouwen, zoo goed als de mannen, zullen zich daarom moeten verdeelen in groepen naar gelang der beginselen welke zij zijn toegedaan, naar ge lang der beginselen, die ten slotte vormen den grondslag en de kenmerkende verschillen van de staatkundige partijen, waarin het Nederlandsche volk is verdeeld. De door vele vrouwen nog gekoesterde af keer van wat men noemt staatkundige partijverdeeldheid, van politiek, is overigens ook geenszins gerechtvaardigd. Een krachtig partijleven is de uiting van een denkend wil len, van een levend volksbewustzijn, van een nobel verantwoordelijkheidsgevoel. Dat het kan ontaarden is zeker waar : maar alleen wat in zich zelf goed is, kan ontaarden of worden misbruikt. De verschillende staatkundige partijen gronden zich op verschil van inzicht aangaande de beginselen, waarlangs het al gemeen, het nationaal belang, het meest mogelijk goed voor het grootst mogelijk aan tal moet worden nagestreefd ; en diezelfde be ginselen moeten ook bij dévrouw den doorslag geven bij de keuze der partij, waarbij zij zich zal aansluiten. Want de groote zedelijke, geestelijke en economische wetten, die ons maatschappelijk leven beheerschen, en richring geven aan ons denken, die wetten blij ven onveranderlijk dezelfde, onverschillig of het een man of een vrouw geldt, onverschil lig of het een man of een vrouw is, die ze in studie neemt. En nu gaat het toch niet aan te beweren, dat de keuze tusschen die verschil lende leidende beginselen voor een normaal vrouwenverstand te moeilijk is. Om te begin nen heeft de vrouw, zoo goed als de man, te kiezen tusschen slechts drie hoofdgroepen. Zij kan met de partijen van rechts zich laten leiden door het beginsel der antithese van Kerk en wereld en zich buigen voor de suprematie der eerste ook op staatkundig gebied ; zij kan met de partijen der uiterste linkerzijde zich aange trokken gevoelen tot de sociaal-democratische beginselen en zich scharen aan de zijde van het vooral voor eigen klassenbelang ijverende pro letariaat ; zij kan, eindelijk, zich houden aan het evenwichtig midden der groote centrumspartij. Mij dunkt de keuze van eene dezer drie hoofdgroepen kan voor geene vrouw, voor geen denkende vrouw althans, onoverkomelijke moeilijkheden opleveren. Ik zoude zelfs wil len zeggen, te dien opzichte is hare keuze reeds van te voren bepaald door opvoeding, door levenservaring, door traditie ; en die drie factoren zullen haar ook ten richtsnoer kun nen zijn bij de keuze van de onderafdeeling der hoofdgroep, waarbij zij zich indeelt. Dat traditie bij die keuze vaak sterk zal medespre ken, acht ik allerminst eene schade, daar tra ditie nog zoo heel iets anders is dan sleur of onverschilligheid van gewoonte. Traditie is de openbaring der krachten, die van kind af in ons hebben gewerkt en ten goede gewerkt, in zoo verre als wij mogen roemen in het voor recht van te stammen uit een goed en gezond gezinsleven. Als wij die traditie trouw blijven, dan zullen wij ons leven en ons werk sterk en harmonisch maken voor ons zelven en voor anderen. Misschien zullen wij naar den eisch onzer overtuiging moeten breken met de tra ditie onzer eerste levensjaren ; maar dan ligt in dat bewust breken, omdat wij meenen, het te moeten doen, toch ook eene groote, op bouwende kracht. En wanneer de vrouw dan na rijp beraad en na gezette keuze, geleid door de beginselen, welke zij voor zich gevoelt te moeten volgen, zich aansluit bij eene partij-organisatie van mannen en van vrouwen, dan zal zij daarin brengen een nieuw element krachtens het specifiek vrouwelijke in de vrouw, waaraan ik even vast en zeker geloof,-als ik het bestaan van specifieke vrouwenbelangen beslist ont ken. Al moge de vrouw wijs doen, haar oordeel te blijven vormen en ontwikkelen in de groote feministische centra, die als centra van voor lichting nog eene schoone taak voor zich heb ben, ??tot actie moet zij thans komen in samenwerking met den man, gesamenlijk met dezen de verantwoordelijkheid van beider handelen dragen. Gezien de gronden, waarop wij onze burgerschapsrechten hebben begeerd, schijnt mij dit tegenover den man ook niet meer dan een eisch van simpele goede trouw. l o n A N N A W. A. N A B P u De taak der vrouw in den Gemeenteraad Dat het een uitstekende gedachte was geweest van het Amsterdamsche afdeelingsbestuur van de Ned. Unie voor Vrouwen belangen om de vrouwelijke candidaten van alle partijen in deze neutrale vereeniging de gelegenheid te geven haar standpunt inzake het bestuur onzer gemeente uiteen te zetten, bewees wel de buitengewone belangstelling aan den dag gelegd op den avond van Dins dag 5 April, toen de groote zaal van het American Hotel geheel gevuld was met aan dachtige toehoorsters, waaronder ook meer dere toehoorders. Daar de pres., mej. Dr. M. J. Baale door drukke werkzaamheden verhinderd was, werd de vergadering geleid door den vice-pres., Dr. I. H. J. Vos, die in zijn openingsrede over het niet aanwezig zijn der voorzitster zijn leedwezen uitsprak, en wel voornamelijk daarom, omdat men nu niet in de gelegen heid was te zien hoe goed een vrouw in staat is een vergadering te leiden. Hij gaf vervolgens zijn vreugde te kennen, dat zoo veel vrouwen aanwezig waren, waaruit hij meende te mogen opmaken, dat de belang stelling der vrouwen in de a.s. gemeente raadsverkiezingen, waarvan zooveel voor onze stad afhangt, wel zeer groot is. Daarna spraken achtereenvolgens, in alphabctische volgorde van den naam harer partij, de dames Jacoba F. D. Mossel, Ie candidate op de lijst van de Algemeene Neder landsche Vrouwenorganisatie, bij verkorting de A. N. V. O. genoemd, mevr. Carry Pot huis?Smit, aftredend gemeenteraadslid, candidaatvan den S. D. A. P., mej. Joh. W. A. Naber, cand. van de Vrijheidsbond en mevr. C. Ramondt Hirschinann, cand. van de Vrij/.. Dem. partij. De vrouwelijke candidaten van andere partijen, van elke partij n, waren eveneens uitgenoodigd, maar hadden om verschillende redenen bedankt, terwijl mevr. v. Zelm?v. d. Berg, aftredend raadslid en cand. van de communistische partij, die wel had toegezegd te zullen komen, niet aan^ ; wezig bleektezijn, toende beurtaan haar kwarn. Dat in de opvattingen der spreeksters van de taak der vrouw in het bestuur der ge- rneente groote verschillen'waren op te mer ken, spreekt natuurlijk van zelf, gezien de partijen, waartoe zij behooren. Meende de een, dat er wel degelijk specifiek vrouwen belangen bestaan, een ander sprak dit be- ?? slist tegen, terwijl weer een ander meende, dat man en vrouw hand aan hand voor de algemeene menschenbelangen moeten op komen. Waar de een sterk voelde voor ge meentebedrijven, kwam een ander verklaren er in het algemeen tegen te zijn, maar een uitzondering wilde maken ten opzichte der openbare waschhuizen. Meende de een, dat de politiek niet in den Gemeenteraad behoort, en de vrouw niet in een politieke partij behoeft te gaan, een ? ander sprak de overtuiging uit, dat het opv. den duur voor de vrouwen onmogelijk zal zijn op dit gebied iets te presteeren, indien zij niet tot een politieke partij behooren. Allen waren het er over eens, dat ver betering van de woningtoestanden een urgent vraagstuk is; ook moederschaps- en zuigelingenzorg behoorde tot de algemeene wenschen, al kwarn ook hierin de partij-politiek om d.en hoek kijken. Dat er onderwijskwesties bestaan, dat de verwaarloozing der jeugd cfe aandacht vraagt en nog zoovele andere, punten werd ook alweer door de eene meer onderstreept dan door de andere. Dat de toon in den Raad verbetering behoeft, en dat hierin voor de vrouw mede een taak ligt, werd door de meesten als voornaam punt naar voren ge bracht, al meende een ander, dat de vrouw hieraan niet veel zal kunnen doen. Terwijl de een wees op het vele goede, waaraan de vrouw, volgens haar meerling, reeds in den Raad heeft meegewerkt, kwam de ander met een groote wenschenlijst, waaruit bleek, dat nog heel wat te doen overblijft. Maar indien de mooie gedachte, door een der spreeksters aan het slot harer rede geuit, en waarop ook reeds door een der an deren gezinspeeld was, in vervulling komt, n.!, deze, dat de vrouwen m eten trachten onderling samen te werken, en onverschillig tot welke partij zij behooren, zoeken naar datgene, wat verbindt, en niet naar datgene wat scheidt, zal de toekomst misschien betere dagen brengen voor onze goede stad. En zoo zongen deze vogels van diverse pluimage allen zooals zij gebekt" waren, zooals een der spreeksters het geestig uit drukte en hielden het publiek den geheclen avond zoo geboeid, dat de \oorzitter in zijn slotwoord hulde bracht aan de aandacht* <? waarmede allen hadden toegeluisterd. Hij had dat in andere vergaderingen wel anders bijgewoond en hij sprak ridde lijk zijn be wondering uit voor de wijze, waarop de vrouwen toonden haarnieuwe taak op te vatten. Mogi- 27 A'ril hiervan in de ho)fdstad ook een goed beeld geven! S. J. PlEKSON?Mi: NT l-.N DA M JOHN BURROUGHS Het is nu een kleine veertig jaar geleden, dat zijn boeken op de Europeesche boeken markt verschenen en de aardige uitgave van David Douglass, tegelijk met werken van Oliver Wendell Holmes, Stockton en andere Amerikaansche schrijvers. De eerste twee deeltjes van Burroughs heetten Wake Robin" en Winter Sunshinë" en vielen bij mij in zeer goede aarde. Ik was toen een jongen van een jaar of zeventien en juist bezig, de wereld rondom mij te ontdekken, de planten en dieren van Amsterdam, van het Gooi en de Duinstreek, alles wat ;c- op een dagwandeling heen en weer kon bereiken. Het was destijds niet gemakkelijk vrienden te vinden om die wegen te bewandelen en zoo ging ik dan maar liefst met Burroughs zijn boekjes op zak, zijn voorbeeld voor oogen, zijn Amerikaansche wereld vergelijkend met de onze. Dit was nu niet het Amerika van de Prairiën, noch Canada of Alaska, waar wij thans zooveel van lezen, maar de streek van de oude staten en de groote steden: de Kaatskill bergen langs den lludson, de Adirondacks met hun bosschen en meren, de zijrivieren van 'de* Delaware, de bureau stad Washington en als verste vlucht een uitstapje in Canada, in het gebied van de St. Latirens rivier. Evenals zooveel andere beroemde Amerikanen is Burroughs (hij was een boerenzoon) zijn carrière begonnen a! onderwijzer en journalist. Later heeft hij een regeeringsbetrekking vervuld te Was hington en eindelijk is hij weer tuinbouwer en ooftkv/eeker geworden, maar toen nam hij ook al een voorname plaats in in de wetenschappelijke en litteraire wereld. Hij was zeer bevriend met Roosevelt en later ook met den multi-millionnair Harriman, dien gij u zich misschien nog wel herinnert. Harriman heeft eens met zijn eigen groot stoomjacht een soort van wetenschappelijke expeditie ondernomen in het uiterste Noord westen van Noord-Amerika, in Alaska feite lijk. Het was meer een pleizierreis van hoogere orde met specialiteiten in allerlei takken va i wetenschap aan boord en ze hebben toen ook tal van nog onbenoemde fjorden en gletschers gedoopt. Burroughs heeft dien tocht meegemaakt als geschied schrijver en een zeer interessant reisverhaal er van geleverd in een van zijn laatste b:rndels Far and near". Maar het beste, wat hij geschreven heeft, vindt gij toch in die boekjes van veertig jaar geleden: Winter Sunshinë, Wake Robin, Pepacton, Birds and Poets, Fresh Fields. Ze zijn voor ons nog volkomen actueel, want een zeer groot aantal van de opstel'en is gewijd aan het kampeerleven, waar wij in Nederland nu net een beetje aan beginnen te doen. Burroughs was een geboren liengelaar en een g'oat deel va:i zijn verhalen brengt u dan ook in gezelschap van de regenboogforellen en de poelen en t e ten wa-if deze prachtige dieren huizen. En al hengelende ziet hij dan de blojmen en de vogels bij dag en bij nacht. Hij is een blij moedig, eenvoudig mcnsch, zonder ongeduld (Kntrent de geheimen van het leven in met vol en inn'g besef van de schoonheid derschepping. In Speckled Trout", een van zijn forelienverhaien geeft hij een beschrijving vm een hevig nachtelijk onweer, teeken achtig en waar en indrukwekkend, maar /onder de banale grootschheids- en nntzachlijkheidsbetoogingen a la Bellarny. Er komt een vuurbol in en er gaat een boom onderstboven, maar het blijft een gewone, frissche, flinke donderbui, zooals wij er ook dikwijis net plezier hebben ondergaan. Heel mooi «eeft hij het geval van de eindeloze wouden de stiltïvan den nacht, maar tegelijk ook het intieme schoon van een vogelnest, den fijnen arbeid van sommige insecten. Ten slotte maken vogels bij hem den hoofdschotel uit en al zijn die Amerikaansche vogels nu heel andere dan de onze, het beeld dat hij ervan ontwerpt is ook voor ons vol bekoring en aantrekkelijkheid en hij brengt ons zijn bluebird" en ,,bobolink" en ,,'iermitthrush" zoo goed voor oogen, dat wij naast de vogels van Nederland ook de vo ,els van de Wereld willen gedenken. In Fresh Fields vertelt hij, hoe de vogels van Engeland hem hebben getroffen, toen hij daar een paar zomer.maanden doorbracht. Den nachtegaal hoeft hij toen juist gemist, maar zijn fijne op merkingsgave en onfeilbaar goede smaak hebben hem on/.e fitis doen kennen als een superieur zanger, veel te weinig gewaardeerd. Wij mogen gerust erkennen, dat Burroughs «ns Europeanen .eerst goed heeft doen be seffen, welk een schat wij bezitten in het kleine geel^roene vog Itje, d it nu in alle boschjes zingt. Behalve van bloemen en vogels heeft Bur roughs ook te vertellen van dichters en filosofen, van Carlyle en Walt Whithman, van Emerson en Thoreatr. Deze laatste was ook een natuurvriend van groote beteekenis, maar veel stugger dan Burroughs en zoo op het oog een veel minder prettig mensch om mee uit visschen te gaan. Hier in Hol land kent men hem bij naam vooral om zijn Walden", dat hier eenigen tijd lang een soort van strijdleus heeft opgeleverd. Zijn vogelkennis had Burroughs vooral van Audubon die ookeen heel groot natuurman was Burroughs heeft schooi gemaakt. Een zijner beste volgelingen, bovendien een uitmuntend illustrator, was William Hamilton Gibson, een broer van de rnooie-meisjes-Gibson. Hij heeft op onnavolgbare wijze de betrekkingen be schreven tusschen bloemen en insecten en ook veel moois verteld van het leven der wouden, allemaal intieme natuurbeschrijving uit dicht bevolkt beschaafd Amerika. Met Thompson Seton gaan we wat meer in de wildernis en dan komt er een bedenkelijke draai in de natuurbeschrijving met Long en Roberts. Daar heeft Burroughs veel ergernis aan gehad. Het ging toen niet meer om te vertellen van eigen ontroering en bewonde ring bij het leeren kennen van planten en dieren, maar om hel maken van mooie" en vooral veelgeleden boeken, diereiiiomaiis en elieremrovelieii. Die hebben tenslotte met het natuurleven niets uit te staan. Veel van die boeken hebben meer opgang gemaakt dan Burroughs' werk, vooral bij de lezers die de planten en dieren slechts van hooren zeg gen kennen, en die daardoor ook de dwaas heid niet voelen van de vermenschelijking van hertjes en honden. Burroughs zelf is daartegen te velde getrokken .en ieder die belangslelt in de vraag of de dieren ook ver stand hebben" kan met profijt een zijner laatste bundels ter hand nemen, getiteld Wa s of Nature", die verscheen in l'JOö, toen hij tegen de zeventig liep. Burroughs is gestorven in de vorige maand, vierentach tig jaar oud. Het is nu vijfentwintig jaar geleden, dat Heimans het woord natuursport heeft uit-' gevonden en het is natuurlijk niet duidelijk wat daarmee precies wordt bedoeld. Wanneer ge de eerste boekjes van Burroughs, die ik hierboven noemde, genoten heb, zult ge daaromtrent geen twijfel meer gevoelen. Burroughs was inderdaad een van de edelste beoefenaren van de natuursport. J A c. P. T u ij s s E ?*.v. Kon.Kweekeriji MOERHEIM"! v.h.S.RUYS-Dedemsvaart; levert boven tien gulden l FRAMCO 1 station van bestemming j UlUUlHUIUWUUll lUillUUUIIUi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl