Historisch Archief 1877-1940
23 April '21. - No. 2287
Du AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ENKELE VROUWELIJKE CANDIDATEN VOOR DEN GEMEENTERAAD
Teekeningen voor ,,de Amsterdammer'' vnn B. van Vlijmen
Mej. J. F. D. Mossel, (Algemccnc Ncderl.Vrouwenorganisatie)
Mevr. C. Ramondt-Hirschmann (Vr. Dem.)
Mej. Joh. W. A. Naber (Vrijheidsbond)
Mevr. C. Pothuis?Smit (S. D. 'A. P.)
Spreeksters op de ver ga dering van de Ne d. Unie voor Vrouwe n belangen.
Illlllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllll
VOOR VROUWEN
s voor de vrouw, als kiezeres,
partij kiezen noodig f
Moeten de vrouwen, als kiezeres, partij
kiezen, zich aansluiten bij eenige staatkundige
partij? Doen zij niet beter, zich onderling te
vereenigen in eene eigen partij ter bevordering
harer eigene specifiek vrouwelijke belangen?
Zullen zij zelfs niet wijs doen, bij de aanstaande
Amsterdamsche verkiezingen uit te komen met
eigen vrouwelijke candidaten? Zie, dat zijn
op dit oogenblik zeer urgente, zeer actueele
vragen, waarvan niemand den klemmenden
ernst zal durven ontkennen ; en het is boven
dien niet anders dan logisch gedacht, indien
men, eer men partij kiest, zich afvraagt, zal
ik partij kiezen? En zijn er ook niet weinigen
onder onze vrouwen, en daaronder vrouwen
van naam en beteekenis, die meenen, dat de
vrouwen als zoodanig zich moeten blijven ont
houden van ieder bestaand staatkundig
partijverband ten einde dan in eigen groep wat men
noemt het vrouwelijk element" in de wet
geving tot uiting te brengen.
Zoo ik voor mij de vraag, de fundamenteele
vraag:moetendevrouwen zich thans met de
mannengesamenlijkaansluiten bijeen derbestaande
staatkundige partijen, geheel afgescheiden
nog van de vraag, bij welke partij? -- meen
te moeten beantwoorden met een hartgron
dig Ja ! dan doe ik dat zeker niet, omdat ook
mij het denkbeeld van nheid van optreden
en van handelen bij de vrouwen onderling
niet een schoon denkbeeld zoude hebben toege
schenen. Behoorende, als ik reeds doe, tot de
oude garde, heb ik nog mogen arbeiden in
dien verleden tijd, toen de vrouwen inderdaad
schouder aan schouder stonden, gesamenlijk
strevende naar een zelfde doel, n van zin en
n van wil, hoe ook verschillend van tempe
rament, van eigen bijzonder inzicht op staat
kundig, godsdienstig en maatschappelijk ge
bied. Het was een wonderschoone tijd, die
zijn hoogtepunt heeft bereikt in het jaar
1908 en toen culmineerde in het Internationale
Congres voor Vrouwenkiesrecht te Amsterdam.
Het was een tijd, waarin de ultra's en de
gematigden, zooals toen de onderscheiding
tusschen de verschillende, zich reeds
afteekenende fracties van vrouwen heette, nog
zusterlijk hand in hand gingen, toen het recht
van medezeggingschap voor de vrouw op staat
kundig gebied werd nagestreefd door wie dat
recht begeerde om te kunnen waken voor be
houd gesamenlijk met wie dat recht verlangde
om te kunnen arbeiden voor vernieuwing.
Maar nu wij eenmaal zijn overgebracht van de
theorie naar de praktijk en zijn gesteld voor
de vraag, hoe zullen wij stemmen? nu blijkt,
dat de toestand als met eenen tooverslag ten
eenemale is gekeerd, dat voor nheid is
gekomen verscheidenheid. Dat het zoo en niet
anders komen moest, was in dien eersten
schoonen tijd, waarvan ik zoo even sprak,
voor wie- op de teekenen der tijden acht gaf,
reeds onmiskenbaar. Zelve heb ik in die dagen
dikwijls gedacht aan het diepzinnige woord
van Pascal : Strijd behaagt ons ; maar niet
de overwinning." Inderdaad onze strijd was
schoon en het is een voorrecht,'dat wij ouderen
vooruit hebben boven vele jongeren, dat wij
dien strijd hebben mogen medestrijder!. Wij
hebben er ons geestelijk aan opgebouwd. Wij
hebben er door leeren opmerken, leeren na
denken, leeren onderscheiden. Wij zijn er door
geworden tot bewuste persoonlijkheden. Wij
hebben er door leeren medevoelen de groote
maatschappelijke nóoden, waarvoor wij wilden
opkomen, hadden wij maar eens het kiesrecht
tot ons wapen, als moeders in Israël. Dat wij
daarvoor wilden strijden, wilden leven, wilden
werken, meer nog dan voor ons eigen belang,
dat stond onwrikbaar bij ons vast ; daarover
waren wij het roerend ns : maar zoodra wij
ons gingen afvragen, hoe worden die nóoden
het best bevredigd, werd de verscheidenheid,
let wel de
verscheidenheid,nietdeverdeeldheid der meeningen openbaar. Zoo moest het
einde van den strijd ook het einde van onze
nheid zijn en een verder gesamenlijk op
trekken van vrouwen als vrouwen voor goed
onmogelijk maken.
Men heeft den strijd voor vrouwenkiesrecht
dikwijls genoemd eenen belangenstrijd. Ik
ontken met den meesten nadruk, dat hij dit
ooit zoude zijn geweest. Hij heeft dit ook nooit
kunnen zijn, en wel om de afdoende reden,
dat er geene specifieke vrouwenbelangen in
engeren of ruimeren zin bestaan. De belangen
van man en vrouw zijn te afhankelijk van elk
ander, zijn te eng verbonden, dan dat men ze
gescheiden, laat staan tegenstrijdig zoude
kunnen denken. Beider belang vloeit inén
in dat van het kind, van het gezin. Zeker, er
zijn belangen, welker behartiging der vrouw
meer bijzonder ter harte gaat, als daar zijn het
onderwijs, de drankbestrijding, de kamp voor
eenheid van moraal, de bevordering van
goede volkshuisvesting, en volksvoeding;
maar al die dingen zijn daarom nog geene
specifieke vrouwelijke belangen. Zij zijn en
blijven in eminenten zin algemeen
menschelijke belangen. En eene uitnemende vrouw
als de Zweedsche wegbereidster en feministe
Fredrika Bremer heeft eens zeer terecht
gezegd : ,,ik ben in de eerste plaats mensch ;
en pas in de tweede plaats vrouw."
Vele vrouwen sluiten zich thans aaneen
om met eigene vertegenwoordigsters uit te
komen voor verkrijging van gelijkheid van
arbeidsvoorwaarden voor man en vrouw, voor
moederschapszorg, voor verbetering van op
voeding, van onderwijs, van volksvoeding en
volkshuisvesting. Maar zoo in hunne algemeen
heid, zonder nadere omgrenzing door vaste
lijnen, blijven die woorden slechts woorden
zonder zin, slechts leuzen, waaronder iedere
vrouw iets zeer verschillends kan verstaan,
en ook inderdaad verstaat. Enkel met woorden
en leuzen komt men er niet.
Denn ein Begriff musz bei dem Worte sein,
heeft Göthe reeds gezegd in den t-'aust. Men
kan ns zijn, en moet het wel zijn, in verlangen
naar verbetering van onderwijs en toch ver
deeld op het punt van het al of niet
wenschelijke van co-educatie. Over de wenschelijkheid
van verbetering van volkshuisvesting, van
volksvoeding is geenerlei verschil van mee
ning denkbaar; maar waar het om gaat, dat is
de vraag, de beslissende vraag, de zuiver po
litieke vraag, of men daarbij is voor uitbreiding
van Staatsbemoeiing dan wel voor vrijheid
van concurrentie, van particulier initiatief.
De voorstandsters van het begrip moederschap
denken zeer verschillend over den
gewenschten vorm daarvan. Men kan gelijkelijk denken
over gelijk loon voor gelijken arbeid en toch
van meening verschillen ten opzichte van het
beginsel, of het loon moet worden bepaald
door de behoefte dan wel door de praestatie.
De vrouwen zouden zich daarom alleen dan
kunnen organiseeren in eene eigene groep,
indien zij homogeen waren, homogeen dach
ten ; maar zoo zijn zij, zoo denken zij niet. Juist
onder de vrouwen is het individueel verschil
van inzicht zeer sterk ontwikkeld. De vrouwen,
zoo goed als de mannen, zullen zich daarom
moeten verdeelen in groepen naar gelang der
beginselen welke zij zijn toegedaan, naar ge
lang der beginselen, die ten slotte vormen den
grondslag en de kenmerkende verschillen
van de staatkundige partijen, waarin het
Nederlandsche volk is verdeeld.
De door vele vrouwen nog gekoesterde af
keer van wat men noemt staatkundige
partijverdeeldheid, van politiek, is overigens ook
geenszins gerechtvaardigd. Een krachtig
partijleven is de uiting van een denkend wil
len, van een levend volksbewustzijn, van een
nobel verantwoordelijkheidsgevoel. Dat het
kan ontaarden is zeker waar : maar alleen wat
in zich zelf goed is, kan ontaarden of worden
misbruikt. De verschillende staatkundige
partijen gronden zich op verschil van inzicht
aangaande de beginselen, waarlangs het al
gemeen, het nationaal belang, het meest
mogelijk goed voor het grootst mogelijk aan
tal moet worden nagestreefd ; en diezelfde be
ginselen moeten ook bij dévrouw den doorslag
geven bij de keuze der partij, waarbij zij zich
zal aansluiten. Want de groote zedelijke,
geestelijke en economische wetten, die ons
maatschappelijk leven beheerschen, en
richring geven aan ons denken, die wetten blij
ven onveranderlijk dezelfde, onverschillig
of het een man of een vrouw geldt, onverschil
lig of het een man of een vrouw is, die ze in
studie neemt. En nu gaat het toch niet aan te
beweren, dat de keuze tusschen die verschil
lende leidende beginselen voor een normaal
vrouwenverstand te moeilijk is. Om te begin
nen heeft de vrouw, zoo goed als de man, te
kiezen tusschen slechts drie hoofdgroepen.
Zij kan met de partijen van rechts zich laten
leiden door het beginsel der antithese van Kerk
en wereld en zich buigen voor de suprematie der
eerste ook op staatkundig gebied ; zij kan met
de partijen der uiterste linkerzijde zich aange
trokken gevoelen tot de sociaal-democratische
beginselen en zich scharen aan de zijde van het
vooral voor eigen klassenbelang ijverende pro
letariaat ; zij kan, eindelijk, zich houden aan
het evenwichtig midden der groote
centrumspartij. Mij dunkt de keuze van eene dezer drie
hoofdgroepen kan voor geene vrouw, voor geen
denkende vrouw althans, onoverkomelijke
moeilijkheden opleveren. Ik zoude zelfs wil
len zeggen, te dien opzichte is hare keuze reeds
van te voren bepaald door opvoeding, door
levenservaring, door traditie ; en die drie
factoren zullen haar ook ten richtsnoer kun
nen zijn bij de keuze van de onderafdeeling
der hoofdgroep, waarbij zij zich indeelt. Dat
traditie bij die keuze vaak sterk zal medespre
ken, acht ik allerminst eene schade, daar tra
ditie nog zoo heel iets anders is dan sleur of
onverschilligheid van gewoonte. Traditie is de
openbaring der krachten, die van kind af
in ons hebben gewerkt en ten goede gewerkt,
in zoo verre als wij mogen roemen in het voor
recht van te stammen uit een goed en gezond
gezinsleven. Als wij die traditie trouw blijven,
dan zullen wij ons leven en ons werk sterk en
harmonisch maken voor ons zelven en voor
anderen. Misschien zullen wij naar den eisch
onzer overtuiging moeten breken met de tra
ditie onzer eerste levensjaren ; maar dan ligt
in dat bewust breken, omdat wij meenen, het
te moeten doen, toch ook eene groote, op
bouwende kracht.
En wanneer de vrouw dan na rijp beraad en
na gezette keuze, geleid door de beginselen,
welke zij voor zich gevoelt te moeten volgen,
zich aansluit bij eene partij-organisatie van
mannen en van vrouwen, dan zal zij daarin
brengen een nieuw element krachtens het
specifiek vrouwelijke in de vrouw, waaraan ik
even vast en zeker geloof,-als ik het bestaan
van specifieke vrouwenbelangen beslist ont
ken. Al moge de vrouw wijs doen, haar oordeel
te blijven vormen en ontwikkelen in de groote
feministische centra, die als centra van voor
lichting nog eene schoone taak voor zich heb
ben, ??tot actie moet zij thans komen in
samenwerking met den man, gesamenlijk met
dezen de verantwoordelijkheid van beider
handelen dragen. Gezien de gronden, waarop
wij onze burgerschapsrechten hebben begeerd,
schijnt mij dit tegenover den man ook niet
meer dan een eisch van simpele goede trouw.
l o n A N N A W. A. N A B P u
De taak der vrouw in den
Gemeenteraad
Dat het een uitstekende gedachte was
geweest van het Amsterdamsche
afdeelingsbestuur van de Ned. Unie voor Vrouwen
belangen om de vrouwelijke candidaten van
alle partijen in deze neutrale vereeniging de
gelegenheid te geven haar standpunt inzake
het bestuur onzer gemeente uiteen te zetten,
bewees wel de buitengewone belangstelling
aan den dag gelegd op den avond van Dins
dag 5 April, toen de groote zaal van het
American Hotel geheel gevuld was met aan
dachtige toehoorsters, waaronder ook meer
dere toehoorders.
Daar de pres., mej. Dr. M. J. Baale door
drukke werkzaamheden verhinderd was, werd
de vergadering geleid door den vice-pres.,
Dr. I. H. J. Vos, die in zijn openingsrede
over het niet aanwezig zijn der voorzitster
zijn leedwezen uitsprak, en wel voornamelijk
daarom, omdat men nu niet in de gelegen
heid was te zien hoe goed een vrouw in
staat is een vergadering te leiden. Hij gaf
vervolgens zijn vreugde te kennen, dat zoo
veel vrouwen aanwezig waren, waaruit hij
meende te mogen opmaken, dat de belang
stelling der vrouwen in de a.s. gemeente
raadsverkiezingen, waarvan zooveel voor onze
stad afhangt, wel zeer groot is.
Daarna spraken achtereenvolgens, in
alphabctische volgorde van den naam harer partij,
de dames Jacoba F. D. Mossel, Ie
candidate op de lijst van de Algemeene Neder
landsche Vrouwenorganisatie, bij verkorting
de A. N. V. O. genoemd, mevr. Carry Pot
huis?Smit, aftredend gemeenteraadslid,
candidaatvan den S. D. A. P., mej. Joh. W. A.
Naber, cand. van de Vrijheidsbond en mevr.
C. Ramondt Hirschinann, cand. van de Vrij/..
Dem. partij. De vrouwelijke candidaten van
andere partijen, van elke partij n, waren
eveneens uitgenoodigd, maar hadden om
verschillende redenen bedankt, terwijl mevr.
v. Zelm?v. d. Berg, aftredend raadslid en
cand. van de communistische partij, die wel
had toegezegd te zullen komen, niet aan^ ;
wezig bleektezijn, toende beurtaan haar kwarn.
Dat in de opvattingen der spreeksters van
de taak der vrouw in het bestuur der ge-
rneente groote verschillen'waren op te mer
ken, spreekt natuurlijk van zelf, gezien de
partijen, waartoe zij behooren. Meende de
een, dat er wel degelijk specifiek vrouwen
belangen bestaan, een ander sprak dit be- ??
slist tegen, terwijl weer een ander meende,
dat man en vrouw hand aan hand voor de
algemeene menschenbelangen moeten op
komen. Waar de een sterk voelde voor ge
meentebedrijven, kwam een ander verklaren
er in het algemeen tegen te zijn, maar een
uitzondering wilde maken ten opzichte der
openbare waschhuizen.
Meende de een, dat de politiek niet in den
Gemeenteraad behoort, en de vrouw niet in
een politieke partij behoeft te gaan, een ?
ander sprak de overtuiging uit, dat het opv.
den duur voor de vrouwen onmogelijk zal
zijn op dit gebied iets te presteeren, indien
zij niet tot een politieke partij behooren.
Allen waren het er over eens, dat ver
betering van de woningtoestanden een urgent
vraagstuk is; ook moederschaps- en
zuigelingenzorg behoorde tot de algemeene
wenschen, al kwarn ook hierin de partij-politiek
om d.en hoek kijken.
Dat er onderwijskwesties bestaan, dat de
verwaarloozing der jeugd cfe aandacht vraagt
en nog zoovele andere, punten werd ook
alweer door de eene meer onderstreept dan
door de andere. Dat de toon in den Raad
verbetering behoeft, en dat hierin voor de
vrouw mede een taak ligt, werd door de
meesten als voornaam punt naar voren ge
bracht, al meende een ander, dat de vrouw
hieraan niet veel zal kunnen doen. Terwijl
de een wees op het vele goede, waaraan de
vrouw, volgens haar meerling, reeds in den
Raad heeft meegewerkt, kwam de ander met
een groote wenschenlijst, waaruit bleek, dat
nog heel wat te doen overblijft.
Maar indien de mooie gedachte, door een
der spreeksters aan het slot harer rede
geuit, en waarop ook reeds door een der an
deren gezinspeeld was, in vervulling komt,
n.!, deze, dat de vrouwen m eten trachten
onderling samen te werken, en onverschillig
tot welke partij zij behooren, zoeken naar
datgene, wat verbindt, en niet naar datgene
wat scheidt, zal de toekomst misschien betere
dagen brengen voor onze goede stad.
En zoo zongen deze vogels van diverse
pluimage allen zooals zij gebekt" waren,
zooals een der spreeksters het geestig uit
drukte en hielden het publiek den geheclen
avond zoo geboeid, dat de \oorzitter in zijn
slotwoord hulde bracht aan de aandacht* <?
waarmede allen hadden toegeluisterd. Hij
had dat in andere vergaderingen wel anders
bijgewoond en hij sprak ridde lijk zijn be
wondering uit voor de wijze, waarop de
vrouwen toonden haarnieuwe taak op te vatten.
Mogi- 27 A'ril hiervan in de ho)fdstad
ook een goed beeld geven!
S. J. PlEKSON?Mi: NT l-.N DA M
JOHN BURROUGHS
Het is nu een kleine veertig jaar geleden,
dat zijn boeken op de Europeesche boeken
markt verschenen en de aardige uitgave van
David Douglass, tegelijk met werken van
Oliver Wendell Holmes, Stockton en andere
Amerikaansche schrijvers. De eerste twee
deeltjes van Burroughs heetten Wake Robin"
en Winter Sunshinë" en vielen bij mij in
zeer goede aarde. Ik was toen een jongen
van een jaar of zeventien en juist bezig,
de wereld rondom mij te ontdekken, de
planten en dieren van Amsterdam, van het
Gooi en de Duinstreek, alles wat ;c- op een
dagwandeling heen en weer kon bereiken.
Het was destijds niet gemakkelijk vrienden
te vinden om die wegen te bewandelen en
zoo ging ik dan maar liefst met Burroughs
zijn boekjes op zak, zijn voorbeeld voor
oogen, zijn Amerikaansche wereld vergelijkend
met de onze.
Dit was nu niet het Amerika van de
Prairiën, noch Canada of Alaska, waar wij
thans zooveel van lezen, maar de streek van
de oude staten en de groote steden: de
Kaatskill bergen langs den lludson, de
Adirondacks met hun bosschen en meren,
de zijrivieren van 'de* Delaware, de bureau
stad Washington en als verste vlucht een
uitstapje in Canada, in het gebied van de
St. Latirens rivier. Evenals zooveel andere
beroemde Amerikanen is Burroughs (hij was
een boerenzoon) zijn carrière begonnen a!
onderwijzer en journalist. Later heeft hij
een regeeringsbetrekking vervuld te Was
hington en eindelijk is hij weer tuinbouwer
en ooftkv/eeker geworden, maar toen nam
hij ook al een voorname plaats in in de
wetenschappelijke en litteraire wereld. Hij
was zeer bevriend met Roosevelt en later
ook met den multi-millionnair Harriman, dien
gij u zich misschien nog wel herinnert.
Harriman heeft eens met zijn eigen groot
stoomjacht een soort van wetenschappelijke
expeditie ondernomen in het uiterste Noord
westen van Noord-Amerika, in Alaska feite
lijk. Het was meer een pleizierreis van
hoogere orde met specialiteiten in allerlei
takken va i wetenschap aan boord en ze
hebben toen ook tal van nog onbenoemde
fjorden en gletschers gedoopt. Burroughs
heeft dien tocht meegemaakt als geschied
schrijver en een zeer interessant reisverhaal
er van geleverd in een van zijn laatste
b:rndels Far and near".
Maar het beste, wat hij geschreven heeft,
vindt gij toch in die boekjes van veertig jaar
geleden: Winter Sunshinë, Wake Robin,
Pepacton, Birds and Poets, Fresh Fields.
Ze zijn voor ons nog volkomen actueel,
want een zeer groot aantal van de opstel'en
is gewijd aan het kampeerleven, waar wij in
Nederland nu net een beetje aan beginnen
te doen. Burroughs was een geboren
liengelaar en een g'oat deel va:i zijn verhalen
brengt u dan ook in gezelschap van de
regenboogforellen en de poelen en t e ten
wa-if deze prachtige dieren huizen. En al
hengelende ziet hij dan de blojmen en de
vogels bij dag en bij nacht. Hij is een blij
moedig, eenvoudig mcnsch, zonder ongeduld
(Kntrent de geheimen van het leven in met
vol en inn'g besef van de schoonheid
derschepping. In Speckled Trout", een van
zijn forelienverhaien geeft hij een beschrijving
vm een hevig nachtelijk onweer, teeken
achtig en waar en indrukwekkend, maar
/onder de banale grootschheids- en
nntzachlijkheidsbetoogingen a la Bellarny. Er komt
een vuurbol in en er gaat een boom
onderstboven, maar het blijft een gewone, frissche,
flinke donderbui, zooals wij er ook dikwijis
net plezier hebben ondergaan. Heel mooi
«eeft hij het geval van de eindeloze wouden
de stiltïvan den nacht, maar tegelijk ook
het intieme schoon van een vogelnest, den
fijnen arbeid van sommige insecten. Ten
slotte maken vogels bij hem den hoofdschotel
uit en al zijn die Amerikaansche vogels nu
heel andere dan de onze, het beeld dat hij
ervan ontwerpt is ook voor ons vol bekoring
en aantrekkelijkheid en hij brengt ons zijn
bluebird" en ,,bobolink" en ,,'iermitthrush"
zoo goed voor oogen, dat wij naast de vogels
van Nederland ook de vo ,els van de Wereld
willen gedenken. In Fresh Fields vertelt hij,
hoe de vogels van Engeland hem hebben
getroffen, toen hij daar een paar
zomer.maanden doorbracht. Den nachtegaal hoeft
hij toen juist gemist, maar zijn fijne op
merkingsgave en onfeilbaar goede smaak
hebben hem on/.e fitis doen kennen als een
superieur zanger, veel te weinig gewaardeerd.
Wij mogen gerust erkennen, dat Burroughs
«ns Europeanen .eerst goed heeft doen be
seffen, welk een schat wij bezitten in het
kleine geel^roene vog Itje, d it nu in alle
boschjes zingt.
Behalve van bloemen en vogels heeft Bur
roughs ook te vertellen van dichters en
filosofen, van Carlyle en Walt Whithman,
van Emerson en Thoreatr. Deze laatste was
ook een natuurvriend van groote beteekenis,
maar veel stugger dan Burroughs en zoo
op het oog een veel minder prettig mensch
om mee uit visschen te gaan. Hier in Hol
land kent men hem bij naam vooral om
zijn Walden", dat hier eenigen tijd lang
een soort van strijdleus heeft opgeleverd.
Zijn vogelkennis had Burroughs vooral van
Audubon die ookeen heel groot natuurman was
Burroughs heeft schooi gemaakt. Een zijner
beste volgelingen, bovendien een uitmuntend
illustrator, was William Hamilton Gibson, een
broer van de rnooie-meisjes-Gibson. Hij heeft
op onnavolgbare wijze de betrekkingen be
schreven tusschen bloemen en insecten en
ook veel moois verteld van het leven der
wouden, allemaal intieme natuurbeschrijving
uit dicht bevolkt beschaafd Amerika. Met
Thompson Seton gaan we wat meer in de
wildernis en dan komt er een bedenkelijke
draai in de natuurbeschrijving met Long en
Roberts. Daar heeft Burroughs veel ergernis
aan gehad. Het ging toen niet meer om te
vertellen van eigen ontroering en bewonde
ring bij het leeren kennen van planten en
dieren, maar om hel maken van mooie"
en vooral veelgeleden boeken, diereiiiomaiis
en elieremrovelieii. Die hebben tenslotte met
het natuurleven niets uit te staan. Veel van
die boeken hebben meer opgang gemaakt
dan Burroughs' werk, vooral bij de lezers die
de planten en dieren slechts van hooren zeg
gen kennen, en die daardoor ook de dwaas
heid niet voelen van de vermenschelijking
van hertjes en honden. Burroughs zelf is
daartegen te velde getrokken .en ieder die
belangslelt in de vraag of de dieren ook ver
stand hebben" kan met profijt een zijner
laatste bundels ter hand nemen, getiteld
Wa s of Nature", die verscheen in l'JOö,
toen hij tegen de zeventig liep. Burroughs
is gestorven in de vorige maand, vierentach
tig jaar oud.
Het is nu vijfentwintig jaar geleden, dat
Heimans het woord natuursport heeft uit-'
gevonden en het is natuurlijk niet duidelijk
wat daarmee precies wordt bedoeld. Wanneer
ge de eerste boekjes van Burroughs, die ik
hierboven noemde, genoten heb, zult ge
daaromtrent geen twijfel meer gevoelen.
Burroughs was inderdaad een van de edelste
beoefenaren van de natuursport.
J A c. P. T u ij s s E
?*.v. Kon.Kweekeriji
MOERHEIM"!
v.h.S.RUYS-Dedemsvaart;
levert boven tien gulden l
FRAMCO 1
station van bestemming j
UlUUlHUIUWUUll lUillUUUIIUi