De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 23 april pagina 8

23 april 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 April '21. - No. 2287 Huize J. 20MEH BOSSINK HET ONTWERP JACHTWET Tukenint voor de Amsterdammer" van George an .Raemctonck Delphi, b/ Dr. Frederik Poulsen, Gyldendal, Londen, 1920. Het is nu dertig jaar geleden, dat de Fransche volksvertegenwoordiging een half (later vermeerderd tot een heel) millioen frank toe stond Voor de ontgraving van het heiligdom van den pythischen Apollo. Nadat de huizen van het dorp Kastri waren afgebroken en een eindweegs verder herbouwd, en de tegenstand der bevolking met militaire hulp overwonnen was, begon in 1893 het opgravingswerk, dat niet groote voortvarendheid geleid werd door Théophile Homolle en in 1900 voleindigd was. Na de voorloopige bekendmaking en bestudeeririg der vondsten in het tijdschrift der Ecole francaise d' Athènes, heUBulletin de Correspondance hellénique, volgde de meer definitieve publicatie in de Fouilles de Delphes" getitelde uitgave. Doch de wereldoorlog heeft den voortgang van den door Homolle en zijn medewerkers ondernomen arbeid be lemmerd, zoodat het thans niet te voorzien is, wanneer deze voltooid zal zijn. Het boek deel van den bekwamen en kunstzinnigen directeur van het Ny Carlsberg Museum te Kopenhagen, dat nu voor ons ligt, is feitelijk het eerste werk, dat een algemeen beeld geeft van de te Delphi door de Fransche archaeologen bereikte resultaten. Het bevat de be schrijving van de gebouwen en de gedcnkteekenen van het heiligdom, en vooral van het beeldhouwwerk, dat nu in het museum te Kastri bijeenvergaard en voor de geschiedenis van de Grieksche kunst van zoo onschatbare waarde is, benevens een overzicht over de ontwikkeling van den godsdienst en het orakel van Apollo, en van de plaatselijke geschiedenis en topographie van Delphi. In de eerste plaats schijnt het boek mij bestemd voor het beschaafd publiek, dat niet reeds door andere lectuur ter zake kundig is ; de nadruk is ge legd op de esthetische en cultureele problemen, die het meest algemeen belang kunnen inboe zemen ; de helderheid van den opzet en de voortreffelijke, vaak dichterlijke stijl contras teeren met den in archaeologische kringen gebruikelijken schrijftrant. Toch vermoed ik, dat het door kenners der oudheid niet minder zal worden gelezen om den persoonlijken kijk, dien de schrijver heeft op al wat hij aanroert, en zijne scherpzinnige oordeelvellingen over twistvragen en moeilijkheden. Oorspronkelijke o'pmerkingsgave is zijn meest kenmerkende eigenschap. Aan de stijlkritische behandeling van het beeldhouwwerk ontleent het werk m. i. zijn grootste waarde. Het primitieve 'tweelingspaar uit Argos, de sphinx van Naxos, de gestiliseerde metopen en friezen derarchaische schathuizen, de gevelfiguren van den tempel van Apollo uit de zesde eeuw, deze alle worden hier in verband met andere ver'gelijkbare kunstwerken beschouwd, gedateerd en naar hun kunstwaarde beoordeeld ; voorts de voornaamste zegeteekenen, die de Grieksche staten na voorspoedige oorlogen te Delphi hadden opgericht, de wijgeschenken der Siciliaansche tyrannen, waarvan de be roemde bronzen wagenmenner afkomstig is, de zuil met de drie dansende vrouwen, het groote monument der Thessalische vorsten met de marmeren copie van een bronzen origineel van Lysippus, terwijl ten slotte de reeks der aan de sculptuur gewijde hoofd stukken besloten wordt met een suggestieve studie over de te Delphi gevonden portretdoppen, welke bijna uitgegroeid is tot een schildering van de ontwikkeling der antieke portretkunst. Restaurant a la carte Lunch,Afternoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest Wanneer wij bedenken, hoe schaarsch lees baar geschreven werken van de hand van deskundigen plegen te zijn, mogen wij voor zeker aan Poulsen's laatste boek, voortreffe lijk geïllustreerd en gedrukt als het is, ook ten onzent ruime verspreiding toewenschen. C. W. V O L L G R A F F De beteekenis van de daling aan de Fondsenmarkt voor de Vermogensbelasting In den loop der volgende week zullen de aangifte-biljetten voor de Vermogensbe lasting worden uitgereikt, waarbij de koersen van den laatsten beursdag vór l Mei als maatstaf zullen gelden, waarnaar het in fondsen belegde deel van het nationaal vermogen in deze belasting voor het dienst jaar 1921/22 zal worden aangeslagen. Hoewel daarbij allerlei détails in aanmerking moeten genomen worden, die door den buitenstaander niet of moeielijk kunnen beoordeeld worden, geven de volgende vergelijkingen van de koersen op 30 April 1920 met de oogenblikkelijke toch eenigszins een denkbeeld van de groote beteekenis, die de belangrijke koers daling der laatste maanden voor de opbrengst dezer belasting heeft. Ik laat hier eene vergelijking dier koersen voor eenige der voornaamste locale waarden volgen, waaraan ik dan zal toevoegen het bedrag.dat daarvan uitstaat, waaruit becijferd kan worden, hoeveel dat gedeelte van het nationaal bezit thans minder waard geacht wordt dan een jaar geleden. Koers Koers VerSOApr. ISApr. schil 1920. 1921. Aandeelen pCt. pCt. pCt. Koninklijke Olie .. .. 931 529 402 Gecons. Olie 315 190 125 Handelsver. Amsterdam 887 420 467 Vorstenlanden .. .. 350 195 155 Compania 306 132 174 Int. Cred. Rotterdam" 372 202 170 Jav. Cultuurmaatsch... 674 300 374 Linde Tevcs 205 118 87 v. Nierop 207 61?146 Suiker Cultuur . . . . 488 171 317 Tels 164 56 108 Amsterdam Rubber .. 242 96 146 Koloniale Rubber .. 143 48 95 Vrije HeereiÉizen TE KCOP ie Amsterdam Direct te aanvaarden Omtrek Overtoom N.V. Bouw- en Exploi tatie Mij. Philomena" Hoofdweg 73 H. Sloten «.-H. KAPPEYNE (Bij zijn buste) Wanneer ge de geel-belichte trappen van ons stedelijk museum hebt beklommen, op zoek naar de buste van onzen grooten Kappeyne, dan zult ge plotseling stil houden voor de beeltenis van een suffen, ouden heer, op wiens voetstuk de overbekende naam ver meld staat, en zoo uw spontaan opstijgend verzet u geen krachtiger termen doet ge bruiken, zult ge volstaan met een zeer beslist: ,;Neen, dit is Kappeyne niet!" De beeld houwer die dit werk vervaardigde heeft f Kappeync niet gekend f zijn wezen op geen honderdste benaxkrd : het is dood, dood als eert dorpsdominee met hoogen hoed en fjesteedster op een regenachtigen hollandschen ?Zondagmorgen, terwijl het model zoo'n .prachtig, trillend brok leven was. En dit is heel erg jammer, want onze kinderen zullen ons later ongeloovig aanzien als we hun vertellen dat deze ziellooze diaken in gips, de schitte'rendste pleiter was dien ons lana sinds tien tallen jaren heeft gekend. Ik ben er innig van overtuigt1, dat een Nederlandsen kunstenaar het er oneindig beter zou hebben afgebracht, het p'sychoIpgisch inzicht zou dan ook waarschijnlijk Scherper geweest zijn. -i Hiermede wil niet gezegd wezen dat Kap peyne een gemakkelijk te omvamen figuur -*ras ! Integendeel ! Gelijk de meeste menschen met geest en gemoed, was hij steeds anders ! Wanneer de slanke, ietwat gebogen man d praat- en wachtzaal officieel : practizijnssocié'teit in het gerechtshof binnenkwam, de -;sigaret tusschen de lippen, iedereen en nie mand ziende, dan leek het of hij maar 't ?liefst met rust wilde gelaten worden. Tot een onderwerp hem deed meepraten, de kleine oogen ondeugend begonnen te glinsteren, de sigaret steeds vroolijker vonkte en de lange, roodachtige vingers in groeiend zelfbehagen den forschcn, grijzen knevel sloegen. Dit laatste gebaar was de geheele Kappeyne ! Bij velen heeft de tic", misschien onbewust, geen ander doel dan het verbergen van een 'zekere zenuwachtigheid of verlegenheid in gezelschap. Uit dien hoofde ook mishandelt men z'n lorgnet, potlood, horloge, in n woord al'es wat tijdelijk de aandacht kan afleiden en inwendig rust bijbrengen. Bij Kappeyne was het precies omgekeerd. Hoe meer z'n slag en strijdvaardigheid aanwakkerde, hoe krijgslustiger z'n grijpklauw den formidabelen snor kastijdde. Dit origineele handgebaar zal door menig tegenstander met angstige bewondering zijn aangestaard. Want sloegen de koud-roode vingers van zijn peezig-verwcerde hand om den machtigen gekroinden neus op di: breede, terzijde wég-buigende borstels, dan bete kende dit: Ik ben er en ik lust u !" Weer gansch anders^was Kappeyne als een jongere hem in z'n woonhuis kwam bezoeken en om raad vragen! Dan was hij een vaderlijke vriend, die z'n levenswijsheid niet verkondigde in naar het graf riekende tirades, maar die met 'n vlot spottend woord en levensmilden humor 'n plotseling helder en raak inzicht in de zaak gaf. Kappeyne was geen man voor de hollandsche ernstige deftigheid! Hoewel in hart en ziel aristos en het kleinburgerlijke of quasi-nobele onmiddeUijk in schampere erger nis aanvoelend, dreef zijn overdadige levens lust en gretig rondspetirende geest hem immer tot boert en leut. En dan was hij onverbeter lijk ! A!s hij vermakelijke anecdotes uit z'n jarenlange overdrukke praxis opdiepte, dan knetterde en spetterde het naar alle zijden. De sigaret vonkte heftiger dan ooit en de snor moest het weer danig ontgelden ! Toch kwet ste zijn humor bijna nooit. Daarvoor kende en hanteerde hij z'n geweldig wapen te goed. Neen, hij speelde met wat hij ridiculiseerde alsof hij er eigenlijk in z'n hart dankbaar tegenover stond, dankbaar voor de gelegen heid die 't hem bood, om zich eens lekker te laten gaan. Hij kon ook wel een enkele iraal anders spotten en dan was zijn woord doodend, van een fel-neer-priemcnde scherpte, die geen genade kende. Wee den tegenpleiter die het vaagde Kappeyne in de maling te nemen, het zou hem vergaan als den jongen confrère van buiten, die aan het eind van z'n pleidooi beweerde dat hij door z'n argumenten den dratorischen Kappeyne in z'n zak gestoken had", waarop Kappeyne als laatste verweer oer rechtbank mededeelde dat in dat geval z'n jeugdige tegenpleiter meer hersens in z'n zak dan in z'n hoofd had ! Le ridicule tue ! Kappeyne was een grootmeester in deze kunst ! Geen zaak, hoe dor-juridisch ook, of zijn levende, speelsche geest kwam telken male om den hoek kijken en wierp een straal van licht op de duffe, grauwe folianten. Men zag Kappeyne pas in z'n volle grootheid als hij 'n belangrijke zaak pleitte. Zij die het proces-Schröder bijwoonden, zullen den schit terenden pleiter niet licht vergeten en de zeer geestige en zeer moedige publicist van De Telegraaf" zal ongetwijfeld erkennen dat zijn verdediger niet minder geestig en niet minder moedig was. In den dierentuin heb ik eens een roofvogel gezien, naar ik meen was het een gier. Tot aan de schouders was de vogel schraal bevederd, bijna kaal, zoodat het leek of zijn magere, gekromde nek met daarop de gladde blauwige loer-kop, kwam duiken uit een los omgeslagen mantel van zware, hecht-aangesloten vederen. Als de vogel den kop zijwaarts wendde, zag men den grooten haaksnavel en den verontwaardigden ernst in zijn donkere, ronde oogen en om den tronk waarop hij zat was de machtige greep van zijn geschubde;, ruige klauwen. Die klauwen /.a go n er uit ut ze altijd koud waren en de kromme nagels aan de verkleum de teenen waren bijna oven groot en even wreed als de puntige, strcng-gcsloton snavel. De Boer : Dan maar zout Rotterd. Tapanocli Serbadjadi Holland Amerika-lijn. Holl. Stoomb Java China-Japan .. Hou. Lloyd Kon. Stoomb Kon. Pakketv Rott. Lloyd Stoomv. Nederland .. Amsterd. Bank Koloniale Bank .. Ned. Ind. Escompto .. Ned. Ind. Handelsb. .. Ned. Handelmaatsch... Rotterd. Bankver. Twentschc Bankver. .. Incasso-Bank Insulinde Olie Jurgens Philips Gloeilampen .. 142 410 495 206 361 188 242 243 287 350 188 325 132 310 240 145 139 132 241 264 611 56 158 248 92 135 75 121 123 150 179 173 184 125 182 174 112 132 108 40 150 325 Bovenstaande vergelijkende koersen, hoe belangrijk ook op zich zelve, geven echter nog geen juist beeld van de depreciatie, die se dert 12 maanden geleden heeft plaats gehad, omdat daarbij allerlei andere factoren in aanmerking genomen moeten worden, als o.a de hoegrootheid van het uitstaand kapitaal, de als men het zoo noemen mag ge rechtvaardigde koersverlaging, doordat sedert nieuwe aandcelen tot belangrijk lager prijs zijn uitgegeven. Als voorbeeld voer ik hier aan de Aand. Koninklijke. Oppervlakkig beschouwd, zoude eene daling van 402 pet. voor dit fonds, waarvan 320 millioen nominaal uitstaat, ecne waardevermindering van bijna 1300 millioen bcteekenen. In werkelijkheid is zij echter veel kleiner. Op l Mei 1920 ston den n.m.!. 213 millioen gewone aandeden uit, op den tocnmaligen koers van 930 pet. eene waarde van 1983 milüocn vertegenwoordigenAan dezen vogel doet Kappeyne mij steeds denken, wanneer ik hem zie staan achter den langen bij-geschoven tafel vol boeken en pape rassen in het ovengenoemde proces, de toga afhangend op de schouders, hot bovenlichaam naar de rechters gebogen en do lange, blauwroodo vingers als oen klauw rustende op hot witte papier zijner notities. Als hij al pleitend in z'n bank hoen en woei' loopt, zio ik den ge weldigen gebogen nous van terzijde on vang ik oven een gloeienden, strijdlustigen blik van de hoimlijk spotlachende oogen. Daarna wondt de lange, smalle gestalte zich weer tot de rechters en ik kan de gedachte niet van mij afhouden dat straks deze vervaarlijke roof vogel mot n sprong, drijvend op z'n zwarte, breede zwingen de bank zal uitstuivon om de rechters, officier en griffier,die als bescheiden vale straatinusolijes dieht op elkaar gedoken zitten, met 'n paar krachtige happen van z'u koninklijke kaken te verzwelgen, waarna de beklaagde hot pleit a Haute, de combattants, gewonnen hoeft. Art. 53. ,,Iedere boer mag op eigen grond wilde zvijnen, konijnen en schadelij < gedierte vanden of dooden. Het vangen en dooden mag niet geschieden niet strikken en schietgeweer." 86 252 247 114 226 113 121 120 137 171 15 --141 7 128 66 - 33 7 24 201 114 286 de ; in Juni 1920 werden / 107 millioen aande len den aandeelhouders a pari aangeboden, zoodat de thans uitstaande 320 millioen, be rekend naar den koers van l Mei 1920 voor de oude en naar 100 pet. voor de nieuwe, op ca. 2100 millioen komen te staan. Waar nu d.'zo 320 millioen naar den oogenhlikkelijkcn koers op ca. / 1700 millioen gewaardeerd worden, bedraagt de werkelijke kapitaalsvermindering ?400 millioen en niet 1300 miUioen als op pervlakkig schijnt. Bovendien komt deze vermindering niet geheel ten laste van ons nationaal bezit, daar een groot dool dor aandeelen in hot buitenland gehouden wordt. Niettemin blijft er nog eene zeer aanzienlijke kapitaals-depreciatio over, waarmode bij de raming van de Vermogensbelasting reke ning moet gehouden worden. Verder dient daarbij nog in aanmerking genomen te wor den dat ettelijke millioenen aand. Koninklijke in het bezit van geaffilieerde Maatschappijen zijn, die niet in die belasting aangeslagen worden. Maar aannemende, dat de depreci atie voor hot aan do belasting onderhevige gedeelte slechts ? 250 millioen zoude bedragen hetgeen vermoedelijk te lang gegrepen is dan boteekent bij eene heffing van l per mille mot bijeengenomen gemiddeld evenveel aan opcenten en Verdcdigingsbelastingen voor den fiscus eene mindere opbrengst voor dit fonds alleen van meer dan een half millioen. Eene soortgelijke becijfering geeft voor de aand. Handelsvereeniging Amsterdam, bij eene schijnbare waardevermindering van ca. ? 94 millioen, eene werkelijke van ? 73 millioen; voor de aandoelen Compania Artientina, bij eene schijnbare van ?35 millioen, eene wer kelijke van ruim ?2') mülioen. Zoude ik op die wijze voortgaan en mijn cijfers willen docunienteeren, dan zoude ik daarmede wel een heel boekdeel kunnen vullen en het bestek, mij voor een weekblad-artikel toegestaan, verre overschrijden. Daarenboven vrees ik, dat, hoezeer ik ook naar nauwkeurig heid streef, de mij ten dienste staande ge gevens niet voldoende volledig zijn om aan dien eisch volkomen te beantwoorden. Ik zal me dus voor het overige moeten beperken tot enkele globale cijfers. Zoo schat ik de depreciatie bij de aandeelen der acht groote stoomvaartmaatschappijen waarbij ik de Unie niet medegerekend heb, IPADOX VARMOND LE.VEST BE/Vt»LANCD M«ZtCR MM»TCN TUD ALLt HOUTCOMyTRUCTICy LANDHUIZEN /CHOOLCEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN _ INLICHTINGEN1 OP AANVPAA'C' Zoo erg was het wel niet, maar de schuchtere prikjes die het O.M. naar den pleiter waagde, werden met zulke priemende lansstooten gepareerd, dat de ambtenaar al spoedig ecne houding aannam die in gebrokenheid niet veel verschilde van een geknakte Darwin-tulp en gods water maar over gods akker liet loopen. Daarentegen had de poging tot verzet van het O.M. waarin dit door omstandigheden buiten z'n wil" werd gestuit, juist genoeg irriteerend gewerkt, om het hoogere vuur bij Kappeyne te ontsteken. Het werd weer rneesterlijker dan ooit ! En nu zou ik in het kort willen vastleggen waarin Kappeyne's superioriteit bestond, zooals ik die in mijn laatste artikel in het Handelsblad over de Moro Giafferri memo reerde. Ik geloof dat weinigen er zich rekenschap van geven dat ons volk een volk van redenaars bij uitnemendheid is. Geenszins doel ik hier natuurlijk op de bijna demente los lippigheid in den Amsterdamschen Raad of het woeste hits-gebrul van zekere door wijn en politieke overtuiging vuur-roode agitatoren, maar veeleer op figuren als den overleden Dr. Kuyper, Mr. J. A. Levy, e.d., geleerden die de hun aangeboren gave van het woord in pijn lijken zorg cultiveerden en die voor eene lezing minstens evenveel studie maakten als voor een door den druk te verspreiden essay. En dan blijkt dat zij redenaars zijn die hun wederga in het buitenland nauwelijks vinden. De hollandsche rust en nuchterheid toch, eigenschappen die heusch geen inwendigen brand uitsluiten, geven aan de voordracht een stempel van waardigheid, bijkans plech tigheid, die men noch bij den monotoonkoelen Engelschman, noch bij den langdradig-kleveriggeleerden Duitschen bril-professor, noch bij den phantastisch-luidruchtigen Franschman aantreft. En deze waardigheid maakt het luisteren juist tot een genot, zij deelt zich aan den toehoorder mede en men klimt als het ware rustig en zeker naar de toppen waar de spreker ons voeren wil. Ook onze uniek-schoone taal, instrument voor iedere plastiek, zoowel voor de zwaarst-stappende dramatische schildering als voor de teederste, ijlste aan duiding, leent zich voor de kunst van den redenaar als geen andere taal ter wereld. Maar juist bij deze waardigheid is het niet mogelijk door uiterlijken schijn van vlotvloeiende perioden den toehoorder te bene velen en hem in een roes van woorddronkenheid te brengen ; men zal hem gedegen spijs voor zijn geest moeten verschaffen, wil men hem niet doen geeuwen. Hierdoor wordt de oratorie van het terrein der kapperswelbespraaktheid naar wetenschappelijke sferen overgebracht. Mocht on/e groote Kkws inder tijd beweren dat het bij poëzie er nu, t op aan kwam iruf men zei, maar hoc men hel /-ei, bij de kunst van den redenaar mag dit maxiein niet gelden. Hij moet wat zeggen en tueh wil len wij onder de suggestie van zijn wezen en woordkeuze komen, toch willen wij achter de woorden en achter de gedachten, het geloof van den mensen in zijn zoo verzorgd geuite denkbeelden toetsen. Want juist deze kracht van het innerlijk willen bepaalt ten slotte den invloed van zijn woorden ; een redenaar zonder gloed van binnen uit wordt een graniniophoon. Inspireerde de Moro Giafferri zich op het woord, bracht als bij den dichter een toevallig opgerezen zinswending hem verder op den immer voortgaanden stroom zijner woorden, Kappeyne, gelijk de meesten onzer groote orators, inspireert zich allereerst op de ge dachte; is Moro meer lyrisch zwelger in immer en immer weer overdadig opspuitende woor denreeksen, Kappeyne wacht even met schalkschen lach, alvorens hij bedachtzaam het wel gekozen gewaad om de schouders der gedachte vleit; laat Moro zich gaan in de koortsige rapheid van zijn snelvoetig woord, Kappeyne verkneutert zich ongemerkt bij het eerste woord der periode waarvan het laatste den tegenstander een prik in de billekens zal geven. En toch zal zijn waardigheid hem niet beletten om de vlammen van zijn verontwaar diging hoog en schroeiend te doen opslaan, toch zal hij met minstens evenveel lan als zijn Eransehe collega den gloed van zijn levende hevige menschclijkhcid doen gevoelen. Ziehier, waarom ik onzen grooten, dooden Kappeyne nog eenige trappen hooger stel dan den toch waarlijk-genialen de Moro Giafferri. Welk een verlies voor onze kunst van het woord, Levy en Kappeyne ! De jon geren moeten deze onvergetelijke voorgangers thans missen en ze hebben kering toch zoo van noode. Het is een praatje dat de rechter een soort automatische argumentenslikker is, terwijl de wijze waarop deze argumenten voorgedragen worden er niet op aankomt. Al missen we hier, helaas, de jury, toch kan de rechter zich niet onttrekken aan de suggestie van den pleiter en men handelt dus in het nadeel der iusticiabelen wanneer men zijn pleitkunst niet aandachtig cultiveert. Dit leert men natuurlijk niet bij spraakles-juffrouwcn met en zonder diploma, maar alleen door te luisteren naai' anderen en zich zelven de roede der xelferitiek niet te onthouden. De jongeren die Kappeyne gehoord hebben weten dat de levenlooze pop in het stedelijke Mu seum liiin Kappeyne niet is. Waar blijft de Hollandsche schilder of teekenaar die hem voor ons op het doek brengt, maar zooals hij was, den geestigen, scherpen kop in actie, de levendige, tintelende oogen vol snaakschen levenslust, opdat wij zijn beeltenis kunnen hangen in de advocaten-zaal van het gerechts hof, te midden der confrères die zoo vaak bewonderend naar zijn :,piril;ieel woord luisterden, eii iii v. ie i' il ii't >le il.i.iin Kappcyue dieper gegrift is dau in welken steen mik ! I; K A .\ C. U l h IJ A U U' E L n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl