Historisch Archief 1877-1940
ff°. 8890
Zaterdag 14 Mei
A°. 1901
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERNRAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposUiekosten
INHOUD: 1. Van Examens en Promoties,
door Prof. Dr. G. W. Kernkamp
Buitenlandsch overzicht, door Prof. Mr. J. C. van
Oven 2. J. H. W. Leliman, door D. H.
Slothouwer Onze Gepensionneerden, door
H. Jacobs Het roode Lampje, door Dr.
F. van Eeden Djambi, teekening van
Jordaan 5. Voor Vrouwen: Hoe vrouwen
tentoonstellen, door Elis. M. Rogge Na
de gemeenteraadsverkiezing, door Dr. M.
Baale Mode-Humoreske, teekening van
H. IJzendraat Uit de Natuur: Koekoek,
door Jac. P. Thijsse 7. Bouwkunst, door
H. J. M. Walenkamp Czn. In het
FransHalsmuseum, door Mr. J. F. W. Jeltes
9. Rome's geboortedag, door Etha Fles
Spreekzaal: Napoleon Bridge, door Bridger
Het ideaal van den Kolonel, teekening
van George van Raemdonck Hoe Ed.
Bock Amerikaan werd, door R. J. P. Tutein
Nolthenius 10. Boekbespreking, door Dr.
S. Muller Fzn. Indrukken uit een provin
ciestad, door Martin Perruys?Financiën en
Economie: Zorgen van nu en straks, door
Jhr. Mr. H. Smissaert Wies Moens, door
Eug. de Bock 12. Ruize-Rijmen ;
Charivaria; Buitenlandsche Humor, door
Charivarius 't Schietgat, door Melis Stoke
Onze Puzzle Uit het Kladschrift van Jantje
13. De Wethouderscrisis in
Amsterdamteekening van Joh. Braakensiek De adver
tentie; een 22 fouten-verhaal, door Melis
Stoke, met teekeningen van Is. van Mens.
Bijvoegsel: De Regeerings-wisselingen in
Duitschland, teekening van Joh. Braakensiek.
VAN EXAMENS EN
PROMOTIES
Een van de dingen, die me zijn bij
gebleven uit de lectuur van Dr. P. H.
Ritter's Etlvsche Fragmenten, is het
verjiaal van een promotiepartij.
En wel van een promotiepartij, die
oüdiable la vertu va-t-elle se nicher?
uitloopt op een ethische samen
spraak.
Een van de gasten het moet een
van de oudere gasten geweest zijn, ie
mand van die jaren, waarop de levens
wijsheid zich in ietwat cynischen vorm
pleegt te uiten had in een tafelrede
den jongen doctor" ervoor gewaar
schuwd, dat de onder studenten gebrui
kelijke term van de kille maatschap
pij", waarmede zij de genoegens aan
duiden, die hen na het studentenleven
wachten, niet maar een rhetorische
fraaiigheid was, maar een bittere kern
van waarheid bevatte, en dat de jonge
doctor" straks zou moeten plaats ne
men aan een andere tafel dan deze
genoeglijke feestdisch, een tafel, waar
aan men niet broederlijk samenzat,
maar waar iedereen erop uit zou zijn
zich de voor zijn buurman bestemde
portie toe te eigenen.
Waarom hij hem voor zijn verderen
levensweg den raad mee gaf zijn naas
ten goed in de gaten te houden en zich
de kaas niet van het brood te laten
stelen.
Of nu de jonge doctor" met een
idealistisch gemoed begaafd was, dat
kromp van pijn onder deze kervende
rede, dan wel of er andere oorzaken
waren, waarom hij aan het einde van de
promotiepartij neiging gevoelde tot
gesprekken van zwaarwichtigen inhoud,
zooveel is zeker, dat hij, na afloop van
het feest, bij zijne terugkomst in het
ouderlijk huis, zijne moeder wakker
maakte en haar rauwelings
interpelleerde, of dit nu het doel van al zijn
werken was, dat hij voortaan aan de
heidenen zou zijn overgeleverd.
Waarop zijne moeder wijze woorden
tot hem sprak die de belangstellende
lezer kan naslaan in voornoemde Ethi
sche Fragmenten", tegenwoordig uit
gegeven door de firma H. D. Tjeenk
Willink en Zoon, te Haarlem.
Ter vergoeding voor het gemis dier
wijze woorden wil ik aan hem, die het
boekje niet in zijn bereik mocht hebben,
alvast de les mededeelen, die uit deze
geschiedenis valt te trekken : schaf de
promotiepartij niet af, want zij kan
een bron van stichtelijke overdenkin
gen zijn.
Maar Minister de Visser, van wien
men toch zou mogen verwachten, dat
hij het aantal gelegenheden, waarbij
de mensen tot zich zelf inkeert, niet
zou willen besnoeien, heeft een wets
ontwerp ingediend tot vermindering
van het aantal promotiepartijen.
Eigenlijk van het aantal promo
ties ; maar dat komt ten naastebij op
hetzelfde neer, want een promotie
partij volgt even prompt op een pro
motie, behoort dat althans in een
weigeordende maatschappij te doen, als
een verandering van ministerie in
Duitschland op het aanzetten van de
schroef door de Entente.
Ook heet het wetsontwerp niet wets
ontwerp tot drooglegging van de uni
versiteiten", maar verbergt het zijne
bedoeling onder den onschuldigen
naam wetsontwerp tot wijziging van
de wet op het Hooger onderwijs".
Wie nu hieruit niet mocht kunnen
afleiden, wat er eigenlijk in staat, te
zijner leering diene, dat het is volgens
de Nieuwe Rott. Courant een no
velle van louter formeelen aard, die
beoogt het organisch verband tusschen
wet en statuut nauwkeurig te bepalen".
Wat, uit het hoog- in het
laag-NederNoch de geallieerden, noch de Vereenigde
Staten hebben de voorstellen der Duitsche
regeering omtrent schadeloosstelling en her
stel ook maar in overweging willen nemen en
zelfs de bede aan Washington, om een eigen
basis van onderhandeling te ontwerpen, werd
niet verhoord. Onze wel is waar uiterst
zwakke hoop, dat er overleg gepleegd
zou worden met den debiteur over de wijze
waarop hij zich van zijn schuld zou kunnen
kwijten, bleek dus ijdel en de
Entente-mogendheden namen onder elkaar de defini
tieve beslissing en legden deze aan Duitsch
land op in den vorm van een ultimatum,
met de bezetting van 't Roer-gebied als
dwangmaatregel. Frankrijk mobiliseerde en
stond gereed het middel te voltrekken en
Duitschland moe^t wel van twee euvels het
minste kiezen, d.i. het ultimatum aannemen.
Zijn meest welwillende tegenstanders drongen
het bovendien tot deze keuze ; de liberale
pers in Groot-Bittanje, Asquith in het
lagerhuis, en ten slotte de Amerikaansche regeering
gaven te kennen dat in de bestaande om
standigheden geen gunstiger voorwaarden te
krijgen waren en wijl weigering den toestand
niet verbeterd zou hebben, maar integendeel
de bezetting van het Roer-gebied directe
ellende en groot nadeel moest brengen, was
de keus eigenlijk geen keus meer en zou het
wanhoops-politiek geweest zijn het ulti
matum te verwerpen. Natuurlijk is het een
zwaar besluit en men begrijpt dat de regee
ring in Berlijn de plaats moest ruimen en
't aan andere mannen overlaten, hun
handteekening onder deze nieuwe schuldbeken
tenis te plaatsen, maar welk een ontmoe
digend beeld toonde in deze crisis de Duitsche
binnenlandsche staatkunde opnieuw! Welk
een misselijk figuur maakten ook thans weer
die mannen van het oude régime, die de
houding aannemen, alsof zij 't er maar op
aan ztiuden laten komen, Duitschland te
gronde te laten gaan, desnoods, om maar
te ontkomen aan een nieuwe vernedering.
En hoeveel mannelijker is het gedrag van
Centrum en socialisten, die de feiten in 't
gezicht durven zien en erkennen dat 't niet
anders gaat.
De vergelijking tusschen den toestand van
heden en dien tijdens 't teekenen van het ver
drag van Versailles dringt zich met zulk een
onvermijdelijkheid op, dat men geen blad
kan lezen of men vindt haar geboekstaafd.
Mogen we haar verder uitwerken, dan is
het vooruitzicht niet aanlokkelijk : het ver
drag bracht geen verbetering in den toestand
noch in dien van Duitschland, noch in dien
der Entente-landen en van de thans gevallen
beslissing kan men niets beters verwachten.
Maar ook in dien zin is het nu gelijk thans :
de omstandigheden en verhoudingen laten
blijkbaar niets beters toe en dan mogen we
van geluk spreken dat zij althans niet geleid
hebben tot bezetting van nieuw Duitsch
gebied, maar alleen tot het aanvaarden
eener nieuwe verbintenis door het Duitsche
rijk. Beziet men de zaak aldus, dan moet men
vermoedelijk eer spreken van een succes van
Lloyd George en de gematigde parrij in En
geland dan van een Fransche overwinning.
Want Frankrijk wilde het Roer-bekken
bezetten ; de plannen lagen gereed, de sol
daten stonden gewapend klaar om het
mijngebied binnen te trekken. Dat 't er niet veel
profijt van gehad zon hebben was onze
meening, maar niet de Fransche en 't is in
deze dagen aan de Fransche pers zeer goed te
zien, dat 't uitblijven der militaire expeditie
een teleurstelling is voor velen. Wij weten
natuurlijk niet wat er juist geweest is van de
berichten over het meeningsverschil tusschen
Lloyd eorge en Briand ter conferentie.
waar de laatste onmiddellijk op de bezetting
aandrong; de Britsche premier den vijand
een bedenktijd wilde geven om het Parijsche
besluit te aanvaarden, terwijl ten slotte de
Belgische minister Jaspar met zijn bemidde
lingsvoorstel de meerderheid mee gekregen
zou hebben, maar wel is zeker, dat de groepen
in Frankrijk die Briand drijven, verlangden
onmiddellijke bezetting of onmiddellijke be
taling, terwijl thans daarvan niets komen
zal. Want het dreigement der bezetting ver
valt met de aanvaarding van het ultimatum
en als straks Duitschland in gebreke blijft,
de nieuwe verplichtingen na te komen
't geen het ongetwijfeld zal doen dan kan
er wel opnieuw gedreigd worden, maar voor
't dan tot daden komt zijn toch weer nieuwe
besprekingen noodig en wie weet hoe dan de
toestand veranderd kan zijn, vooral nu
Amelandsch overgezet, beteekent, dat het
wetje niet veel om het lijf heeft en in
de wet op het Hooger onderwijs slechts
die veranderingen wil aanbrengen, die
noodzakelijk zijn om deze wet te doen
overeenstemmen met liet straks bij
Koninklijk Besluit af te kondigen aca
demisch statuut, welk statuut in hoofd
zaak de regeling van de universitaire
examens bevat, waarnaar de studenten
reikhalzend uitzien niet naar de
examens, maar naar de nieuwe regeling
der cxameneischen, opdat zij weten
waaraan zij zich te houden hebben.
Voordat die weetgierigheid bevredigd
kan worden door de afkondiging van
het academisch statuut, moet nu eerst
het bedoelde wetje door de Kamers
zijn aangenomen ; en het is te hopen,
dat zij zich daarmede een weinig zullen
haasten, omdat de studenten op het
punt staan tot staking hunner studie
over te gaan. Zij verkeeren immers op
het oogenblik in onzekerheid : l o. over
den inhoud van het statuut --al kun
nen zij er wel iets van gissen, omdat
hunne vertegenwoordigers, al hebben
wij nog geen studenten-raden, toch
mede van prae-advies er over hebben
mogen dienen, wat doet denken aan de
enquête, die in een Amerikaanschen
staat is gehouden onder de gegadigden
voor de doodstraf, of zij n.l. het liefst
geëxecuteerd werden met de strop, dan
wel op den electrischen stoel; 2o. weten
zij niet, of de nieuwe regeling der exa
mens reeds in September a.s., dus met
het begin van den nieuwen
academischen cursus zal worden ingevoerd.
Deze dubbele onzekerheid nu beneemt
hun de voor het gedijen van hunne
studiën onmisbare gemoedsrust.
En daarom mag het een nationaal
belang worden genoemd, dat de Kamers
het wetsontwerpje gauw in behandeling
nemen, want indien voor ne categorie
van mensclien de spreuk geldt, dat
ledigheid des duivels oorkussen is, dan
voor in dubbelen zin leegloopende
studenten.
Er schuilt echter nog een addertje
onder het gras.
Men mag het wetsontwerp van minis
ter de Visser een wetje tot beperking
der promoties noemen, omdat het be
langrijkste artikel ervan hierop neer
komt, dat een jurist voortaan den titel
van meester in de rechten" zal kunnen
krijgen, zonder dat hij behoeft te pro
moveeren op stellingen" ; alleen door
liet afleggen van het doctoraal examen
zal hij den meesterstitel met alle daar
aan verbonden rechten en heerlijkheden
verwerven. De juristen, die den doc
torstitel begeeren, zullen dien moeten
behalen door het schrijven van een
academisch proefschrift.
Tot nog toe bestond de overgroote
meerderheid van de academische pro
moties uit promoties van juristen op
stellingen''!; van de 82 promoties b.v.,
die te Utrecht in het studiejaar 1919
1920 voorkwamen, waren niet minder
dan 50 promoties op stellingen" in de
rechtswetenschap. Schaft men deze
laatste dus af, dan komt de klad in de
promoties ; gelukkig alleen in het aantal
daarvan !
Voor hooger-onderwijs-zaken, die
niet tevens een politieken kant hebben,
toonen de Kamers gewoonlijk niet veel
belangstelling. Met ne uitzondering :
de juristen in de Kamers spitsen de
ooren, wanneer een regeling van de
juridische studiën aan de orde komt.
En zij gêneeren zich dan niet om een
voorstel te verwerpen, dat de instem
ming had van de juridische faculteiten
van alle universiteiten.
Dit is gebleken, ruim een jaar ge
leden, bij de behandeling van het wets
ontwerp, dat sedert is geworden de
wet van den Isten Maart 1920, tot
wijziging en aanvulling der
Hoogeronderwijs-wet" ; men ziet, de wijzigin
gen van de Hooger-onderwijs-wet zijn
in de laatste jaren niet van de lucht !
Reeds toen had minister de Visser
de promoties-op-stellingen voor de ju
risten willen afschaffen ; de faculteiten,
zooals ik zeide, wenschten dat ook.
Om goede redenen. Van de
promotiesop-stellingen zal ik geen kwaad zeggen.
In het jaar, toen ik rector was van de
Utrechtsche universiteit, heb ik van
deze promoties een gunstiger indruk
gekregen clan vele collega's ervan heb
ben behouden ; naar mijne meening
wordt bij deze promoties scherper ge
debatteerd dan dikwijls het geval is bij
promoties in andere faculteiten ; ik
laat nu daar, aan welke zijde van de
groene tafel dit gebeurt.
Maar hoe nuttig het verdedigen
van stellingen ook moge wezen als
oefening in de kunst van debatteeren,
als wetenschappelijke praestatie haalt
het niet bij het schrijven van een proef
schrift. Zoo goed als in de andere facul
teiten een wetenschappelijke titel alleen
kan worden behaald door wie een dis
sertatie heeft geschreven en daarmede
het bewijs heeft geleverd van, zij het
ook op bescheiden schaal, een kritisch
onderzoek te kunnen instellen, zoo goed
behoort ook in de juridische faculteit
die eisch te worden gehandhaafd.
De Tweede Kamer heeft toen anders
beslist. Verscheiden juristen onder hare
leden vonden het niet gewcnsclit, dat
IIIMIII11IIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII l
rika weer deel neemt aan de conferenties
over de situatie in Europa.
Dus in zoover dan een succes der gematigd
heid, maar daarnaast toch ook ongetwijfeld
een aanvaarding der Fransche richting. Het
Roer-bekken zou dan toch maar bezet zijn,
dwars tegen de Britsche, Amerikaansche,
Italiaansche belangen in, indien Duitschland
het hoofd niet gebogen had. En de verplich
tingen waartoe Duitschland zich verbonden
heeft, zijn geheel en al op de Fransche leest
geschoeid, al gaan zij dan Poincaréen vele
anderen in Frankrijk nog lang niet ver genoeg.
Wel is waar is het bij/onder moeilijk zich
een beeld te vormen van den omvang der
vergoeding waartoe zich Duitschland thans
verbonden heeft, omdat hier met cijfers gegoo
cheld wordt, nu eens weergevend tegenwoor
dige waarde, dan weer toekomstige, uu eens
uitdrukkend vaste sommen die Duitschland
over 'n maand, over een, twee, veertig jaar
te betalen zal hebben, dan weer een percent
van de Dnitscheii uitvoer welke weer geschat
moet worden, wil men tot een bepaald bedrag
komen - - zoo zelfs dat men in Parijs heelemaal
de kluts kwijt is en er over van meening
verschilt of 'hel thans vastgestelde bedrag
gunstiger dau wel minder gunstig is voor de
Fransche schatkist dar, de Parijsche cijfers
maar het staat dan toch in elke geval vast,
dat de Duitschers te betalen zullen hebben
groote milliarden bedragen aan gouden mar
ken, die als men ze omzet in de papieren
marken welke de Duitsche belastingbetaler
heeft op te brengen, tot fantastische bedragen
aanzwellen. Vermoedelijk is er geen Duitsch
minister van financiën die kans ziet zulke
bedragen binnen te krijgen en dus moeten
zoowel de Duitschers als de geallieerden
hopen op zulk een bloei van den Duitschen
uitvoer, dat de 2üpCt. belasting die de
Entente daarvan heffen wil het ontbrekende
komen aanvullen. Maar zelfs in 't gunstigste
geval is het nauwelijks denkbaar, dat de
geldelijke verplichtingen nagekomen worden
en aldus kunnen we ons erop voorbereiden
over eenige weken opnieuw voor een crisis
te staan als de huidige.
Of zijn we wellicht in deze te pessimis
tisch en zal de steeds weerkeerende bedreiging
met bezetting van 't Roer-gebied de
millioenen voor den dag brengen, die naar de
meening der Franschen in Duitschland worden
achtergehouden ? We hopen 't, maar kunnen
't niet gelooven.
Daar komt dan nog de quaestie der ont
wapening bij en die van de berechting der
oorlogsmisdadigers. Het dreigement wordt
n.l. niet alleen gemotiveerd met de achter
stalligheid in de betaling, maar ook met het
plichtsverzuim in deze beide andere zaken,
al staat 't dan misschien niet met zooveel
woorden in het ultimatum, dat ook indien
daarin gezondigd wordt, de geallieerden zullen
opmarcïieeren. Nu weigert echter de
Beiersche regeering formeel om de burgerwacht
te ontwapenen en men kan er van op aan,
dat men in München veel liever ziet, dat het
Roer-bekken wordt bezet, dan dat de com
munisten in Beieren de baas gaan spelen,
gelijk zij reeds eenmaal deden. Naar alle
waarschijnlijkheid heeft de regeering in Berlijn
niet zulk een langen arm, dat zij het zuiden
dwingen kan. Wat dan? De geallieerden
staan dan weer voor de vraag of zij hun
macht zullen laten gevoelen. Zoo ook in
zake de oorlogsmisdadigers; vermoedelijk is
de Duitsche regeering lang niet sterk genoeg
om de ernstige vervolging van groote heeren
van 't oude régime af te dwingen, daar zij
immers tegenover de revolutionnaire groepen
steunt juist op diezelfde mensclien van het
oude regime voor wie de personen, die
vervolgcl moesten worden, helden zijn. De
regeering in Berlijn bewaart wel het even
wicht in Duitschland, maar eigenlijke macht
oefent zij niet uit, macht om de noodige
belastingen te heffen, om de rechterzijde tot
ontwapening te dwingen, om de oorlogs
misdadigers te vervolgen.... Wilde Entente
nu in dezen toestand berusten, totdat zich
de verhoudingen in Duitschland dermate
hersteld hebben, dat een gematigde regeering
wel macht uitoefent, of wil zij Duitsch gebied
bezetten ten einde de machtigen in Duitsch
land te dwingen mede te werken tot nako
ming? Ziedaar de vraag waarvoor de ge
allieerden gesteld zijn. Door het besluit van
thans is zij in geen enkel opzicht opgelost;
de oplossing is ontweken, uitgesteld.
Toen deze gewichtige problemen de hoofden
der Europeesche diplomaten bezig hielden,
moesten zij het Opper-Silezische vraagstuk,
dat immers door den uitslag der volksstem
ming nog maar gecompliceerder geworden
was, laten rusten. De Polen hebben deze
rust nuttig gebruikt, door, dank zij toepas
sing van het systeem Zeligofsky, de beslissing
voor te bereiden. D.w.z. zij hebben, uit
vrees dat het mijngebied aan Duitschland
toegewezen zou worden, gepoogd zich
daarMen wordt beleefd, verzocht
adresveranderiugen zoo vroeg moge.
lijk op te geven en het out/e
eu het nieuws adres, alsmede of
de verandering tijdelijk of blijvend
is, te vermelden.
Adresveranderingen welke ons na
Donderdag bereiken, kannen niet
meer voor liet eerstvolgend nummer
behandeld worden.
in IIIIHIIII iMHiiiii ?fMMiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiu
er voortaan twee categorieën van juris
ten zouden zijn : een meer- en een min
derwaardige. De meerderheid der Ka
mer vereenigde zich met dit gevoelen ;
de promotie op stellingen bleef ge
handhaafd.
Op dit besluit nu zal de Kamer moe
ten terugkomen, zoo zij hare goedkeu
ring wil hechten aan het wetsontwerp
tot beperking der promoties". En aan
de Kamer is ook dit menschelijke niet
vreemd, dat zij niet gaarne ongelijk
bekent.
Maar juristen zijn mensclien,
waarmee te praten valt. Zij kunnen een
zaak van meer dan n kant bekijken.
Is het eigenlijk wel waar, dat de Kamer
terug moet komen op haar besluit?
Immers neen. Wat heeft zij vroeger te
kennen gegeven ? Niet, dat men op
stellingen moet promoveeren, om mees
ter in de rechten te kunnen worden;
maar dat men meester in de rechten
moet kunnen worden, zonder dat men
een proefschrift behoort te schrijven.
Nu, dat wil minister de Visser immers
ook. Hij wil den meesterstitel toekennen
aan den jurist, die het doctoraal exa
men heeft afgelegd. Er heerscht dus
volkomen eenstemmigheid '
Moge, dank zij deze juridische vondst,
de Kamer bereid blijken het wetsont
werp aan te nemen. En liefst spoedig.
Niet alleen omdat de promotie-op
stellingen behoort te verdwijnen ; maar
vooral omdat de weg vrij moet worden
gemaakt voor de invoering van het
nieuwe academisch statuut: een be
langrijke wijziging van de universitaire
studie, waarover wij te zijner tijd onzen
lezers iets hopen mede te deelen.
K E R N K A M i'
,,11111 Illlll Illlllll l IIIIIMII l II l'lllll
TIJDGENOOTEN
De wekelijkschc bijdrage van dr. W. G.
C. Bijvanck zal in deze maand achterwege
blijven, daar de schrijver in het buitenland
vertoeft.
van meester te maken. Of dit is geschied op
instigatie van Warschau, dan wel door den
Poolschen vertegenwoordiger Korfanty op
eigen gelegenheid, doet niets ter zake. Er is
eerst gestaakt en toen gevochten. De gealli
eerde bezettingstroepen hebben zich vooreen
deel tegen deze Poolsche opstandelingen
gekeerd, in 't byzonder de Italianen, van
welken 'er in de gevechten verscheidenen ge
sneuveld zijn. De Franschen hebben blijk
baar geen poging gedaan, hun Poolschen
vrienden het werk te bemoeilijken en volgens
de Fransche pers is de onrust in
OppcrSilezië ook in waarheid niet Poolsch, maar
Duitsch werk. Wij gelooven daar niets van,
niet omdat de Duitschers daar te goed, maar
wel omdat zij er te zwak voor zijn. Niemand
kan intusschen zeggen, hoe 't zal afloopen
en 't lijkt zekerlijk niet onmogelijk, dat de
Polen profijt rullen trekken van hun op
treden: wie durft en kan vechten in
OostEuropa heeft bij politieke onderhandelingen
een belangrijken voorsprong.
De Britsclu- mijnwerkers genieten in>«
immer van de heerlijke lente boven den
grond en de fabrieken liggen op tal van
plaatsen stil bij gebrek aan brandstof. De
belanghebbenden onderhandelen en er komen
afwisselend gunstige en ongunstige berichten.
Maar alles "bijeen krijgt men den indruk,
dat de staking haar langsten tijd gehad heeft.
Hoe kan 't ook anders.
Vredesklanken komen ten langen leste uit
Ierland. De Valera, president der lersclie
Republiek" en Craig, hoofd der Ulster-Unio
nisten, hebben onderhandeld en wisselen
vriendelijkheden, terwijl een katholiek als
onderkoriing in Dublin Lord French heeft
vervangen. Triomfeert Lloyd George? Heeft
de wreede onderdrukking het vuur gesmoord?
Het zou een succes zijn, maar geen dat den
sterken man tot eer strekt.
Hij zelft moet overwerkt zijn en het plan
hebben spoedig op reis te gaan en rust te
nemen. Geen wonder, en als nu Duitschland
geteekend heeft, de mijnwerkers weer in de
putten dalen en de Ieren 't onderling eens
worden, dan kan er zelfs in dezen tijd voor
een Britsen premier misschien wat vacantie
op overschieten.
J. C. VAN OVEN