De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 14 mei pagina 10

14 mei 1921 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Mei '21. - No. 2290 N. B. TENHAEFF, Bisschop David van Bonrgondië en zijn stad. Utrecht, A. Oosthoek, 1920. Met vreugde bericht de uitgever dit boekje te hebben mogen verklaren voor een breederen kring. Met vreugde draag ik er het mijne toe bij, om het in dien kring bekend te maken. En met vreugde zal die kring er denkelijk mede kennismaken. Want het is waarlijk een bijzonder aardig boekje, dat Dr. Tenhaeff hier voor ons toegankelijk maaakt; ik heb er pleizier in gehad, toen ik er voor eenige jaren voor het eerst mede kennis maakte, en met het zelfde genoegen heb ik er thans weer in ge bladerd. Dat is ook m.i. het eigenlijke belang van het geschriftje. Zeker heeft het historisch belang en is het zeer betrouwbaar ; het heeft onze literatuur ook verrijkt met het bekende avontuur van Jan van Schaffelaer. Maar dit belang is toch niet overwegend ; eerst als letterkundig product is het boekje bijzonder merkwaardig. Het geeft een duide lijk beeld van het leven in het middeleeuwsche Utrecht, het bolwerk der Hoekschen ; maar eerst door den zeldzaam levendigen stijl en door den aardigen verhaaltrant leeft toch dit aUes inderdaad voor ons op. Hoort den auteur vertellen van den triomf van de Utrechtenaars op de Hollanders: Als de slach gedaen was, doe worden alle die bussen ende schennen in scepen geleyt, ende voeren daermede tot Utrecht mit grooter vreuchden ende blyscappen. Ende doe sy se in Tollensteghe brachten, doe worden die bussen op 't lant geset, ende daer waren veel bussen, die op raden stonden ; daer dede men se ere aen. Ende veel kynder ginghen aen die selen ende toghen alle die bussen allenkert uyt Tollensteghe op die Noey, al singende vreemde woerden, die ie niet noemen en wil; want ie daer te kleynen man toe bin om die te verhalen, want sy op heren ginghen. Ende alle die schermen worden oock op die Noey ge bracht, ende die wimpelcn worden boven uyt Keyserrijck gesteken. Ende die bussen ende schermen bleven lange tijt op die Noode staende, also dat dat voclk daer groote vroude ende bliscap aen hadden ende saghen." Kleurig en frisch niet waar? het tooneeltje staat voor u, bewegelijk en levend ! En ziehier een kort verhaal van den nachtelijken overval van het kasteel Rijnenburg bij Jutphaas. Een ver metele kwant, die gevangen geraakt was, had, om vrij te komen, een middel aan de hand gedaan, om het huis te verrassen. Ende die ritmeysternamSOknechtenmede, endetrat mit Bernt (den verrader) na duat hys,ende vonden alle dinck, also als Bernt geseythadde. Ende dat was enen bijsteren nacht van reghen ende van wynde. Ende ontrent een ure na midder nacht quamen sy doer dat gat, ende ginghen voert in die plaets, ende die saeldeur stont open. Doe ginghen sy in den sael ende saghen in die koken ; daer sat die knecht ende heer Jan Jacobssen, die pastoer van Jutfaes, noch by den vier. Ende Bernt mit sijn geselschap seyden : Goeden avont, hebdy niet the eten? Ende vhigen se al op hoer bedde, die op dat huys waren, ende daer was XII. Ende sy bonden hoer handen, ende ginghen doe sitten drincken ende eten. Ende doe dat gedaen was, spolieerden sy dat huys, ende stakent aen en de berndent." Is het geen wonder? Hebt gij ooit een vijftiende-eeuwschen auteur de pen zien voeren met eene zoo genoegelijke leven digheid? Als het stuk niet reeds in de zeven tiende eeuw verschenen was in een geleerden bundel kronieken, zou men gelooven aan eene mystificatie ; maar echt is het stuk zeker. Wie nu is de vaardige vertelier, die onze literatuur verrijkt heeft met het eenige stuk, dat een vijftiende-eeuwer zeker met onvervalscht pleizier kan gelezen hebben? Ten haeff gist naar zijn naam, en stelt ons den eerzamen Utrechtschen stadsklerk Tijlman Momfelen voor als den waarschijnlijken auteur. En ik geloof waarlijk, dat hij goed geraden heeft ; want al geeft hij ons slechts een paar vage aanduidingen ter bekrachtiging van zijne gissing, er zijn meer aanwijzingen te vinden. Let vooreerst op, dat, wanneer de auteur de namen van de leden der Utrechtsche gezant schappen opsomt, hij geregeld den stadsklerk, dien wij toch weten dat er bij was, verzuimt te noemen : dat kan geen toeval zijn. Let verder op, dat, naar Tenhaeff zelf (p. 181) bericht, de gezellen van de groene tent, die onze auteur herhaaldelijk noemt, thuis hooren in België, terwijl onze stadsklerk (p. 59 noot 6) den Paaschstijl blijkt te volgen, die «n Utrecht SMIT&Co., Tailleurs P.C.HOOFI5ïRAAI66,Wsclie5lofieo DAVID VAN BOUROONDIË, BISSCHOP VAN UTRECHT. ustratie uit Bisschop David van Bourgondië en zijn stad, door Dr. N. B. ter Haeff WIES MOENS Twee korte, zachte woorden, die veel jonge mensen in Vlaanderen hebben bewogen en bewegen, die een persoonlikheid oproepen, die tot de sympathieksten behoort van ons kleine land en waarop verwachtingen worden gebouwd. Wies "Moens werd te St. Gillis bij Dendermonde geboren, een dorpje in het land van Waas, dat wel eens de tuin van Vlaan deren genoemd wordt : een mooi en rustig land met kleine oude hoeven, mooie boom gaarden, veel lommer, vette neemden. De schilder Verstraeten, die onlangs in Holland exposeerde, woont er met zijn familie en leeft er van de opbrengst van zijn land en koeien. Het is er altijd een klein aards paradijs geweest voor artistieke naturen. Er zit een kleine kolonie van schilders en filosofen, artiesten die met een kleinigheid leven kunnen, industriëlen die aan theosofie doen, dorpsarcheologen.... De jonge Mocns, die in het lokale kollege stu deerde, ging geheel op in deze geweldige atmosfeer. Toen kwam de oorlog. Na de ver woesting van Dendermonde trokken de Duitschers verder liet land in en staken ook de brand aan het huis van Moen's vader, de bakker. Vader en zoon zaten achter in de tuin verscholen, tot de schuimers meubelen en gerei begonnen stuk te slaan en zij beproefden om hen tot rede te brengen. Het kostte de vader een schot in de schouder.Wies werd op de vlucht gedreven en nam de wijk naar Holland, waar hij zwaar ziek viel en tussen dood en leven zweefde. Na zijn genezing keerde hij naar het herstelde ouderlik huis terug, werd echter in l'J l (i opnieuw ziek en evenals in '14 sleehts met grote moeite gered. Nodorl. Munt Hollands beato 1O cent lg»f Dan werd de vervlaamste hogeschool te Gent geopend. Moens, die toen 16 of 17 jaar oud was, liet zich als student inschrijven. Zijn vrienden vertellen wonderen over zijn dienst vaardigheid en zijn goed humeur ; hij wist de moed ouder zijn kameraden te honden wanneer de studie werd moeilijk gemaakt door koude en onvoldoende voeding, wanneer er voor heel de gemeenschap slechts n vuurtje beschikbaar was in een van de zalen van de universiteit. De universiteit moest ook verdedigd worden. Moens bood zich aan om in zijn geboortestreek de vervlaamsing van de hogeschool te gaan verdedigen, omdat het volgens hem een ramp zou geweest zijn voor het land, vier jaar lang van alle universitair onderwijs verstoken te blijven en omdat het recht van het Vlaamse volk op een hogeschool in zijn eigen taal niet kon bestreden worden. Bij het sluiten van de wapenstilstand was hij door een paar dorpsnotabeien op de zwarte lijst gebracht. Hij had oproer gestookt onder het volk, zeiden ze. Na zeventien maanden voorarrest, in December 1919, kwam zijn /aak. voor het assisenhof van Gent en werd hij als aktivisties propagandist tot vier jaar gevang veroor deeld, niet tienduizend frank schadevergoe ding aan de Belgiese staat : een dubbele steen aan de hals van deze jonge, ziekelike man. In het gevang is hij aan het dichten gegaan. Maar eerst nog wat over zijn brieven, e brie ven die hij naar vrienden schreef en waarvan een aantal in een bundeltje verzameld werden en bij De Sikkel" te Antwerpen verschenen. Hier volgt een stuk uit een brief die hij schreef om te bedanken voor een briefkaart, die een aantal deelnemers aan een studenlekongres hem hadden ge/.otulen : Ik heb een mooie kaart ontvangen: Oistmviik, Het Wit Ven. Prachtig. Up de keerzijde lees ik: Studentelanddag. Kn daaronder een aantal hand tekeningen: een doolhof van namen, l-.igenlik is geen van die namen mij onbekend. Maar de per geheel vreemd maar in België gewoon was. De schrijver was dus stellig een Belg,van waar ook onze stadsklerk afkomstig was; allicht was hij met bisschop David meegekomen en door diens invloed in 1460 aangesteld, al was 'sbisschops protégéin 1483 zoover afgedwaald van de paden van zijn patroon, dat deze hem bij zijne terugkomst in dat jaar uit zijn ambt ontzette 1). Tenhaeff's gissing is dus, dunkt mij, waar schijnlijk, en wij zullen onzen prettigen land genoot met leedwezen weer moeten afstaan aan onze Belgische broeders, bij wie de vroolijke verteller trouwens ook allicht beter thuis behoort dan bij ons. Tenhaeff heeft het zijne gedaan, om het amusante boekje ook aantrekkelijk van uiterlijk te maken. Hij heeft er tal van aardige prentjes bijgevoegd : niet minder dan drie authentieke en onbekende portretten (in dien tijd eene zeldzaamheid!) van bisschop David zelf en van twee Utrechtsche kanunni ken, die allen inJiet boekje genoemd worden. En er zijn nog meer afbeeldingen, bisschop David's kasteel Duurstede, de Utrechtsche stadsbanier, een stads-rentebrief nit dien tijd, een paar aardige stadsgezichten,en de vier over sten der stad in hun eigenaardig kostuum. Hij had er trouwens nog een paar fraaie bij kun nen voegen, die voor de hand lagen : het nog bestaande prachtig gebeeldhouwde altaar van de O. L. Vrouwen-broederschap in de Buurkerk, dat in het verhaal genoemd wordt, en het kasteel Rijnenburg, dat wij zoo straks hoorden verrassen. Maar wij moeten tevreden zijn met het vele aardige, dat ons reeds gegeven wordt. Want waarlijk dankbaar, zér dankbaar moeten wij Dr. Tenhaeff zijn voor het velepiquante.dat hij ons in dit boekje schonk. Maar hij heeft nóg meer gedaan : hij heeft den tekst toegelicht 2) (haast al te veel voor den vrolijken luchtigen tekst !) en zoo de lektuur voor ons gemakkelijker gemaakt. Heeft de uitgaaf dan geene gebreken ?Ja toch, wel een paar. Dr .Tenhaeff zelf beschuldigt zich van slordigheid ; ik zie daarvoor niet zoo heel veel reden, al bevreemdt het mij, dat hij den bekenden Aernout van Buchell Adriaan doopt, en dat hij bisschop David's protég Thomas Basin, den bekenden bisschop van Lisieux, altijd aanhaalt als Basinus".Maar ik wil hem die kleine slordigheden gaarne ver geven ; ik heb een ernstiger grief tegen hem. Waarom geeft hij ons niet, wat wij juist be hoefden : eene korte inleiding voor het kroniekje (dat bijna een dagboek is), dat nu, daar het aan het begin defect is 3), met de deur in huis valt. De geleerdheid over de inrichting van het stedelijk bestuur had hij in zijne voor rede kunnen te pas brengen ; maar eene korte inleiding voor het geval (de Hoekschen en de Kabeljauwschen,de Bourgondiërs, Nancy) had ons reeds goed te paard gezet, om het verhaal te genieten. Als hij ons dit keuvelend verteld had, had hij ons van zelf bij den auteur thuis kunnen brengen, in staat om diens genoegelijk verhaal behoorlijk te begrijpen. Hij heeft dit niet gedaan, en ons alleen in de voorrede eenige onsamenhangende brokken geschiedenis voorgelegd, die met den in houd van het kroniekje direkt niet heel veel te maken hebben. Zij, die de zaak een beetje kennen, worden uit dit verhaal nu ook wel wijs ; maar het groote publiek, waarvoor de uitgever (terecht!) zijn werk bestemt, zullen, vrees ik, het geval nu niet zoo heel makkelijk vatten. Wa*~ is eigenlijk de reden, dat onze uitgever verzuimd heeft, wat toch zóvoor de hand lag en zógemakkelijk was geweest? Ik vrees, dat ik het wel begrijp : hij zal gevoeld hebben, dat zijn inleidend verhaal geheel niet zou gepast hebben bij dat vanden vroolijken Utrechtschen stadsklerk. En ik vrees ook,dat er helaas reden was voor die vrees. Want de klacht moet mij van het hart, dat de uitgever, die dezen aardigen tekst toch zoo waardeert en bewon dert, lang niet eenvoudig genoeg schrijft, om met zijn prettigen vriend gearmd ten tooneele te verschijnen. Altijd is er in zijne voordracht iets gemaakts, een zeker onnatuurlijk en ge wild streven naar buitengewone losheid,dat den lezer somskregel maakt en dat nu en dan zelfs aanleiding geeft tot onduidelijkheid. Z geloof ik niet, dat zijne inleiding, die toch zér lezenswaardig is, er ten slotte in geslaagd is, om voor den lezer, zooals de schrijver wenscht, het beeld van het Utrechtsche stadsleven te verduidelijken, te verlevendigen. Ik wil deze klacht hier even uiten, niet om den ver dienstelijken man onaangenaam te zijn, maar omdat ik het wenschelijk acht, dat hij zich deze onpleizierige hebbelijkheid afwent; want stellig is het slechts een aanwensel : hij kan anders en beter, dat weet ik wel. S. MULLER Fz. 1) Het plaatsje Usselaer, van waar hij af komstig was, is niet met zekerheid te vinden; maar de Belgische rijksarchivaris wees mij op Vosselaer bij Antwerpen, en ook op Hoesselt in Limburg, dat vroeger Husle heette; de inwoners van dit plaatsje noemen zich thans Hoesselere, vroeger Uslere. 2) Over het geval van de dochterkerk van St. Jacob buiten de Weerd, dat aanleiding gaf tot het conflict met bisschop David,had deuitgever nog vrij wat belangrijks kunnen vinden in Van Riemsdijk's Geschiedenis der St. Jacobskerk. 3) Niet aan het einde, dunkt mij, daar het sluit met bisschop David's terugkomst in zijne stad. Het kroniekje behandelt blijkbaar het conflict tusschen bisschop en stad, dat in 1481 geprovoceerd werd door het optreden van den heer van Montfoort. iiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiililliiiiiiiiiillllllllilliillilillllllllimn, (l, INDRUKKEN UIT EEN PROVINCIESTAD Vrije Heerenhuizen. Riant uitzicht. Direct te aanvaarden, te koop aangeboden voor f 30,000, desgewenscht MET EERSTE HYPOTHEEK. Te bevr. bij de Mak. P. J. & J. Timmer, Jacob van Lennepstraat 8, Amsterdam. iliiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiit zooals ik het torentje eens afgebeeld zag op een groen-blauw teer prentje van Stratfordon-Avon.... * * * Doch 's nachts is de spitse in een zelfzuchtigen kinderslaap overgegaan en ver dwenen en opgelost in 't zwarte, en in kommerloos droomen weer puttend de vreugd voor een nieuwen dag lok-optimisme.... En de stompe staat trouw en waakt zicht baar op hen die de sterren beschouwen, en peinzen.... Zijn slagen zijn zeker, traag en bewust. Zij zeggen, zij roepen den stoet aan der statig schrijdende uren. Terwijl het schraler geklinkklank van de uren die schoorvoetend gaan door de spits van den spitsen, weifelend luiden, als losvlottende woorden van 't spelen-vermoeide kind, dat hardop in droom iets prevelt.... MARTIN P E R M Y s De beide Torens Eén stompe, n spitse.... Eén ernstige, zware, dreigend, massaal; n geestige, vlugge, soepel, slank. De stompe toren : naakt, vleeschrood staat hij, boven den warmen dag, en onder zijn barsch en breed bevestigde autoriteit wijken schuw arme woningen in een kring van hurkenden eerbied. De spitse toren: p uit de daken, lief als eeu moederlijke wijsvinger, die buigbaar op steekt voor een onschuldige ondeugendheid; rank van lijn, 't kruis is een sieraad, fijner en fijner beschaaft zich de spits naar boven, naar hooger.... en zijn gouden klokcijfers huppelen, klein, gehoorzaam mee met de heerschende uren.... De stompe toren: steenroze in de voch tige morgenzon van het dampende voorjaar der straten, klam als een koortsige aangreep, stram in den opwasemenden dag.... Ge ronnen dakpannen, spichtige palen, naakt plein.... 't krachtsap zogen zijn wortels, ten koste van 't armelijk leven omheen.... De spitse toren : kameleon-kleurig-en-kleurloos, half in den wattigen nevel gedoken van Maartsche vroeg-morgen-poging; zwierig op svelten onderbouw, en even overschuttend de roomwitte, gezonde huizen, die warm hem een nauw voldoende plaatsje inruimen. De stompe toren: hij doemt p. F lotseling gebroken en gesloten door een bruusken, metaalgrauwen dop, waar kraaien naar zwer men en wolken haar sleepen aan rafelen. Somber, ontmoedigend, vast ondoordringbaar voor smeekende tonen van dreunende orgels, beneden. De spitse toren: verheugd door het klet teren van kinderklompjes, een ijzeren hoepel die klingruischt op de steenen, het erkende straatorgel, malend en malend zijn bassnaarakkoorden en 't kwetteren van bijna-klankloos-hoog xylofoongeklepper. De stompe toren: massief als een rots op een traanloos-rampzalige plaat van Böcklin, bestorven - - omsluierd met dood. De spitse toren: droomend des avonds, tegen 't purper der scheidende schemering, IPADOX LtVEÏT Dt/VLUANCD IN Z C ER KORTCN TUD ALLE HOUTCONVTRUCTIE^ AL.y LANDHUIZEN yCMOOLCEBOÜWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINGEN OP AAMVP AAC iiuiKMiiiiifiii OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK Zorgen van nu en straks (II Slot) Voor een belangrijk deel zijn de moeilijk heden, waaronder thans onze nijverheid gebukt gaat, te wijten aan invloeden van buitenlandschen oorsprong. De enquête, naar den aard dier moeilijkheden ingesteld door den Nijverheidsraad, is zeer leerzaam geweest. De buitenlandsche mededinging doet zich thans zwaarder dan voorheen gevoelen zoowel' bij den afzet onzer voortbrengselen hier te lande als bij den uitvoer. De klacht over de mededinging op onze eigen markt is vrij algemeen en de klacht omtrent haar ongunstigen invloed op onzen export wordt geslaakt door bijna alle op uit voer aangewezen nijverheidstakken. Door welke oorzaken werkt die buitenland sche concurrentie thans voor ons zooveel moeilijker? Vooreerst heeft onze nijverheid zeer langen tijd hooger kolenprijzen moeten betalen dan in het buitenland werden ge vraagd. Ten tweede zijn in vele gevallen de hier betaald wordende arbeidsloonen hooger dan elders (Centrale Rijken vooral, maar ook Frankrijk en België.) Een derde factor is de korter arbeidstijd in Nederlandsche fabrieken dan in elders gevestigde. Een vierde oorzaak, van niet minder algemeen belang, is het ver schil in grondstoffenprijs tusschen ons land en het buitenland ; die van over de grenzen aangevoerde grondstoffen en halffabrikaten betrekken wij veelal duurder dan de industrieelen in het land van oorsprong. Niet zoo zel den worden zelfs de afgewerkte fabrikaten uit het buitenland hier ingevoerd tot een in verhouding tot den exportprijs der hier geleverde grondstoffen veel lageren prijs. Als vijfde factor wordt genoemd het te onzen opzichte ongunstig verschil in kosten van ver voer en havenkosten, hetwelk voornamelijk wordt toegeschreven aan het verschil in loonen en arbeidstijden tusschen ons en die andere landen en aan den lagen stand van vele buitenlandsche valuta's. Men zegt dat de havenkosten te Amsterdam achtmaal hooger zijn dan die te Breinen ! No. 6 in de reeks der invloeden is de hier meer dan elders drukkende last, dien de fiscus en de sociale wetgeving op de nijverheid leggen, hetgeen b.v. aan België en aan Duitschland een voorsprong boven ons geeft. Een voorsprong van beteekenis. No. 7 is ook ge legen in het feit, dat ten aanzien der lage valuta's in Duitschland en Tsjecho-Slowakije de waardevermindering in het eigen land sterk l lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'lllllllllllllllllllllllll l Illlllllllllllllll VARHOND: TRIPLE SEC. COMBIER" Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht soneii zelf keti ik niet alien van aanschijn tot aan schijn. Wel deze hier, en deze: ouwe, trouwe kerel. Zo was je Rang, zoo klonk je stem, zo blonken je ogen, wanneer je je lied zong of wanneer je luis terde naar het woord dat verkondigde ons nationaal geloof. Je was onder alle opzichten een volmaakt student: je liep nooit kollege in de nacht (die duurde tot 10 uur in de voormiddag) en een corpsverga dering, waar jij het woord niet voerde, was als een advocaat zonder bef, een rechter zonder toga. Gedu rende een paar sekonden staat je beeld voor mii : je knikt, je groet.... en je bent verdwenen.... " U, en u, en u echter heb ik nooit gezien. In de verte (want de muren van je cel kan je doen wijken tot in het oneindige) zoeken mijn ogen naar een paar ogen, en mijn handen tasten naar een paar handen. Onbekende kameraad, ik dank u om uw broedergroet! Wat kan ik nu beter doen, dan een beetje' rond te lopen. Ik heb beweging nodig. Mijn hele jeugd bruist weer in me op. Ach, veertien maanden voor arrest zijn maar een flauwe poging om iets van de jeugdalmacht in ons te knakken. Nu weet ik ineens weer zo goed hoe onbarmhartig eng het hier is. Ik heb de hemel nodig, horen jelui mij, mensen daar buiten, en de wolken waarmee je torens kan bouwen, - en de bomen, o de bomen ! Wij zien hier nooit bomen. Mijn wij/.e buurman (/.ijn gelaten heid is een kalm vijvervlak) zegt: Hoor eens Wies, laten wij niet morren. Wij hebben hier een paar l loemekes in het wandelhok ; daar vlak voor je slaat een hele moestuin in volle zomerbloci; kijk omhoogje ziet een stuk van de hemel bijna zo groot als een bedd.laken. Wat wil je nog meer?" Romen" zeg ik. De steen in het vijvervlak. Daar gebeurt iets in de grote, stille ogen van mijn buurman wanneer hij mij achterna zegt : bomen. Die ogen worden nog groter : het is het beeld van de boom op zijn netvlies, dat zijn oog doet uitzetten, /ij stralen nu heel breed en strak, en schitteringen van licht flitsen er over heen, als het zonnezoeneil over stam en kruin van de boom die staat in de aarde en groeit zoo schomi" zo eemvigheerlik als een leu/ekutulelaber: mt lloudcid vogelkcU-n slaat Hiomferend het licht op, als een vviei 'ook val " . . Dan de gedichten. Een eerste bundeltje met twintig gedichten, dat hij De Boodschap" noemde, verscheen in 1920 en was in enkele weken uitverkocht. Hetzelfde was het geval met de volgende bundel ,,De Tocht". Thans ver scheen bij de Sikkel" de bundel Verzen", die de derde en de twede druk van Bood schap en Tocht bevat. De lezer wordt getroffen door de onver woestbare altruïstiese levenslust die er uit spreekt, en door de bijbelse beeldenrijkdom. Ik meen hier invloed te bespeuren van Dr. Antoon Jacob, die graag de bijbel en het evangelie siteert, van de priester-dramaturg Cyriel Verschaeve, die aan de lezende ge meente van Vlaanderen geopenbaard werd door Dr. Lod. Dosfel (een Dendermondenaar en hoogleeraar aan de vervlaamste hogeschool) en van het bijbels landschap van Waas. Ik haal aan uit De Boodschap" het negen tiende gedicht : De oude gewaden zijn afgelegd. De frisse vaandels staan strak in de morgen. Aartsengelen klaroenen de nieuwe dag. \Vie het mes van zijn haat sleep op zijn handpalm, ingaan zal hij tot zijn vijand en reiken zijn mond tot de zoen. Wie gmg naar verdrukten en droeg vertedering in zijn hart, hij vordert l en op tot de opstand, die brandt het teken der gezalfden op het voorhoofd van de kinderen der verborgenhedcn. Strak staan de vaandels in de mor en. Aartsengelen roeren de trom. l e jonge karavanen /ellen aan. Mocht Moens imgeknakt uit de gevangenis komen, (km zal hij een groote rol spelen in de V'lamiischt' ciiltuurbeweging. Eu u. DL; BOCK Het bundeltje cel-brieven van Wies Moens is door mij met ontroering en bewondering geleezen. De titelversiering is leclijk, te zeer onder invloed van moderne wansmaak, de verzen van Moens zijn technisch zeer zwak. Maar uit de cel-brieven" spreekt een eedele geest, een prachtig karakter. Dat hoort tot de boekjes die alleen in een groote cultuur crisis ontstaan, frisch en krachtig, en verkwik kend voor den eenvoudigen en vrijen mensch. F. v. E. DEMONSTRATIE IN OVERTOOM279. A'DAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl