Historisch Archief 1877-1940
BT°. 8891
Zaterdag 21 Mei
A". 19S1
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
«cdacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
| Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f6.50 Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposÜiekosten
INHOUD: Blz. 1. Herziening der gemeente
wet, I, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp;
Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C.
jan Oven. 2. De afgekeurde wetsontwerpen,
teekening van Jordaan; De toekomst van
de lichamelijke opvoeding in Nederland,
door K- H. van Schagen ; Krekelzang, door
J. H. Speenhoff; Koloniën : Methode in de
Koloniale economie, door O. Gonggrijp.
3. Spreekzaal: Ons land geen land voor
beeldhouwkunst of onverschilligheid?, door
Th. van Reyn; Het roode lampje, door Dr.
Fred. van Eeden. 5. Voor vrouwen (red.
Elis. M. Rogge): Virginie Loveling, door L.
Koch ; Parijsche tentoonstellingen en modes,
door A. Louise van Bevervoorde?van
Rappard: U'it Italië, door Etha Fles; Uit de
Natuur: Griel, griel! door Jac. P. Thijsse.
7. Het ornament in de Hindoe-bouwkunst,
door T. van Erp ; Detectiveromans, door
Cornelis Veth. 8. Boekbespreking, door
Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn.; Brief uit
Japan, door Ellen Forest; Voetbal koorts, teeke
ning van George van Raemdonck ; Financiën:
De 3 % obligatielening voor een gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen, door J. D.
Santilhano 10. Ruize-rijm; Charivaria,
door Charivarius; Uit het Kladschrift van
Jantje; Feuilleton: Japansche Kunst,
door F. de Sinclair, met teekeningen
van Is. van Mens. 11. Minister de Vries
na het Kamervotum, teekening van Joh.
Braakensiek.
Bijvoegsel : De rede van Lloyd George,
teekening van Joh. Braakensiek.
HERZIENING DER
GEMEENTEWET
Twaalf allen, twaalf mallen, twaalf
niemendallen uit deze drie dozijn be
stond, volgens de spraakmakende ge
meente, vroeger de Amsterdamsche
vroedschap. Gerrit Schaep Pietersz.,
een regent uit de eerste helft der zeven
tiende eeuw, maakt in zijne
aanteekeningen al gewag van dit gezegde.
Mr. R. A. Fockema herinnerde ons
onlangs in de N. R. C. van 14 Mei
1.1. aan de tijden, waarvoor het gold.
Met zekeren weemoed. Want al erkent
hij, dat naar de vroegere toestanden
niet terug kan worden verlangd, hij
beschrijft ze toch zó, dat menigeen ze
terug zou wenschen: twaalf niemen
dallen, die de bij onbeteekenende
menschen niet altijd voorkomende ver
dienste bezaten, zich op den achter
grond te houden en de leiding van hun
meefderen te volgen ; twaalf mallen, die
met misschien niet altijd gepaste,
maar toch onschuldige grappen de
samenkomsten kruidden" en twaalf
allen, die de lakens uitgaven.
De mallen en de niemendallen zijn er,
volgens hem, ook thans nog; alleen
zijn hunne grappen niet onschuldig
meer en scharen zij zich niet langer
onmiiiiHiiimmHiiiiiiiiiiiiniiiMiiHimiiiiiiiiiHiiiiiiifiiiMiiiiiiiiiitiiiiitiiii
der de hoede van hen, die geestelijk en
zedelijk hoven hen staan." Maar de
allen? hij ziet ze niet meer, althans op
verre na geen dozijn ; de meesten, die
uit het hout zijn gesneden, waarvan
allen te maken waren, bedanken te
genwoordig voor de eer om zitting te
nemen in het raadsgestoelte.
Wie met liet heden niet erg ingenomen
is, ziet het verleden al gauw te mooi.
Onder de Amsterdamsche regenten uit
den tijd der Republiek zijn er een aan
tal kranige figuren aan te wijzen, maar
dan toch veel meer in de zeventiende
dan in de achttiende eeuw, die het ide
aal van Mr. Fockema schijnt te zijn.
En zelfs van hen, die in de dagen van
Jan de Witt en Willem III tot de allen
behoorden, zouden wij willen betwijfe
len of zij hun leiderschap uitsluitend te
danken hadden aan hunne geestelijke
en zedelijke" meerderheid ; wie de
verkiezingsintrigues van die tijden kent,
weet dat het ..magnificat" "?zooals
toen het leiderschap heette dikwijls
door slinksche middelen werd verkregen
en dat het bederf van familie- en
partijregeering toen al diep ingevreten was
in het bestuur van stad en land.
Maar wij zullen met Mr. Fockema niet
gaan twisten over de voortreffelijkheid
van vroegere toestanden. Hij had een
lichtenden achtergrond noodig om de
donkere figuur van het heden scherper
te doen uitkomen. Zoo gebruikte hij
het procédévan black and white"
en overdreef dus ook de gebreken van
het tegenwoordige gemeentebestuur.
Hij ziet de toekomst al heel somber in.
Donkere wolken bedreigen Nederland
en in het bijzonder de Nederlandsche
gemeenten." Bij ons te lande worden
op het oogenblik de zaken nog gaande
gehouden, maar de crisis is naderende
en het is hoog tijd om maatregelen te
nemen." En weer op een andere plaats
in zijn artikel: De staatscommissie
(voor de herziening der gemeentewet)
stelt eenige wijzigingen voor, die zon
der twijfel waarde en hetcekenis heb
ben ; zoude het echter niet wenschelijk
zijn, het initiatief te nemen tot veel
ingrijpender hervormingen?"
Wat hij intusschen bedoelt met die
veel ingrijpender hervormingen,"
wordt uit zijn artikel niet recht duide
lijk.
Sommige van de verbeteringen, die
hij wenscht, kunnen in practijk wor
den gebracht zonder eenige wetswijzi
ging.
Hij klaagt over het ontbreken van
een gezond gemeenschapsleven, over
de algemeene onverschilligheid en on
kunde ten opzichte van gemeentelijke
politiek, zoodat de groote meerderheid
der kiezers geen flauwe notie heeft van
de ware gemeentebelangen en zelfs
vele raadsleden daarmede niet vertrouwd
zijn.
Maar van het geneesmiddel, dat hij
voor deze kwaal aanbeveelt : populaire
lectuur, waardoor men zich inzicht kan
verschaffen ten aanzien van de vervul
ling der gemeentelijke taak," verwach
ten wij weinig uitwerking.
Die lectuur is wel te vinden ; maar de
moeilijkheid is, de menschen er toe te
krijgen ze te lezen ! De lust daartoe
ontbreekt. De belangstelling erin moet
nog worden gewekt. Het best kan dat
geschieden door het levend woord.
Hier ligt een taak voor de politieke
partijen. Wij hebben het te dezer plaatse
al meer gezegd : de meeste burgerlijke"
partijen weren zich alleen tegen den
verkiezingstijd en bekommeren zich
weinig om de politieke opvoeding der
kiezers en kiezeressen ! Vooral in
gemeentelijke aangelegenheden ; en juist
een opgewekt gemeentelijk leven is
toch de voorwaarde voor een grootere
belangstelling ook in de algemeene
politiek.
Het is waar bij veel ingezetenen
heerscht onverschilligheid omtrent
gemeentebelangen, omdat zij in de
plaats hunner inwoning niet geboren en
getogen zijn en er slechts enkele jaren
vertoeven. Maar er blijft toch altijd een
kern over van ingezetenen, die zich
niet als passanten beschouwen en wie,
al ware het slechts om materieele rede
nen, het gemeentebelang niet koud laat.
Bij dezen vange men de poging
althans aan. Men neme een proef met
debat-avonden, waarop het voor en
tegen van een actueel onderwerp uit
de gemeentepolitiek worde uiteengezet;
met debat-avonden, omdat de men
schen liever luisteren naar een dispuut,
dan naar een voordracht" ; verschil
lende politieke partijen kunnen daarbij
ook samenwerken. Voorwaarde voor het
slagen is echter, dat men als debaters
personen bereid vinde, die het onder
werp meester zijn en kunnen spreken.
Die zijn er altijd, maar zij stellen zich te
weinig beschikbaar voor dit doel. Juist
in de kringen van hen, die hunne
medeburgers het best zouden kunnen
voorlichten, mist men teveel de over
tuiging, dat zij daarmede een nuttig
werk verrichten, teveel ook het besef
van gemeenschapsphcht, dat hen ertoe
zou moeten aansporen.
Een tweede euvel, dat de heer Focke
ma w:il cureeren, vereischt evenmin het
ingrijpen van den wetgever. Hij keurt
het af naar onze meening volkomen
terecht - dat bij het covenant,"
zooals men het wel noemt, bij de over
eenkomst, die verschillende partijen
met elkaar aangaan om tezamen een
regeeringsmeerderl-eid in den gemeen
teraad te vormen, men zich met be
perkt tot de programpunten, die de
partijen gemeen hebben, maar in het
gemeenschappelijk programma
wenschcn opneemt, die slechts door een
enkele partij, en dus slechts door een
De krasse lagerhuis-rede, waarmee Lloyd
eorge de Pinkster-vacantie der Europeesche
diplomaten bedorven heeft, bracht, behalve
vele andere goede zaken, voor de eerste maal
betrouwbaar nieuws omtrent wat er zich in
Opper-Sileziéafgespeeld heeft. Want de
Duitsche berichten waren allicht tendentieus
en de Fransche en Poolsche konden we even
min vertrouwen. Lloyd George evenwel ont
leende zijn gegevens aan rapporten van
Engelsche vertegenwoordigers ter plaatse en wat
Briand een dag later gesteld heeft tegenover de
mededeelingen van Lloyd George was zoo
weinigzeggend, dat alleen de Fransche pers
het kon beschouwen als een tegenspraak op
gewichtige punten. We weten dan nu, dat
inderdaad, zooals uit Berlijn gemeld was, de
Polen, beangst, dat de Entente op grond
van de volksstemming, het industrie-gebied
aan Duitschland zou toewijzen, zichzelf recht
hebben willen verschaffen volgens het
systeem-Zeligofsky, d.i. dat de Poolsche ver
tegenwoordiger in Opper-Silezië, Korfanty,
't zij op eigen gezag, 't zij met medewerking
of in opdracht van de Poolsche regeering, ge
poogd heeft, het betwiste gebied gewapen
derhand onder zijn macht te krijgen,en... .dat
hij daarin vrijwel geslaagd is. immers zij die
dit hadden moeten beletten, verzetten zich
slechts gedeeltelijk : de Franschen, die met
tanks, vliegtuigen en voldoende troepen aan
wezig zijn, lieten de Polen hun gang gaan, de
Engelschen hadden hun legermacht juist bijna
geheel teruggetrokken en alleen de Italianen
boden tegenstand tegen deze
twintigsteeeuwsche eigenrichting. Zij echter waren niet
sterk, leden vele verliezen, en kunden de be
weging niet meester worden. Engelsche dag
bladberichtgevers bevestigen dit. ,,De ver
nedering der Britsche en Italiaansche officie
ren was compleet," zoo werd aan de ,,Morning
Post" geseind. ,,Er zijn geen woorden" aldus
de correspondent van de ,,Times" ,,om de
wrevel en verontwaardiging van de Briische
en Italiaansche vertegenwoordigers te be
schrijven."
Aldus hebben de Polen ervoor gezorgd, dat
de oneenigheid tusschen de geallieerden om
trent het lot van Opper-Silezië duidelijk aan
den dag trad en dreigt tot een breuk in de
Entente te leiden. Dat die oneenigheid bestond
was op zichzelf geen geheim, al wisten we niet
hoever ze ging. Sinds de volksstemming in dit
land de geallieerden voor zulk een uiterst
moeilijke beslissing stelde, hebben wij geen
bericht omtrent hun plannen vernomen en
't lag voor de hand, aan te nemen, dat men
de netelige zaak uitstelde totdat de groote
quaestie, die der schadeloosstelling, geregeld
was. Vandaar dat, toen dit 't geval was, toen
Duitschland den nek gebogen had voor 't
ultimatum, de Britsche premier het oogenblik
juist achtte om met een forsch gebaar het ge
beurde in Opper-Silezië aan de orde te stellen.
Inderdaad, het gebaar was forse)), misschien
wat al te forsch, geheel naar den aard van den
Britschen premier, die er geen doekjes om
windt; de opstand was door de Polen geleid ;
't waren praatjes, te zeggen dat de regeering
in Warschau erbuiten stond ; 't was een zaak
van veiligheid voor heel de wereld dat men
aan 't verdrag van Versailles vasthield, 't
welk nu door de Polen geschonden was ;
als de Entente 't niet kan, dan moet men
Duitschland zelf de orde laten herstellen !
Nu moet men zich in de mentaliteit der
Franschen indenken om te begrijpen welk een
indruk deze woorden van den
bondgenootpremier moesten maken. Wij hebben van ons
neutraal standpunt het accoord in zake de
schadeloosstelling tot op zekere hoogte als
een overwinning van Briand beschouwd,
omdat Duitschland zich ten slotte verbonden
heeft sommen te betalen die niet beneden die
van de Parijsche afspraak blijven. Maar in
Frankrijk zag men 't anders ; daar was men
reeds teleurgesteld en verbitterd, omdat de
oorlogsraad niet tot onmiddellijke bezetting
van het Roer-bekken had besloten, en dat de
Fransche regeering niet voornemens was, op
de Duitsche onderwerping te vertrouwen,
blijkt daaruit, dat de lichting 1!>H> welke
opminderheid van de burgerij worden
gekoesterd.
Met dit alles behoeft de wetgever zich
niet te bemoeien ; hij zou het trouwens
ook niet kunnen. In den gedachtengang
van den heer Fockema is die
tusschenkomst echter wel noodig om de
nadee'lige gevolgen van een op verkeerde basis
opgetrokken covenant af te wenden.
Hij schijnt te wenschen, dat besluiten
van den gemeenteraad, met gewichtige
financieele gevolgen, onderworpen zul
len worden hetzij aan de goedkeuring
van een bijzondere vertegenwoordi
ging" der burgerij, hetzij aan een
referendum.
Deze liefde van den heer Fockema
voor een referendum komt onverwacht.
Hoe kan iemand, die aanneemt, dat
de groote meerderheid der kiezers geen
flauwe notie heeft van de ware gemeente
belangen, heil verwachten van een refe
rendum, zoolang die notie hun nog niet
is bijgebracht? De kiezers, zooals hij
hen ziet, zullen vermoedelijk elk be
sluit van den gemeenteraad met ge
wichtige financieele gevolgen, d.w.z.
verhooging van de gemeentelijke las
ten, bij referendum verwerpen ; maar
zal het belang van de gemeente daardoor
altijd gediend worden?
De eenige conclusie, waartoe iemand
van de gezindheid van Mr. Fockema zou
moeten komen, wil hij een radicale
verbetering in het bestuur der gemeente
aanbrengen, is : beperking van het
kiesrecht. Deze conclusie trekt hij
echter nergens, al doet hij wel gissen,
dat hij een vermindering van het aan
tal kiezers niet zon betreuren. De meest
ingrijpende hervorming, die hij open
lijk aanprijst, is: afschaffing van de
evenredige vertegenwoordiging. Vol
gens htm is die voor de gemeenten on
bruikbaar gebleken.
Indien dit moet blijken uit. het feit,
dat thans tot raadsleden soms menschen
worden gekozen, die met verpletterende
meerderheid zouden worden uitge
worpen, zoo aan de burgerij daarom
trent een beslissende vraag mocht wor-,
den gesteld," dan wordt het
Had-jeme-maar-geval toch we! wat al te breed
i'itgemeten. Reeds het opschrift van
het artikel: Van de 36 met de twaalf
allen"" naar de 48 met
Had-je-memaar",deed zoo iets verwachten.Ook bier
werkt de schrijver met black and
white". Aan een kiesstelsel, dat ons den
gemeenteraad van 48 brengt, al zit dan
ook Had-je-me-maar daarin, geven wij
nog altijd de voorkeur hoven de wijze
van verkiezing, waaruit de vroedschap
van 36 met haar 12 allen voortkwam.
Niet door het verleden te
idealiseeren, verbetert men het heden. Ook
behoeft men de voordeden van de
evenredige vertegenwoordiging niet
prijs te geven, omdat deze wijze van
verkiezing aan een aantal dwazen de
gelegenheid biedt, grollen te verknopen:
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voer het Weekblad meest geschikten om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
a p ten hoogste 1500 woorden, en die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer", Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 333, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e.d.
eveneens en uitsluitend te richten tot het
Secretariaat".
iiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii
iiiiiiiiiiiiimiiiii
de aardigheid" zal er des te gauwer
afgaan, naarmate men er minder notitie
van neemt; aan middelen om een on
waardig individu uit den raad te we
ren, behoeft het ook nu niet te ontbre
ken, zoo men zich door wettische rede
nen niet laat weerhouden, uitzonderings
maatregelen te nemen voor uitzonde
ringsgevallen.
Van de veel ingrijpender hervor
mingen," die de heer Fockema verlangt
maar zou terugkeer tot vroegere
toestanden" niet de juistere naam zijn?
verwachten wij minder heil, dan
van de meer bescheiden wijzigingen,
die de staatscommissie voor de herzie
ning der gemeentewet in overweging
geeft.
Maar daarover in een volgend arti
kel.
K i-: K N i- \ M
iIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIItlllllllllMMIIIIIIITIIIftJIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIlllliliniii
geroepen was om de Roer te bezetten, niet
naar huis werd gezonden toen kanselier Wirth
zijn handteekening onder de nieuwe schuldbe
kentenis had geplaatst. Men was dus reeds ont
stemd jegens den Britschen premier en toen
nu de bladen 't verslag van zijn redevoering
brachten, laaide de vlam der heilige veront
waardiging hoog op. ,,f)en vijand van den
Europeeschun vrede" noemt hem een schrijver
in de Matin." Zijn er daarvoor zoovele Brit
sche soldaten dapper gesneuveld op den Fran
schen grond? Is het hiervoor, dat de Fransche
regeering ervan afgezien heeft de Roer te
bezetren?" zoo roept de Temps." Want, nietwaar,
het verdrag van Versailles is het plechtanker
der Fransche staatslieden, en daar komt nu de
eerste Britsche staatsman Frankrijk beschul
digen van medeplichtigheid aan schending
van 't verdrag en dit steekt het felst in
't vooruitzicht stellen, d;it het verslagen en
ontwapende Duitschland zelf de wapens mag
opnemen met Engeland's goedkeuring
om in Opper-Silezië te vechten tegen de vrien
den der Franschen, de Polen, en tegen de
Franschen zelf. Maar dat wordt een nieuwe
oorlog van Duitschland tegen Frankrijk en
Polen en men meene niet, aldus de Fransche
pers, dat als dit zoover komt Frankrijk wer
keloos zal blijven : het /.al zonder dralen het
Roer-bekken bezetten. Daarmee zou dan de
Entente in waarheid uiteengespat zijn en de
Britsche politiek zou de richt in g gekozen hebben
die Winston Churchill reeds langen tijd uit
wil, maar die door Lloyd George voorshands
werd tegengehouden : Duitschland zon orde
scheppen in Oost-Europa. De Fransche pers
wijst met passie op dit gevaar : als Duitsch
land hier optreedt, dan komt 't er ook van,
dat het zijn macht laat voelen in de Russische
grensstreken ; nu reeds heeft het een over
eenkomst met Sovjet-Rusland gesloten en als
de Entente op deze wijze Duitschland toelaat
zich te herstellen, dan staat het straks op
nieuw als gevaar voor West-Europa gereed.
Het zal naar alle waarschijnlijkheid zoo'n
vaart niet loopen. Lloyd George's slotwoord :
dat de Entente niet verbroken mag worden,
was zekerlijk geen fraze, want 't vormt den
grondslag van zijn politiek, l lij heeft bovendien
zijn goeden wil getoond door terstond
Briand tot een conferentie uit te noodigen en
als deze gehouden wordt, dan zal de breuk wel
op de een of andere wijze geheeld worden, 't Is
nu alleen maar de vraag^ of Briand deze
conferentie /.al kunnen houden, want, de
zwakheid van zijn positie tegenover de kamer
kennend, heeft hij haar uitgesteld tot na de
kamerzitting van morgen (Donderdag) die
aldus weer een historische" belooft te worden.
De kans schijnt namelijk niet gering, dat Bri
and de ontmoeting met de kamer niet zal
overleven ; de partij-Poincarévergeeft hem
niet dat hij de bezetting van de Roer niet heeft
weten door te drijven en bij deze zoogenaam
de diplomatieke nederlaag nog de klap in 't
gelaat komt die Lloyd George den Franschen
heeft toegediend, nu wordt de kans op zijn
val verhoogd. Komt dan ten langen leste
Poincaréaan 't bewind, dan is de situatie in
zoover zuiver als de man die de lakens uit
deelt ook de verantwoordelijkheid draagt, maar
dan is ook overeenstemming in zake
OpperSilezië zooveel te moeilijker. En valt Briand
niet, maar moet hij beloften jegens zijn te
genstanders afleggen, ook dan wordt het be
zwaarlijk om overeenstemming tusschen de
geallieerden tot stand te brengen. Kortom, al
zullen de Fransche en Britsche staatslieden
nog zoo zeer geneigd zijn om de Entente niet
te laten stukbreken op de Opper-Silezische
quaestie, het zal toch zeer moeilijk zijn om een
gedragslijn vast te stellen waarmee beide
bondgenooten accoord gaan en als Amerika
hier inderdaad de bemiddelaarsrol moet spe
len, dan zal het zwaar werk hebben. Vermoe
delijk zal men 't er gemakkelijk over eens
worden, dat niet de Duitschers zelf de orde
gaan herstellen in Opper-Silezië, want ten
eerste heeft L.G. dit wellicht alleen maar ge
zegd om te laten zien hoe hoog hij deze zaak
opneemt en wat er van komen kan als de
Franschtn op hun weg blijven doorgaan ;
vervolgens heeft kanselier Wirth reeds te
kennen gegeven, dat de Duitschers in 't minst
niet verlangen troepen naar het land te zen
den. Over een voorloopige regeling zal men
'f dus allicht eens worden kunnen, maar het
eigenlijke vraagstuk, de verdeeling van
OpperSilezië tusschen Polen en Duitschland,zal ver
moedelijk vooreerst groot e moei lijkheden blij ven
opleveren en waarschijnlijk zal dit wel weernaar
een volgende conferentie verwezen worden.
Wat het precies is, dat Engeland en Frank
rijk in deze zaak zoo fel tegenover elkander
brengt, weten wij niet. Maar in elk geval wil
Frankrijk het rijkste en kostbaarste gebied aan
Polen geven om dit militair en economisch
sterk te maken, terwijl de Engelschen een deel
van het industriegebied althans aan Duitsch
land wenschen toe te doelen, ten einde de
Duitschers in staat te stellen hun verplichtin
gen na te komen en bovendien ten einde zelf
zaken te doen met de Duitschers die daar be
langen hebben. Dat wordt dus een hoogst
ingewikkelde zaak, waarbij politieke, econo
mische, industrieele, nationale en particuliere
belangen botsen. Vermoedelijk is er al veel
over heen en weer gepraat en heeft Lloyd
eorge met zijn geruchtmakende redevoering
niet anders gewild dan den Franschen heel
duidelijk te toonen, dat Engeland zich bij de
oplossing niet zal laten beïnvloeden
dooreigenrichtingshandelingen als nu van de Polen
zijn uitgegaan. Waarschijnlijk verdenkt hij
Frankrijk van medeplichtigheid aan hot
Poolsche oproer en heeft hij willen zoggen, dat
de diplomaten in Parijs niet moeten beproeven
op zulk een wijze een beslissing in hun goes*
te forceeren. Maar daarom juist wordt zijn rede
voering in Frankrijk zoo uiterst pijnlijk ge
voeld.
Intusschen blijft 't Veroonigd Koninkrijk
gebukt gaan onder zijn binnenlandscho moei
lijkheden, de staking in de mijnen duurt voort
en al komt er zoo nu en dan bericht over
nieuwe onderhandelingen, ze blijft voortduren
en do nood stijgt terwijl nieuwe conflicten
telkens dreigen ; zoo thans weer een met de
spoorwegmenschen die besloten hebben geen
geïmporteerde steenkool te vervoeren ! Lloyd
(ïeorge zal tegen deze manoeuvre ongetwijfeld
mot krachtige maatregelen optreden en daar
kunnen weer nieuwe moeilijkheden uit
voortkomen.
Ook de gunstige berichten uit Ierland wor
den niet bevestigd : de Valera -- de president
der lersche Republiek" wil geen vrede,
zoo heet het nu en daarenboven zijn er weer
zeer ernstige Sinn-Fein-aanslagen in Ierland
en in Londen zelf voorgekomen. !
). C. v A .N O v i: N