De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 21 mei pagina 1

21 mei 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

BT°. 8891 Zaterdag 21 Mei A". 19S1 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP «cdacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF | Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f6.50 Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposÜiekosten INHOUD: Blz. 1. Herziening der gemeente wet, I, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp; Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. jan Oven. 2. De afgekeurde wetsontwerpen, teekening van Jordaan; De toekomst van de lichamelijke opvoeding in Nederland, door K- H. van Schagen ; Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Koloniën : Methode in de Koloniale economie, door O. Gonggrijp. 3. Spreekzaal: Ons land geen land voor beeldhouwkunst of onverschilligheid?, door Th. van Reyn; Het roode lampje, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Virginie Loveling, door L. Koch ; Parijsche tentoonstellingen en modes, door A. Louise van Bevervoorde?van Rappard: U'it Italië, door Etha Fles; Uit de Natuur: Griel, griel! door Jac. P. Thijsse. 7. Het ornament in de Hindoe-bouwkunst, door T. van Erp ; Detectiveromans, door Cornelis Veth. 8. Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn.; Brief uit Japan, door Ellen Forest; Voetbal koorts, teeke ning van George van Raemdonck ; Financiën: De 3 % obligatielening voor een gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, door J. D. Santilhano 10. Ruize-rijm; Charivaria, door Charivarius; Uit het Kladschrift van Jantje; Feuilleton: Japansche Kunst, door F. de Sinclair, met teekeningen van Is. van Mens. 11. Minister de Vries na het Kamervotum, teekening van Joh. Braakensiek. Bijvoegsel : De rede van Lloyd George, teekening van Joh. Braakensiek. HERZIENING DER GEMEENTEWET Twaalf allen, twaalf mallen, twaalf niemendallen uit deze drie dozijn be stond, volgens de spraakmakende ge meente, vroeger de Amsterdamsche vroedschap. Gerrit Schaep Pietersz., een regent uit de eerste helft der zeven tiende eeuw, maakt in zijne aanteekeningen al gewag van dit gezegde. Mr. R. A. Fockema herinnerde ons onlangs in de N. R. C. van 14 Mei 1.1. aan de tijden, waarvoor het gold. Met zekeren weemoed. Want al erkent hij, dat naar de vroegere toestanden niet terug kan worden verlangd, hij beschrijft ze toch zó, dat menigeen ze terug zou wenschen: twaalf niemen dallen, die de bij onbeteekenende menschen niet altijd voorkomende ver dienste bezaten, zich op den achter grond te houden en de leiding van hun meefderen te volgen ; twaalf mallen, die met misschien niet altijd gepaste, maar toch onschuldige grappen de samenkomsten kruidden" en twaalf allen, die de lakens uitgaven. De mallen en de niemendallen zijn er, volgens hem, ook thans nog; alleen zijn hunne grappen niet onschuldig meer en scharen zij zich niet langer onmiiiiHiiimmHiiiiiiiiiiiiniiiMiiHimiiiiiiiiiHiiiiiiifiiiMiiiiiiiiiitiiiiitiiii der de hoede van hen, die geestelijk en zedelijk hoven hen staan." Maar de allen? hij ziet ze niet meer, althans op verre na geen dozijn ; de meesten, die uit het hout zijn gesneden, waarvan allen te maken waren, bedanken te genwoordig voor de eer om zitting te nemen in het raadsgestoelte. Wie met liet heden niet erg ingenomen is, ziet het verleden al gauw te mooi. Onder de Amsterdamsche regenten uit den tijd der Republiek zijn er een aan tal kranige figuren aan te wijzen, maar dan toch veel meer in de zeventiende dan in de achttiende eeuw, die het ide aal van Mr. Fockema schijnt te zijn. En zelfs van hen, die in de dagen van Jan de Witt en Willem III tot de allen behoorden, zouden wij willen betwijfe len of zij hun leiderschap uitsluitend te danken hadden aan hunne geestelijke en zedelijke" meerderheid ; wie de verkiezingsintrigues van die tijden kent, weet dat het ..magnificat" "?zooals toen het leiderschap heette dikwijls door slinksche middelen werd verkregen en dat het bederf van familie- en partijregeering toen al diep ingevreten was in het bestuur van stad en land. Maar wij zullen met Mr. Fockema niet gaan twisten over de voortreffelijkheid van vroegere toestanden. Hij had een lichtenden achtergrond noodig om de donkere figuur van het heden scherper te doen uitkomen. Zoo gebruikte hij het procédévan black and white" en overdreef dus ook de gebreken van het tegenwoordige gemeentebestuur. Hij ziet de toekomst al heel somber in. Donkere wolken bedreigen Nederland en in het bijzonder de Nederlandsche gemeenten." Bij ons te lande worden op het oogenblik de zaken nog gaande gehouden, maar de crisis is naderende en het is hoog tijd om maatregelen te nemen." En weer op een andere plaats in zijn artikel: De staatscommissie (voor de herziening der gemeentewet) stelt eenige wijzigingen voor, die zon der twijfel waarde en hetcekenis heb ben ; zoude het echter niet wenschelijk zijn, het initiatief te nemen tot veel ingrijpender hervormingen?" Wat hij intusschen bedoelt met die veel ingrijpender hervormingen," wordt uit zijn artikel niet recht duide lijk. Sommige van de verbeteringen, die hij wenscht, kunnen in practijk wor den gebracht zonder eenige wetswijzi ging. Hij klaagt over het ontbreken van een gezond gemeenschapsleven, over de algemeene onverschilligheid en on kunde ten opzichte van gemeentelijke politiek, zoodat de groote meerderheid der kiezers geen flauwe notie heeft van de ware gemeentebelangen en zelfs vele raadsleden daarmede niet vertrouwd zijn. Maar van het geneesmiddel, dat hij voor deze kwaal aanbeveelt : populaire lectuur, waardoor men zich inzicht kan verschaffen ten aanzien van de vervul ling der gemeentelijke taak," verwach ten wij weinig uitwerking. Die lectuur is wel te vinden ; maar de moeilijkheid is, de menschen er toe te krijgen ze te lezen ! De lust daartoe ontbreekt. De belangstelling erin moet nog worden gewekt. Het best kan dat geschieden door het levend woord. Hier ligt een taak voor de politieke partijen. Wij hebben het te dezer plaatse al meer gezegd : de meeste burgerlijke" partijen weren zich alleen tegen den verkiezingstijd en bekommeren zich weinig om de politieke opvoeding der kiezers en kiezeressen ! Vooral in gemeentelijke aangelegenheden ; en juist een opgewekt gemeentelijk leven is toch de voorwaarde voor een grootere belangstelling ook in de algemeene politiek. Het is waar bij veel ingezetenen heerscht onverschilligheid omtrent gemeentebelangen, omdat zij in de plaats hunner inwoning niet geboren en getogen zijn en er slechts enkele jaren vertoeven. Maar er blijft toch altijd een kern over van ingezetenen, die zich niet als passanten beschouwen en wie, al ware het slechts om materieele rede nen, het gemeentebelang niet koud laat. Bij dezen vange men de poging althans aan. Men neme een proef met debat-avonden, waarop het voor en tegen van een actueel onderwerp uit de gemeentepolitiek worde uiteengezet; met debat-avonden, omdat de men schen liever luisteren naar een dispuut, dan naar een voordracht" ; verschil lende politieke partijen kunnen daarbij ook samenwerken. Voorwaarde voor het slagen is echter, dat men als debaters personen bereid vinde, die het onder werp meester zijn en kunnen spreken. Die zijn er altijd, maar zij stellen zich te weinig beschikbaar voor dit doel. Juist in de kringen van hen, die hunne medeburgers het best zouden kunnen voorlichten, mist men teveel de over tuiging, dat zij daarmede een nuttig werk verrichten, teveel ook het besef van gemeenschapsphcht, dat hen ertoe zou moeten aansporen. Een tweede euvel, dat de heer Focke ma w:il cureeren, vereischt evenmin het ingrijpen van den wetgever. Hij keurt het af naar onze meening volkomen terecht - dat bij het covenant," zooals men het wel noemt, bij de over eenkomst, die verschillende partijen met elkaar aangaan om tezamen een regeeringsmeerderl-eid in den gemeen teraad te vormen, men zich met be perkt tot de programpunten, die de partijen gemeen hebben, maar in het gemeenschappelijk programma wenschcn opneemt, die slechts door een enkele partij, en dus slechts door een De krasse lagerhuis-rede, waarmee Lloyd eorge de Pinkster-vacantie der Europeesche diplomaten bedorven heeft, bracht, behalve vele andere goede zaken, voor de eerste maal betrouwbaar nieuws omtrent wat er zich in Opper-Sileziéafgespeeld heeft. Want de Duitsche berichten waren allicht tendentieus en de Fransche en Poolsche konden we even min vertrouwen. Lloyd George evenwel ont leende zijn gegevens aan rapporten van Engelsche vertegenwoordigers ter plaatse en wat Briand een dag later gesteld heeft tegenover de mededeelingen van Lloyd George was zoo weinigzeggend, dat alleen de Fransche pers het kon beschouwen als een tegenspraak op gewichtige punten. We weten dan nu, dat inderdaad, zooals uit Berlijn gemeld was, de Polen, beangst, dat de Entente op grond van de volksstemming, het industrie-gebied aan Duitschland zou toewijzen, zichzelf recht hebben willen verschaffen volgens het systeem-Zeligofsky, d.i. dat de Poolsche ver tegenwoordiger in Opper-Silezië, Korfanty, 't zij op eigen gezag, 't zij met medewerking of in opdracht van de Poolsche regeering, ge poogd heeft, het betwiste gebied gewapen derhand onder zijn macht te krijgen,en... .dat hij daarin vrijwel geslaagd is. immers zij die dit hadden moeten beletten, verzetten zich slechts gedeeltelijk : de Franschen, die met tanks, vliegtuigen en voldoende troepen aan wezig zijn, lieten de Polen hun gang gaan, de Engelschen hadden hun legermacht juist bijna geheel teruggetrokken en alleen de Italianen boden tegenstand tegen deze twintigsteeeuwsche eigenrichting. Zij echter waren niet sterk, leden vele verliezen, en kunden de be weging niet meester worden. Engelsche dag bladberichtgevers bevestigen dit. ,,De ver nedering der Britsche en Italiaansche officie ren was compleet," zoo werd aan de ,,Morning Post" geseind. ,,Er zijn geen woorden" aldus de correspondent van de ,,Times" ,,om de wrevel en verontwaardiging van de Briische en Italiaansche vertegenwoordigers te be schrijven." Aldus hebben de Polen ervoor gezorgd, dat de oneenigheid tusschen de geallieerden om trent het lot van Opper-Silezië duidelijk aan den dag trad en dreigt tot een breuk in de Entente te leiden. Dat die oneenigheid bestond was op zichzelf geen geheim, al wisten we niet hoever ze ging. Sinds de volksstemming in dit land de geallieerden voor zulk een uiterst moeilijke beslissing stelde, hebben wij geen bericht omtrent hun plannen vernomen en 't lag voor de hand, aan te nemen, dat men de netelige zaak uitstelde totdat de groote quaestie, die der schadeloosstelling, geregeld was. Vandaar dat, toen dit 't geval was, toen Duitschland den nek gebogen had voor 't ultimatum, de Britsche premier het oogenblik juist achtte om met een forsch gebaar het ge beurde in Opper-Silezië aan de orde te stellen. Inderdaad, het gebaar was forse)), misschien wat al te forsch, geheel naar den aard van den Britschen premier, die er geen doekjes om windt; de opstand was door de Polen geleid ; 't waren praatjes, te zeggen dat de regeering in Warschau erbuiten stond ; 't was een zaak van veiligheid voor heel de wereld dat men aan 't verdrag van Versailles vasthield, 't welk nu door de Polen geschonden was ; als de Entente 't niet kan, dan moet men Duitschland zelf de orde laten herstellen ! Nu moet men zich in de mentaliteit der Franschen indenken om te begrijpen welk een indruk deze woorden van den bondgenootpremier moesten maken. Wij hebben van ons neutraal standpunt het accoord in zake de schadeloosstelling tot op zekere hoogte als een overwinning van Briand beschouwd, omdat Duitschland zich ten slotte verbonden heeft sommen te betalen die niet beneden die van de Parijsche afspraak blijven. Maar in Frankrijk zag men 't anders ; daar was men reeds teleurgesteld en verbitterd, omdat de oorlogsraad niet tot onmiddellijke bezetting van het Roer-bekken had besloten, en dat de Fransche regeering niet voornemens was, op de Duitsche onderwerping te vertrouwen, blijkt daaruit, dat de lichting 1!>H> welke opminderheid van de burgerij worden gekoesterd. Met dit alles behoeft de wetgever zich niet te bemoeien ; hij zou het trouwens ook niet kunnen. In den gedachtengang van den heer Fockema is die tusschenkomst echter wel noodig om de nadee'lige gevolgen van een op verkeerde basis opgetrokken covenant af te wenden. Hij schijnt te wenschen, dat besluiten van den gemeenteraad, met gewichtige financieele gevolgen, onderworpen zul len worden hetzij aan de goedkeuring van een bijzondere vertegenwoordi ging" der burgerij, hetzij aan een referendum. Deze liefde van den heer Fockema voor een referendum komt onverwacht. Hoe kan iemand, die aanneemt, dat de groote meerderheid der kiezers geen flauwe notie heeft van de ware gemeente belangen, heil verwachten van een refe rendum, zoolang die notie hun nog niet is bijgebracht? De kiezers, zooals hij hen ziet, zullen vermoedelijk elk be sluit van den gemeenteraad met ge wichtige financieele gevolgen, d.w.z. verhooging van de gemeentelijke las ten, bij referendum verwerpen ; maar zal het belang van de gemeente daardoor altijd gediend worden? De eenige conclusie, waartoe iemand van de gezindheid van Mr. Fockema zou moeten komen, wil hij een radicale verbetering in het bestuur der gemeente aanbrengen, is : beperking van het kiesrecht. Deze conclusie trekt hij echter nergens, al doet hij wel gissen, dat hij een vermindering van het aan tal kiezers niet zon betreuren. De meest ingrijpende hervorming, die hij open lijk aanprijst, is: afschaffing van de evenredige vertegenwoordiging. Vol gens htm is die voor de gemeenten on bruikbaar gebleken. Indien dit moet blijken uit. het feit, dat thans tot raadsleden soms menschen worden gekozen, die met verpletterende meerderheid zouden worden uitge worpen, zoo aan de burgerij daarom trent een beslissende vraag mocht wor-, den gesteld," dan wordt het Had-jeme-maar-geval toch we! wat al te breed i'itgemeten. Reeds het opschrift van het artikel: Van de 36 met de twaalf allen"" naar de 48 met Had-je-memaar",deed zoo iets verwachten.Ook bier werkt de schrijver met black and white". Aan een kiesstelsel, dat ons den gemeenteraad van 48 brengt, al zit dan ook Had-je-me-maar daarin, geven wij nog altijd de voorkeur hoven de wijze van verkiezing, waaruit de vroedschap van 36 met haar 12 allen voortkwam. Niet door het verleden te idealiseeren, verbetert men het heden. Ook behoeft men de voordeden van de evenredige vertegenwoordiging niet prijs te geven, omdat deze wijze van verkiezing aan een aantal dwazen de gelegenheid biedt, grollen te verknopen: Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voer het Weekblad meest geschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet a p ten hoogste 1500 woorden, en die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e.d. eveneens en uitsluitend te richten tot het Secretariaat". iiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiimiiiii de aardigheid" zal er des te gauwer afgaan, naarmate men er minder notitie van neemt; aan middelen om een on waardig individu uit den raad te we ren, behoeft het ook nu niet te ontbre ken, zoo men zich door wettische rede nen niet laat weerhouden, uitzonderings maatregelen te nemen voor uitzonde ringsgevallen. Van de veel ingrijpender hervor mingen," die de heer Fockema verlangt maar zou terugkeer tot vroegere toestanden" niet de juistere naam zijn? verwachten wij minder heil, dan van de meer bescheiden wijzigingen, die de staatscommissie voor de herzie ning der gemeentewet in overweging geeft. Maar daarover in een volgend arti kel. K i-: K N i- \ M iIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIItlllllllllMMIIIIIIITIIIftJIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIlllliliniii geroepen was om de Roer te bezetten, niet naar huis werd gezonden toen kanselier Wirth zijn handteekening onder de nieuwe schuldbe kentenis had geplaatst. Men was dus reeds ont stemd jegens den Britschen premier en toen nu de bladen 't verslag van zijn redevoering brachten, laaide de vlam der heilige veront waardiging hoog op. ,,f)en vijand van den Europeeschun vrede" noemt hem een schrijver in de Matin." Zijn er daarvoor zoovele Brit sche soldaten dapper gesneuveld op den Fran schen grond? Is het hiervoor, dat de Fransche regeering ervan afgezien heeft de Roer te bezetren?" zoo roept de Temps." Want, nietwaar, het verdrag van Versailles is het plechtanker der Fransche staatslieden, en daar komt nu de eerste Britsche staatsman Frankrijk beschul digen van medeplichtigheid aan schending van 't verdrag en dit steekt het felst in 't vooruitzicht stellen, d;it het verslagen en ontwapende Duitschland zelf de wapens mag opnemen met Engeland's goedkeuring om in Opper-Silezië te vechten tegen de vrien den der Franschen, de Polen, en tegen de Franschen zelf. Maar dat wordt een nieuwe oorlog van Duitschland tegen Frankrijk en Polen en men meene niet, aldus de Fransche pers, dat als dit zoover komt Frankrijk wer keloos zal blijven : het /.al zonder dralen het Roer-bekken bezetten. Daarmee zou dan de Entente in waarheid uiteengespat zijn en de Britsche politiek zou de richt in g gekozen hebben die Winston Churchill reeds langen tijd uit wil, maar die door Lloyd George voorshands werd tegengehouden : Duitschland zon orde scheppen in Oost-Europa. De Fransche pers wijst met passie op dit gevaar : als Duitsch land hier optreedt, dan komt 't er ook van, dat het zijn macht laat voelen in de Russische grensstreken ; nu reeds heeft het een over eenkomst met Sovjet-Rusland gesloten en als de Entente op deze wijze Duitschland toelaat zich te herstellen, dan staat het straks op nieuw als gevaar voor West-Europa gereed. Het zal naar alle waarschijnlijkheid zoo'n vaart niet loopen. Lloyd George's slotwoord : dat de Entente niet verbroken mag worden, was zekerlijk geen fraze, want 't vormt den grondslag van zijn politiek, l lij heeft bovendien zijn goeden wil getoond door terstond Briand tot een conferentie uit te noodigen en als deze gehouden wordt, dan zal de breuk wel op de een of andere wijze geheeld worden, 't Is nu alleen maar de vraag^ of Briand deze conferentie /.al kunnen houden, want, de zwakheid van zijn positie tegenover de kamer kennend, heeft hij haar uitgesteld tot na de kamerzitting van morgen (Donderdag) die aldus weer een historische" belooft te worden. De kans schijnt namelijk niet gering, dat Bri and de ontmoeting met de kamer niet zal overleven ; de partij-Poincarévergeeft hem niet dat hij de bezetting van de Roer niet heeft weten door te drijven en bij deze zoogenaam de diplomatieke nederlaag nog de klap in 't gelaat komt die Lloyd George den Franschen heeft toegediend, nu wordt de kans op zijn val verhoogd. Komt dan ten langen leste Poincaréaan 't bewind, dan is de situatie in zoover zuiver als de man die de lakens uit deelt ook de verantwoordelijkheid draagt, maar dan is ook overeenstemming in zake OpperSilezië zooveel te moeilijker. En valt Briand niet, maar moet hij beloften jegens zijn te genstanders afleggen, ook dan wordt het be zwaarlijk om overeenstemming tusschen de geallieerden tot stand te brengen. Kortom, al zullen de Fransche en Britsche staatslieden nog zoo zeer geneigd zijn om de Entente niet te laten stukbreken op de Opper-Silezische quaestie, het zal toch zeer moeilijk zijn om een gedragslijn vast te stellen waarmee beide bondgenooten accoord gaan en als Amerika hier inderdaad de bemiddelaarsrol moet spe len, dan zal het zwaar werk hebben. Vermoe delijk zal men 't er gemakkelijk over eens worden, dat niet de Duitschers zelf de orde gaan herstellen in Opper-Silezië, want ten eerste heeft L.G. dit wellicht alleen maar ge zegd om te laten zien hoe hoog hij deze zaak opneemt en wat er van komen kan als de Franschtn op hun weg blijven doorgaan ; vervolgens heeft kanselier Wirth reeds te kennen gegeven, dat de Duitschers in 't minst niet verlangen troepen naar het land te zen den. Over een voorloopige regeling zal men 'f dus allicht eens worden kunnen, maar het eigenlijke vraagstuk, de verdeeling van OpperSilezië tusschen Polen en Duitschland,zal ver moedelijk vooreerst groot e moei lijkheden blij ven opleveren en waarschijnlijk zal dit wel weernaar een volgende conferentie verwezen worden. Wat het precies is, dat Engeland en Frank rijk in deze zaak zoo fel tegenover elkander brengt, weten wij niet. Maar in elk geval wil Frankrijk het rijkste en kostbaarste gebied aan Polen geven om dit militair en economisch sterk te maken, terwijl de Engelschen een deel van het industriegebied althans aan Duitsch land wenschen toe te doelen, ten einde de Duitschers in staat te stellen hun verplichtin gen na te komen en bovendien ten einde zelf zaken te doen met de Duitschers die daar be langen hebben. Dat wordt dus een hoogst ingewikkelde zaak, waarbij politieke, econo mische, industrieele, nationale en particuliere belangen botsen. Vermoedelijk is er al veel over heen en weer gepraat en heeft Lloyd eorge met zijn geruchtmakende redevoering niet anders gewild dan den Franschen heel duidelijk te toonen, dat Engeland zich bij de oplossing niet zal laten beïnvloeden dooreigenrichtingshandelingen als nu van de Polen zijn uitgegaan. Waarschijnlijk verdenkt hij Frankrijk van medeplichtigheid aan hot Poolsche oproer en heeft hij willen zoggen, dat de diplomaten in Parijs niet moeten beproeven op zulk een wijze een beslissing in hun goes* te forceeren. Maar daarom juist wordt zijn rede voering in Frankrijk zoo uiterst pijnlijk ge voeld. Intusschen blijft 't Veroonigd Koninkrijk gebukt gaan onder zijn binnenlandscho moei lijkheden, de staking in de mijnen duurt voort en al komt er zoo nu en dan bericht over nieuwe onderhandelingen, ze blijft voortduren en do nood stijgt terwijl nieuwe conflicten telkens dreigen ; zoo thans weer een met de spoorwegmenschen die besloten hebben geen geïmporteerde steenkool te vervoeren ! Lloyd (ïeorge zal tegen deze manoeuvre ongetwijfeld mot krachtige maatregelen optreden en daar kunnen weer nieuwe moeilijkheden uit voortkomen. Ook de gunstige berichten uit Ierland wor den niet bevestigd : de Valera -- de president der lersche Republiek" wil geen vrede, zoo heet het nu en daarenboven zijn er weer zeer ernstige Sinn-Fein-aanslagen in Ierland en in Londen zelf voorgekomen. ! ). C. v A .N O v i: N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl