Historisch Archief 1877-1940
21 Mei '21. No. 2291
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
riANOröVLEUGELS
COMPLETE SORTEERING
NIEUW5TE - MODE.LLEN
ZooWEL IN HET EENVoUDIGE ALS LUXE GENRE
AMJTERPAM UTRECHT
HE.ILI&EWEG C
HILVERSUM
STATIONSPLEIN
Motor- en Zeiljachten
TE KOOP, In diverse grootten en prijzen.
Lijst van in commissie staande vaar
tuigen gratis en franco toegezonden.
BINGHAn & LUGT
AFD. JACHT AGENTUUR
Slepersvest 1 Rotterdam
NV.
1EUI3ILE
ILV
? Snslscliiill RIENTS BALT
? Zelfond. 99 Cent fr.
B In den Boekh. en na
| van
postw. bij RIENTS
BALT, Haag. Mond.
en schrift, ond.
De laatste twee jaar ben ik als stenotypist op kantoor en heb
van Uw systeem groot gemak". (w.g.) A. M. te R.
ROTTERDAM
AMSTERDAM
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 6.50 per half Jaar
Zoo juist verschenen:
De Heilige in haar hoekje
door Alexander Irvine
Vertaald door DUTRIC
PRHENAAID13.50 - GEBONDEN 14 50
De geschiedenis van een arbeiders
gezin in Ierland en tegelijkertijd een
getuigenis, zonder eenige sentimentali
teit, van de macht van wezenlike
menschelike grootheid. Een boekje,
dat groot is door zijn eenvoud en
innerlijk rijker maakt.
Uitgave van 11 UITGEVEflS-MAATSCHAPPII
VAN LOCHUM SUTERUS & VISSER
Arnhem.
WEEST ZUINIG
ROOKT
o*
f G
B-B-IO cent
Prima Kwaliteit Vorsteolanden
Fa. TH. HOUTMAN, 's-Bosch
AUTOMOBIELEN
in alle modellen
uit voorraad l
leverbaar.
De Importeur; i
IJ.LEONARDLANG]
AflSTERDAfl.
ONS LAND GEEN LAND VOOR
BEELDHOUWKUNST OF
ONVERSCHILLIGHEID ?
Ons lans is geen land voor beeldhouwers
placht men gewoonlijk te zeggen en dan lucht
de zoogenaamde verstandige leek (er schijnen
ongeveer 50 beeldhouwers te zijn en de overige
millioenen inwoners van Nederland leeken
op het gebied van sculptuur met een lütal
loffelijke uitzonderingen) zijn wijsheid met
woorden als: ons land is te vlak, ons land is
te klein, ons volk is niet sculpturaal aangelegd,
ons klimaat is te vochtig , of: wij hebben
geen eigen steengroeven en waar geen beeld
houwers zijn dus ook geen bronsgieters
Men vergeet dat we zooveel hout-sculptuur
gehad hebben van Noord-Nederlandsche
beeldhouwkunst uit de 15e eeuwen dat weeën
Zuid-Nederlandsche sculptuur hebben gekend.
Men vergeet al die enorme marmeren graf
monumenten in vele kerken van ons land van
Jan van Polanen, Aernoud van der Sluis,
Michiel Adriaanszoon de Ruyter, Tromp
om enkele uit vele te noemen, en de rijk
geornamenteerde epitafen. Natuurlijk denkt
men niet meer aan hetgeen men onder den
voet loopt, aan de sculptuur der pieta't"
zooals Galand de grafzerken noemde, waar
van bijv. in de Bredasche kerk alleen meer dan
150 gebeeldhouwde steenen de graven dek
ken. Eeuwen lang heeft men de steenen
,,afgeloopen" van den beeldhouwer Vincent
Lukas, zonder daaraan te denken. Ook denkt
men niet meer aan de vele in ijzer of brons
gegoten of in eikenhout gebeeldhouwde hek
ken of balustraden ; aan de vele prachtige
rijke koorbanken, waarvan mij steeds de
heerlijke 15e eeuwsche groepjes uit de Sint
Janskerk te 's Hertogenbosch zijn bijgebleven.
Men weet niets van doopvonten en de vele
soms overdadig en overladen preekstoelen,
waar de liefde tot het schoone oneindig leek.
Ook de kostbare orgels zijn vergeten en de
duizende uithangteekens" of gevelsteenen
komen niet meer in de gedachte, noch de oude
steenen gebeeldhouwde bruggen, poortjes,
gevelversieringen, schouwen, pompen, pla
fonds, meubels enz. Men vergeet zelfs al die
Kathedralen ; de heele Qothiek met zijn uit
gebreide sculptuur, waaraan Holland zoo rijk
is. Men vergeet de man, die ons uit de zes
tiende eeuwsche middelmatigheid kwam wak'
ker schudden,' zooals Dr. Pit het zeide, de
grootste Nederlandsche beeldhouwer Hendrik
de Keyzer. Veel minder denkt men aan zijn
beide zoons Willem en Pieter de Keyzer.
Van Rombout Verhulst de evenknie der
allereerste tijdgenooten in Frankrijk" (ik
citeer alweer dr. Pit) spreekt men niet en
natuurlijk niet van de meer of mindere kleine
goden als Pieter Streng, Xavery,
Vinckenbrinck, Cornelis Floris, Joost Janszoon
Bilhamer, Artus de With, Eggers en Damast,
Kessel en Royer enz, enz. Ook de vele bui
tenlanders, die hier werkten, vergeet men,
als de gebroeders Colijns de Nole, Artus
Quellinus met zijn tympaanvullingen op den Dam,
van Gheel, die Rombout Verhulst bijstond
in zijn praalgraven c.a.
We vergeten ten slotte gemakkelijk dat
Napoleon de Dordtsche Kerk met de gebeeld
houwde banken van Jan Therwen als
paardenstal liet inrichten en door liet ruwe krijgsvolk
liet beschadigen. Zelfs nog kort geleden
(de belangstelling in sculptuur is nog steeds
ver te zoeken !), 't was in 1915 meen ik,
zag ik het afgekrabde witsel der gewelven
iiiiiiiiiiiiiiiimiuimii
iiiiimiiiiimiiiimiiiiiiHM
(o Hollandsche zindelijkheid !) lustig neerstrij
ken op dit kunstvolle snijwerk dat met een
grijze lijkwade werd overdekt en verraadden
sporen van muizen of ratten hun verblijf
tusschen deze als holen dienstbaar gemaakte
beeldhouwwerken. Als nu nog eens Claus Sluter
zioh als een der grootste beeldhouwers komt
aanmelden, maar daar weet bijna nie
mand iets van.
Ik heb slechts een greep gedaan uit het vele
dat Holland rijk is, in vervlogen eeuwen
tot stand gebracht, en enkele bekende namen
genoemd, hoewel onze geschiedenis er velen
en velen gekend heeft. Toch blijft men vol
harden ons land i's geen land van beeld
houwers
Op het oogenblik is er, sinds 1Ü18, een
nederlandsche kring van beeldhouwers gevormd,
waarvan een SOtal fciepjdhpuwers lid is ge
worden, nagenoeg-^lles wat" Holland oplevert,
met een commissie van advies in zake monu
menten en andere openbare beeldhouwwerken,
die gratis aan Rijk, Gemeente en particulier
haar raad geeft. Onder adviezen moeten wor
den verstaan alle besprekingen van
aesthetischen en technischen aard. Zij kunnen het
materiaal, de raming van kosten, de keuze
der plaats in verband met entourage, het aan
wijzen van een kunstenaar enz. enz. betreffen.
Officiëele personen, comité's voor monumen
ten zullen hiermede gebaat zijn. Deze Com
missie is samengesteld uit de volgende beeld
houwers:
wordt door 21.0OO artsen erkend
?II het beste versterkingsmiddel
oor Zenuwen en Lichaam.
Dr. J. Mendes da Costa, H. A. van denEynde
Tjipke Visser, L. Zijl met als toegevoegd
architect J. M. van den Mey.
En wat zien we nu tegenwoordig gebeuren?
Ons lans i's geen land voor beeldhouwers
??zegt men en een massa opdrachten zien we
nu tegenwoordig weggegeven aan
buitenlandsclie beeldhouwers. Hier volgt het zér
onvolledig lijstje :
een relief van den regeeringsambtenaar
Dr. Knuttel.
een relief van Mr. Zimmerman
een plaquette voor de Amsterdamsche
Bank (afd. Rott'dam)
een portretbuste van Mr. Kappeyne
een penning voor Mr. Frowijn, dir. v/h
brandstof fenbureau
een buste van Willem Mengelberg enz. enz.
Zelfs hoorde ik nog dat een directeur van
een Hollandsche Kunstacademie een buste
heeft opgedragen aan een buiteniandschen
beeldhouwer en dat een groote firma (ge
noemd wordt Begeer) drie reizigers ons land
laat afgrazen om aan een buitenlander werk
te verschaffen.
Zówerkt men in ons kleine land op sculp
turaal gebied onder de leuze van : ons land
i's geen land voor beeldhouwers. Noch de
vooraanstaande kunstbeschermers, noch die
genen die ons land en ons volk tot een zekere
welvaart moeten brengen, noch het publiek
schijnen de Hollandsche beeldhouwers, in
den Koninklijk goedgekeurden
Nederlandschen Kring vereenigd, den Ned. Kring van
beeldhouwers die de beste kunstenaars onder
zijn leden telt te willen erkennen.
Hulde mag zeker aan een klein
visschersdorpje, Egmond aan Zee, gebracht worden,
wiens vroede vaderen het gelukkige en zeer
prijzenswaardige initiatief namen, in verband
met een op te richten monument voor geval
len visschers gedurende den oorlog, te rade
te gaan bij de commissie van advies der ver.
van Amb. en Nijv. K-, die mét den Ned. Kring
van beeldhouwers deze zaak tot een alleszins
zeer gelukkige en voor beide partijen zeer
bevredigende oplossing hebben geleid. Mogen
de groote steden, waar toch het kunstcentrum
te vinden is, toch tot een dergelijk besluit
komen.
Aan de verschillende tentoonstellingen van
den kring in Den Haag, Haarlem, en nog kort
geleden in Februari in Amsterdam heeft het
publiek waarlijk kunnen zien, dat Holland
wel degelijk een land voor beeldhouwers is.
T u E o VAN R E i j N
lllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIMIIIIIIIIIIIIII
WEET U
DAT
DE N. V. v. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN
EEN 3% PREMIE OBLIGATIELEENING UITGEEFT HET
MEER DAN EEN HALF MILLIOEN AAN PRIJZEN
HOOFDPRIJS 1/4 MILLIOEN GULDEN
BIJ DEELNAME
I/20F.5. MOF.10. 1/4F25. 1/2F. 50. 1/IF.lOO.
ZENDT POSTWiSSEL KUNSTEN EN
WETENSCHAPPEN AMSTERDAM
POSTBUS 205
KANTOREN HEERENGRACHT 455
miiiiimiimni
IHIIIIIIIII ui u iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiii
HET ROODE LAMPJE
Signifische Gepeinzen
VAN GOED EN KWAAD.
(78.) Warm, stil en rustig schijnt de zon
in mijn schrijfvertrekje. Het goede Licht
dringt dór. Er is genoegsame vreede in mij
om gelaten en kalm het innigste te bespreeken.
De jaarkring is bijna voleindigd sinds ik
begon. Heb ik genoeg gezegd van de hoofd
zaken?
Nu komt weer de zoele, vochtige lente. De
ruischende reegen van Maart, de
woestdreigende zwartgrijze wolken, de vinnige witte
hagel en de heerlijke kleurenboog booven
dampende akkers. O zoete voorjaarsgeur, o
boog van beloften, brug der zielen, zinne
beeld van verzoening.
Die ijle, schoone reegenboog is vol sym
bolische waarde.
Ik zal trachten duidelijk te maken, welke
bêteekenis de reegenboog voor mij gekreegen
heeft. Het is alles diepe, teedere, rijke symbo
liek.
Noach zag er in een belofte, dat God nim
mermeer zijn schepselen zou uitroeyen. Die
belofte geldt ook voor ons.
De geleerde Fransche schrijver Gobineau
toont aan, dat alle cultuurperioden eindigen
in ontaarding en verderf, als er geen nieuwe
bloedsmenging gebeurt. En daar er nu geen
nieuwe bloedsmenging meer te wachten is, daar
alle volken onderlingreedsmengbaarof gemengd
zijn, zoo is het menschengeslacht op weg naar
den ondergang. Eerst zullen nog alle rassen
zich vermengen tot n nvormig en gelijk
ras, dat de gansche aarde ooverspant, en
dan na weinig eeuwen, na weinig jaren mis
schien, komt de ontaarding, waarvan wij
al hier en daar locale verschijnselen hebben
gezien.
obineaii zegt: het einde is niet te vreezen,
maar wel de toestand waarin wij het einde be
reiken.
Hij heeft gelijk. Alle leeven is vergankelijk,
alle soorten van plant en dier hebben hun
opgang, hun hoogtepunt en hun ondergang.
Zoo ook de mensch. Ook ons geslacht sterft
uit.
Maar bij den mensch gebeurt iets nieuws,
iets geheel eenigs. Hij ontwaakt als uit een
sfeer van half-bewustheid tot het besef van
eigen weezen. En als hij op het hoogtepunt
van zijn ontwikkeling is gekoomen. dan ge
voelt hij zijn verband met een hooger bestaan,
hij gevoelt zijn eigen Goddelijkheid, hij
voelt de oer-substantie waaruit hij is gescha
pen, en hem wordt een moogelijkheid getoond
om niet te sterven, maar zich weer te vereeni
gen met het eeuwige Weezen, waaruit hij is
voortgekoomen.
Dat besef, dat is het besef van zijn eigen
onsterfelijke ziel, dat ontstaat op het hoogte
punt van zijn ontwikkeling, het kritische punt,
waar de needergang begint, welk punt ook
samen valt met wat ik de ommezwaai", de
zwenking" noemde het verste punt van de
ellips die de schepselen om hun Schepper be
schrijven.
Vergeet niet, letv.er, dat al deeze mecha
nische en biologische vergelijkingen maar
zinnebeelden zijn.
En van hetgeen daar op dat kritische
punt den mensch wordt ge-oopenbaard, daar
van is de reegenboog het symbool.
De reegenboog is de belofte van redding,
van verzoening na de vreesselijke uiting
van Gods toorn.
Als een reegenboog is de brug, die de ruimte
tusschen waereld en eeuwigheid ooverspant.
Oover die brug wandelen de onsterfelijke
zielen heönelwaarts. Zoo zagen het reeds de
heidenen.
Voor ons is het symbool nog rijker. Want wij
weeten hoe die schoone kleuren ontstaan uit
het witte, en voor ons ondragelijk helle licht
van God, dat zich breekt in schoonheid ter
wille van onze zwakte.
En de ijle onbepaalbaarheid van het won
derbare kleur-fenomeen, dat een vaste plaats
in te neemen schijnt en toch een ontastbaar
beeld blijkt te zijn, dat leert ons hoe onjuist
wij waarneemen en schatten.
De menschheid zal uitsterven, de aarde
zal vergaan -- maar op het hoogtepunt van
onze ontwikkeling wordt ons een uitweg
geweezen, en een bonte, ijle brug oover den
afgrond geslagen. En dit is wat Jezus deed
en nog doet, en als wij angstig weifelen en de
schoone brug, gebouwd uit Leed en Liefde,
niet wagen te betreden, omdat ze zoo ijl lijkt
en omdat wij het einde er niet van kunnen
zien, en de afgrond ons zoo schrikwekkend
voorkomt dan komt Hijzelf tot ons, onver
het kristallen bouwwerk dat Hij voor ons
maakte, en voert ons door Leed en Liefde tot
Zijnen geiukzakigen Vader, die ons weer in
zich opneemt als verlooren en hervonden kin
deren.
Wil dit zinnebeeld zeggen, dat zij die Jezus
niet genoeg vertrouwen en geen moed hebben
om hem op de hooge brug te volgen daar
door voor goed verlooren zijn? Stellig niet.
Er kan immers geen weezen, dat uit Gods
substantie gebouwd is, verlooren gaan? Maai
de eeuwigheid is lang en zij die het juiste
oogenblik lieten voorbijgaan zullen lang moeten
toeven in duisternis in buitenste duister
nis" naar Jezus woord -?? tot hij bij een nieuwe
verheffing van een nieuw geslacht het kri
tische punt bereikt.
(79). Andere gelijkenissen zijn er nog voor
deeze allergrootste gebeurtenis, die
oovereenkomt met het laatste oordeel der Katholieken.
En alleen in gelijkennissen kan men er oover
peinzen. Maar toch ben ik door die zinne
beelden, hoe onvolleedig en gebrekkig ze zijn
digter gekoomen bij het Vaderschap van God.
Jezus was bij Hem en Zijn aandacht was
gericht op de stijgende golf der menschheid
en Hij vroeg Zijnen Vader ons te moogen
helpen in de bange uure, bij den vervaarlijken
sprong oover den afgrond.
De hoogte van de leevensgolf wachtte Hij
af en trad toen uit Zijn eigen eeuwig en god
delijk land ons tegemoet, of wij met Hem den
sprong dorsten wagen. En toen wij niet
dorsten, heeft Hij te midden van ons gewoond
en deed den sprong vór.
En het is met ons als met den acrobaat,
die op het juiste moment zijn rek loslaat
om een ander rek te vatten, dat hem tege
moet wordt gezonden. Een angstig oogenblik
zweeft hij geheel vrij, alles moet hij los laten,
alles laten varen, in dat moment des Doods.
Durft hij niet of grijpt hij mis, dan stort hij
in 't duistere diep, waar niemand weet wat
hem wacht.
Dit zinnebeeld belicht alleen het zich ge
heel geeven, het volkomen vertrouwen, liet
alles laten varen om in Jezus' reddende
armen te komen.
Een beeter zinnebeeld is de boot, die op
hooge golven deint, en waaruit de loods aan
boord van een groot schip moet koomen. Hij
wacht de hoogte-golf van het zeetje af, om
den touwladder te grijpen, en oover te sprin
gen uit zijn boot.
Zijn boot is het aardsche leeven. Hij springt
oover op het groote schip, de heemelsche
waereld van begrip en schoonheid. En Jezus
reikt hem de hand bij 't aan boord stijgen.
(80). Nog heb ik niet eerlijk en oprecht
genoeg gesprooken. Nog kan ik dit boek van
het Roode Lampje.de uiting van deeze
leevenperiode, niet afsluiten.
Ik wil nog spreeken oover de vreemde en
raadselige verschijnselen van de ontaarding,
de decadentie, die duidelijk den ondergang
voorspellen van ons geslacht, en die zoo
moeyelijk oprecht te bespreeken zijn.
Ik wil nog spreeken oover de verwarring
van goed en kwaad, die bemerkbaar wordt
bij die ontaarding.
Ik wil nog mediteeren oover de grenzen
van het geoorloofde en bespreekbare, die zoo
vaak oorverschreeden worden door de niets
ontziende natuurvveetenschap, die dieren mar
telt om meer te weeten, en het teederste en
meest delicate der menschenziel ontleedt en
aan 't licht brengt, met dikwijls
heilligschennende weetgierigheid.
En ik wil ook nog trachten re zeggen wat
mij het waarschijnlijkste voorkomt van ons
voórtleeven na den grooten oovergang, zon
der daarbij de termen te gebruiken der theo
logische voorstellingen en dogma's.
Want in iedere leevensperiode heeft men
toch het gevoel, de dingen nu eindelijk recht
goed en innig te benaderen, zoo oprecht als
men het nooit te vooren heeft gedaan.
En dan voel ik het als noodzaak en plicht
die nu zoo bizonder juiste en harmonisch
schijnende meeningen nog eens in
denkwoorden te vertalen,
(81). Hier komt een wondere, verrassende
gedachte bij mij op. Zeer eenvoudig, begrij
pelijk en onwcerspreekelijk. Maar verbijs
terend voor den niet signifisch denkende.
Al wat wij (toen, met il e allerbeste bedoelingen
voor de menschheid, is ook liet allerslechtste
wat we voor de menschheid kunnen doen.
Men zal dit paradoxaal noemen, maar dat
is het eigenlijk toch niet. Want liet is niet
minder wonderlijk dan het schijnt. Het is een
voudig waar.
Het menschengeslacht is bestemd om uit
te sterven, het zal zijn opgang, zijn hoogte
punt en zijn ondergang hebben, als alle schep
selen Gods.
Maar het zal ook tot voileedigen bloei
koomen, het zal de aarde ooverdekken en een
groote broederschap vormen, waarin een
heid heerscht en vreede, en veiligheid, en
onderlinge hulp. Alles wat de vuurigste idealist
zich maar als wenschelijk kan voorstellen,
dat zal verwerkelijkt worden.
Maar dan, als die blijde waerheid is bereikt,
dan zal juist daaruit en daardoor de onder
gang beginnen.
Want dan zijn alle omstandigheeden
aanweezig, die wij biologisch weeten, dat verderf,
ontaarding en uitsterven van het ras ten ge
volge hebben.
Nieuw bloed zal er dan niet meer koomen.
En de uiterste voorspoed, de grootste veilig
heid, de meest volmaakte vreede kan
geen ontaarding verhinderen of voorkoomen.
De militairisten hebben volkoomen gelijk
als ze zeggen, dat universeele vreede den
ondergang van het ras ten gevolge zou hebben.
Maar toch komt die vreede onvermijde
lijk en daarmee de ondergang van het ras.
E R i: n i: K i K v \ N E i-' D i: N