De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 21 mei pagina 7

21 mei 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

21 Mei '21. No. 2291 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND Kala-makara-bekroning, Prambanan HET ORNAMENT IN DE HINDOE-BOUWKUNST MIDDEN-JAVA OP De Hindoe-architectuur op Java kenmerkt zich door uitersten eenvoud in technischen zin. Getrouw aan de overlevering van het oude Indië is het architectonisch denken en scheppen er nimmer gericht geweest op technische ontwikkeling. Hardnekkig wordt vastgehouden aan een oude bouwtraditie, aan de in Westcrsche oogen primitieve constructiemethode, belichaamd in den stapelbouw. Hierin wordt alleen gestapeld in horizontale lagen en is geen plaats voor gewelven met radiale voegen, die het groote probleem en tevens de glorie zouden vormen in de Westersche monumentale kunst, met name in de Romaansche en Oothische bouw kunst. In deze speelt de ingenieurs wetenschap een voorname rol. Het intellect spitst zich op het scheppen van hooge ruimten, omhuld door een rank bouwsel met sterk sprekende verticale tendenzen. De hierin optredende zijdelingsche spanningen zijn alleen mogelijk bij toepassing van een uiterst doordacht stelsel van elkaar in evenwicht houdende bouwdeelen. In den Indischen stapelbouw daarentegen kent men geen zijdelingsche spanningen, doch slechts verticalen druk. Dit leidde niet tot ruimtekunst, maar tot een veel simpeler architectuur, waarin de nadruk valt op de plastische werking der massa's. Bleef dus het botiwwerk.in technischen zin primitief, des te meer kracht kwam er vrij voor ontplooiing van het den Oosterling zoo eigene gevoel voor versiering. Inderdaad heeft deze architectuur naast haar neiging tot het plastische dan ook een decoratief kaOmlijstingsornament; pilaster en recalcitrante spiraal arabesk, Boroboedoer rakter. Dit is natuurlijk geen toeval, doch logische noodzakelijkheid. In alle kunst zien we een afspiegeling van het land waarin ze bloeide. De mildheid, de teederheid. maar vooral ide grootsche weelderigheid, die de tropennatuur kenmerken, vinden we terug in de ornamenteering, die als een kostbare sluier hangt om al wat vroom bouwsel was op Java. De Midden-Javaansche bouwkunst moge een uitgesproken decoratief karakter hebben, toch waarborgt het den bouwmeester eigene gevoel voor tucht en evenwicht dat de archi tectuur hare primaire waarde behoudt. In dit opzicht steekt de Javaansche kunst gunstig af bij vele gelijktijdige en latere uitingen van het stairland. Vooral in Zuidelijk VoorIndic treft men vele tempels aan, die dermate overwoekerd zijn met ornament, dat de structuur van het bouwwerk verloren gaat en de monumentaliteit aan waarde inboet. Een enkele blik op de Midden- Javasche bouwwerken doet zien dat daar evenwicht is bewaard tiisschen architectonische vorm geving en ornamentcering en aan de oudste bouwwerken, met name aan de Dié'rtg-ternpels, kan men ontwaren dat de architect zich bewust was van de bekoring, welke uit kan gaan van den sober versierden gevel. Het spreekt vanzelf dat in den stapel bouw de horizontale lijn moet overheerschen. De ornamentatie volgt natuurlijkerwijze deze richting. Daar evenwel, waar de architect de noodige vrijheid had in de aanwending van ornament, heeft hij dit element met nadruk benut om ook verticale accenten aan te bren gen. Zoodoende werd de overheersching van den horizontaal cenigszins geneutraliseerd en ontstond vaak een harmonisch evenwicht tusschen beide werkingen. De gevels van den Mendoet-tempel kunnen ons leeren hoe meester lijk dit probleem tot oplossing werd gebracht. In dit beknopte overzicht dienen wij ons te bepalen tot de zuiver ornamentale sculp tuur. In overeenstemming met hare geeste lijke waarde is deze in laag relief gehouden. In verband met de verschillende functies van het ornament kan dit teruggebracht worden tot drie hoofdgroepen t.w.: ie. omloo pend friesornament, 2e. omjijstingsornament, 3e. vlakvullingsornament. Het eerste heeft uit den aard der zaak een uitsluitend horizontale strekking. Het vindt toepassing in de friezen van kroonlijsten. De hoofdrol is toebedeeld aan de lotusrozet, doch daarnevens vinden we motieven, ont leend aan het dierenrijk, de menschenwereld en de mythologie. Het dierenrijk is doorgaans vertegenwoordigd door vogels ; de papagaai is daarbij het meest frequent, doch ook treffen we dien anderen vogel, die bij den Indiër in reuk van heiligheid stond, de gans. De motieven ontleend aan menschen wereld en mythe, zijn de atlanten en kinnara's. De eersten worden getrouw aan de oudIndische traditie hurkend afgebeeld: met handen of schouders torsen zij de kroonlijst. De Kinnara's, de hemelsche musici, die den gelukzaligen het verblijf in de hoogere regionen veraangenamen, vertoonen de be kende tweeslachtige gedaante : vogellijf met menschelijke buste. Bovenstaande motieven zijn veelal gevat in het zoo geliefde, evenzeer oud-Indische guir lande-ornament met hangers. In het omlijstingsornament worden naast bloemmotieven met voorliefde toegepast de pilaster en de recalcitrante spiraal-arabesk, doch bovenal treedt hier op den voorgrond het z.g kala-makara-ornament. Het wordt toegepast voor al wat bekroning mag heeten, voor omlijsting van nissen en poorten en beheerscht ten volle de versieringskunst. Het is van oud-Indischen oorsprong, doch be gint op Java een nieuw intensief leven. Met echt Indische vasthoudendheid blijft de beeldhouwer getrouw aan den overgeleverden grondvorm ; in details wordt het motief echter met hartstochtelijke liefde eindeloos gevarieerd en vormt een onuitputtelijke bron van inspiratie. Het vlakvullingsornament is overwegend floralistisch van aard. De recalcitrante spiraal arabesk treedt hier sterk naar voren. Ze vormt veelal den achtergrond voor een bloemvaas of gevleugelde schelp, doch evenzeer voor figurale voorstellingen. Deze laatste blijven soms zuiver decoratief van karakter, dan weer groeien ze uit tot de in de Boeddhis tische bouwwerken zoo geliefde jataka-scènes, illustreerend de voorgeboortegeschiedenissen van den Boeddha (Tjandi Mendoet en Sadjiwan). Er is een streven merkbaar het vlak vullingsornament samen te vatten in een Lotus-friesornament, Boroboedoer rustig geometrisch "schema\vnn kwadraten, ruiten of cirkels en dan ontstaan de ver rukkelijke gobelin-paneelen, die een sieraad vormen van menigen tempel (Tjandi Mendoet, Sewoe, Plaosan, Prambanan). Een ander geliefkoosd oud-Indisch thema vormen de hemelboomen, de wenschboomen met de juweelenpotten. Verlevendigd met Kinnara's en allerlei diervoorstellingen vormen ze het hoofdthema voor de versiering van de soiibassementen der tempels van het indrukwekkende Prambanan-complex. Eindelijk komt ook hier het kala-makaraornament met nadruk zijn plaats opeischen. Wanneer we de motieven, die op Java in de ornamentiek optreden, in hun geheel overzien, dan worden we getroffen door het feit dat ze volkomen dezelfde zijn als die van de Indische bouwwerken. Het Kala-makaraornament gaat een voor Indie ongewoon belangrijke rol spelen en dit kan wellicht ook gezegd worden van de recalcitrante spiraal-arabesk en van het papegaai-motief in de friesversieringen. Overigens zien we op Java geen op den voorgrond tredende afwijkingen van Indische tradities. Voorts is het duidelijk dat er niet de minste inwerking plaats heeft van de locale flora of fauna. Doch niet alleen in de keuze, ook in de vormgeving blijft men getrouw aan de Indische overlevering. De Javaansche ornamentiek onderscheidt zich misschien van de Indische door een nog hooger opgevoerde weekheid en zoetvloeiendheid van lijn. Sommigen meenen hierin Indonesischen invloed te moeten zien. Wij kunnen het hiermede niet eens zijn ; integendeel, de eerst later voor ons peilbare Javaansche volkskunst neigt naar hoekige stileering (wajangstijl). Wij zijn geneigd wat hier ten aanzien van het ornament gezegd werd, ook van toepassing te achten op de plastiek en de monumentale kunst in haren geheelen omvang. Dit zij echter met de noodige reserve gezegd, want het stadium, waarin het kunsthistorisch onder zoek op Java verkeert, laat o. i. niet toe zich ten deze nu reeds met beslistheid te uiten. Dr. K a r l W i t h oordeelt hierover anders. In zijn onlangs verschenen belangrijke studie over de Hindoe-Javaansche kunst zegt hij : -,,Wer die innere schopferisehe Anteilnahme des javanischen (ieistes an die Werke dieser von Indien getragenen Kunst bersieht, wird dem Besten und Innerlichsten dieser Kunst nicht gerecht. Selbst dort, wo noch nicht wie i m spa'teren Ostjava die beiden Elemente klar als eigene Bestandteile sich gegenüberstehen, und wo das Indische Element auf den ersten Bliek das beherrschende und eindruckbestimmende 7.11 sein scheint, wird man bald den innewohnenden (ieist Java's spüren", enz. Dat in de latere ost-Javaanschc kunst het Indonesische element veld wint op het Hindoesche is ons allen duidelijk ; dit verschijnsel werd reeds door Brandes scherp geformuleerd. Witli betoogt echter dat reeds op Midden-Java de Indische kunst onder invloed van den Javaanschen geest tot hooger plan werd opge voerd. Wij zouden tot voorzichtigheid willen manen zoolang het onderzoek van de Indonesische kunst nog in hare windselen ligt en zoolang we nog in het duister tasten omtrent de juiste herkomst van de Hindoekunst. Er blijft toch iets raadselachtigs in, dat een koloniale kunst, die zich op Java in de oudste bouwwerken al dadelijk manifesteerde als een rijpe (Tjandi Kalasan), tot hooger bloei zou zijn gekomen doordat de Indische cultuur zich paarde aan de Indonesische, die in ontwikkeling verre beneden haar bleef. Wij zijn geneigd ons deze zaak als volgt voor te stellen. De Indische kolonisten belandden met hunne reeds volrijpe kunst in het geze gende Jawa-dwipa," het van nature rijke ,,giersteiland". In dit nieuwe milieu kwamen zij tot ongekende welvaart. De animistisch aangelegde inheemsche bevolking had een groote ontvankelijkheid voor de oudere cul tuur, doordat ze in aanleg dezelfde religieuse geestesgesteldheid bezat als de Indische kolo nist. Zoo ontstond een nieuwe, harmonische eenheid, een maatschappij waarin de Indische kunst van uit haar reeds voldragen stadium tot nieuwen bloei, tot nieuwe mogelijkheden kwam. Het milde, weelderige, fel-tropische milieu, de voorhanden bouwmaterie ook, gaven het aanzijn aan een kunst, die bij alle treffende overeenkomst met de Indische toch haar eigen kanten vertoonde. Er is niets tegen deze Javaansch te noemen, doch men dient daarbij o.i. wel in het oog te houden dat de Indische geest de allesbeheerschende bleef. Voor zooverre er van ontwikkeling sprake was, bleef deze geheel in zuiver Indische sfeer. Dat kon ook bezwaarlijk anders omdat nu eenmaal de Indische cultuur oudere brieven van adeldom had dan de Indonesische, om dat de eerste superieur was aan de laatste. Alles bleef dan ook klassiek-Indisch zoolang de Hindoe-suprematie zich krachtig hand haafde. Dit zou eerst anders worden in de latere Oost-Javaansche periode, toen de splijtzwam begon te woekeren eii innerlijke verdeeldheid optrad in het maatschappelijk bestel. Toen hernam de intusschen door Indische impulsen gevoede Indonesische kunst hare rechten, toen eerst kreeg men wat Witli terecht noemt: ,,Malaiisch-Javauische Volkskunst auf indischem Boden", d.h. auf dem Moranenschutt des Indischen Kulturstromes, der sich ber Java ergossen und dort seine Sedimente abgelagert hat." T. v A N E R i' Vlakvullingsornament, Prambanan DETECTIVE-ROMANS - r fi' Het genre van sensatie-lectuiir, dat het de tective-verhaal is gaan heeten, is wel in'Jioofdzaak een ding van het vernuft. «? Op zijn best en het kan dan heel goed zijn ??is het detective-verhaal een soort spel van vernuft, vinding en intuïtie tusschen schrijver en lezer. De eerste doet zijn uiterste best om den ander i voor een probleem te stellen, dat hij niet kan oplossen, en wijdt hem pas heel op het^laatst in. Met de Hollandsche detective-romans, waar mee men den laatsten tijd getracht heeft zich op deze wijze bezig te houden, is het tot nog toe wat raar toegegaan. Het is wel Hollandsch zwaar, dat het altijd een ,,roman" moet wezen, waaronder men dan schijnt te verstaan, dat het meer dan honderd pagina druks beslaat en dat er een liefdesgeschiedenis doorheen.. OELOF AITROE KALVERSTRAAT 1 Amsterdam OPGERICHT 185O TELEFOON 658 N. DEN HAAG - PLAATS 23 firma M. J. GOUDSMIT PA A RLE N, BRILLANTEN Goud. Zilver en Horloges Uitsluitend eerste kwaliteit imiiimiiiiiiiiiiiiiiii WHITE " Vrachtautomobielen hebben DE wereld-reputatie. Vraagt ons om adressen van Whlte"bezitters. De verstrekte inlichtingen geven U direct aanleiding een White" aan te schaffen. Kostenberekening wordt gaarne vrij blijvend verstrekt. FirmaGebr.NEFKENS, Amsterdam JAC. OBRECHTSTRAAT 26 Tel Z. 3507. niet geweven, maar geknoopt is. De beste detective-verhalen, die van Poe en van Conan Doyle, en ook die zeer bui tenissige van Chesterton, zijn vertellingen van een twintig a dertigtal bladzijden: daar is niets dan het probleem, de man die er in dringt en de ontknooping, met een minimum van psychologie en moraal; juist wat noodig is. Laat ons nu de ,,romans" van de Holland sche navolgers eens bezien. Ik neem die van Ivans als punt van uitgang! Ze zijn genoegelijk geschreven. In navol ging van Sherlock Holmes is de detective een sympathieke kerel, een hoogstens wat excentrieke gentleman. Ik zie eigenlijk niet heelemaal in, waarom dit noodig is, vooral omdat het zoo weinig historisch is. Chestcrton, in alles origineel, heeft zijn detective uit een gewezen dief gemaakt, en den superlatieven detective, die allen overtroeft, uit een priester die met een soort dichterlijke intuïtie te werk gaat. Maar om op Ivans terug te komen. Ik heb a! zijn boeken gelezen, (een feit, waarvan ik niemand rekenschap verkies te geven) maar ik moet helaas bekennen, dat ik er na het eerste geen baat meer bij gehad heb. Het is fataal, maar bij het eerste optreden van den bewuste (die het gedaan heeft) kreeg ik hem al in den neus. Het wil mij toeschijnen dat de methode van Ivans Ie doorzichtig is. Bij de tiende bladzij van een detective-roman van over de honderd al nattigheid te voelen, ij niet precies wat ik verlang. Ik voel me be kocht. Hoe komt dat nu? Ik za! het u zeggen. Ivans geeft zich blijkbaar heel veel moeite om den delinquent te verbergen, maar juist door die moeite laat hij zich in de kaart kijken. Ik heb opgemerkt dat de moordenaar altijd dommig en goedaardig is, of wel een char meur. Of wel hij is de allerlaatste persoon, dien men zou verdenken. Nu redeneer ik altijd zó(en met een mij onwelkom succes): wie is de allerlaatste persoon dien de schrijver blijkbaar wil, dat ik zal verdenken? Welnu, hem verdenk ik, liein houd ik in de gaten, gebeure wat gebeure. En ik krijg gelijk. Maar er is nog meer. Ik ben spoedig np ver mommingen verdacht geworden. Ik kreeg ecu verbazingwekkende achterdocht tegen baarden, brillen enz., een achterdocht, bijna altijd in het gelijk gesteld. Het ergst echter vind ik de noodlottige gelijkenissen. Daar is werkelijk iets in, dat ik als een onvoegzaamheid onder ga. Ik vind het niet heelemaal fair, als ik zoek, en weet dat ik warm ben, mij zulk een tweelingbroeder of dubbelganger vór den gezochte te schuiven. Ik kan daar geen reke ning mee houden. Als ik dus, zooals Herman Middendorp's vriend 1) schijnt gedaan te hebben, tot iemand zei : ..Ikwed dat gij geen boetenden detective roman kunt schrijven", en er kwam een wed denschap van, zou ik er eenige strenge vuur waarden aan verbinden. Men heeft reeds be grepen dat het zou moeten zijn een detec tive-roman: lo. zonder tweelingbroedcrs of andere dub belgangers. 2o. met niet meer dan een vermomming. 3o. waarin de misdadiger mij niet als dom of goedaardig wordt voorgesteld. Doch uit is nog niet alles. Ik zou zoo'n detective-verhaal ook geheel vrij willen zien van 4o. kasteelen niet geheime kelders en uit gangen. ?öo. elke toepassing van hypnotische mid delen. tio. elke occulte verklaring van onaanne melijke daden. Nu geloof ik dat ik er ben. Ik wil fair pla\ bij dezen wedijver tusschen lezer en schrijver. Meer niet. Is dat te veel gevergd? l let is bekend dat de misdadiger in de wereld der werkelijkheden zich dikwijls zeer wel weet te verbergen zonder in de kunst van het grimeeren een volleerd meester te zijn en zonder over een bedrieglijk gelijkenden tweeling broer te beschikken. Dat, zonder geheime gangen en verborgen paneelen, moordenaars weten weg te komen, of schallen worden ver stopt. Dat ook door mensehen zonder olie dom of overdreven sympathiek uiterlijk met succes tegen de wet wordt gezondigd. Kan men dan van den schrijver van detec tive-verhalen niet voor het minst verlangen dat hij bij de werkelijkheid niet achter blijft en met de waarschijnlijkheid een beetje rekening houdt? En dan zou ik willen dat het niet altijd een roman" behoefde te zijn (van over de honderd bladzijden!, want wat is het gevolg van deze onschuldig-schijnende liefhebberij? Het bijna onvermijdelijk gevolg is: een tweede moord, tegen het midden van het verhaal! Het is waar: ,,It will have blood, they say, blood will have blood", zegt Macbeth. Maar ik geloof dat die tweede moord hier toch meestal dienl, en hard nondigis, om de aandacht gaande te houden.... I let zon mij spijten, als Herman Midden dorp, (die als auteur beter posten op zijn crediet heeft) door mij zijn weddenschap kwam te verliezen. Want zijn twee - paar diibbelgangers,"zijn geheime gang, zijn ver mommingen euTzijn hypnose hebben aan het boeiende van zijn roman voor mij wel wat afgedaan. ' Maar zijn vriend heeft de door mij genoemde voorwaarden niet gesteld.y Het is'hoog noodig dat ze voortaan bindende^bepalingeiijWorden. C o R N E i. i s V E r n. 1). Het Mysterie van Mout St. Jacques. Oorspronkelijke Detective-roman door Her man Middendorp, Nijgh & van Ditmar's Uitg. Mij. Rotterdam. Crampton Serie No. 1. 11 tllllll Illlll III l Illllllllllllllllllllllllllllllll 'T WOON PRINSENGRACHT 7O9-711-713 LEIDSO1E5TR.73 WOONHUXS{INRICHTINGEN; SMAAKVOL GOEDKOOP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl