De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 21 mei pagina 8

21 mei 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Mei '21. - No. 2291 ALBERTINE DRAAYER?DE HAAS, De Gelukzoeker. Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar's Uitg. Mij. 1920. MARIE GYSEN, Een uit Velen. Rotter dam, W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. 1920. MARIE GYSEN, Van Ongeweten levens. 's Hertogenbosch, Teulings' Uitg. Mij. 1920. J. DE MEESTER, Vertellingen van vroeger en later. Em. Querido, Amsterdam, 1920. Het boek van Mevrouw Draayer?de Haas weet ons langzaam voor zich in te palmen. In het begin lijkt me de held, de leeraarkunstenaar wel wat al te mallotig en zijn brave Mies wat al te slap en vaag. Maar de hoofdfiguur wordt steeds meer aannemelijk en begrijpelijk. Verloren in zijn droomen en fantasieën, wordt hij hard en wreed voor wie in trouwe zuivere liefde, in eenvoudige toewijding hem aanhangt. Als een school jongen laat hij met zich spelen door de mooie berekende leerares met haar coquette manier tjes, die hem neemt, omdat ze niets beters krijgen kan, na den dood van zijn vrouw. Sober, maar correct en juist is de teekening van Mary in haar platte oppervlakkige ordinairheid, haar ijdelheid en dwazen standstrots, haar plomp egoïsme. Heel haar aanhang en familie zijn goed en scherp getypeerd. Hierin is deze schrijfster het best geslaagd. De naieve, onhandige dweper, die een tyran was voor de vrouw welke hem aanbad, doolt als een verlatene rond in zijn eigen huis. Hoe mooi had hij vroeger de eenzaamheid gevonden in de schemeruren, als hij beneden zijn gezellige vrouw wist. Toen hij onbewust gelukkig was, doch het geluk zocht." En hij zakt weg, meegesleurd, stuurloos in den maalstroom van het leven, zoekend vergeefs naar houvast, altijd maar speurend naar het hoogste geluk der liefde, in dwaze verliefdheden op een winkelmeisje,een actrice, altijd idealiseerend, levend buiten de werke lijkheid. Het is de schrijfster wel gelukt haar type te herkennen : den man met artistieken aanleg; met fijn gevoel, ingenomen met zich zelf, zwak van wil, altijd levend in de dichter lijke illusie en fantasieën van zaligheid, die wegstuiven voor de brute realiteit. Gewond en gehavend blijft hij liggen ; hij komt tot absoluten maatschappelijken en zedelijkcn ondergang. Het slot is goed gevonden. In het werk van Marie ysen voel ik meer natuurlijken drang tot voortbrengen, meer echtheid en zuiverheid. Albertine Draayer heeft een roman willen schrijven en waarachtig het lukt, vrij goed. Bij Marie ysen is het of alles van zelf komt; het groeit vrij en lustig op en moet zich uiten. Een uit velen, ja, het is een oorlogsverhaai en dergelijke dingen heb ik stelselmatig niet gelezen, maar toen ik met dit boek begonnen was, heeft het me on weerstaanbaar vastgehouden, 't Gegeven is allersimpelst : een Brabantsche boer trouwt een nog frissche, werkzame weduwe,: ze zijn gelukkig eu in goeden doen ; de mobilisatie komt : de man zit jaren lang vast in den feilen greep van een brute overmacht. En thuis verhongert de vrouw ; ze werkt zich dood in woeste wanhoop om nog zoo lang mogelijk de boel bij elkaar te houden, met haar zwakke kracht haar stukje land te bewerken. Maar het KUNSTHANDEL JACK HIEKERK vjh Chef Goupil A Co. 23 & 25a Lange Houtstr.'s-Grarenhaga MEESTERWERKEN VAH DE 77e EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRANSCHE SCHOOL Grand Hotel Fünckler HAARLEM RESTAURANT DE TOUT Ier ORDRE kan niet ; ze bezwijkt, wordt krankzinnig en de man zucht in de gevangenis tusschen boeven wegens desertie, omdat hij bij een kort verlof nog een paar dagen langer aan zijn land is blijven werken. Bij sommige lezers zal mis schien de vraag rijzen: hoe zat dat dan met al die steuncomité's en uitkeeringen? Dat doet nu alles'niets ter zake. Neem het geval zooals Marie Gysen het geeft en dan moet men er kennen, dat ze het voortreffelijk heeft uit gewerkt. Welk een lief, eenvoudig idealisme, welk een levensvertrouwen en levensmoed is hier in deze beide menschen, vooral in de vrouw uitgebeeld. Er is een geweldige tragiek in dit verhaal, er wordt een durf en dapperheid in tentoongespreid, waarvoor die van den dappersten vechtgeneraal verbleekt, een een voudige heldenmoed, die breekt op brute, onbegrepen machten. En als tegenstelling de koele nuchterheid, het altijd zien van de ijzige werkelijkheid, de wel berekenende logi ca, die alle idylle naar beneden haalt, in de tante Bregitte, die aan het eind practisch al de zaakjes weet te regelen. Hoe mijlen ver staan we hier van de gesui kerde lievigheden uit het boerenleven van onzen Cremer. Dit is ruwe, pijnlijke, aangrij pende realiteit : ,,Ze stak de spa in den grond en ging. Poeleke rende haar achterop. Ach herm, wa wierd ie moager en smallekes ! Erm bist, hij ha ok zoo'nen honger ; in de vuiligheid snuffelde ie gelijk urn wat te vijnde, 't waar toch erg ! Dieën hond verzoop ik toch, da doen ze nou allegaar, die geen voeier meer hebbe !" Poeleke stak den neus in den wind ; dan op eens rende hij naar den slootkant en spartelde door 't water. Ze zag hem na. Daar lag 'n doode hond als 'n opgerolde massa in den Dommel. Poeleke beet en scheurde en zoog eraan, 'n Huiver van afgrij zen trok door heel haar lichaam. Joa, neeë, er viel nie meer over te prakkezeere, da wierd te erg. Poeleke moest ewèg. Ach herm, de kijnder, ze zauwe zóscrikkelijk te keer goan!" Met het verdrinken van den hond komttdeperipetie in deze aangrijpende tragedie ; dan komt het langzaam verdwazen der vrouw, wat ook zoo volkomen goed is gegeven, zonder eenige overdrijving. Heel dit boek is sober, krachtig, zuiver realisme, 't Is goed, innig gezond werk van het begin tot het eind. Hetzelfde kan gezegd worden van Onge weten Levens. Bartje bleef alleen staan aan den driesprong; hij schilferde met z'n tanden 'n wilgenstok af; Uit z'n verbrand gezicht met wijd uitstaande ooren, blonk als twee vijvertjes, waar zon in spiegelt, z'n fel oogenblauw. Hij had 'n grauw boezeroen aan en 'n bruine broek, waar uit nieuwe klompjes blokten. Hij gluurde tus schen 't akkermaalshout voortdurend in ne richting, totdat 'n klein ding van een jaar of vijf kwam aangeklomperd. Ze had een ver schoten paars jurkje aan en 'n bont schort. ,,,,Kek, kek!"" zoo toonde ze met een verrukt gezicht 'n bontgekleurd Heiligenprentje. ,, Ikke van zuster Allberdien. Héz scón toch."" Zeker 't is heel eenvoudig en sober, maar frisch en direct pakkend, in al zijn eenvoud een klein prachtschilderijtje. En van de zoo fleurig en geestig geteekende werkelijkheid gaat Marie ysen tot het zielelevcn van haar simpele helden en heldinnen, tot de stille onge weten smart, de vaag glimmerende droomen van geluk, den benauwenden angst, de diepe ellende, de hopelooze onmacht tegen de on wrikbare stootblokkcn van leven en maat schappij.Maar door al die pijnigende duisternis weet ze te werpen het licht van het leven, spe lend, de kleine bemoedigende vroolijkheden, blijden moed en verwachting van kinderen vooral, die vol vertrouwen, onbewust van leed, staan midden in de bitterste ellende. Dat is de zachte fijne humor in haar werk. Ik vind het jammer, dat De Meester onder zijn Vertellingen van vroeger en later niet telkens het jaar van geboorte gezet heeft. Huize 1. ZOMERDIIK BDSSINK Restaurant a la carte .unch,Afternoon-tea, Diners RRSoupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest HUI ..... Illllllllllllllltlll ....... iltlll ..... IIIIMIlimlMMIMIUIIIMMIMIMMIIII Als over een goede honderd jaar misschien eens iemand een dissertatie over hem schrijft, zal het vermoedelijk wel niet zoo enorm veel inspanning kosten die data te bepalen. Maar het zou toch wel interessant zijn ook voor sommige lezers, die nu verpoozing en genot in zijn werk zoeken, zonder die moeite van eenige dezer verhalen te weten waar hun plaats is op den ontwikkelingsweg van den kunstenaar. Als ik het wel heb, vinden we hier nog een eerste schets voor Geertje naast dingen, die na den oorlog pas zijn ontstaan. In de meeste ligt de kiem voor een roman ; ze openen ons wijde vergezichten; in onze verbeelding vulien we aan wat nu hier slechts een vluchtige schets is, een krabbel vast en raak, even aangevend de groote bedoeling van wat werkt in den geest van den kunstenaar. Zoo vanDienstbaren: wat een prachtboek zou daar niet van te maken zijn ! in die paar soe pele krachtige lijnen met precies teekenenden zwaai, staat heel de bouw voor een werk van barre, bittere realiteit, een overbiddelijke hardvochtige zwenking van het levenslot met pijnlijken humor.Kees, de schippersknecht, getrouwd met de weduwe van zijn baas en zelf schipper geworden. De vrouw is dood, staat gekist in de kajuit ; 't is broeiend warm. Harmen de voorzoon, is ook aan boord en de jonge, frissche, jolige meid, Piet, met wie hij trouwen zal. Onweer. Harmen over boord. Ouwe Kees kan zijn trek in de jolige Piet nu bevredigen. De beide dienstbaren worden heer en meester van de Eben Haëzer. Zeg! Kees ! . . . . Dan zuwwe 't schip verdetipe ! Toe ! noar mien ! de Vrouw Petronella ! Hij voelt 'n beving, beklemd, verbaasd. Even maar, dan op' de grens van het duister blinken zijn kleine rottenoogjes. Maar naast de groote, breede schetsen, zijn er ook kleine wel doorwerkte dingetjes, geheel af, in hun soort juweeltjes. Zoo dat w nderfijne Gele Blaren, een gevoelige ontleding van jeugdsentimenten, van idealen en droomen, van de jonge liefde voor het freuletje op het groote buiten, bij den burgerjongen in 't dorp. Na jaren komt hij op een Zondagmorgen in October terug in het dorp en zoekt al de oude plekjes zijner illusiën nog weer eens op. ,,'t Meest had hij van Pau gehouden, 's winters, wanneer ze niets dan droom was als hij enkel had het Buiten, waar dan geen ding de illusie verstoorde. Hoeveel geluk had die liefde gegeven !. . . . Van het stille, eenvoudige huis ging zijn oog weer naar de boschpracht. Ook zijn stemming was zacht-mooi najaar, in dat voelen als ecn-en-ondeelbaar, van het geluk dat is in illusie en van de smart door het nooit in vervulling gaan." Zoo is ook de Klompjes een volkomen af prachtstukje van fascineerenden, luguberen humor. Een paar schetsen raken uiterst pe nibele problemen in het huwelijksleven. Er zit altijd ziel in dit realistische werk van knappe vaste techniek, altijd iets dat ontroert en eenigen tijd vasthoudt. J. PRINSEN J Lz. VOETBAL-KOORTS Teekening voor de Amsterdammer" van Qeorge van Ratmdonch Inlichtingen Reisbeau Lindeman, 's-Gtarenhage. BRIEF UIT JAPAN Een volk dat veel aan geloof doet, (een ander werkwoord past niet bij het geloof in Japan, omdat er achter den vormelijken en eeuwig herhaalden schijn, bij de meesten geen bewust-diepere bednidenis zit) doet ook veel aan bijgeloof. 't Was op de allergekste manier, dat ik hier in Japan voor 't eerst met liet bijgeloof kennis maakte, 't Gebeurde in de toi'ctte" van een tea-house. Terwijl een Japansclie aan den eenen kant en ik aan den anderen, rustig onze handen waschten, begon opeens de aarde te beven. De kleine musure slaakte een vrengdig gilletje. ,,O jishin deska?'' (,,ls het een aardbe ving?") vroeg ik. Sago degozaimas", (,,ja")icei ze en lachend voegde ze eraan toe : en deze brengt ons geluk, omdat we haar op deze plaats mee maken". Toen ik weer op mijn kussen tusschen de Japansche vrienden zat, bracht ik het gesprek natuurlijk op bijgeloof. Oh, u zult veel geluk hebben" zei de kleine geisna die ons de thee en de kleurige sayaboonen koekjes bracht. Nu weet je met "die diertjes nooit, waar het vleien begint, dus keek ik een beetje ongeloovig. Neen" zei ze, ,,so des, so des", u hebt een groot hoofd en een grooten mond. Of ze dit laatste figuurlijk bedoelde, heb ik maar niet gevraagd, maar wel heb ik trachten uit te visschen wat nog meer tot de gelukkige voorteekens behoorde. Groote ooren is een der allerbeste voorteekens omdat de witte olifant, het heilige dier der Boedha's, ze ook heeft. Groote afstand tusschen de oogen wijst op fantasie ; tusschen neus en mond, op lang i leven. Een spin in den morgen, beteekent, evenals bij ons, ongeluk 's avonds geluk. Dit is een van die bijgeloofsartikelen, die we in Egypte, in Cochinchine, in Britsen-Indië en in China onveranderd vonden. Russen zeggen ons, dat in Kamsjatka dit omgekeerd is. Waarom? De Franschen hebben tusschen het grand chagrin" van den morgen en het .,grand espoir" van den avond, nog het araignée du midi, grand ennui". Dit nu kennen de Ja panners niet, misschien wel, omdat de ver veling hun verboden is. Als ze zich vervelen, wat al eens gebeuren kan, is het, in hun oogen, op zoo'n superieure manier, dat het een veel schooneren naam verdient. Op zoek naar Japansch bijgeloof, heb ik nog vee! analogieën gevonden. Wij zeggen toch ook, als een vogel een van die vervelende dingen doet, terwijl wij poëtische droomen droomen onder bloeiende linden dat brengt geluk". Bij de Japanners geldt dit speciaal wanneer een raaf een dergelijke in discretie begaat. Driemaal niezen brengt geluk, viermaal bezoek, vijfmaal (des Gnten zu viel) is noodlottig. Geluk brengt ook de schaduw van vogel of bloem op een witten muur gezien. De scha duw van een kat met een staart, (de Japansche katten doen daar niet aan en beperken zich tot stompjes) voorspelt brand. Brand wordt eveneens voorspeld door het feit dat alle ratten en muizen plotseling een huis verlaten of doordat een roode bloem onverwacht in het huis valt, b.v. van een boom die bij de deur staat of van een bouquet dat iemand in de hand houdt. Roode camelia's brengen nooit geluk, maar als ze afvallen, zijn er allerlei griezeligheden in huis te verwachten. Pitten van de- Kaki (Japansche dadel) in den hibashi (vuurpot) spuwen, (dus : onacht zaamheid) kan de ergste ziekte ten gevolge hebben: lepra of excema of iets minstens even griezeligs. Je verwondert je er tenslotte over. dat iemand ooit een dadel plant, want een spreek woord zegt : Wie een dadelpalm plant, sterft binnen de drie jaar."Maar daar schijnt het bijgeloof nu weer aan voorbij gegleden te zijn, want Japan is vol dadelpalmen. Ik heb me alle mogelijke moeite gegeven omden grondvoordit spreekwoord op te speu ren, immers de dadel, versch en geconfijt is een geliefde delicatesse.... daarom is het spreekwoord zoo vreemd n zoo inter essant. Een kakipit in de aarde steken bezorgt den snooden dader den dood binnen het jaar. Daarentegen, slikt een kind een dadelpit in, dan mag hij op talent en voorspoed rekenen vanaf het oogenblik, dat de pit zijn lichaam weer verlaat. Kaki-hout branden geeft brand met groote brandschade in den omtrek van het huis waar het gebeurt. Ik heb gezocht of in ons Europcesch bij geloof ooklhiervoor analogieën te vinden waren, doch in lie boeken over l'olklore, die me hier Jen dienste staan, heb ik niets dergelijks kunnen ontdekken. Wel hebben we ook onheilof gelukbrengende planten en bloemen. Wel brandt bij ons het lammetjeskruid niet in de maand van Maria, enz. enz. maar onder onze vruchtdragende planten is er niet een in zoo groote ongenade als die arme Kaki in Japan. Ook dieren geven den Japanners teekenen van wat te gebeuren staat, en daar nadert hun bijgeloof weer het onze. Hanen, die in den nacht kraaien, voorspellen ongeluk. Kraaien ze vaak na O uur 's morgens, dan komt er regen, maar kraait een kip, dan is het heel erg, dan gaat het huis uit elkaar" (dit gezegde is ontstaan na de emancipatie der vrouwen en moet wordcnnitgelegd:alsde vrouwhet hoogste woord heeft, gaat de man er van door) of komt er een doode". Een hond die huilt,qui hurle a Ia mort,voorspelt eveneenseen doode, maar met de verblijdende restrictie binnen de 4 mijlen, zoodat er een kans van ontkomen is, tenkoste van een buur. Nu over het links zijn : Links zijn, bij het eten alleen, beteekent goedhartigheid, is iemand echter heelemaa! links, dan geldt het : hoedt n voor de geteekenden", dan is zoo iemand gevaarlijk. Ook dieren spelen in het Japansche bijge loof een groote n;l. Een lapjeskat, als het dier nog bovendien een kater is, brengt geluk aan, doch alleen voor zeevarenden. Ook een egel is een buitengewone geluksdrager en de schildpad spant van alle de kroon ! Misschien wel omdat ze ook in het Japansche geloof zoo'n groote rol speelt - op haar rug immers werd een tempel gebouwd, omdat de aarde deze zware vracht niet dragen kon en zij, willig, haar diensten aanbood. De schild pad heeft het zoover gebracht dat geen Ja pansche visseher haar zou durven dooclen en als hij haar vangt, alleen een gebed on haar schild schrijft, haar een kop stik'- laat drinken en haar dan weer vrijlaat. Verder : een wijnstok planten, is een daad welke onberekenbare gevolgen kan hebben. Dit nu is te verklaren uit het feit, dat een Japanner eigenlijk een afschuw heeft van dronkenschap en alle excessen verfoeid als goed Boedhist. Alleen bij ernstige gelegen heden, als dood en ernstige ziekten, bedrinkt hij zich, omdat anders zijn verdriet hem de baas zou kunnen worden en hij er anderen mee lastig zou kunnen vallen. De wijnstok wordt dan symbool van dronkenschap en van alle onheil, dat daaruit voort kan vloeien. Getallen hebben misschien het sterkst liet bijgeloof beinvlued. Waar bij ons zeven een heilig getal is en alles wat een zevun in zich heeft geluk heet te brengen, is het in Japan precies het omge keerde. Haast je dan toch, man, als je op tijd bij de match moet zijn!" De premieleening voor het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen Mit groote annonces in de bladen en kleurige reclame-biljetten aan muurvlakten wordt het publiek de inschrijving aangeboden op cen .'-> pets. premieleening, uit de opbrengst waar van de ondernemers hopen den bouwden de aanvankelijke exploitatie te kunnen bestrij den van e°n te Amsterdam op te richten Knnstpaleis." Dit gebouw zal in de eerste plaats moeten dienen om aan de Ncderlandsche opera een eigen onderdak te verstrekken, waaraan tevens een tooneel-schouwburg en een zaal voor tentoonstellingen van schilde rijen en andere beeldende kunsten zal verbenden worden. Dat er aan een dergelijk gebouw in Amster dam behoefte is, zooals de ondernemers beweren wensen ik niet te betwisten noch te bevestigen. Wel meen ik te moeten opmer ken, dat de buitengewone wijze, waarop de ondernemers trachten de daartoe benoodigde middelen te verkrijgen, weinig aanbeveling verdient. De geschiedenis van nagenoeg a'le kunstpaleizen in de hoofdstad en, voor zooverre mij bekend, ook in andere steden van het Rijk, herft geleerd, dat /ij, ondanks de reclame en groote verwachtingen bij de opiichung uit gesproken en ondanks de opofferingen. die zich enkele kunst lief hebbende landgenooten getroost hebtien om d;.1 zaken in stand te houden, nimmer een financie?! succes gewor den zijn. He* zal voldoende zijn in dit verband te wijzen op de lijdensgeschiedenis van Paleis voor Volksvlijt, Parkschonwburg, Concert gebouw enz. Waaraan zulks toe te schrijven is, iigt niet op mijn weg te onderzoeken. Of h"t aan fouten in den opzet of in de organisatie te wijten is, dan wel of de inkomsten, van der gelijke kunstinstellingen in een land als het onze niet voldoende zijn omnietalleendegroote exploitatiekosten, maar bovendien de uit den aard der zaak hoogc kosten van onderhoud en eene matige rente op een belangrijk kapi taal te dekken, weet ik niet. Ik heb alleen het feit te constateercn, dut deze grootscheeps op touw gezette instellingen bijna zonder onder scheid een financieel fiasco zijn geworden en f, na een kort bestaan geliquideerd moesten worden, f zooals o.a. het Palcis voor Volks vlijt wel in het leven konden gehouden wor den, maar gaandeweg aan de oorspronkelijke bestemming moesten onttrokken worden om een kwijnend bestaan te kunnen blijven vonrtsleepen. (wordt vervolgd op pa». 11) VERMOUTH Dl TORIHO la qualiteit. f 1.60 per flesch. WIJNHANDEL DE BARBANSON Amstal 51 Alles mi t 7 en wat met zeven in verband staat, is erg ongelukkig. 10, 25, 34, 43 en 52 en 01 zijn jaren of dagen waarin men zich muisstil moet houden en zich door niets moet laten (invallen. Trou wen, een zaak openen, een contract af sluiten in deze jaren, zon gelijk staan met het moedwillig tarten der goden. Ongeluksjaren voor mannen zijn het 25ste 43ste en Giste. Voor ons vrouwen speciaal gelden nog 19, 33 en 37. De arme duif, die bij ons n.l. als symbool van den Heilige n Geest, van de n vrede en de zacht moedigheid geld t, is in Japan de n ie t s goeds voor spellende bode-van den krijgsgod Hachiman wiens beeld in Kamaknra siaat. Deze Hachi man was de zoon van keizerin Jingo, die hem onder het hart droeg toen ze, aan het hoofd van haar troepen,de Koreancn ging bestrijden. Met haar was de oude, wijze en grijze O-Jim, die het kind, dat tijdens den slag ge boren werd, op de armen naar huis droeg. Dat die van mijn lezers, die het andere verhaal gehoord hebben, n.l. dat den Goden de/.e krijgstocht zoo welgevallig was, dat ze de bevalling uitstelden tot de keizerin weer goed en wel thuis was, zich niet ergeren. Hoe meer men zich verdiept in de Japansche geschiedenis, hoe minder hetgeen men leert, klopt met wat men elders geleerd heeft. Wat er nu echter voor heldhal'tigs aan de zoetkoerende duif is, is me een raadsel - tenzij onze Japansche vriend gelijk heeft, die beweert, dat de Japanners ten tijde van Jiminu Hcnnn al postduiven hadden. Daikoku wordt afgebeeld als een welgedane god, zittend op een zak, waaraan de ratten knagen. Moet dat beteekenen dat er geen geluk bestaat, waaraan niet geknaagd wordt? Mij werd echter gezegd, dat in de zakken geen goud, maar rijst zit. .Als dat zoo is, zonden de ratten hier symbool kunnen zijn, van de ver gankelijkheid van het geluk en den rijkdom. Van katten hoor je in Japan de ongeloofelijkste verhalen. Zoo heet het, dat alle zwarte katten monsters zijn, omdat ze haar jongen opvreten. Dat zal wel eens voorkomen, maar dat komt ook voor bij lapjeskatten of heel nette cypersche, bij witte muizen of marmotten. Geen van deze dieren is gesteld op de tegen woordigheid van den kraamheer in ik- dagen welke direct op de bevalling volgen, omdat de mannetjes, die geen ouderinstinct hebben, vaak in de jongen niets zien dankten malsche prooi. Om dit te voorkomen, eet de moeder zelf nu haar jongen op. Verder heet het, dat katten kinderen stelen en ze in katten omtooveren. Andere weer hebben de macht zichzelf voor eenigen tijd in een kind te veranderen en allerlei ellende in een familie te brengen. De vos heeft deze incubatiemacht met de poes gemeen. Menschen die eens vossen waren, of die, waarin een vossenziel tijdelijk domicilie ge kozen heeft, heeten Kitstme asuki, ze huilen als vossen en gaan liefst op handen en voeten. Men moet heel voorzichtig met hen omgaan, behandelt men hen slecht en krijgt de vos er genoeg van, dan gebeurt het, tien tegen een, dat hij van woon verandert en het lichaam kiest van dengeen, die hem kwaad wilde. Een vos jagen of verstoren is om dezelfde reden zeer gevaarlijk. Bij ons is zeer veel bijgeloof verbonden aan vork en mes. De Japanner is hieraan niet ontsnapt, alken bij hem , die vork noch mes kent,is dit op de eetstokjes overge gaan. Eetstokjes breken is een der ergste dingen die iemand overkomen kan. Ze laten vallen brengt tranen (alleen zenuwachtige menschen overkomt zooiets, en voor deze is tranen geen luxns). De Japanner eet altijd met 2 stokjes. Na de visch en van tijd tot tijd ook als hij van gerecht verandert, spoelt hij zijn stokjes af in zijn kopje thee, er bestaat dus al weinig kans dat hij ze laat vallen. Aan het hof echter en in de betere kringen waar voor ieder gerecht nieuwe stokjes komen, komt dit ongeluk meer voor. In deze kringen wordt dan ook veel meer gehuild dan in den minderen stand. Over het bijgeloof in Japan, over alle uit vloeisels van den leer der zielsverhuizing, die als direct gevolg heeft het geloof aan geesten en spoken, zouden boekdeelen te schrijven zijn. Het is een van die dingen, waar de vreem deling het meest van merkt, omdat amasaus, koksaus en andere bedienden hun bijgeloof makkelijk ge - of misbruiken om oen vrijen dag te nemen of een of ander werk niet te doen. En nu had ik bijna het aardigste bijgeloof vergeten, dat wat ons vertelt, dat de kleine lichtende vuurvliegjes, de zielen van afge storvenen zijn. Wal echter niet belet dat deze beestjes op de markt l e koop zijn voor H) voor 2 seii, met een huisje, waarin de verkooper hen, uit zijn mond, al tellend spuwt. Ik zeg u, Japan is het vreemdste land der wereld en misschien het interessantste. E i. i. i; N E o R E s T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl