De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 28 mei pagina 2

28 mei 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Mei '21. No. 2292 MEUBELBIWARINOM TRANSPORT MIJ. AMSTMDAM f AH HAAI UATCT .?.?.. UBTtllUI pnrtirf: TCUFtM initiatief een studiereis voor over heeft daar belangrijke mogelijkheden ontdekken zal, mogelijkheden die door onbegrijpelijke redenen telkens en telkens weer door ontmoedigende berichten verdoezeld worden. Spanje is een markt die bestudeerd moet worden, want gecompliceerde beschermende rechten maken haar tot een zeef waarvan men de gaatjes zelf moet zoeken. Door Hollanders is dat tot nu toe weinig gedaan, maar telkens ontmoet men in Spanje eigenaardige importartikelen, meestal van Amerikaanschen of Engelschen, of ook van Duitschen oorsprong, die bewijzen dat er dan toch maar in allerlei hoekjes en gaatjes wat aiiuHimniliutHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiii minimin Want de psyche van het Zuiden is: enthousiasme, gevolgd door absoluut vergeten. Maar er blijft iets uit over, en wel een vaste relatie van in beide landen opgerichte comité's die op allerlei gebied zullen trachten de gesloten banden vast te houden. Het feest is afgeloopen en we keeren met de her innering ervan in het dagelijksch zakenleven terug, beiden wat wijzer voor zooverre het dékennis van elkanders capaciteiten en ruil-mogelijkheden geldt. Spanje is een ver en ten onzent slecht bekend land, en wanneer ik ten slotte even reclame maak voor een reis er heen dan is dat in het vo.lle,besef dat men er dingen zien zal dictn alléopzichten afwijken van hetgeen de platgetreden paden van het traditioneele Hollandsche touristengebied in Zwitserland b.v. opleveren. En niet voor den tourist alleen houdt Spanje veel verrassingen verborgen; ik maak mij sterk dat iedere handelsman die er eens op eigen SPREEKZAAL PSEUDO-APOLOGETEN Naar aanleiding van het artikel onder bovenstaanden titel van Prof. Dr. H. Visscher, in ons nummer van 16 April j.l., ontvingen wij Van Prof. Dr. F. J. J. Buitendijk, den schrijver van het voorwoord van het door Prot V1s$cher besproken boekje : O n s Arse naal. De evolutietheorie, en van den schrijver van het boek, Dr. H. W. van der Vaart Smit, onderstaande artikelen. De bij drage van Prof. Buitendijk plaatsen wij in haar geheel; van die van Dr. v. d. Vaart Smit moeten wij een gedeelte, dat niet be treft het bij ons verschenen artikel, weglaten. ONWAARDIGE, KRITIEK. . Met niet geringe verbazing las ik het artikel van Dr. H. Visscher getiteld Pseudo Apotogeten." Reeds het overdragen van conclusies uit een brochure niet alleen op den schrijver daarvan, maar tevens op den schrijver van een voorwoord, scheen mij een bedenke lijke handeling toe vooral daar hierdoor zoo wel de betrekking tusschen -Dr. v. d. Vaart Smit n mij in een onjuist daglicht wordt gesteld als bovendien ons bedoelingen worden toegeschreven, die wij gelukkig niet beoogden. Het spreekt van zelf dat Dr. v. d. Vaart Smit als schrijver van de brochure de zakeh'jke kritiek op zijn geschrift zelf zal beant woorden. Daar ik echter door Dr. Visscher in zijn beschouwingen wordt betrokken, rust op mij helaas de taak het stukje van Dr. V., zij het in hoofdzaak van formeele zijde, te be antwoorden. En dan kan ik niet anders dan dit artikel met den naam van Onwaardige kritiek" bestempelen. Het komt mij ongewenscht voor, dat een kriticus niet zijn oor deel over het boek, maar dat over den schrijver als titel gebruikt. Het is immers geheel iets anders of men meent dat de inhoud van genoemde brochure niet juist is, dan wel, dat men de schrijvers op grond van hun geschrift beoordeelt. Ik heb toch ook niet boven deze regels Een onwaardig theologisch professor," maar Een onwaardige kritiek" gezet. De publicatie in een blad, waarvan de meerder heid der lezers omtrent het wezen van de Christelijke Apologie geen kennis bezit en waarvoor zij geen sympathie voelt, had de schrijver in het bijzonder tot voorzichtigheid in den vorm van zijn betoog moeten aan sporen. De gemiddelde lezer heeft thans voor zich gekregen: in den titel een honend oor deel over den persoon van Dr. v. d. Vaart Smit en m.ij; vervolgens twee kolommen van een verward rethorisch, zeer geleerd uitziend betoog; verder een aantal onhebbelijkheden van citaten voorzien; vervolgens drie kritische opmerkingen over het geschrift en een slot woord met eenigein tusschenzinnen geplaatste, bedekte hatelijkheden, die ook meer den per soon van de schrijvers dan het geschrift raken. Daarbij komt nog, dat van de drie aanmerkingen over den inhoud van het boekje zelf, de laatste twee op onjuist citeeren be rusten zooals Dr. v. d. V. S. nader zal uiteenzetten en tegen de eerste (betreffende de logosleer) geen weerlegging wordt geleverd, maar eenvoudig (omdat Dr. V. het met den schrijver niet eens is) den lezer meegedeeld: dit is geen Christelijk Theïsme, maar een verknoeien van de logosleer van het Johannesevangelie, etc." Mij dunkt dat ik voldoende grond heb het stukje van Dr. V. Onwaar dige kritiek" te noemen. Iets meer dan onwaardig vind ik tenslotte nog twee uitdrukkingen. Ten eerste: de verwijzing naar mijn studie vak (Physiologie) met de toevoeging Waar borgen voor wijsgeerig-theologische vakken zijn er meen ik in de physiojogie moeilijk te vinden". Wat een ieder uit dezen zin" leest is een hatelijkheid tegen mij persoonlijk, alleen wat groffer dan de andere vriendeUjkheden. Om den lezer van dit blad, die natuurlijk in het algemeen de betreffende brochure niet kent, duidelijk te toonen hoe ongemotiveerd en daarom hoe minderwaardig de aanval van Dr. V. is, ben ik zoo vrijuit het bewuste voorwoord het volgende aan te halen: Evenals bij het ontstaan van onze duinen de kracht van den wind de korrels bijeen brengt, zoo werkten allerwege en ten alle tijden krachten en machten aan de vorming der dingen" De Evolutie theorie nu, die Dr. v. d. V. S. hier bespreekt is een wereldbeschouwing, welke aanneemt, dat deze krachten in de wereld zelf gelegen zijn, waarbij de een deze als physisch de ander als psychisch opvat. Deze opvatting is onvereenigbaar met de Christelijk-theistische wijsbegeerte; en mij dunkt, dat het den schrijver gelukt is in het kort bestek van dit boekje hiervan De Nededandsche Tentoonstelling in Spanje. De Koning van Spanje proeft de Hollandsche kaas. Links op de foto ons kamerlid de Kanter, die als voor zitter van de Vereeniging Nederland in den Vreemde den Koning rondleidde. De Koningin van Spanle drinkt Hollandsche melk. voor den goeden verstaander een bewijs te hebben geleverd" Uit den aard der zaak kan ik zelf slechts het natuurwetenschappelijk deel beoordeelen en hiervan in het bijzonder slechts wat de levende natuur betreft". In de tweede plaats omschrijft Dr. V. zijn meening, op welke wijze de Christelijke wereld beschouwing verdedigd'moet worden, als volgt: De Christelijke religie is in conflict met de moderne cultuur. Om haar levens- en wereldbeschouwing wetenschappelijk te waar borgen, moet men niet uitgaan van een ver ouderd wetenschapsbegrip, maar omgekeerd der moderne wetenschap volle recht laten wedervaren etc." Ook door deze uitspraak, waarvan ik de weerlegging aan Dr. van der Vaart Smit overlaat, leest men de beschul diging, als zou ik de moderne wetenschap niet het volle recht laten wedervaren. Het is hier niet de plaats om over mijn eigen wetenschappelijken arbeid te spreken, maar ik wensch toch te protesteeren tegen een dergelijke ernstige verdachtmaking. Ik wil hier aan toevoegen, dat het altijd mijn streven is geweest om in positieven zin aan den voortgang der wetenschap te werken, nieuwe natuurfeiten aan het licht te brengen, meening tegenover meening te plaatsen en theorie tegenover theorie. Vinnige kritieken schrijven schijnt mij niet tot mijn taak te behooren. Volkomen onwaardig komt het mij voor zelfs bij diepgaand meeningsverschil een ander het recht van oordeelen te ontzeggen. Het denkbeeld om voor een niet vakkundig publiek door een geleerden gezagstoon iemands goeden naam te belasteren is gelukkig nog nooit bij mij opgekomen. De juiste oorzaak van de ongunstige meening van Dr. V. omtrent streven en inhoud van de brochure is helaas in zijn artikel in het geheel niet duidelijk voor den dag gekomen. De zaak is toch deze: Dr. V. heeft een bepaalde opvatting omtrent de verhouding van geloof en wetenschap, welke niet overeenkomt met die, welke door meerdere gereformeerde theologen gedeeld wordt (en o.a. door Dr. Van der Vaart Smit tamelijk intensief is gecritiseerd). Op grond hiervan kan Dr. V. zich niet vereenigen met het door hem besproken geschrift. Dus eenvoudig een meeningsverschil, dat zoo noodig Dr. V. "aan het publiek had kunnen meedeelen. Zoo terecht merkt Dr. V. op, dat er vooral van Christelijke zijde behoefte is aan meerdere klaarheid omtrent de kennisleer en de psychologie van het weten en niemand zal zich meer verblijden dan ik, indien de theologen door positieven arbeid op dit gebied het conflict tusschen Christelijke religie en moderne cultuur zullen helpen oplossen. Of dit echter door journalistiek werk kan geschieden, laat ik den lezer over te beoor deelen. - Hoewel het niet mijn gewoonte is mij in twistgeschrijf te begeven en ik zeer wel meening naast meening kan laten staan zonder de neiging te hebben het publiek mijn overtuiging op te dringen heb ik ditmaal gemeend het artikel van Dr. V. te moeten beantwoorden om redenen die uit het boven staande voldoende blijken, maar die tevens voldoende grond voor mij zijn in het vervolg dergelijke kritieken van Dr. V. onbeantwoord te laten. F. J. J. B u Y T E N D ij K * * * Dr. H. W. van der Vaart Smit schrijft: Vanwaar haalt Prof. V. zijn beschuldiging, dat de gelijkstelling van de Logos-leer uit Joh. l : l?18 met de praeformatie-idee, in de brochure voorgedragen (die notabene ont leend is aan Joh. l : l?18) het plompste pantheïsme" is ? Als 't niet alleen pantheïsme is, maar ook nog het plompste" pantheïsme, ware althans een enkele motiveering van de geheel on juiste en onrechtmatige beschuldiging niet overbodig geweest. Nog erger, ja schandelijk is het, dat Prof. V. zich ook niet ontziet om bij de twee opmerkingen, die hij verder maakt, beide malen valsch te citeeren. 't Spijt mij ook dit nog te moeten ont maskeren, maar waar Prof. Visscher ons in opspraak tracht te brengen en zoo buitenmate fel onze wetenschappelijke eer aantast, is 't mijn plicht; en waar Prof. V. zijn attaques grondt notabene op valsche citaten, meen ik dit ook onder de nadrukkelijke aandacht van den lezer te moeten brengen. Hier volgt het bewijs. Prof. V. zegt: Botweg wordt van August Comte verklaard, dat zijn beschouwing geboren zou zijn in aansluiting aan Darwin's leer van de afstam ming des menschen."" De heeren vergaten echter daarbij, dat Comte reeds twee jaren dood en begraven was, toen Darwin's be roemde werk het licht zag." Tot zoover Prof. Visscher. Wat staat er nu in de brochure? Daar staat: Er zou dus (volgens Comte) een langzame, maar gestadige evolutie plaats vinden en wel vanuit het oorspronkelijk barbarisme, waarmee de wereldgeschiedenis begon naar een georganiseerde wetmatige samenleving " En dan staat er aan den voet van die bladzijde (niet in den tekst dus) in een noot: aansluiting aan Darwin's leer van de af stamming des menschen uit de dierenwereld." Derhalve: er staat niets van een geboren worden" van Comte's beschouwing uit Dar win's werk. Die chronologische dwaasheid zou ik nimmer verkocht hebben, des te minder, waar ik zelf in mijn werken uitvoerig de diverse jaartallen preciseer. Ik constateer in de brochure in een noot alleen : aanwijsbaar verband tusschen de eene en de andere beschouwing (waarbij trouwens niet te vergeten is, dat Darwin's genoemde opvatting ouder is dan Darwin). 't Tweede valsche citaat is het volgende. Prof. V. zegt: Op het gebied der wijs begeerte van den godsdienst wordt een dwaas heid verkondigd, die toont, dat ook aan de somberste verschijnsels nog een humoristische kant kan te vinden zijn. Luister slechts naar de wijze, waarop zij wordt afgemaakt: uw karakter was logisch, logisch door dik en dun, fanatiek logisch " Wat staat er echter in de brochure? In de brochure slaat de uitspraak over dit fanatiek-logisch" absoluut niet op de wijs begeerte van den godsdienst en zij" wordt dus in 't geheel niet afgemaakt. In de brochure slaat die uitspraak gelijk Prof. V. natuurlijk zeer wel heeft gezien en heeft moeten zien op de evolutie-theorie op het gebied van den godsdienst" en van deze bepaalde theorie zeg ik, dat haar karakter fanaJek-logisch was. Ik denk er echter niet aan en zal er nooit aan denken om de gansche wijsbegeerte van den godsdienst als fanatiek-logisch te kenschetsen. H. W. VAN DER VAART SMIT Ten slotte geven wij het woord aan Prof. Dr. H. Visscher ter beantwoording van de opmerkingen der inzenders. Daarmede sluitan wij de discussie over deze kwestie. SLOTWOORD Onder dankzegging voor de mij verleende inzage zij het mij veroorloofd het volgende op te merken. De verbolgen toon dezer verant woording is geen teeken van kracht, maar van kwalijk verholen zwakheid. Dat ik eene onwaardige critiek zou gegeven hebben, is reeds daarom niet aannemelijk, omdat de redactie van de Amsterdammer" deze niet zou hebben geduld. Ik herinner mij dan ook niets in dezen geschrevente hebben, dat deze qualificatie verdient. Ik bespeur nu echter, nu deze schrijvers zich zoo identificeren met dit geschriftje, dat ik beter had gedaan niet van pseudo-apologeten, maar van pseudoapologie te spreken. Ik zal den heeren dit dus toegeven, omdat de lezers wel begrijpen, dat eene apologie een apologeet veronderstelt. Het is waar, dat de heer Buitendijk zich eenachterdeurtje openhield door er bescheiden lijk aan toe te voegen, dat hij slechts het natuur wetenschappelijke beoordeelen kon. Maar het spreekt van zelf, wie op zulk eene wijze zulk een geschrift aan de markt helpt brengen.wordt geacht, behoudens misschien enkele uitdruk kingswijzen, met den inhoud accoord te gaan. De heer Buitendijk legt mij nu onwaardige critiek, een honend oordeel, onjuiste voor stelling ten laste, maar hij houde mij ten goede, dat zij, hij moge ze schelden gelijk hij wil, toch niet onwaar is. Het doet mij leed, dat hij niet heeft ingezien, hoe onjuist, onwaardig en dus ook schadelijk deze quasi-apologie is, waaraan hij zeker in een onbewaakt oogenblik zijn naam leende. Hij tracht nu mijn critiek in verband te brengen met een ver kettering, mij vroeger door den heer Smit opgelegd, om haar alzoo als tendenz-critiek te brandmerken. Maar ik herinner mij niet daarop ook zelfs maar eenige zinspeling te hebben gemaakt. Het feit blijft echter, dat de heer Buitendijk physioloog van professie is, zelfs een man van beteekenis op dit gebied naar ik meen te weten. Als ik hem nu herin nerd heb aan de leest van den schoenmaker, geloof ik niet hem daarmede een slechten dienst te hebben bewezen, noch ook dat ik daarbij geheel alleen sta. Het kon hem gaan als Hackel, den veel gesmade, die toch een uit nemend bioloog was, naar kenners beweren, en wiens wetenschappelijke naam er geen schade onder zou geleden hebben, als hij bij de biologie was gebleven. Misschien zou hij er dankbaar voor geweest zijn, indien ook hij iemand ontmoet had, die hem bijtijds gewaar schuwd had. Wat nu den heer Smit aangaat, deze be klaagt zich over twee dingen. Allereerst daar over, dat ik zijne gelijkstelling van de Logos leer uit het Johannes Evangelie met de prae formatie-idee plomp pantheïsme noem. Indien hij dit nu echter, nadat hij er op gewezen is, nog niet inziet, dan kan ik hem geen beteren raad geven dan den proloog van het Johannes Evangelie nog eens te lezen, te overwegen wat deze inhoudt en dan ook eens te onderzoeken, wat praeformatie beteekent. Ik weet natuur lijk niet, of het hem dan duidelijk zal worden, maar in elk geval zal hij er dan uit leeren, dat het verstandig is zich grondig rekenschap te geven alvorens zulke apologetische sprongen te maken. In de tweede plaats beklaagt hij zich over vervalsching van citaten. Maar, ik heb woordelijk geciteerd onder verwijzing naar de bladzijde. Het staat er precies z als ik aanhaalde. En zooals ieder kan zien in hetgeen de heer Smit hierboven als citaat aangeeft, staat het er ook zó. En dan staat er aan den voet van die blad zijde (niet in den tekst dus) in een noot: Aansluiting aan Darwins leer van de afstam ming des menschen uit de dierenwereld". Juist, daar staat dus in de noot, dat Aug. Comte schreef in aansluiting bij Darwin. Voor ieder gewoon mensch beteekent dit dan toch, dat Darwin aan Comte voorafgaat. Zoo blijkt dus uit deze eigen herhaling des heeren Smit, dat hij het precies zoo schreef, als ik het citeerde. De heer Smit tracht zich nu te verontschul digen door mij vervalsching ten laste te leggen en te beweren ,dat hij het veel beter weet, het altijd precies doet. Zeker, ik denk dat hij het nu wel weten zal, maar of hij het ook wist, toen hij die woorden schreef, is minstens twijfelachtig, kon ik in elk geval niet weten. En dit zelfde geldt het tweede citaat. Ook dit is letterlijk aan den tekst ontnomen. Hij tracht zich nu vrij te pleiten door de onder scheiding tusschen de wijsbegeerte van den godsdienst en de term ,,de evolutie-theorie op het gebied van den godsdienst". Dit is een schamele uitvlucht, meer niet. De arme Hegel, die volgens den heer Smit uitging met het meisje van alles" genaamd toeval, was toch immers ook religions-philosooph. En is niet elke evolutionist, die zich met het probleem der religie bezig houdt een beoefenaar van de wijsbegeerte van den godsdienst? Wat praat de heer Smit dan van vervalsching van citaten die gegeven zijn precies zooals zij er staan? Het is zijne inbeelding, dat hij eene theïsistische philosophie levert, die de christelijke wereld beschouwing moet redden, die hem in ieder die deze poging, dank zij de wijze, waarop hij werkt, voor geknutsel houdt, een ketter doet zien. Hij laat er zich door verleiden tot hoog hartig oordeelen over ieder, die hij meent, dat hem daarbij in den weg staat. Welnu in een jongen man acht ik dit, om "nu eens het woord van den heer Smit te bezigen, eene schande". En ik zal mij de vrijheid voorbe houden daarover critiek te oefenen, ook al zou ik daardoor den toorn dezer ridders op mij laden en de blaam der ketterijen, waarmede in den kring dezer Broederen gemakkelijk be ticht wordt ieder, die van het daar gang bare wetenschapsbegrip de redding niet kan verwachten, omdat hij van oordeel is, dat de Gereformeerde religieuse wereldbeschouwing nog wat anders in zich draagt dan een schijn sel van verbasterd Aristotelisme, dat in den loop der eeuwen veel beter verwerkt is in het Christelijk dogma dan deze heeren blijkbaar thans vermogen. H. VISSCHER IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIÜIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMUIIIlUllal De 3 % Obliêatieleening van de N. V. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te doen is, en in het algemeen nog heel wat bij elkaar. Het is een land van verrassingen, van on geschonden gebleven oudheid en oude zeden ' en uitwassen van de modernste luxe.... van mismaakte bedelaars en ondergrondbanen.. van New-Yorksche schoenpoetswinkels en winkels waar de analphabeten hun brieven kunnen laten schrijven van Moorsche vestingen en geweldige lichtreclames En het meest trof mij dit in een wijde, stille kathedraal, waar de geheimzinnige kracht der inquisitie nog scheen te zweven, en waar op een altaar een oud houten Mariabeeld stond in een krans van Hollandsche electrische lampjes H. SA LOMONSON Op de kritiek van den heer J.D. Santilhano in Uw geacht orgaan van 21 dezer, zult U, hopen wij, ons wel veroorloven, ook eenige argumenten ten voordeele van onze premieleening naar voren te brengen. De heer Santilhano toch moge op financieel gebied eene specialiteit" zijn, op het gebied van thea ter-exploitatie, en wat daar om heen is, toont hij zich een volslagen leek. Reeds zijn opzet is foutief. Noch het Paleis voor Volksvlijt, noch het Concertgebouw zijn noodlijdende instellingen. De jaarverslagen wijzen dat uit. Het Concertgebouw, wij gelooven niet, dat het bestuur der N.V. Het Concertgebouw Mlllllllllllllllfllllll tlflIIIIIIIIMIIIIIIIIIItlMMIM UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM i gentsehappen in Nederland: VGRAVENHU1E, TILBURG, LEEUWARDEN, GISTER WIJ E. UDENHOUT, LOCHEMen BORCULO. Agentschappen in Indifi: B ATA VI A. 80ERABAYA, SEMABAN«, BANDOENG, MEUAN en WELTEVREDEN. llllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIMIIIIMI hare stichting tot de noodlijdende instellin gen" wenscht gerekend te zien. En de Parkschouwburg .?- had niet een samenloop van omstandigheden, die met de exploitatie-cijfers niets te maken had, ten slotte geleid tot de afbraak van dit oorspron kelijk zoo voortreffelijke theater, zér zeker zou deze schouwburg ook thans nog tot de meest populaire instellingen .der hoofdstad hebben behoord. Dat juist de kleine" zaken het, volgens den heer Santilhano, zoo gód kunnen uit houden, is wel het meest fantastische, dat op theatergebied, in verband met financiën, kan worden verzonnen ! Voor het exploiteeren van een theater is vél geld noodig, en hoe mér kapitaal en hoe grooter het gebouw, des te meer kans van slagen ! nmaal toch moet de tijd komen, dat de door den heer Santilhano bedoelde kunstbeschermers en particulieren hunne beurzen zullen sluiten, en dat eene kunst-in stelling, die immers een algemeen belang is, ook door het algemeen zal moeten worden be kostigd. Er zit dan ook absoluut niets verdacht?" dat de N.V. Gebouw voor K. en W. eene premie-obligatie-leening uitschrijft, om te Amsterdam tot den bouw van zulk een Gebouw te geraken. Hoe de heer Santilhano dan ook bezwaar kan hebben te gen de technische indeeling in vijf series, lijkt ons volkomen onbegrijpelijk. De heer S. moet toch weten, dat iemand, die eene obli gatie neemt en daar (zie het prostectus!) honderd gulden op stort, het recht heeft voor zijne honderd guldens meê-te-trekken in alle vijf series, vanaf serie A. tot en met serie E. Het is dus dwaas te zeggen : het publiek zal allén voor de vijfde serie inschrijven. Want de 10.000 nummers, die deze serie bevat, geeft den deelnemers in deze vijfde serie dus slechts 10.000 kansen op premies (waaronder de premie van een kwart millioen), terwijl zij die nu reeds dadelijk voor de eerste serie in schrijven, met hun nummer kans hebben op alle premies (van de eerste tot en met de vijfde serie, en dus ook op de premie van een kwart millioen). De heer Santilhano, als financiëele specialiteit," geeft zijnen lezers dus een slech ten raad, in elk geval doorziet hij slecht de financiëele politiek." Er is dus ook geen sprak; van eene hernieuw de storting van kapitaal voor eene volgende serie. De oppervlakkigheid, waarmede de heer S. het prospectus heeft gelezen, is dan ook verwonderlijk, ja, ontzegt hem zelfs het recht een oordeel te geven. Wij konstateeren nadrukkelijk, dat er van eene hernieuwde storting voor het meetrekken in een volgende serie in 'ons prostectus met geen woord wordt gerept en dat wat de heer S. hierover schrijft in zijne kritiek, door den schrijver van A. tot Z. is uit den duim gezo gen ! Wat nu de exploitatie-rekening aan gaat, met het uitgeven der plaats bewijzen voor niet-gestorte obligaties of coupures is wel degelijk met de binnenkomende'gelden tijdens de exploitatie rekening gehouden. Behalve toch dat deze, gelijk in het prospectus staat aangegeven, over vier jaar kunnen worden verdeeld, is door ons niet over het hoofd gezien, dat tal van obligaties ook door niet-Amsterdammers zullen worden genomen. Voor dezen is de bepaling gemaakt, en het spreekt vanzelf dat deze bepaling bona fide zal worden gehonoreerd, ??dat met de in het gebouw spelende gezelschappen eene overeenkomst zal worden gesloten, dat houders van coupons in hunne woonsteden tot de voor stellingen van deze gezelschappen toegang zullen hebben. Ten slotte, de heer Santilhano breekt wel af, maar bouwt niets op. Hij levert kritiek zónder bewijzen voor zijne argumenten te geven. En wat stelt hij ervoor in de plaats?... Hij adviseert minder reklame te maken. Goede wijn behoeft geen krans, maar.... men moet dan toch maar eerst weten dat de wijn er is. En dat beoogen wij met onze reklame. Het publiek leest slecht, getuige de heer Santilhano. Men kan dus niet nadrukkelijk" genoeg zijn. Dit ons als een grief te verwijten, lijkt ons minst genomen onbillijk. Wij hebben evenwel vertrouwen in het gezond verstand van het publiek. Dit zal inzien, dat het niets kan verliezen. Want op z'n allerminst heeft het reeds-vooraf-betaalde toegangsbiljetten voor den schouwburg. En het gezond verstand van het publiek zal den heer S. in het ongelijk stellen. Daarvan zijn wij overtuigd. NrV. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen G. H. KOOPMAN Directeur.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl