Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Mei '21. No. 2292
MEUBELBIWARINOM TRANSPORT MIJ.
AMSTMDAM
f AH HAAI UATCT .?.?..
UBTtllUI
pnrtirf:
TCUFtM
initiatief een studiereis voor over heeft daar
belangrijke mogelijkheden ontdekken zal,
mogelijkheden die door onbegrijpelijke redenen
telkens en telkens weer door ontmoedigende
berichten verdoezeld worden.
Spanje is een markt die bestudeerd moet
worden, want gecompliceerde beschermende
rechten maken haar tot een zeef waarvan men
de gaatjes zelf moet zoeken.
Door Hollanders is dat tot nu toe weinig
gedaan, maar telkens ontmoet men in Spanje
eigenaardige importartikelen, meestal van
Amerikaanschen of Engelschen, of ook van
Duitschen oorsprong, die bewijzen dat er dan
toch maar in allerlei hoekjes en gaatjes wat
aiiuHimniliutHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiii minimin
Want de psyche van het Zuiden is:
enthousiasme, gevolgd door absoluut
vergeten.
Maar er blijft iets uit over, en wel een
vaste relatie van in beide landen opgerichte
comité's die op allerlei gebied zullen trachten
de gesloten banden vast te houden. Het
feest is afgeloopen en we keeren met de her
innering ervan in het dagelijksch zakenleven
terug, beiden wat wijzer voor zooverre het
dékennis van elkanders capaciteiten en
ruil-mogelijkheden geldt.
Spanje is een ver en ten onzent slecht
bekend land, en wanneer ik ten slotte even
reclame maak voor een reis er heen dan is
dat in het vo.lle,besef dat men er dingen zien
zal dictn alléopzichten afwijken van hetgeen
de platgetreden paden van het traditioneele
Hollandsche touristengebied in Zwitserland
b.v. opleveren.
En niet voor den tourist alleen houdt Spanje
veel verrassingen verborgen; ik maak mij sterk
dat iedere handelsman die er eens op eigen
SPREEKZAAL
PSEUDO-APOLOGETEN
Naar aanleiding van het artikel onder
bovenstaanden titel van Prof. Dr. H. Visscher,
in ons nummer van 16 April j.l., ontvingen
wij Van Prof. Dr. F. J. J. Buitendijk, den
schrijver van het voorwoord van het door
Prot V1s$cher besproken boekje : O n s Arse
naal. De evolutietheorie, en van den
schrijver van het boek, Dr. H. W. van der
Vaart Smit, onderstaande artikelen. De bij
drage van Prof. Buitendijk plaatsen wij in
haar geheel; van die van Dr. v. d. Vaart
Smit moeten wij een gedeelte, dat niet be
treft het bij ons verschenen artikel, weglaten.
ONWAARDIGE, KRITIEK.
. Met niet geringe verbazing las ik het artikel
van Dr. H. Visscher getiteld Pseudo
Apotogeten." Reeds het overdragen van
conclusies uit een brochure niet alleen op den
schrijver daarvan, maar tevens op den schrijver
van een voorwoord, scheen mij een bedenke
lijke handeling toe vooral daar hierdoor zoo
wel de betrekking tusschen -Dr. v. d. Vaart
Smit n mij in een onjuist daglicht wordt
gesteld als bovendien ons bedoelingen worden
toegeschreven, die wij gelukkig niet beoogden.
Het spreekt van zelf dat Dr. v. d. Vaart
Smit als schrijver van de brochure de
zakeh'jke kritiek op zijn geschrift zelf zal beant
woorden.
Daar ik echter door Dr. Visscher in zijn
beschouwingen wordt betrokken, rust op mij
helaas de taak het stukje van Dr. V., zij
het in hoofdzaak van formeele zijde, te be
antwoorden. En dan kan ik niet anders dan
dit artikel met den naam van Onwaardige
kritiek" bestempelen. Het komt mij
ongewenscht voor, dat een kriticus niet zijn oor
deel over het boek, maar dat over den schrijver
als titel gebruikt. Het is immers geheel iets
anders of men meent dat de inhoud van
genoemde brochure niet juist is, dan wel, dat
men de schrijvers op grond van hun geschrift
beoordeelt. Ik heb toch ook niet boven deze
regels Een onwaardig theologisch professor,"
maar Een onwaardige kritiek" gezet. De
publicatie in een blad, waarvan de meerder
heid der lezers omtrent het wezen van de
Christelijke Apologie geen kennis bezit en
waarvoor zij geen sympathie voelt, had de
schrijver in het bijzonder tot voorzichtigheid
in den vorm van zijn betoog moeten aan
sporen. De gemiddelde lezer heeft thans voor
zich gekregen: in den titel een honend oor
deel over den persoon van Dr. v. d. Vaart
Smit en m.ij; vervolgens twee kolommen van
een verward rethorisch, zeer geleerd uitziend
betoog; verder een aantal onhebbelijkheden
van citaten voorzien; vervolgens drie kritische
opmerkingen over het geschrift en een slot
woord met eenigein tusschenzinnen geplaatste,
bedekte hatelijkheden, die ook meer den per
soon van de schrijvers dan het geschrift
raken. Daarbij komt nog, dat van de drie
aanmerkingen over den inhoud van het boekje
zelf, de laatste twee op onjuist citeeren be
rusten zooals Dr. v. d. V. S. nader zal
uiteenzetten en tegen de eerste (betreffende
de logosleer) geen weerlegging wordt geleverd,
maar eenvoudig (omdat Dr. V. het met den
schrijver niet eens is) den lezer meegedeeld:
dit is geen Christelijk Theïsme, maar een
verknoeien van de logosleer van het
Johannesevangelie, etc." Mij dunkt dat ik voldoende
grond heb het stukje van Dr. V. Onwaar
dige kritiek" te noemen.
Iets meer dan onwaardig vind ik tenslotte
nog twee uitdrukkingen.
Ten eerste: de verwijzing naar mijn studie
vak (Physiologie) met de toevoeging Waar
borgen voor wijsgeerig-theologische vakken
zijn er meen ik in de physiojogie moeilijk te
vinden". Wat een ieder uit dezen zin"
leest is een hatelijkheid tegen mij persoonlijk,
alleen wat groffer dan de andere
vriendeUjkheden. Om den lezer van dit blad, die
natuurlijk in het algemeen de betreffende
brochure niet kent, duidelijk te toonen hoe
ongemotiveerd en daarom hoe minderwaardig
de aanval van Dr. V. is, ben ik zoo vrijuit
het bewuste voorwoord het volgende aan te
halen:
Evenals bij het ontstaan van onze duinen
de kracht van den wind de korrels bijeen
brengt, zoo werkten allerwege en ten alle
tijden krachten en machten aan de vorming
der dingen"
De Evolutie theorie nu, die Dr. v. d. V. S.
hier bespreekt is een wereldbeschouwing,
welke aanneemt, dat deze krachten in de
wereld zelf gelegen zijn, waarbij de een
deze als physisch de ander als psychisch
opvat. Deze opvatting is onvereenigbaar
met de Christelijk-theistische wijsbegeerte;
en mij dunkt, dat het den schrijver gelukt
is in het kort bestek van dit boekje hiervan
De Nededandsche Tentoonstelling in Spanje.
De Koning van Spanje proeft de Hollandsche kaas.
Links op de foto ons kamerlid de Kanter, die als voor
zitter van de Vereeniging Nederland in den Vreemde den
Koning rondleidde.
De Koningin van Spanle drinkt Hollandsche melk.
voor den goeden verstaander een bewijs te
hebben geleverd"
Uit den aard der zaak kan ik zelf slechts
het natuurwetenschappelijk deel beoordeelen
en hiervan in het bijzonder slechts wat de
levende natuur betreft".
In de tweede plaats omschrijft Dr. V. zijn
meening, op welke wijze de Christelijke wereld
beschouwing verdedigd'moet worden, als volgt:
De Christelijke religie is in conflict met
de moderne cultuur. Om haar levens- en
wereldbeschouwing wetenschappelijk te waar
borgen, moet men niet uitgaan van een ver
ouderd wetenschapsbegrip, maar omgekeerd
der moderne wetenschap volle recht laten
wedervaren etc." Ook door deze uitspraak,
waarvan ik de weerlegging aan Dr. van der
Vaart Smit overlaat, leest men de beschul
diging, als zou ik de moderne wetenschap
niet het volle recht laten wedervaren. Het
is hier niet de plaats om over mijn eigen
wetenschappelijken arbeid te spreken, maar
ik wensch toch te protesteeren tegen een
dergelijke ernstige verdachtmaking. Ik wil
hier aan toevoegen, dat het altijd mijn
streven is geweest om in positieven zin aan
den voortgang der wetenschap te werken,
nieuwe natuurfeiten aan het licht te brengen,
meening tegenover meening te plaatsen en
theorie tegenover theorie. Vinnige kritieken
schrijven schijnt mij niet tot mijn taak te
behooren. Volkomen onwaardig komt het mij
voor zelfs bij diepgaand meeningsverschil een
ander het recht van oordeelen te ontzeggen.
Het denkbeeld om voor een niet vakkundig
publiek door een geleerden gezagstoon iemands
goeden naam te belasteren is gelukkig nog
nooit bij mij opgekomen.
De juiste oorzaak van de ongunstige
meening van Dr. V. omtrent streven en
inhoud van de brochure is helaas in zijn
artikel in het geheel niet duidelijk voor den
dag gekomen. De zaak is toch deze: Dr. V.
heeft een bepaalde opvatting omtrent de
verhouding van geloof en wetenschap, welke
niet overeenkomt met die, welke door meerdere
gereformeerde theologen gedeeld wordt (en
o.a. door Dr. Van der Vaart Smit tamelijk
intensief is gecritiseerd). Op grond hiervan
kan Dr. V. zich niet vereenigen met het
door hem besproken geschrift. Dus eenvoudig
een meeningsverschil, dat zoo noodig Dr. V.
"aan het publiek had kunnen meedeelen.
Zoo terecht merkt Dr. V. op, dat er vooral
van Christelijke zijde behoefte is aan meerdere
klaarheid omtrent de kennisleer en de
psychologie van het weten en niemand zal
zich meer verblijden dan ik, indien de
theologen door positieven arbeid op dit
gebied het conflict tusschen Christelijke religie
en moderne cultuur zullen helpen oplossen.
Of dit echter door journalistiek werk kan
geschieden, laat ik den lezer over te beoor
deelen.
- Hoewel het niet mijn gewoonte is mij in
twistgeschrijf te begeven en ik zeer wel
meening naast meening kan laten staan
zonder de neiging te hebben het publiek mijn
overtuiging op te dringen heb ik ditmaal
gemeend het artikel van Dr. V. te moeten
beantwoorden om redenen die uit het boven
staande voldoende blijken, maar die tevens
voldoende grond voor mij zijn in het vervolg
dergelijke kritieken van Dr. V. onbeantwoord
te laten.
F. J. J. B u Y T E N D ij K
* *
*
Dr. H. W. van der Vaart Smit schrijft:
Vanwaar haalt Prof. V. zijn beschuldiging,
dat de gelijkstelling van de Logos-leer uit
Joh. l : l?18 met de praeformatie-idee, in
de brochure voorgedragen (die notabene ont
leend is aan Joh. l : l?18) het plompste
pantheïsme" is ?
Als 't niet alleen pantheïsme is, maar ook
nog het plompste" pantheïsme, ware althans
een enkele motiveering van de geheel on
juiste en onrechtmatige beschuldiging niet
overbodig geweest.
Nog erger, ja schandelijk is het, dat Prof.
V. zich ook niet ontziet om bij de twee
opmerkingen, die hij verder maakt, beide
malen valsch te citeeren.
't Spijt mij ook dit nog te moeten ont
maskeren, maar waar Prof. Visscher ons in
opspraak tracht te brengen en zoo
buitenmate fel onze wetenschappelijke eer aantast,
is 't mijn plicht; en waar Prof. V. zijn
attaques grondt notabene op valsche citaten,
meen ik dit ook onder de nadrukkelijke
aandacht van den lezer te moeten brengen.
Hier volgt het bewijs. Prof. V. zegt:
Botweg wordt van August Comte verklaard,
dat zijn beschouwing geboren zou zijn in
aansluiting aan Darwin's leer van de afstam
ming des menschen."" De heeren vergaten
echter daarbij, dat Comte reeds twee jaren
dood en begraven was, toen Darwin's be
roemde werk het licht zag."
Tot zoover Prof. Visscher.
Wat staat er nu in de brochure? Daar
staat: Er zou dus (volgens Comte) een
langzame, maar gestadige evolutie plaats
vinden en wel vanuit het oorspronkelijk
barbarisme, waarmee de wereldgeschiedenis
begon naar een georganiseerde wetmatige
samenleving "
En dan staat er aan den voet van die
bladzijde (niet in den tekst dus) in een noot:
aansluiting aan Darwin's leer van de af
stamming des menschen uit de dierenwereld."
Derhalve: er staat niets van een geboren
worden" van Comte's beschouwing uit Dar
win's werk. Die chronologische dwaasheid
zou ik nimmer verkocht hebben, des te
minder, waar ik zelf in mijn werken uitvoerig
de diverse jaartallen preciseer.
Ik constateer in de brochure in een noot
alleen : aanwijsbaar verband tusschen de eene
en de andere beschouwing (waarbij trouwens
niet te vergeten is, dat Darwin's genoemde
opvatting ouder is dan Darwin).
't Tweede valsche citaat is het volgende.
Prof. V. zegt: Op het gebied der wijs
begeerte van den godsdienst wordt een dwaas
heid verkondigd, die toont, dat ook aan de
somberste verschijnsels nog een humoristische
kant kan te vinden zijn. Luister slechts naar
de wijze, waarop zij wordt afgemaakt: uw
karakter was logisch, logisch door dik en
dun, fanatiek logisch "
Wat staat er echter in de brochure? In
de brochure slaat de uitspraak over dit
fanatiek-logisch" absoluut niet op de wijs
begeerte van den godsdienst en zij" wordt
dus in 't geheel niet afgemaakt.
In de brochure slaat die uitspraak gelijk
Prof. V. natuurlijk zeer wel heeft gezien en
heeft moeten zien op de evolutie-theorie
op het gebied van den godsdienst" en van
deze bepaalde theorie zeg ik, dat haar
karakter fanaJek-logisch was. Ik denk er
echter niet aan en zal er nooit aan denken
om de gansche wijsbegeerte van den
godsdienst als fanatiek-logisch te kenschetsen.
H. W. VAN DER VAART SMIT
Ten slotte geven wij het woord aan Prof.
Dr. H. Visscher ter beantwoording van de
opmerkingen der inzenders. Daarmede sluitan
wij de discussie over deze kwestie.
SLOTWOORD
Onder dankzegging voor de mij verleende
inzage zij het mij veroorloofd het volgende op
te merken. De verbolgen toon dezer verant
woording is geen teeken van kracht, maar
van kwalijk verholen zwakheid. Dat ik eene
onwaardige critiek zou gegeven hebben, is
reeds daarom niet aannemelijk, omdat de
redactie van de Amsterdammer" deze niet
zou hebben geduld. Ik herinner mij dan
ook niets in dezen geschrevente hebben, dat
deze qualificatie verdient. Ik bespeur nu
echter, nu deze schrijvers zich zoo identificeren
met dit geschriftje, dat ik beter had gedaan
niet van pseudo-apologeten, maar van
pseudoapologie te spreken. Ik zal den heeren dit
dus toegeven, omdat de lezers wel begrijpen,
dat eene apologie een apologeet veronderstelt.
Het is waar, dat de heer Buitendijk zich
eenachterdeurtje openhield door er bescheiden
lijk aan toe te voegen, dat hij slechts het natuur
wetenschappelijke beoordeelen kon. Maar het
spreekt van zelf, wie op zulk eene wijze zulk
een geschrift aan de markt helpt brengen.wordt
geacht, behoudens misschien enkele uitdruk
kingswijzen, met den inhoud accoord te gaan.
De heer Buitendijk legt mij nu onwaardige
critiek, een honend oordeel, onjuiste voor
stelling ten laste, maar hij houde mij ten goede,
dat zij, hij moge ze schelden gelijk hij wil,
toch niet onwaar is. Het doet mij leed, dat hij
niet heeft ingezien, hoe onjuist, onwaardig en
dus ook schadelijk deze quasi-apologie is,
waaraan hij zeker in een onbewaakt
oogenblik zijn naam leende. Hij tracht nu mijn
critiek in verband te brengen met een ver
kettering, mij vroeger door den heer Smit
opgelegd, om haar alzoo als tendenz-critiek
te brandmerken. Maar ik herinner mij niet
daarop ook zelfs maar eenige zinspeling te
hebben gemaakt. Het feit blijft echter, dat
de heer Buitendijk physioloog van professie
is, zelfs een man van beteekenis op dit gebied
naar ik meen te weten. Als ik hem nu herin
nerd heb aan de leest van den schoenmaker,
geloof ik niet hem daarmede een slechten
dienst te hebben bewezen, noch ook dat ik
daarbij geheel alleen sta. Het kon hem gaan als
Hackel, den veel gesmade, die toch een uit
nemend bioloog was, naar kenners beweren,
en wiens wetenschappelijke naam er geen
schade onder zou geleden hebben, als hij bij de
biologie was gebleven. Misschien zou hij er
dankbaar voor geweest zijn, indien ook hij
iemand ontmoet had, die hem bijtijds gewaar
schuwd had.
Wat nu den heer Smit aangaat, deze be
klaagt zich over twee dingen. Allereerst daar
over, dat ik zijne gelijkstelling van de Logos
leer uit het Johannes Evangelie met de prae
formatie-idee plomp pantheïsme noem. Indien
hij dit nu echter, nadat hij er op gewezen is,
nog niet inziet, dan kan ik hem geen beteren
raad geven dan den proloog van het Johannes
Evangelie nog eens te lezen, te overwegen wat
deze inhoudt en dan ook eens te onderzoeken,
wat praeformatie beteekent. Ik weet natuur
lijk niet, of het hem dan duidelijk zal worden,
maar in elk geval zal hij er dan uit leeren, dat
het verstandig is zich grondig rekenschap te
geven alvorens zulke apologetische sprongen
te maken.
In de tweede plaats beklaagt hij zich over
vervalsching van citaten. Maar, ik heb
woordelijk geciteerd onder verwijzing naar
de bladzijde. Het staat er precies z
als ik aanhaalde. En zooals ieder kan
zien in hetgeen de heer Smit hierboven
als citaat aangeeft, staat het er ook zó.
En dan staat er aan den voet van die blad
zijde (niet in den tekst dus) in een noot:
Aansluiting aan Darwins leer van de afstam
ming des menschen uit de dierenwereld". Juist,
daar staat dus in de noot, dat Aug. Comte
schreef in aansluiting bij Darwin. Voor ieder
gewoon mensch beteekent dit dan toch, dat
Darwin aan Comte voorafgaat. Zoo blijkt dus
uit deze eigen herhaling des heeren Smit, dat
hij het precies zoo schreef, als ik het citeerde.
De heer Smit tracht zich nu te verontschul
digen door mij vervalsching ten laste te leggen
en te beweren ,dat hij het veel beter weet,
het altijd precies doet. Zeker, ik denk dat hij
het nu wel weten zal, maar of hij het ook
wist, toen hij die woorden schreef, is minstens
twijfelachtig, kon ik in elk geval niet weten.
En dit zelfde geldt het tweede citaat. Ook
dit is letterlijk aan den tekst ontnomen. Hij
tracht zich nu vrij te pleiten door de onder
scheiding tusschen de wijsbegeerte van den
godsdienst en de term ,,de evolutie-theorie op
het gebied van den godsdienst". Dit is een
schamele uitvlucht, meer niet. De arme Hegel,
die volgens den heer Smit uitging met het
meisje van alles" genaamd toeval, was toch
immers ook religions-philosooph. En is niet
elke evolutionist, die zich met het probleem
der religie bezig houdt een beoefenaar van de
wijsbegeerte van den godsdienst? Wat praat
de heer Smit dan van vervalsching van citaten
die gegeven zijn precies zooals zij er staan? Het
is zijne inbeelding, dat hij eene theïsistische
philosophie levert, die de christelijke wereld
beschouwing moet redden, die hem in ieder
die deze poging, dank zij de wijze, waarop hij
werkt, voor geknutsel houdt, een ketter doet
zien. Hij laat er zich door verleiden tot hoog
hartig oordeelen over ieder, die hij meent,
dat hem daarbij in den weg staat. Welnu in
een jongen man acht ik dit, om "nu eens het
woord van den heer Smit te bezigen, eene
schande". En ik zal mij de vrijheid voorbe
houden daarover critiek te oefenen, ook al
zou ik daardoor den toorn dezer ridders op mij
laden en de blaam der ketterijen, waarmede in
den kring dezer Broederen gemakkelijk be
ticht wordt ieder, die van het daar gang
bare wetenschapsbegrip de redding niet kan
verwachten, omdat hij van oordeel is, dat de
Gereformeerde religieuse wereldbeschouwing
nog wat anders in zich draagt dan een schijn
sel van verbasterd Aristotelisme, dat in den
loop der eeuwen veel beter verwerkt is in het
Christelijk dogma dan deze heeren blijkbaar
thans vermogen.
H. VISSCHER
IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIÜIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMUIIIlUllal
De 3 % Obliêatieleening van de
N. V. Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen
te doen is, en in het algemeen nog heel wat
bij elkaar.
Het is een land van verrassingen, van on
geschonden gebleven oudheid en oude zeden '
en uitwassen van de modernste luxe.... van
mismaakte bedelaars en ondergrondbanen..
van New-Yorksche schoenpoetswinkels en
winkels waar de analphabeten hun brieven
kunnen laten schrijven van Moorsche
vestingen en geweldige lichtreclames
En het meest trof mij dit in een wijde,
stille kathedraal, waar de geheimzinnige
kracht der inquisitie nog scheen te zweven,
en waar op een altaar een oud houten
Mariabeeld stond in een krans van Hollandsche
electrische lampjes
H. SA LOMONSON
Op de kritiek van den heer J.D. Santilhano
in Uw geacht orgaan van 21 dezer, zult U,
hopen wij, ons wel veroorloven, ook eenige
argumenten ten voordeele van onze
premieleening naar voren te brengen. De heer
Santilhano toch moge op financieel gebied eene
specialiteit" zijn, op het gebied van thea
ter-exploitatie, en wat daar om heen is, toont
hij zich een volslagen leek.
Reeds zijn opzet is foutief. Noch het Paleis
voor Volksvlijt, noch het Concertgebouw zijn
noodlijdende instellingen. De jaarverslagen
wijzen dat uit.
Het Concertgebouw, wij gelooven niet,
dat het bestuur der N.V. Het Concertgebouw
Mlllllllllllllllfllllll
tlflIIIIIIIIMIIIIIIIIIItlMMIM
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
i gentsehappen in Nederland:
VGRAVENHU1E, TILBURG,
LEEUWARDEN, GISTER WIJ E.
UDENHOUT, LOCHEMen BORCULO.
Agentschappen in Indifi:
B ATA VI A. 80ERABAYA,
SEMABAN«, BANDOENG, MEUAN en
WELTEVREDEN.
llllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIMIIIIMI
hare stichting tot de noodlijdende instellin
gen" wenscht gerekend te zien.
En de Parkschouwburg .?- had niet een
samenloop van omstandigheden, die met de
exploitatie-cijfers niets te maken had, ten
slotte geleid tot de afbraak van dit oorspron
kelijk zoo voortreffelijke theater, zér zeker
zou deze schouwburg ook thans nog tot de
meest populaire instellingen .der hoofdstad
hebben behoord.
Dat juist de kleine" zaken het, volgens
den heer Santilhano, zoo gód kunnen uit
houden, is wel het meest fantastische, dat
op theatergebied, in verband met financiën,
kan worden verzonnen !
Voor het exploiteeren van een theater is
vél geld noodig, en hoe mér kapitaal en hoe
grooter het gebouw, des te meer kans van
slagen ! nmaal toch moet de tijd komen,
dat de door den heer Santilhano bedoelde
kunstbeschermers en particulieren hunne
beurzen zullen sluiten, en dat eene kunst-in
stelling, die immers een algemeen belang is,
ook door het algemeen zal moeten worden be
kostigd.
Er zit dan ook absoluut niets verdacht?"
dat de N.V. Gebouw voor K. en W.
eene premie-obligatie-leening uitschrijft,
om te Amsterdam tot den bouw van
zulk een Gebouw te geraken. Hoe de heer
Santilhano dan ook bezwaar kan hebben te
gen de technische indeeling in vijf series,
lijkt ons volkomen onbegrijpelijk. De heer S.
moet toch weten, dat iemand, die eene obli
gatie neemt en daar (zie het prostectus!)
honderd gulden op stort, het recht heeft voor
zijne honderd guldens meê-te-trekken in alle
vijf series, vanaf serie A. tot en met serie E.
Het is dus dwaas te zeggen : het publiek
zal allén voor de vijfde serie inschrijven.
Want de 10.000 nummers, die deze serie bevat,
geeft den deelnemers in deze vijfde serie dus
slechts 10.000 kansen op premies (waaronder
de premie van een kwart millioen), terwijl zij
die nu reeds dadelijk voor de eerste serie in
schrijven, met hun nummer kans hebben op
alle premies (van de eerste tot en met de vijfde
serie, en dus ook op de premie van een kwart
millioen). De heer Santilhano, als financiëele
specialiteit," geeft zijnen lezers dus een slech
ten raad, in elk geval doorziet hij slecht de
financiëele politiek."
Er is dus ook geen sprak; van eene hernieuw
de storting van kapitaal voor eene volgende
serie. De oppervlakkigheid, waarmede de
heer S. het prospectus heeft gelezen, is dan
ook verwonderlijk, ja, ontzegt hem zelfs het
recht een oordeel te geven.
Wij konstateeren nadrukkelijk, dat er van
eene hernieuwde storting voor het meetrekken
in een volgende serie in 'ons prostectus met
geen woord wordt gerept en dat wat de heer S.
hierover schrijft in zijne kritiek, door den
schrijver van A. tot Z. is uit den duim gezo
gen !
Wat nu de exploitatie-rekening aan
gaat, met het uitgeven der plaats
bewijzen voor niet-gestorte obligaties of
coupures is wel degelijk met de
binnenkomende'gelden tijdens de exploitatie rekening
gehouden. Behalve toch dat deze, gelijk in
het prospectus staat aangegeven, over vier
jaar kunnen worden verdeeld, is door ons niet
over het hoofd gezien, dat tal van obligaties
ook door niet-Amsterdammers zullen worden
genomen. Voor dezen is de bepaling gemaakt,
en het spreekt vanzelf dat deze bepaling
bona fide zal worden gehonoreerd, ??dat met
de in het gebouw spelende gezelschappen eene
overeenkomst zal worden gesloten, dat houders
van coupons in hunne woonsteden tot de voor
stellingen van deze gezelschappen toegang
zullen hebben.
Ten slotte, de heer Santilhano breekt wel
af, maar bouwt niets op. Hij levert kritiek
zónder bewijzen voor zijne argumenten te
geven. En wat stelt hij ervoor in de plaats?...
Hij adviseert minder reklame te maken.
Goede wijn behoeft geen krans, maar....
men moet dan toch maar eerst weten
dat de wijn er is. En dat beoogen wij
met onze reklame.
Het publiek leest slecht, getuige de heer
Santilhano. Men kan dus niet nadrukkelijk"
genoeg zijn. Dit ons als een grief te verwijten,
lijkt ons minst genomen onbillijk.
Wij hebben evenwel vertrouwen in het
gezond verstand van het publiek. Dit zal inzien,
dat het niets kan verliezen. Want op z'n
allerminst heeft het reeds-vooraf-betaalde
toegangsbiljetten voor den schouwburg. En
het gezond verstand van het publiek zal den
heer S. in het ongelijk stellen. Daarvan zijn
wij overtuigd.
NrV. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
G. H. KOOPMAN
Directeur.