De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 4 juni pagina 1

4 juni 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 4 Juni ; D E. A M S T ER D A M M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF 'T. l Prijt per No. f 0.25. Per half jaar f 6.50. Abonn. loopen per jaar | [ Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dlspoaltickortcn INHOUD: Blz. 1. Herziening der Gemeente wet, II, door Prof. Dr.G. W. Kernkamp. Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van Oven. Een kleine gids door het leven door Mr. J. A. van Hamel. 2. Het Epis copaat en de Roomsche Democratie, teekening van Jordaari?Henry Asselin over Nederland, dór Prof. J. J. Salverda de Grave. Het Toeval bij wetenschappelijke ontdek kingen, doqr Docteur Cabanes. 3. Het Roode Lampje, door Dr. Prederik van Eeden. 5. Voor Vrouwen (redactrice Elis. M. Rogge): The Women's International League, door S. G. F. Meyboom. Huishoudelijke conflicten, door Ariëtte. Een werk des vredes, door van Zuylen. Fröken Henni Forchhammer, door N. Mansfeldt?de Witt Huljerts. ??Uit de Natuur: Jacobsvlinder, door Jaic. P. Thijsse. 7. Koloniën: Kromoblaiida, door, Mr. H. J. Boelen. Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn. 8. Tentoonstellingen, door A. Plasschaert. Di? Nieuwste Rembrandt. Teekenen des Tijds, teekening van George van Raemdonk. Brief uit Japan, door Ellen Forest. 10. Buitenlandsche Humor, door Charivarlus. Uit het Kladschrift van Jantje. Financiën en Economie:. De 3% Obligatielening der N. V. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, door J. D. Santilhano. Koreaansche Fabels, door Arn. Saalborn.?Leekenspiegel.?11. De Ontvangst derEngelschetroepeninDuitschland, teekening van Joh. Braakensiek.?Royal Auction Bridge, door Bridger-BiIjart-sport,door B.?Feuilleton: De Onbekende Strijder, door Magda Peeters. Bijvoegsel: De Djambi-zaak, teekening van Johan Braakensiek. HERZIENING DER GEMEENTEWET II Het belangrijkste gedeelte van het rapport der Commissie tot herziening van de gemeentewet is ongetwijfeld > dat, \Kst||tit §? ???088».. voorstellen tot 'wijjztgitfg*??van w bestuursorganisatie der gemeente motiveert en formuleert. Naar hare meening is niet alleen de Raad, maar ook het college van B. enW. en de Burgemeester zelf overladen met wenk. Over de middelen, waardoor de Commissie zoowel de taak van het col lege van B. en W. als die van den Burgemeester alleen wenscht te verlich ten, hebben wij hier vroeger reeds geschreven (in ons artikel De taak van den burgemeester"). Thans zullen wij alleen nagaan, hoe zij aan den Raad een deel van den arbeidslast, die op hem drukt, denkt te ontnemen. Voor haar staat het vast, dat de Raad overladen "is. Dit is, volgens haar, hieraan te wijten, dat de Raad niet alleen de verordenende en controleerende macht is, maar ook in groote mate bestuursorgaan, zoodat hij in bijna alle zaken, waaronder vele van gering belang, moet worden gemoeid. Hoe daardoor, gegeven de geweldige uitzetting der gemeentelijke taak, in de groote gemeenten de lijst der door den Raad in elke vergadering te behandelen onderwerpen is uitgedijd, behoeft niet te worden gezegd." Niet alleen de lengte der raadsvergaderingen, maar ook haar aantal is dan ook ongemeen toegenomen. De Commissie is van meening, dat aan dezen ongewenschten toestand een einde moet worden gemaakt door een zeer aanzienlijk deel van de bestuurs functies van den Raad over te brengen op Burgemeester en Wethouders. Zij wil alleen aan de Gemeenteraden het recht laten, zich een deel van de bestuurs macht voor te behouden, n.l. de benoe ming en het ontslag van sommige cate gorieën van ambtenaren en de bepaling van hunne bezoldiging; verder ook de vaststelling van plannen van aanbe steding. Worden de voorstellen der Commissie eenmaal wet, dan zal voortaan de Raad dus in hoofdzaak een regelend en controleerend college zijn, dat de ver ordeningen in het leven roept, die het in het belang der gemeente noodig oor deelt. Slechts bij uitzondering zal de Raad het bestuur in eigen hand houden; in den regel zal hij zich er toe bepalen, de beginselen aan te geven, waarnaar hij het bestuur wil zien gevoerd ; dit bestuur zal hij voor verreweg het groot ste gedeelte overlaten aan het college van B. en W., dat in onbeperkte mate rekenschap schuldig zal zijn aan den Raad ; met name door gebruikmaking van het recht van interpellatie.zal de Raad er voor kunnen waken, dat het bestuur volledig in zijn geest wordt gevoerd. Door deze verschuiving van bestuurs functies zal, zoo meent de Commissie, de taak van den Raad aanzienijk wor den verlicht. Er zijn er, die bezwaar opperen zoowel tegen het uitgangspunt van de Commissie: de Raad is overladen", als tegen hare meening, dat de arbeid van den Raad door de overdracht der bestuursfuncties veel minder zwaar zal worden. Met name geschiedt dit in het hier reeds vroeger geciteerde Vragen-desTïjds-artikel van Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur. Volgens hem is de Raad niet over laden, maar overlaadt hij zich zelf. De lange duur en het groote aantal der vergaderingen, de achterstand in de afdoening van zaken zijn niet hieraan te wijten, dat de Gemeentewet de vol ledige bestuursmacht in handen der Gemeenteraden heeft gelegd, maar moeten worden toegeschreven aan het feit, dat de Gemeenteraden politieke lichamen zijn geworden. Het debat dient er niet uitsluitend, zelfs niet in hoofdzaak om te doen blijken van de Dank zij Briand's kamerredevoering van de vorige week en de groote overwinning, die hij hiermee in de kamer op de pers be haalde, is de rust in de uropeesche politiek grootendeels weergekeerd. D. w. z. het gevaar voor een breuk der Entente en voor een be zetting van het Roer-gebied is voorloopig afgewend, de verhouding tusschen Engeland en Frankrijk is op slag aanmerkelijk verbe terd en die van beide bondgenooten tot Duitschland is gunstiger dan zij het sinds lang geweest is. Dit alles had evengoed omgekeerd kunnen zijn en Briand zelf heeft in zijn redevoering heel duidelijk en treffend laten uitkomen, dat 't slechts aan hem gelegen had om het omgekeerd t? laten zijn. Want 't is waar, dat toen op de Londensche conferentie Frankrijk niet verkregen had wat de open bare meening daar ontegenzeggelijk wilde, d.i. de bezetting van het Roer-gebied, en toen vlak daarop Lloyd George den Franschen bijna een klap in 't aangezicht toe diende door hen te beschuldigen van mede plichtigheid aan den Poolschen opstand in Opper-Silezië, dat toen Briand een zeer ge makkelijk en een zeer uitbundig succes be haald zou hebben door zich van de bond genooten te scheiden en Foch verlof te geven zonder dralen naar de Roer op te rukken. De stemming noodig voor dit avontuur was aanwezig en indien Briand ertoe besloten had, «pu hij ongetwijfeld met de grootste geestdrift als nationale held toegejuichd zijn. Maar tevens zou daarmee het Britsen Fransehe antagonisme tegenover de gansche wereld gemanifesteerd zijn, Frankrijk van bondgenooten gescheiden, dus geïsoleerd zienswijze der leden omtrent de onder werpen, die behandeld moeten worden, maar zeer vele leden misbruiken het debat om te getuigen" van hunne staatkundige beginselen. Hij is er dan ook volstrekt niet zeker van, dat het aantal en de duur der Raadsvergaderingen zullen verminderen, wanneer de overdracht van bestuurs functies, die de Commissie wenscht, tot stand is gekomen. Met instemming haalt hij de woorden aan, die Jhr. Mr. vanKarnebeek,destijds nog burgemees ter van 's Gravenhage, op het in 1918 gehouden congres der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten sprak: Gij kunt de competentie van den Raad regelen, zooals ge dat wilt, maar de Raad zal zich bemoeien met hetgeen hem interesseert." En de heer van Ketwich Verschuur meent, dat men het nog sterker kan uitdrukken; aldus: de Raad zal zich bemoeien met hetgeen een kleine groep zijner leden interesseert. In de raden on zer groote gemeenten, zoo betoogt hij, zal het nooit ontbreken aan een groep, wie alles interesseert, waar politieke "munt uit is te slaan, alles, wat stof geeft tot redevoeringen voor de tribune, tot het richten van aanvallen tegen het college van B. en W. Wanneer een aantal bestuursdaden niet meer tot de competentie van den Raad, maar tot die van B. en W. behooren, meent men dat de zooeven bedoelde gemeenteraadsleden dan niet elk oogenblik van hun recht van inter pellatie gebuik zullen maken om kritiek uit te oefenen op de handelingen van B. en W.? Zij kennen de motieven van het college niet en zullen daarom dik wijls geneigd zijn tot allerlei voor B. en W. min gunstige veronderstellingen; gevolg: een interpellatie. Daarom acht dejieer van Ketwich Verschuur het gevaar dan ook niet denk beeldig, dat verschillende onderwerpen, waarover in# den R^ad geen woord gesproken werd, toen deze zelf daarin de beslissing had, tot discussie aan leiding zullen geven, wanneer die be slissing bij Burgemeester en Wethou ders berust." Wie nu echter meent, dat de heer van Ketwich Verschuur ook niets wil weten van de door de Commissie aangeprezen overdracht van bestuurs functies, zou bedrogen uitkomen. Ook volgt deze conclusie geenszins uit zijn betoog. Van zijn debat met de Commissie over het onderwerp, dat ons hier bezig houdt, zou men kunnen zeggen, dat het behoort tot die soort van dis puten, waarbij beide partijen het met elkaar oneens zijn over de redenen, waarom zij het met elkaar eens zijn! Want eens is Mr. van Ketwich Verschuur het met de Commissie. Evenals zij, wil hij bestuursfuncties van den Raad overbrengen naar B. en W. Zelfs wil hij, zooals onmiddellijk zal blijken, in dit opzicht nog veel radicaler te werk gaan dan zij. Het verschil van meening betreft alleen de vraag, welk gevolg deze overdracht zal hebben voor den duur en het aantal der raadsvergaderingen. Gunstig, meent de Commissie; heeft de overdracht niet plaats, dan blijft de Raad overladen met werk; door de overdracht krijgt de Raad het veel gemakkelijker. Absoluut onverschillig, meent de heer van Ketwich Verschuur ; ook.; bij de bestaande Gemeentewet behoefde de Raad niet overladen te zijn, zoo de Raadsleden slechts minder bemoei- en praatziek waren en zoo zij minder erop uit waren om te ge tuigen" ; de wijziging der Gemeentewet naar den wensch der Commissie heft de oorzaken van die zoogenaamde overlading niet op ; integendeel , zij zal het aantal interpellaties misschien nog aanzienlijk doen vermeerderen. Maar zelfs deze mogelijkheid neemt hij ten slotte op den koop toe. Want, zij het dan om andere redenen dan de Commissie, hij juicht de overdracht van bestuursfuncties toe; ja, terwijl de Commissie aan den Raad nog het recht wil laten, zich een deel van deze functies voor te behouden, acht hij het gewenscht, dat aan den Raad alle bestuursfuncties worden ontnomen. Als eenig argument daarvoor geeft de heer van Ketwich Verschuur : om dat de bestuurstaak veel beter is toevertrouwd aan B. en W. dan aan den Raad." Wij onderschrijven die meening. En willen haar gaarne verdedigen tegen elk, die de overdracht van de bestuurs taak zou willen bestrijden met een beroep op de democratie." Het is een averechtsche opvatting van democratie, wanneer men het uitvoerend gezag niet wil overlaten aan hen,' wien men zijn vertrouwen heeft geschonken. In het College van B. en W. bestaat de overgroote meerderheid der leden uit personen, die door de kiezers zijn aangewezen tot raadsleden en door de raadsleden weder tot wethouders. Aan deze mannen, van wie men mag aannemen dat zij ri door karakter n door bekwaamheid boven het gros der raadsleden uitsteken, late men de beslissing over de eigenlijke bestuurs zaken, dus ook benoemingen en vast stelling van jaarwedden. Het recht van controle en van kritiek op hunne besluiten blijve natuurlijk aan . den Raad ; maar deze oefene het niet bij elk wissewasje uit. Daarvoor zal het noodig zijn, dat de raadsleden en vooral geldt dit voor hen, die tot de sociaaldemocratische of de communistische fractie behooren wat minder wantrouwen koesteren, ook ten opzichte van hunne eigen partijgenooten. Tevens, dat zij hun lidmaatschap van tlllllHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll tegenover Duitschland staan, en onvermij delijk zou ditden stoot geven toteen Duitsch Britsche toenadering; de crisis zou daarmee tot een gevaarlijk hoogtepunt opgevoerd zijn, de vrede opnieuw in gevaar gebracht, de politieke rust, die noodig is voor het economisch herstel, vertraagd zijn. Dat al dit onheil niet over ons werelddeel is ge komen, maar integendeel de kansen op herstel weer ietwat gunstiger geworden zijn, hebben wij te danken aan het feit, dat aan 't hoofd der Fransehe Regeering een nuchter redeneerend staatsman staat, en geen fantast. Aldus worden voor 't eerst de goede ver wachtingen vervuld welke wij bij Briand's optreden uitspraken, en wij moeten hem de eer geven, dat hij in de uiterst moeilijke omstandigheden waaronder hij regeert, n.l. tegenover een zeer sterke imperialistische oppositie, gesteund door een machtige pers en geleid door een man met 't gezag van Poincaré, voorts tegenover een vol komen tegengestelde strooming in de ver bonden landen, met groot meesterschap de politiek van zijn land leidt. Gelukkig stonden er ditmaal zeer gunstige factoren tegenover de ongunstige, en als wij Briand den lof toekennen, die hem onzes inziens toekomt, dan moeten wij terstond daarna op een ander staatsman wijzen, die Briand mogelijk gemaakt heeft, van koers te veranderen, d.i. op den heer Wirth, den nieuwen Duitschen rijkskanselier. Want uit sluitend door te wijzen op zijn politiek, op zijn maatregelen, op zijn aperten goeden wil om de overeenkomst van Londen getrouwelijk na te komen, kon Briand de kamer en de pers meekrijgen met zijn verzoenende staat kunde. Men had nu eindelijk een regeering in Duitschland die het goede voorhad; deze moest aangemoedigd worden door 't ver trouwen der geallieerden en niet verzwakt door vijandelijke maatregelen; bleef ze alsnog in gebreke, bleek het vertrouwen misplaatst, dan zou het tijd zijn om de sancties toe te passen, en Briand zei er niet aan te twijfelen of de bondgenooten zouden in dat geval bereid zijn om mee op te trekken. Zoo werd de nationalistische oppositie bevredigd en aldus kon Briand de kamer op zijn hand krijgen, die met groote meerderheid zijn politiek goedkeurde en daarmee vertrouwen in den goeden wil en de macht van de nieuwe Duitsche regeering uitsprak. Inderdaad is het opmerkelijk te zien, wat in den korten tijd sedert het verdwijnen van von Simons, de onderteekening van het Londensche verdrag en het optreden der nieuwe Duitsche regeering, kanselier Wirth van wien nota bene niemand groote ver wachtingen koesterde tot stand heeft gebracht. Het sterkste treft ons, dat waarlijk prompt op den bepaalden termijn het eerste milliard mark betaald is, voor een deel in klinkende munt en voor een ander deel in degelijk gegarandeerd papier. Dit is een eerbiedwaardige prestatie en als iets in staat is de stemming ten aanzien van Duitschland in Frankrijk te verbeteren, dan is het de kleur van Duitschland's geld". Laat ons hopen dat Wirth op dezen weg kan voort gaan en hij de betaling der volgende termijnen even stipt en prompt verzekert. Maar er was meer: de ontwapening werd met veel meer ernst en succes beproefd dan tot dusver en een reis van den kanselier naar Miinchen, een gesprek aldaar met von Kahr, den Beierschen premier, bracht de zaak verder dan ze nog ooit geweest is. Beieren legde zich neer bij het ontwapeningsbesluit en ook hier wordt nu naar 't schijnt althans de goede wil getoond. Vervolgens werd eindelijk overgegaan tot de reeds zoolang beloofde berechting der oorlogsmisdadigers voor het rijksgerechtshof in Leipzig en al zijn Engelsche kranten zeer ontevreden over de huns inziens te lage straffen die werden opgelegd aan de eerste twee krijgsgevangenenbeulen, niemand ontkent dat de gedingen onpartijdig en eerlijk gevoerd worden. Dit alles heeft Wirth tot stand gebracht in enkele weken, tegen de sterke nationa listische stroomingen in, ondanks betoogingen en manifestaties der vrienden van het oude regiem en dit is wat 't Briand mogelijk maakte de rust der uropeesche politiek te den Raad niet als een verplichting beschouwen om op. elke bestuursdaad van B. en W. controle uit te oefenen en zich eraan gewennen, beslissingen van dit college, waarmede zij niet accoord gaan, niet terstond toe te schrijven aan verkeerd inzicht van B. en W. in de belangen der gemeente. Misschien zal dit alles aanvankelijk een weinig moeilijk vallen, omdat men in vele gemeenteraden anders gewend is. Maar al doende leert men. En meti late zich vooral niet van het goede; pad afbrengen door de machtspreuk, dat een overdracht van bestuurs-! functies van den gemeenteraad naar B. en W. in strijd zou zijn met de cjemocratische beginselen. % -m Want die ' beginselen brengers* wel mede, dat de wethouders hunne macht in laatste instantie ontleenen aan den wil der kiezers, maar niet,' dat zij in de uitoefening van hunne taak telkens belemmerd worden door de bemoei zucht van den gemeenteraad. KERNRAMP. M MHIIIHIMHIfll EEN KLEINE GIDS DOOR HET LEVEN Levenswijsheid om de ontbijttafel is niet een gewoon voortbrengsel van Hollandsche litteratuur. Onze natie heeft niet de gewoonte, zich redeneerenderwijze van levenswijsheid rekenschap te geven. Buiten het ethischgodsdienstige gebied, pleegt praktische levens kunst geen voorwerp van opzettelijke be schouwing te zijn. Noch in de opvoeding,. noch in het onderwijs, noch in de dagbladpers, noch in de litteratuur. Dit is wel een gemis. Het heeft in menig geval ten gevolge, dat er met minder wijs overleg en inzicht geleefd wordt. In het gebied van 't individueele ver vult het geweten ten slotte wel altijd weer zijn rol. Het is vooral in het gemeenschappelijke, in de staatkundige en sociale sanfenleving, dat beredeheering van de problemen des menschelijken bestaans haar invloed doet gevoelen. Zij voorkomt anarchie, onverschil ligheid, gebrek aan samenhang, had-je-memaarderij. Organisatie groeit ten slotte uit gemeenschappelijk inzicht, uit gemeenschap pelijk begrip. En er is geen gemeenschappelijk begrip zonder gemeenzame behandeling van de gewone menschelijke vraagstukken en er varingen, die ons allen raken. Een van de lichtkanten van de Amerikaansche samenle ving bijvoorbeeld, is ongetwijfeld 't feit, dat juist wat men levenswijsheid om de ontbijttafel" kan noemen, er zoo algemeen be oefend wordt. Het is een van de redenen van 't succes van den angeisaksischen geest. Men moet dan ook, als Hollander, veel in de wereld hebben rondgekeken, een rijke er varing in de Koloniën hebben doorleefd, en eindelijk in Londen zijn neergestreken om, gelijk onze landgenoot, mijn vriend Mr. Henri Kropveld, een boekje als dézen Kleinen Gids door het Leven," 't licht te doen zien. Er is in zijn A little Guide through Life," bij Henri Kropveld L.L.D. (uitgave van Routledge & Sons, 1921) veel aantrekkelijke bekoring. Ik zou de lezing aan velen ten onzent willen aanraden. Zij zullen er in menig opzicht stof tot nadenken en tot zelf bestiering in vinden. Zij zullen er een natuurlijken drang uit putten iiiiiiiiiiiiiiitiiiilllllillllllliliilliilniiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillillllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii herstellen door een beroep op Duitschland's goeden wil. Want ook in het groote probleem dezer dagen, het Opper-Silezische, manoevreerde de Duitsche kanselier met groot' beleid. Als antwoord op Lloyd George's uitlating, die in Frankrijk zoo groote verontwaardiging wekte : dat dan desnoods de Duitschers zelf in OpperSilezië de rust maar herstellen moesten, kwam dadelijk Wirth's bescheid: geen Duitsche troepen zullen naar het land gaan; de trek' van vrijwilligers om tegen de Polen te vechten werd tegengegaan ook al weer ondanks gloeiende betoogingen van vaderlandslievende Duitschers en aldus werd ook in deze zaak de indruk gewekt, dat Duitschland eerlijk het procédévan 't verdrag van Versailles wilde gevolgd zien, terwijl daarentegen de Polen door gewapend ingrijpen dit wilde verstoren. Zoo maakt Duitschland de bijlegging der Opper-Silezische crisis gemakkelijk en zoo is het Briand mogelijk geweest de bespreking daaromtrent op den langen baan te schuiven. Want daarop komt 't geen thans geschiedt neer. In het land zelf schijnt de toestand te verbeteren : er zijn daar nu ook Engelsche troepen aangekomen, zoodat de Duitschers bescherming vinden evenals de Polen en, al zijn de berichten soms nog alarmeerend, 't maakt toch den indruk, dat Korfanty's poging tot gewelddage annexatie van het be twiste gebied tot staan gekomen is. Lloyd George's vinnige uitval heeft dus zijn werking niet gemist en de zaak zal thans bepraat en niet uitgevochten worden. Dat praten belooft intusschen lang te duren, want zelfs op 't oogenblik (Woensdagmorgen) is men 't er nog niet over eens, of de Opperste Raad spoedig bijeen zal komen om het probleem te bespreken, dan wel of er eerst deskun digen-commissies verslag zullen uitbrengen. Er gaan voortdurend nota's heen en weer tusschen Londen en Parijs, terwijl Italië tot op zekere hoogte de bemiddelaarsrol speelt. Maar hoe dit ook zij, het probleem heeft voor het oogenblik zijn allerscherpste kanten verloren en levert niet meer het groote ge vaar op voor de Entente en de rust in de wereld van eenige dagen geleden. De beide moeilijkheden waaronder Enge land zucht blijven hoogst ernstig. Het mijnwerkersconfiict zal, naar Reuter telkens ver zekert, spoedig eindigen, maar op zulk een goede tijding volgt meestentijds een teleur stelling. Nu heette het dat Lloyd George beide partijen gedreigd had met dwang, d.i. met een wet waarbij zij tot arbitrage ge dwongen zouden worden, en het gevolg van dit dreigement zou geweest zijn, dat de on derhandelingen opnieuw aangeknoopt waren met kans op goeden uitslag. Evenwel eenige dagen later ontkende de premier dat hij gedreigd zou hebben en op de gunstige vooruitzichten volgden ook nu weer dreigende berichten : de loonsverlaging die in elk geval zou intreden zou aanleiding kunnen geven tot uitbreiding der staking. Uit Ierland blijft hoogst ongunstig nieuws komen; het nieuwste is geweest de brand van het douanen-kantoor in Dublin, een van de mooiste gebouwen der stad, door Sinn Fein; de bedoeling schijnt zelfs geweest te zijn de ambtenaren in het gebouw te laten meeverbranden; dit lukte niet, maar wel werd het huis zelf een prooi der vlammen. In Noord-Ierland, d.i. Ulster, werden de verkiezingen volgens de nieuwe wet gehouden en natuurlijk brachten zij daar een groote protestantsche, Orangistische meerderheid. Daarover bestond geen twijfel: het noorden aanvaardt de wet en in Belfast zal een par lement met overstelpend Orangistische meer derheid zetelen. Maar het zuiden is van de wet niet gediend en de toestand in Ierland wordt vermoedelijk zoo, dat Ulster zichzelf regeert, en Zuid-Ierland het régime van een kroon-kolonie behoudt, terwijl, naar Lloyd George zelf dezer dagen gezegd heeft, de Britsche troepen daar versterkt zullen worden. J. C. VAN OVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl