Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 4 Juni
; D E. A M S T ER D A M M ER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
'T.
l Prijt per No. f 0.25. Per half jaar f 6.50. Abonn. loopen per jaar | [ Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dlspoaltickortcn
INHOUD: Blz. 1. Herziening der Gemeente
wet, II, door Prof. Dr.G. W. Kernkamp.
Buitenlandsch Overzicht, door Prof. Mr. J. C. van
Oven. Een kleine gids door het leven
door Mr. J. A. van Hamel. 2. Het Epis
copaat en de Roomsche Democratie, teekening
van Jordaari?Henry Asselin over Nederland,
dór Prof. J. J. Salverda de Grave.
Het Toeval bij wetenschappelijke ontdek
kingen, doqr Docteur Cabanes. 3. Het
Roode Lampje, door Dr. Prederik van Eeden.
5. Voor Vrouwen (redactrice Elis. M.
Rogge): The Women's International League,
door S. G. F. Meyboom. Huishoudelijke
conflicten, door Ariëtte. Een werk des
vredes, door van Zuylen. Fröken Henni
Forchhammer, door N. Mansfeldt?de Witt
Huljerts. ??Uit de Natuur: Jacobsvlinder,
door Jaic. P. Thijsse. 7. Koloniën:
Kromoblaiida, door, Mr. H. J. Boelen.
Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn.
8. Tentoonstellingen, door A. Plasschaert.
Di? Nieuwste Rembrandt. Teekenen des
Tijds, teekening van George van Raemdonk.
Brief uit Japan, door Ellen Forest.
10. Buitenlandsche Humor, door
Charivarlus. Uit het Kladschrift van
Jantje. Financiën en Economie:. De 3%
Obligatielening der N. V. Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen, door J. D.
Santilhano. Koreaansche Fabels, door Arn.
Saalborn.?Leekenspiegel.?11. De Ontvangst
derEngelschetroepeninDuitschland, teekening
van Joh. Braakensiek.?Royal Auction Bridge,
door Bridger-BiIjart-sport,door B.?Feuilleton:
De Onbekende Strijder, door Magda Peeters.
Bijvoegsel: De Djambi-zaak, teekening van
Johan Braakensiek.
HERZIENING DER
GEMEENTEWET
II
Het belangrijkste gedeelte van het
rapport der Commissie tot herziening
van de gemeentewet is ongetwijfeld
> dat, \Kst||tit §? ???088».. voorstellen tot
'wijjztgitfg*??van w bestuursorganisatie
der gemeente motiveert en formuleert.
Naar hare meening is niet alleen de
Raad, maar ook het college van B. enW.
en de Burgemeester zelf overladen met
wenk.
Over de middelen, waardoor de
Commissie zoowel de taak van het col
lege van B. en W. als die van den
Burgemeester alleen wenscht te verlich
ten, hebben wij hier vroeger reeds
geschreven (in ons artikel De taak van
den burgemeester").
Thans zullen wij alleen nagaan, hoe
zij aan den Raad een deel van den
arbeidslast, die op hem drukt, denkt te
ontnemen.
Voor haar staat het vast, dat de
Raad overladen "is. Dit is, volgens
haar, hieraan te wijten, dat de Raad
niet alleen de verordenende en
controleerende macht is, maar ook in groote
mate bestuursorgaan, zoodat hij in
bijna alle zaken, waaronder vele van
gering belang, moet worden gemoeid.
Hoe daardoor, gegeven de geweldige
uitzetting der gemeentelijke taak, in de
groote gemeenten de lijst der door den
Raad in elke vergadering te behandelen
onderwerpen is uitgedijd, behoeft niet
te worden gezegd." Niet alleen de
lengte der raadsvergaderingen, maar
ook haar aantal is dan ook ongemeen
toegenomen.
De Commissie is van meening, dat
aan dezen ongewenschten toestand een
einde moet worden gemaakt door een
zeer aanzienlijk deel van de bestuurs
functies van den Raad over te brengen
op Burgemeester en Wethouders. Zij wil
alleen aan de Gemeenteraden het recht
laten, zich een deel van de bestuurs
macht voor te behouden, n.l. de benoe
ming en het ontslag van sommige cate
gorieën van ambtenaren en de bepaling
van hunne bezoldiging; verder ook de
vaststelling van plannen van aanbe
steding.
Worden de voorstellen der Commissie
eenmaal wet, dan zal voortaan de
Raad dus in hoofdzaak een regelend en
controleerend college zijn, dat de ver
ordeningen in het leven roept, die het
in het belang der gemeente noodig oor
deelt. Slechts bij uitzondering zal de
Raad het bestuur in eigen hand houden;
in den regel zal hij zich er toe bepalen,
de beginselen aan te geven, waarnaar
hij het bestuur wil zien gevoerd ; dit
bestuur zal hij voor verreweg het groot
ste gedeelte overlaten aan het college
van B. en W., dat in onbeperkte mate
rekenschap schuldig zal zijn aan den
Raad ; met name door gebruikmaking
van het recht van interpellatie.zal de
Raad er voor kunnen waken, dat het
bestuur volledig in zijn geest wordt
gevoerd.
Door deze verschuiving van bestuurs
functies zal, zoo meent de Commissie,
de taak van den Raad aanzienijk wor
den verlicht.
Er zijn er, die bezwaar opperen
zoowel tegen het uitgangspunt van
de Commissie: de Raad is overladen",
als tegen hare meening, dat de arbeid
van den Raad door de overdracht der
bestuursfuncties veel minder zwaar zal
worden.
Met name geschiedt dit in het hier
reeds vroeger geciteerde
Vragen-desTïjds-artikel van Mr. Dr. E. van
Ketwich Verschuur.
Volgens hem is de Raad niet over
laden, maar overlaadt hij zich zelf.
De lange duur en het groote aantal der
vergaderingen, de achterstand in de
afdoening van zaken zijn niet hieraan
te wijten, dat de Gemeentewet de vol
ledige bestuursmacht in handen der
Gemeenteraden heeft gelegd, maar
moeten worden toegeschreven aan het
feit, dat de Gemeenteraden politieke
lichamen zijn geworden. Het debat
dient er niet uitsluitend, zelfs niet in
hoofdzaak om te doen blijken van de
Dank zij Briand's kamerredevoering van
de vorige week en de groote overwinning,
die hij hiermee in de kamer op de pers be
haalde, is de rust in de uropeesche politiek
grootendeels weergekeerd. D. w. z. het gevaar
voor een breuk der Entente en voor een be
zetting van het Roer-gebied is voorloopig
afgewend, de verhouding tusschen Engeland
en Frankrijk is op slag aanmerkelijk verbe
terd en die van beide bondgenooten tot
Duitschland is gunstiger dan zij het sinds
lang geweest is.
Dit alles had evengoed omgekeerd kunnen
zijn en Briand zelf heeft in zijn redevoering
heel duidelijk en treffend laten uitkomen,
dat 't slechts aan hem gelegen had om het
omgekeerd t? laten zijn. Want 't is waar,
dat toen op de Londensche conferentie
Frankrijk niet verkregen had wat de open
bare meening daar ontegenzeggelijk wilde,
d.i. de bezetting van het Roer-gebied, en
toen vlak daarop Lloyd George den
Franschen bijna een klap in 't aangezicht toe
diende door hen te beschuldigen van mede
plichtigheid aan den Poolschen opstand in
Opper-Silezië, dat toen Briand een zeer ge
makkelijk en een zeer uitbundig succes be
haald zou hebben door zich van de bond
genooten te scheiden en Foch verlof te geven
zonder dralen naar de Roer op te rukken.
De stemming noodig voor dit avontuur was
aanwezig en indien Briand ertoe besloten
had, «pu hij ongetwijfeld met de grootste
geestdrift als nationale held toegejuichd zijn.
Maar tevens zou daarmee het Britsen
Fransehe antagonisme tegenover de gansche
wereld gemanifesteerd zijn, Frankrijk van
bondgenooten gescheiden, dus geïsoleerd
zienswijze der leden omtrent de onder
werpen, die behandeld moeten worden,
maar zeer vele leden misbruiken het
debat om te getuigen" van hunne
staatkundige beginselen.
Hij is er dan ook volstrekt niet zeker
van, dat het aantal en de duur der
Raadsvergaderingen zullen verminderen,
wanneer de overdracht van bestuurs
functies, die de Commissie wenscht,
tot stand is gekomen. Met instemming
haalt hij de woorden aan, die Jhr. Mr.
vanKarnebeek,destijds nog burgemees
ter van 's Gravenhage, op het in 1918
gehouden congres der Vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten sprak:
Gij kunt de competentie van den
Raad regelen, zooals ge dat wilt, maar
de Raad zal zich bemoeien met hetgeen
hem interesseert."
En de heer van Ketwich Verschuur
meent, dat men het nog sterker kan
uitdrukken; aldus: de Raad zal zich
bemoeien met hetgeen een kleine groep
zijner leden interesseert. In de raden on
zer groote gemeenten, zoo betoogt hij,
zal het nooit ontbreken aan een groep,
wie alles interesseert, waar politieke
"munt uit is te slaan, alles, wat stof
geeft tot redevoeringen voor de tribune,
tot het richten van aanvallen tegen het
college van B. en W.
Wanneer een aantal bestuursdaden
niet meer tot de competentie van den
Raad, maar tot die van B. en W.
behooren, meent men dat de zooeven
bedoelde gemeenteraadsleden dan niet
elk oogenblik van hun recht van inter
pellatie gebuik zullen maken om kritiek
uit te oefenen op de handelingen van
B. en W.? Zij kennen de motieven van
het college niet en zullen daarom dik
wijls geneigd zijn tot allerlei voor B. en
W. min gunstige veronderstellingen;
gevolg: een interpellatie.
Daarom acht dejieer van Ketwich
Verschuur het gevaar dan ook niet denk
beeldig, dat verschillende onderwerpen,
waarover in# den R^ad geen woord
gesproken werd, toen deze zelf daarin
de beslissing had, tot discussie aan
leiding zullen geven, wanneer die be
slissing bij Burgemeester en Wethou
ders berust."
Wie nu echter meent, dat de heer
van Ketwich Verschuur ook niets wil
weten van de door de Commissie
aangeprezen overdracht van bestuurs
functies, zou bedrogen uitkomen.
Ook volgt deze conclusie geenszins
uit zijn betoog.
Van zijn debat met de Commissie
over het onderwerp, dat ons hier
bezig houdt, zou men kunnen zeggen,
dat het behoort tot die soort van dis
puten, waarbij beide partijen het met
elkaar oneens zijn over de redenen,
waarom zij het met elkaar eens zijn!
Want eens is Mr. van Ketwich
Verschuur het met de Commissie.
Evenals zij, wil hij bestuursfuncties
van den Raad overbrengen naar B.
en W. Zelfs wil hij, zooals onmiddellijk
zal blijken, in dit opzicht nog veel
radicaler te werk gaan dan zij.
Het verschil van meening betreft
alleen de vraag, welk gevolg deze
overdracht zal hebben voor den duur
en het aantal der raadsvergaderingen.
Gunstig, meent de Commissie; heeft
de overdracht niet plaats, dan blijft
de Raad overladen met werk; door
de overdracht krijgt de Raad het veel
gemakkelijker. Absoluut onverschillig,
meent de heer van Ketwich Verschuur ;
ook.; bij de bestaande Gemeentewet
behoefde de Raad niet overladen te zijn,
zoo de Raadsleden slechts minder
bemoei- en praatziek waren en zoo
zij minder erop uit waren om te ge
tuigen" ; de wijziging der Gemeentewet
naar den wensch der Commissie heft
de oorzaken van die zoogenaamde
overlading niet op ; integendeel , zij
zal het aantal interpellaties misschien
nog aanzienlijk doen vermeerderen.
Maar zelfs deze mogelijkheid neemt
hij ten slotte op den koop toe. Want, zij
het dan om andere redenen dan de
Commissie, hij juicht de overdracht
van bestuursfuncties toe; ja, terwijl
de Commissie aan den Raad nog het
recht wil laten, zich een deel van deze
functies voor te behouden, acht hij
het gewenscht, dat aan den Raad
alle bestuursfuncties worden ontnomen.
Als eenig argument daarvoor geeft
de heer van Ketwich Verschuur : om
dat de bestuurstaak veel beter is
toevertrouwd aan B. en W. dan aan
den Raad."
Wij onderschrijven die meening. En
willen haar gaarne verdedigen tegen
elk, die de overdracht van de bestuurs
taak zou willen bestrijden met een
beroep op de democratie."
Het is een averechtsche opvatting
van democratie, wanneer men het
uitvoerend gezag niet wil overlaten
aan hen,' wien men zijn vertrouwen
heeft geschonken.
In het College van B. en W. bestaat
de overgroote meerderheid der leden
uit personen, die door de kiezers zijn
aangewezen tot raadsleden en door
de raadsleden weder tot wethouders.
Aan deze mannen, van wie men
mag aannemen dat zij ri door karakter
n door bekwaamheid boven het gros
der raadsleden uitsteken, late men de
beslissing over de eigenlijke bestuurs
zaken, dus ook benoemingen en vast
stelling van jaarwedden. Het recht
van controle en van kritiek op hunne
besluiten blijve natuurlijk aan . den
Raad ; maar deze oefene het niet bij
elk wissewasje uit.
Daarvoor zal het noodig zijn, dat de
raadsleden en vooral geldt dit voor
hen, die tot de sociaaldemocratische
of de communistische fractie behooren
wat minder wantrouwen koesteren,
ook ten opzichte van hunne eigen
partijgenooten.
Tevens, dat zij hun lidmaatschap van
tlllllHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
tegenover Duitschland staan, en onvermij
delijk zou ditden stoot geven toteen Duitsch
Britsche toenadering; de crisis zou daarmee
tot een gevaarlijk hoogtepunt opgevoerd
zijn, de vrede opnieuw in gevaar gebracht,
de politieke rust, die noodig is voor het
economisch herstel, vertraagd zijn. Dat al
dit onheil niet over ons werelddeel is ge
komen, maar integendeel de kansen op herstel
weer ietwat gunstiger geworden zijn, hebben
wij te danken aan het feit, dat aan 't hoofd
der Fransehe Regeering een nuchter
redeneerend staatsman staat, en geen fantast.
Aldus worden voor 't eerst de goede ver
wachtingen vervuld welke wij bij Briand's
optreden uitspraken, en wij moeten hem de
eer geven, dat hij in de uiterst moeilijke
omstandigheden waaronder hij regeert, n.l.
tegenover een zeer sterke imperialistische
oppositie, gesteund door een machtige
pers en geleid door een man met 't gezag
van Poincaré, voorts tegenover een vol
komen tegengestelde strooming in de ver
bonden landen, met groot meesterschap de
politiek van zijn land leidt.
Gelukkig stonden er ditmaal zeer gunstige
factoren tegenover de ongunstige, en als wij
Briand den lof toekennen, die hem onzes
inziens toekomt, dan moeten wij terstond
daarna op een ander staatsman wijzen, die
Briand mogelijk gemaakt heeft, van koers
te veranderen, d.i. op den heer Wirth, den
nieuwen Duitschen rijkskanselier. Want uit
sluitend door te wijzen op zijn politiek, op
zijn maatregelen, op zijn aperten goeden wil
om de overeenkomst van Londen getrouwelijk
na te komen, kon Briand de kamer en de
pers meekrijgen met zijn verzoenende staat
kunde. Men had nu eindelijk een regeering
in Duitschland die het goede voorhad; deze
moest aangemoedigd worden door 't ver
trouwen der geallieerden en niet verzwakt
door vijandelijke maatregelen; bleef ze alsnog
in gebreke, bleek het vertrouwen misplaatst,
dan zou het tijd zijn om de sancties toe te
passen, en Briand zei er niet aan te twijfelen
of de bondgenooten zouden in dat geval
bereid zijn om mee op te trekken. Zoo werd
de nationalistische oppositie bevredigd en
aldus kon Briand de kamer op zijn hand
krijgen, die met groote meerderheid zijn
politiek goedkeurde en daarmee vertrouwen
in den goeden wil en de macht van de nieuwe
Duitsche regeering uitsprak.
Inderdaad is het opmerkelijk te zien, wat
in den korten tijd sedert het verdwijnen van
von Simons, de onderteekening van het
Londensche verdrag en het optreden der
nieuwe Duitsche regeering, kanselier Wirth
van wien nota bene niemand groote ver
wachtingen koesterde tot stand heeft
gebracht. Het sterkste treft ons, dat waarlijk
prompt op den bepaalden termijn het eerste
milliard mark betaald is, voor een deel in
klinkende munt en voor een ander deel in
degelijk gegarandeerd papier. Dit is een
eerbiedwaardige prestatie en als iets in staat
is de stemming ten aanzien van Duitschland
in Frankrijk te verbeteren, dan is het de
kleur van Duitschland's geld". Laat ons
hopen dat Wirth op dezen weg kan voort
gaan en hij de betaling der volgende termijnen
even stipt en prompt verzekert.
Maar er was meer: de ontwapening werd
met veel meer ernst en succes beproefd dan
tot dusver en een reis van den kanselier
naar Miinchen, een gesprek aldaar met von
Kahr, den Beierschen premier, bracht de
zaak verder dan ze nog ooit geweest is.
Beieren legde zich neer bij het
ontwapeningsbesluit en ook hier wordt nu naar 't schijnt
althans de goede wil getoond. Vervolgens
werd eindelijk overgegaan tot de reeds zoolang
beloofde berechting der oorlogsmisdadigers
voor het rijksgerechtshof in Leipzig en al
zijn Engelsche kranten zeer ontevreden over
de huns inziens te lage straffen die werden
opgelegd aan de eerste twee
krijgsgevangenenbeulen, niemand ontkent dat de gedingen
onpartijdig en eerlijk gevoerd worden.
Dit alles heeft Wirth tot stand gebracht
in enkele weken, tegen de sterke nationa
listische stroomingen in, ondanks betoogingen
en manifestaties der vrienden van het oude
regiem en dit is wat 't Briand mogelijk
maakte de rust der uropeesche politiek te
den Raad niet als een verplichting
beschouwen om op. elke bestuursdaad
van B. en W. controle uit te oefenen
en zich eraan gewennen, beslissingen
van dit college, waarmede zij niet
accoord gaan, niet terstond toe te
schrijven aan verkeerd inzicht van B.
en W. in de belangen der gemeente.
Misschien zal dit alles aanvankelijk
een weinig moeilijk vallen, omdat men
in vele gemeenteraden anders gewend
is. Maar al doende leert men. En meti
late zich vooral niet van het goede;
pad afbrengen door de machtspreuk,
dat een overdracht van bestuurs-!
functies van den gemeenteraad naar
B. en W. in strijd zou zijn met de
cjemocratische beginselen. % -m
Want die ' beginselen brengers* wel
mede, dat de wethouders hunne macht
in laatste instantie ontleenen aan den
wil der kiezers, maar niet,' dat zij in
de uitoefening van hunne taak telkens
belemmerd worden door de bemoei
zucht van den gemeenteraad.
KERNRAMP.
M MHIIIHIMHIfll
EEN KLEINE GIDS DOOR
HET LEVEN
Levenswijsheid om de ontbijttafel is niet
een gewoon voortbrengsel van Hollandsche
litteratuur. Onze natie heeft niet de gewoonte,
zich redeneerenderwijze van levenswijsheid
rekenschap te geven. Buiten het
ethischgodsdienstige gebied, pleegt praktische levens
kunst geen voorwerp van opzettelijke be
schouwing te zijn. Noch in de opvoeding,.
noch in het onderwijs, noch in de dagbladpers,
noch in de litteratuur. Dit is wel een gemis.
Het heeft in menig geval ten gevolge, dat
er met minder wijs overleg en inzicht geleefd
wordt. In het gebied van 't individueele ver
vult het geweten ten slotte wel altijd weer zijn
rol. Het is vooral in het gemeenschappelijke,
in de staatkundige en sociale sanfenleving,
dat beredeheering van de problemen des
menschelijken bestaans haar invloed doet
gevoelen. Zij voorkomt anarchie, onverschil
ligheid, gebrek aan samenhang,
had-je-memaarderij. Organisatie groeit ten slotte uit
gemeenschappelijk inzicht, uit gemeenschap
pelijk begrip. En er is geen gemeenschappelijk
begrip zonder gemeenzame behandeling van
de gewone menschelijke vraagstukken en er
varingen, die ons allen raken. Een van de
lichtkanten van de Amerikaansche samenle
ving bijvoorbeeld, is ongetwijfeld 't feit,
dat juist wat men levenswijsheid om de
ontbijttafel" kan noemen, er zoo algemeen be
oefend wordt. Het is een van de redenen van
't succes van den angeisaksischen geest.
Men moet dan ook, als Hollander, veel in
de wereld hebben rondgekeken, een rijke er
varing in de Koloniën hebben doorleefd, en
eindelijk in Londen zijn neergestreken om,
gelijk onze landgenoot, mijn vriend Mr. Henri
Kropveld, een boekje als dézen Kleinen
Gids door het Leven," 't licht te doen zien. Er
is in zijn A little Guide through Life," bij
Henri Kropveld L.L.D. (uitgave van Routledge
& Sons, 1921) veel aantrekkelijke bekoring.
Ik zou de lezing aan velen ten onzent willen
aanraden. Zij zullen er in menig opzicht stof
tot nadenken en tot zelf bestiering in vinden.
Zij zullen er een natuurlijken drang uit putten
iiiiiiiiiiiiiiitiiiilllllillllllliliilliilniiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillillllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
herstellen door een beroep op Duitschland's
goeden wil.
Want ook in het groote probleem dezer
dagen, het Opper-Silezische, manoevreerde
de Duitsche kanselier met groot' beleid. Als
antwoord op Lloyd George's uitlating, die in
Frankrijk zoo groote verontwaardiging wekte :
dat dan desnoods de Duitschers zelf in
OpperSilezië de rust maar herstellen moesten, kwam
dadelijk Wirth's bescheid: geen Duitsche
troepen zullen naar het land gaan; de trek'
van vrijwilligers om tegen de Polen te vechten
werd tegengegaan ook al weer ondanks
gloeiende betoogingen van vaderlandslievende
Duitschers en aldus werd ook in deze
zaak de indruk gewekt, dat Duitschland
eerlijk het procédévan 't verdrag van
Versailles wilde gevolgd zien, terwijl daarentegen
de Polen door gewapend ingrijpen dit wilde
verstoren.
Zoo maakt Duitschland de bijlegging der
Opper-Silezische crisis gemakkelijk en zoo is
het Briand mogelijk geweest de bespreking
daaromtrent op den langen baan te schuiven.
Want daarop komt 't geen thans geschiedt
neer. In het land zelf schijnt de toestand te
verbeteren : er zijn daar nu ook Engelsche
troepen aangekomen, zoodat de Duitschers
bescherming vinden evenals de Polen en, al
zijn de berichten soms nog alarmeerend,
't maakt toch den indruk, dat Korfanty's
poging tot gewelddage annexatie van het be
twiste gebied tot staan gekomen is. Lloyd
George's vinnige uitval heeft dus zijn werking
niet gemist en de zaak zal thans bepraat en
niet uitgevochten worden. Dat praten belooft
intusschen lang te duren, want zelfs op 't
oogenblik (Woensdagmorgen) is men 't er
nog niet over eens, of de Opperste Raad
spoedig bijeen zal komen om het probleem
te bespreken, dan wel of er eerst deskun
digen-commissies verslag zullen uitbrengen.
Er gaan voortdurend nota's heen en weer
tusschen Londen en Parijs, terwijl Italië tot
op zekere hoogte de bemiddelaarsrol speelt.
Maar hoe dit ook zij, het probleem heeft
voor het oogenblik zijn allerscherpste kanten
verloren en levert niet meer het groote ge
vaar op voor de Entente en de rust in de
wereld van eenige dagen geleden.
De beide moeilijkheden waaronder Enge
land zucht blijven hoogst ernstig. Het
mijnwerkersconfiict zal, naar Reuter telkens ver
zekert, spoedig eindigen, maar op zulk een
goede tijding volgt meestentijds een teleur
stelling. Nu heette het dat Lloyd George
beide partijen gedreigd had met dwang, d.i.
met een wet waarbij zij tot arbitrage ge
dwongen zouden worden, en het gevolg van
dit dreigement zou geweest zijn, dat de on
derhandelingen opnieuw aangeknoopt waren
met kans op goeden uitslag. Evenwel eenige
dagen later ontkende de premier dat hij
gedreigd zou hebben en op de gunstige
vooruitzichten volgden ook nu weer dreigende
berichten : de loonsverlaging die in elk geval
zou intreden zou aanleiding kunnen geven
tot uitbreiding der staking.
Uit Ierland blijft hoogst ongunstig nieuws
komen; het nieuwste is geweest de brand
van het douanen-kantoor in Dublin, een van
de mooiste gebouwen der stad, door Sinn
Fein; de bedoeling schijnt zelfs geweest te
zijn de ambtenaren in het gebouw te laten
meeverbranden; dit lukte niet, maar wel
werd het huis zelf een prooi der vlammen.
In Noord-Ierland, d.i. Ulster, werden de
verkiezingen volgens de nieuwe wet gehouden
en natuurlijk brachten zij daar een groote
protestantsche, Orangistische meerderheid.
Daarover bestond geen twijfel: het noorden
aanvaardt de wet en in Belfast zal een par
lement met overstelpend Orangistische meer
derheid zetelen. Maar het zuiden is van de
wet niet gediend en de toestand in Ierland
wordt vermoedelijk zoo, dat Ulster zichzelf
regeert, en Zuid-Ierland het régime van een
kroon-kolonie behoudt, terwijl, naar Lloyd
George zelf dezer dagen gezegd heeft, de
Britsche troepen daar versterkt zullen worden.
J. C. VAN OVEN