De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 4 juni pagina 2

4 juni 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Juni '21. No. 2293 HET EPISCOPAAT EN DE ROOMSCHE DEMOCRATIE Ttekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan rv l ?gt s Denk er aan, jonkertje: noblesse oblige!" om den dagelijkschen gang door het leven te toetsen, en na te denken over doen en laten. Zij zullen het ook, ondanks den vreemden titel en de vreemde taal, een bij uitstek Hollandsch boek vinden, voor den Hollandschen geest geschikt. Deze opmerking zal den heer Kropveld weHicht wat verbazen; hoewel zij hem zeker geen leed zal doen. Maar ik durf vol te houden, dal zulk een Gids door het Leven," als deze, uit weinig anderen oorsprong een zoo over wegend intellektualistisch en sceptisch karakter krijgen zou, als uit dien van ons zoo bij uit stek rationalistisch en sceptisch aangelegd va derland. Moge ik aanstonds hieraan toevoegen, dat ik met deze opmerking tevens aan den schrij ver en aan ons vaderland een onrecht doe ook l Waarover straks nader. Vporzoover hij bewust geredeneerd heeft, heeft de heer Kropveld ongetwijfeld een voor namenlijk in intellektueele en sceptische rich ting wijzenden gids gegeven. Zijn hoofdstuk jes over Wetenschap en Waarheid", over Natuur en Evolutie," over Beschaving en Kuituur," over Kennis en Geloof", over Godsdienst en Godsdiensten", zijn in hoofd zaak verstandelijk. De uiteenzetting, dat de religiositeit het gewoonlijk bij het rechte maar de Godsdienst het bij het verkeerde eind heeft, komt mij te eenzijdig, en eerlijk gezegd, ie oppervlakkig voor. Op verscheidene plaatsen voelde ik mij telkens genoopt de kantteekening te zetten: de imaginatie, wat laat ge van de imaginatie over? Van de onberedeneer de levenstraditie en levenservaring?" Het is mijn overtuiging, dat voor gids-behoevende menschekinderen anders over Kerk en Dog ma" te spreken valt dan deze schrijver doet, wanneer men de waarde van het geloof, juist als gids door het leven" tracht te doen ge voelen. Dat uit de gedachten over Ziel en Onsterfelijkheid" een andere slotsom voort vloeit, wanneer men maar niet zoo opzettelijk de fantasie uitschakelt, als hier op sommige bladzijden is geschied. En dat 't aloude vraag stuk van Vrijen Wil en Determinisme" meer in zich heeft, en meer op elke levenskracht inwerkt, dan volgens de scherp doorgetrokken leer van 'tdeterminisme, die den schrijver zeggen doet, dat indeterminisme de vader is van den haat, determinisme van liefde en geduld. Zou ik er niet tegenover mogen stellen, dat determinisme de verwekker is van moreele dobbering, en indeterminisme van gezonden wil? De betrekkelijkheid van Goed en Kwaad" ; de betrekkelijkheid van het Eergevoel"; de al te verstandelijke voorstellingen omtrent Liefde en Huwelijk," het zijn alle grond slagen, waarop, naar mijne innige overtui ging, het grootste gedeelte der menschen in waarheid niet leven kan, en niet leeft ook. Zij kunnen uitsluitend voldoening geven, en dan in hoofdzaak verstandelijke voldoening, aan degenen, die de levensvraagstukken meer analyseeren, dan ze werkelijk doormaken. Verstandelijk, maar nu reeds in een veel beteren, ja, in den rijken, waardevoller! zin des woords, zijn de vele hoofdstukken die de schrijver wijdt aan Lezen en Boeken"; aan de Keuze van Lectuur" ; aan de KunIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII minimum»iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini HET TOEVAL BIJ WETENSCHAPPELIJKE ONTDEKKINGEN Het zou al te stout zijn om te beweren, dat bij het ontstaan van de menschelijke uitvin dingen, en vooral bij de wetenschappelijke ontdekkingen, het laatste woord aan het toe val is; maar men kan toch niet tegenspreken dat het toeval er een rol bij speelt. Waarom zou men het anders de Voorzienig heid der uitvinders noemen, als het hun niet dikwijls te hulp kwam? Men hoopt op zijne medewerking, maar zij treedt aan den dag, op het meest onverwachte oogenblik; en die medewerking wordt des te meer gewaardeerd, omdat zij niet te voorzien is. Joseph de Maistre heeft ergens geschreven, dat er geen toeval bestond ; toch leest men op een andere plaats in zijn werken den vol genden zin, die met deze uitspraak geheel in strijd is: het is niet alleen een verkeerde, maar een uitgesproken dwaze meening, dat de misdaad over 't algemeen geluk, en de deugd ongeluk met zich brengt; integendeel. Het waarschijnlijkst is het, dat geluk en te genspoed een soort loterij vormen, waaruit ieder, zonder onderscheid, een goed of slecht lot kan trekken." Zeker, ook een uitspraak als van La Rochefoucauld, dat het toeval en luimen de wereld regeeren," wil ons gezond verstand niet geheel aannemen; maar het zou toch dwaas zijn om niet te erkennen, dat wij dikwijls de uitwerking van iets zien, zonder dat wij de oorzaak ervan kunnen opsporen. Om deze algemeene stellingen verder te ontwikkelen, zullen wij meteenige voorbeelden trachten te bewijzen, dat het toeval lang geen te verwaarloozen factor is; maar haasten wij ons er bij te voegen, dat er meestal het genie voor noodig is om van die gelukkige vondsten voordeel te trekken en er de volle waarde uit te halen. Laten wij, als voorbeeld, Newton maar eens nemen : het simpele feit van het vallen van een appel was voor hem de aanleiding voor zijne gedachte over de zwaartekracht. Maar Newton bepaalde zich niet alleen tot waarne men, hij overdacht de dingen zonder ophouden; onze Engelsche geleerde was het, die, toen IIIIIIIIIIII'IIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII men hem vroeg, hoe hij er in geslaagd was zijn ontdekkingen te doen, antwoordde : door er steeds over te denken." ' De scheikundige Priestley daarentegen be weerde eenzelfde doel bereikt te hebben als zijn beroemde landgenoot, maar langs t genovergestelden weg : door er n.l. nooit over na te denken. Hij deed maar, altijd volgens zijn zeggen, proeven op goed geluk, en hoopte slechts op het toeval, om hem de oplossing van zijn problemen te brengen. Moet men hem gelooven, dan zou hij aan een zeer toevallige omstandigheid zijn ontdekking te danken hebben. Hij was met den Markies van Landsdowne naar Parijs gereisd en had die gelegenheid waargenomen om een zitting bij te wonen van de Académie des Sciences. Men discussieerde daar dien dag over de eigenschappen van het roode kwikoxyd. Aan het levendige debat namen o.a. ook deel de natuurkundige Bauméen de schei kundige Cadet. Thuisgekomen begon Priestley dadelijk de waarheid van de beweringen van de beide geleerden te onderzoeken en toen zou hij die nieuwe stof hebben ontdekt, het z.g. oxygeen. De volgende geschiedenis, oogenschijnlijk veel fantastischer, vindt toch geloof, ook bij degelijke en ernstige geleerden. Men schrijft aan Montgolfier, zooals ieder weet, het idee van de opstijging van ballons toe, althans staat hij bekend als degeen die dit idee het eerst in praktijk heeft gebracht. Welnu, aan Mevrouw Montgolfier, of liever aan den God van het toeval, zijn wij het verschuldigd. De vrouw van den lateren luchtschipper had een rok van lichte stof over een van de ge vlochten teenen manden gehangen, die dienen om de wasch te drogen met behulp van 'n komfoor, dat men er binnen inzet. De warmte had de lucht doen uitzetten en de rok ging iets de hoogte in; Montgolfier trof de wonderlijkheid van het geval, dat aan ieder ander onopgemerkt zou zijn voorbijgegaan ; en zózou dus de Montgolfière zijn uitgevonden. De photographie, of nauwkeuriger gezegd de daguerréotypie, waarvan de eer der ont dekking evenzeer aan Niepce als Daguerre toekomt, werd ongeveer op de volgende manier uitgevonden. Niepce, die evenals VRAAOTi SI-FA-KO s ia ARE H Hot voornmmmmto Sorlomork HENRY ASSELIN OVER NEDERLAND sten," en Muziek"; aan Muziek in Huis," aan de Tooneelspeelkunst"; aan Reizen en Trekken." Hier is waarlijk een uitnemende en hoogbesnaarde geest aan het woord, die met kwistige hand voor u neer spreidt, wat hij zelf met hartstochtelijke moeite in zich opgenomen heeft. Dit zijn juist hoofdstukjes, welke men aan levensbeginners in handen geven wil. De rijke wenken, welke Kropveld biedt over wereldlitteratuur, over de beste boeken, over de mooiste reizen, over heilig kunstgenot en wat niet al, het zijn de waar devolle wenken van den beproefden kunste naar en den man van gevoel aan hen die door dézen gids uitstekend gediend zullen zijn. Hier kweekt hij waarlijk een ideaal van hoogen adeldom, en wanneer er een philosoof aan 't woord is, is het de epicurist, de magister elegantiae van de. klassieke wereld. Hoe weldadig doet het aan, dat in dit geheele tweede gedeelte déman van sentiment, de man van verbeelding, de man van exaltatie zelfs op den voorgrond treedt. Dit is het onrecht, dat ik den schrijver en zijn oorsprong zoo straks aandeed, toen ik hem als intellektualist iankondigde. Hij heeft alleen maar een aantal intellektualistische hoofdstukken geschreven. Hij zelf isanders. Zijn geheele boek is, ten slotte, een getuigenis voor 't poëtische, het heilige in het leven, en niet voor 't kritische, of voor de scepsis. In de sterkste mate komt dit uit in het hoofd stuk, dat mij als het kernpunt van het boek getroffen heeft, en waarin elke lezer een schat van voldoening vinden kan. Het is dat over Het beleid van te leven." Het lust mij niet, deze aankondiging tot een dispuut te maken. Ik zou anders met den schrijvereene gedachtenwisseling willen ope nen om aan te toonen, dat hij, gelukkig, in dit hoofdstuk zeer voorname bestanddeelen van zijn voorafgaande vrijwel te niet doet. Ik heb 't kapittel te zeer genoten, om er magisterij uit te putten. Het geheim van 't geluk is, de dingen lief te hebben zooals zij zijn; de amor facti; steeds de mooie kanten van de medaille te zien; optimisme tot een plicht te maken ; vreugde te scheppen ; onze beste bezittingen : geest en karakter, niet te yerwaarloozen; en niet te vragen naar wat wij niet, doch blij te zijn met wat wij wél hebben. Onze medemenschen te nemen, zooals zij zijn, en altijd te bedenken, dat wij zelve misschien nog vervelender zijn dan zij." Inderdaad, Kropveld, zoo hebt ge een schatkamertje van levenskunst gebouwd en velen een waarlijk goeden gids voor de levenswegen gegeven. En dit in een vorm, die het werk tiendubbel vruchtbaar zal maken, want uwe taal en zeggenswijze zijn, het geheele boek door, even klaar als pakkend en fijn. Laat mij er aan toevoegen, dat ge, in dit kapittel, waarin ge, mét die andere over kunsten enz., denkelijk zelve ook het meeste voldoening hebt, een geweldig beroep doet juist op het nverstandelijke, op de verbeeldingsgave, op de wilskracht, op het geloof in den mensch, waar uit op den langen duur zijn geluk bestaat; op de onweegbare en onberedeneerbare ver mogens, waarmede hij zich de wateren van den inwendigen vrede oploodst. En bedrieg ik mij dan erin, dat, met dit hoofdstuk in de hand, ook de antwoorden op de vragen van liefde en huwelijk, van goed en kwaad, van kerk en geloof, wel eens anders gaan luiden dan gij zelve hebt beredeneerd? Maar daarom des te beter. Het boek krijgt er een van de eigenschappen te meer door, waar door het een echte gids voor menschen kan zijn. Namelijk deze : dat liet op zich zelf rijk en verscheiden, en veelzijdig en bewogen en niet pedant is. Een echte uiting van wat ons menschen toch immer eigen blijft: afwissel lende en dob berende wezens te zijn, tres ondoyants, et divers. Mei 1921. J. A. v A N HAMEL Newton onophoudelijk aan zijne uitvinding dacht, zag eens dat een zilveren lepeltje, dat toevallig was blijven liggen op een plaats, die gedrenkt was in een jodiumhoudende op lossing, daarop een afdruk had achtergelaten. Voor niemand anders zou dat iets merkwaar digs zijn geweest; maar voor Niepce was het een openbaring : ,,Het jodium," zoo redeneerde hij, kon een metaal dus gevoelig voor beelden maken." En daarmee was de eerste en grootste stap gedaan. De uitvinding die den naam Galvani be roemd maakte, dankte men,als zoovele andere, aan het toeval. Zooals Qerdy in 1855 in de Académie de Médecine al zeide, naar aanlei ding van een nieuwe manier van opereeren, die het toeval hem had doen ontdekken: bij alle onvoorbereide dingen moet het toeval te pas komen om ze te doen slagen. Den eenen dag denkt men eens helderder dan den vorigen of den volgenden aan het middel, dat ons nooit in de gedachte zou zijn gekomen op een ander oogenblik." Wat doet het er toe of zij die een of ander geneesmiddel uitvinden of het wér ontdekken, door zonder het te weten, een oude vergeten geneeswijze weer toe te passen, niet volgens strenge methode van onderzoek zijn te werk gegaan; het eenige, waar het op aankomt, is, dat zij hun doe! hebben bereikt, in casu, de genezing. Wat hoeven wij ons te bekommeren over de middelen, die zij gebruikt hebben en of die middelen imitatie, observatie of toe val heeten ! Dat toeval! Men zou er een standbeeld voor kunnen oprichten, voor alle?, wat wij het ver schuldigd zijn. Deed niet het toeval den dap peren Ambroise Pare ontdekken, wat wij sinds dien met den naam antisepsis betitelen? De geschiedenis is het vertellen wel waard. Ambroise Pare was op zijn eersten veldtocht; hij diende als chirurg onder maarschalk de Montejean, luitenant-generaal der Fransche infanterie. Hij was pas negentien jaar en had juist zijn eerste bevordering in het leger ge maakt, toen hij door een gelukkige vondst een groote verandering te weeg bracht in de behandeling van wonden; de pijnen n.l., als gevolg van het toebranden der geweerwonden met kokende olie, hoefden voortaan niet meer geleden te worden. Die ontdekking Henry Asselin, La Holfande dans Ie monde. Paris, Perrin et Cie. 1921. Talrijk zijn de Fransen geweest die korter of langer in ons land hebben vertoefd, doch slechts enkelen hebben'hun indrukken samen hangend te boek gesteld. Men kan hen tellen: Montchrétien en Regnard inde XV Me, Havard in de XlXe eeuw, ziedaar de namen die ons dadelik vór de geest komen; voortaan zal die van Henry Asselin naar voren treden. Door een langdurig verblijf in ons land ver trouwd geworden met de nieuwe omgeving waarin zijn betrekking hem plaatste, heeft hij met grote nauwgezetheid en een werkelik bewonderingswaardige opmerkingsgave ons karakter, onze zeden, onze kunst en weten schap bestudeerd, daarbij geholpen door de sympathie die hij voor ons volk en ons land gevoelt. Er kan niet genoeg nadruk worden gelegd op deze laatste, onmisbare, voorwaarde voor een, ik zeg. niet billike, maar juiste beoordeling van het vreemde. Henry Asselin, ik weet het, voelde zich onder ons thuis en het heeft hem leed gedaan dat de omstan digheden hem dwongen Nederland te ver laten. Hij heeft zich moeite gegeven om ons te begrijpen; hij heeft niet, zoals zovele anderen, met een soort bekrompen hoog hartigheid alles afgekeurd wat niet precies zo was als in Frankrijk; integendeel, het goede even eerlik erkend als het verkeerde. Wij Hollanders zijn niet verwend op dat punt; slechts zeer weinig Fransen hebben een ernstige poging gedaan ons te leren kennen. Asselin deed dat en hij heeft het recht aan zijn boek deze ondertitel te geven: de ziel en het leven van een volk". De voortreffelike herinneringen die hij in Holland heeft achtergelaten door zijn werken voor toenadering tussen ons land en] het zijne wij denken hier aan het, helaas al te kortstondige, Office francais", waarvan hij de stichter, de directeur, en de bezielende kracht was zullen door dit boek nog vriendeliker worden. Het is geenszins een doorlopende lofrede, doch een ernstige proeve van waarneming der psyche van ons volk, van waarneming ook van onze politieke en economiese toestanden, van onze kunst en wetenschap. Want dit maakt, verbonden met zijn talent om anderen te begrijpen, Asselin biezonder geschikt voor de taak die hij zich heeft gegeven en die hij zo voortreffelijk heeft volbracht: dat zijn geest vatbaar is voor artistieke indrukken, die hij met een zeldzaam fijn schrijverstalent weet weer te geven, en tegelijk behoefte heeft aan die nauwkeurigheid, die vaak niet dan ten koste van cijfers en statistieken is te bereiken. Hij is niet alleen in staat Fromentin te waarderen en aan te vullen, maar hij stelt ook belang in onze handel, onze industrie, onze veeteelt; hij ziet onze steden niet alleen met het oog van de intelligente toerist, maar let op de beweging in de straat en op het water, en daardoor geeft zijn boek een volledig beeld van ons nationale bestaan; niet alleen vreemdelingen, maar velen onzer landgenoten zullen er biezonderheden in lezen die zij niet wisten. Waarlik, Henry Asselin heeft recht op de dankbaarheid van ons volk. Ik beschouw het als een grote eer dat hij zijn werk wel aan mij heeft willen opdragen; mocht men vrezen dat hierdoor mijn oordeel partijdig zou zijn, dan kan ik volstaan met naar het werk zelf te verwijzen, dat ik in veler handen wens. Het is een statig boekdeel, versierd met vijftig gravures die de schrijver verschuldigd is aan het Bureau voor inlichtingen omtrent het toerisme in Nederland", waarvan de voorzitter en de directeur hem behulpzaam zijn geweest. Aan Jan Feith's Nederland in het heden heeft hij gegevens van nauwkeu rige aard ontleend, zodat, zegt hij, enkele der hoofdstukken eenvoudig van Feith zijn overgenomen; zij zijn vertaald, aangepast, in andere toon gezet." Ook deze laatste manipulaties zijn van belang, zodat het verre van ons moge zijn de waarde der bedoelde gedeelten te onderschatten. Het is een hele inspanning, aan Franse lezers een denkbeeld van, bij voorbeeld, een waterschap te geven of een veenpolder : voor Asselin hebben zulke IIIIIIP iiimiiniiiiiiiimi werd pas gedaan na het gebeurde in den pas van Suze. De olie n.l. begon hem toen te ont breken en hij moest wel een digestief toepassen, dat samengesteld was uit het geel van een ei, rozenolie en terpentijn. 's Nachts kon hij niet slapen uit vrees, dat hij de niet gecauteriseerde patiënten vergif tigd had en heel vroeg in den morgen stond hij daarom al op. Boven alle verwachting," zoo vertelt hij zelf, bemerkte ik, dat juist de wonden der patiënten, waarop ik het digestief had toege past, veel minder pijnlijk waren en geen ont steking vertoonden. Maar mijn andere patiën ten, wier wonden ik met kokende olie behan deld had, trof ik koortsig en zeer pijnlijk aan. Van toen af aan besloot ik die arme verwonden nooit meer zoo wreed te branden." Het toeval had den zestiende-eeuwschen chirurg pp den weg naar de ontdekking der antisepsis gebracht. Ook het toeval weer verklapte aan de inboorlingen van Zuid-Amerika, dat het kauwen op de bladeren van den coca den mensch in staat stelt honger te lijden, bergen te beklimmen, m n woord de grootst moge lijke vermoeienissen te doorstaan. Maar het zou nog eeuwen duren, voordat de geleerden begonnen te begrijpen, dat hier een prachtige ontdekking in kiem aanwezig was, n.l. die van de gevoelloosheid door cocaïne teweeggebracht; pas sinds twintig jaar is men begonnen van dit therapeutisch middel gebruik te maken; en nauwelijks tien jaren is het, dat men het bij kleine operaties toepast in de plaats van chloroform. Men begrijpt zonder meer dat voor chirur gische uitvindingen de ervaring het toeval te hulp moet komen. Professor Forgue uit Montpellier vertelde eens op een van zijn mooie clinische college's, het geval van Herophilos, n van de beroemdste chirurgen uit de school van Alexandrië. Herophilos dan liet zich de ter dood veroordeelden levend uitleveren.... om ze te ontleden ! Zoo kwam hij er, evenals zijn collega Erasistratus ongemerkt toe, leverabcessen te opereeren, en was dus al 220 jaar vooruitgeloopen op de operaties van Stromeyer-Little, die tegenwoordig voor klassiek gelden. In ons boek Merkwaardigheden uit de medische wetenschap hebben wij het al gehad onderwerpen niet de minste bezwaren, en het is een genoegen te zien hoe bevallig hij manoeuvreert, Franse equivalenten beden kende voor wat specifiek Hollands is, zonder, ter wille van de helderheid, iets essentieels op te offeren. Toch zullen wij hem bij voorkeur volgen in die hoofdstukken waar hij geheel zichzelf was en alleen uit eigen ervaring heeft geput. Hoe ziet hij ons volk? Dat leert ons de studie getiteld: Les Hollandais". Wij Hollanders zijn gecompliceerd, en hoe langer men met ons woont, des te minder kent men ons, maar, gelukkig, des te meer houdt men van ons. Uiterlik hebben wij ietsruws; waar die ruwheid wordt bedwongen, is het niet door het gevoel, maar door het verstand; wij hebben weinig verbeelding; ons verstandelik evenwicht geeft ons een juiste blik van de zaken, maakt ons afkeerig van alle Donquichottistne. Wij zijn goede zakenmensen, wij zijn voorzichtig. Wij hebben een scherp omlijnde vojksaard, hoezeer wij ook polyglot zijn en' door de omstandigheden veel in aanraking met het buitenland komen. Wij sluiten ons op in onze familie: onze grote glinsterende vensters lijken de vreem deling te zullen veroorloven naar binnen in de huizen te zien, maar in werkelikheid weerkaatst het vensterglas uw eigen beel tenis, en niets meer." De Fransman is nog getroffen door een andere onzer eigenaardig heden: ons individualisme als persoon en ons particularisme als staatsburger; de steden staan vaak tegenover elkander en de indivi duen werken ieder voor zich; wél kennen wij, nog meer misschien dan andere volken, de maatschappelike organisaties, trust, asso ciatie, syndicaat, maar in de boezem dezer verenigingen heerst de persoonlikheid. Ook ons formalisme heeft de aandacht getrokken van de schrijver, die zich verbaast over onze uitvoerige titulatuur. Onze kalmte doet ons gelijken op de Chinezen, die, evenals wij, minachting voor de tijd hebben: de Hol lander leeft goed, werkt goed, verdient veel geld, en is nooit gehaast; hij staat laat op het schijnt dat het klimaat dit eist gaat rustig aan zijn zaken, tussen negen en tien uur, verlaat ze tussen vijf en zes uur, om weer naar huis te gaan, te eten, zonder zich meer om zijn dagtaak te bekommeren. In dit land, dat zo modern lijkt als wij het bezien uit het gezichtspunt van wat men vooruitgang noemt, en dat zo actief is in handels- en bankzaken, komt het er voor niemand -op een uur, een dag, een week op aan. In deze tijden van auto's en vliegmachines is de wijze van scheepvaart op de kanalen, waaraan dit volk gehecht blijft, een ware paradox; het schouwspel van een zware schuit, die zódiep op het water ligt dat alleen het lichtelik omgebogen dek, dat zich aan de voor- en achtersteven opheft, zichtbaar is, en die wordt voortgeboomd door n enkele man, dat schouwspel is de zoetste revanche die men kan -bedenken op het americanisme van onze dagen." De Franse beleefdheid, de overdreven compli menten worden hier ongelovig aangehoord; de Hollandse hoffelikheid is deftiger en sluit de oprechtheid niet uit, een oprechtheid die het Franse gemoed somtijds, zonder het te willen, kwetst. Over de vrouw en het jonge meisje oor deelt de schrijver aldus: De Hollandse vrouw is zeer geëmanci IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABATA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiimiiiimiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii over den vrijschutter van Meudon, dien Lode wijk XI tot den strop veroordeeld had; men vroeg hem, of hij, om aan de galg te ont komen, zich wilde laten opereeren. Onze vriend was het vrij onverschillig of hij stierf tengevolge van een operatie of het leven liet aan de galg, zoodat hij zonder aarzelen zijne toestemming gaf. De schutter was zoo ge lukkig de operatie te doorstaan en zoo werd dus de eerste nieroperatie gedaan van niersteen ; als er tenminste in ons geval geen sprake is geweest van een galblaasoperatie om galsteenen weg te nemen ; want nog steeds is men het niet eens over den waren aard van de operatie die de chirurgiens van Lodewijk XI op den patiënt, dien de beul voor zich opeischte, verricht hebben. Als men de annalen der medische geschie denis eens doorzocht, wat zou men dan al niet vinden als voorlooper van het empirisch onderzoek ! Treft men b.v. bij wilde volken al niet de antisepsis aan, vórdat men nog op weten schappelijk terrein komt? In Brazilië be strooien de inboorlingen hun wonden met houtskoolpoeder; de eilandbewoners van Engano bedekken ze met heete asch. De Annamiten gebruiken de asch van ringen, die bij offeranden gediend hebben; deze ringen nu bestaan uit aromatische houtsoorten. Hoewel zij zich er niet van bewust zijn, brengen de Annamiten op deze wijze de antisepsis in toepassing. Het behandelen van wonden met alcohol, met extracten, met koperzouten hebben de chirurgen in de middeleeu wen al gekend. Het steriliseeren van instru menten heeft Paracelsus, die vruchtbare geest, wiens genie de meeste menschelijke kennis omvatte, reeds geformuleerd. En weet men niet, dat er te Pompei en in het oude Egypte even volmaakte instrumenten zijn gevonden als wij hebben? Waarlijk, laten wij het maar bekennen, als wij onderzoek en toeval in de wetenschappelijke uitvindingen buiten beschouwing laten, wat blijft er dan over voor het menschelijk ver nuft ? Alleen het te werk stellen en het gebruik maken van die dikwijls onverwachte hulp bronnen, die de geleerden echter in geen geval mogen versmaden. DOCTEUR CABANES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl