Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Juni '21. No. 2293
HET EPISCOPAAT EN DE ROOMSCHE DEMOCRATIE
Ttekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan
rv
l
?gt
s
Denk er aan, jonkertje: noblesse oblige!"
om den dagelijkschen gang door het leven te
toetsen, en na te denken over doen en laten.
Zij zullen het ook, ondanks den vreemden titel
en de vreemde taal, een bij uitstek Hollandsch
boek vinden, voor den Hollandschen geest
geschikt.
Deze opmerking zal den heer Kropveld
weHicht wat verbazen; hoewel zij hem zeker
geen leed zal doen. Maar ik durf vol te houden,
dal zulk een Gids door het Leven," als deze,
uit weinig anderen oorsprong een zoo over
wegend intellektualistisch en sceptisch karakter
krijgen zou, als uit dien van ons zoo bij uit
stek rationalistisch en sceptisch aangelegd va
derland.
Moge ik aanstonds hieraan toevoegen, dat
ik met deze opmerking tevens aan den schrij
ver en aan ons vaderland een onrecht doe
ook l Waarover straks nader.
Vporzoover hij bewust geredeneerd heeft,
heeft de heer Kropveld ongetwijfeld een voor
namenlijk in intellektueele en sceptische rich
ting wijzenden gids gegeven. Zijn hoofdstuk
jes over Wetenschap en Waarheid", over
Natuur en Evolutie," over Beschaving en
Kuituur," over Kennis en Geloof", over
Godsdienst en Godsdiensten", zijn in hoofd
zaak verstandelijk. De uiteenzetting, dat de
religiositeit het gewoonlijk bij het rechte maar
de Godsdienst het bij het verkeerde eind heeft,
komt mij te eenzijdig, en eerlijk gezegd, ie
oppervlakkig voor. Op verscheidene plaatsen
voelde ik mij telkens genoopt de
kantteekening te zetten: de imaginatie, wat laat ge
van de imaginatie over? Van de onberedeneer
de levenstraditie en levenservaring?" Het
is mijn overtuiging, dat voor gids-behoevende
menschekinderen anders over Kerk en Dog
ma" te spreken valt dan deze schrijver doet,
wanneer men de waarde van het geloof, juist
als gids door het leven" tracht te doen ge
voelen. Dat uit de gedachten over Ziel en
Onsterfelijkheid" een andere slotsom voort
vloeit, wanneer men maar niet zoo opzettelijk
de fantasie uitschakelt, als hier op sommige
bladzijden is geschied. En dat 't aloude vraag
stuk van Vrijen Wil en Determinisme" meer
in zich heeft, en meer op elke levenskracht
inwerkt, dan volgens de scherp doorgetrokken
leer van 'tdeterminisme, die den schrijver zeggen
doet, dat indeterminisme de vader is van den
haat, determinisme van liefde en geduld.
Zou ik er niet tegenover mogen stellen, dat
determinisme de verwekker is van moreele
dobbering, en indeterminisme van gezonden
wil?
De betrekkelijkheid van Goed en Kwaad" ;
de betrekkelijkheid van het Eergevoel";
de al te verstandelijke voorstellingen omtrent
Liefde en Huwelijk," het zijn alle grond
slagen, waarop, naar mijne innige overtui
ging, het grootste gedeelte der menschen in
waarheid niet leven kan, en niet leeft ook.
Zij kunnen uitsluitend voldoening geven, en
dan in hoofdzaak verstandelijke voldoening,
aan degenen, die de levensvraagstukken meer
analyseeren, dan ze werkelijk doormaken.
Verstandelijk, maar nu reeds in een veel
beteren, ja, in den rijken, waardevoller! zin
des woords, zijn de vele hoofdstukken die de
schrijver wijdt aan Lezen en Boeken";
aan de Keuze van Lectuur" ; aan de
KunIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII minimum»iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
HET TOEVAL
BIJ WETENSCHAPPELIJKE
ONTDEKKINGEN
Het zou al te stout zijn om te beweren, dat
bij het ontstaan van de menschelijke uitvin
dingen, en vooral bij de wetenschappelijke
ontdekkingen, het laatste woord aan het toe
val is; maar men kan toch niet tegenspreken
dat het toeval er een rol bij speelt.
Waarom zou men het anders de Voorzienig
heid der uitvinders noemen, als het hun niet
dikwijls te hulp kwam? Men hoopt op zijne
medewerking, maar zij treedt aan den dag,
op het meest onverwachte oogenblik; en die
medewerking wordt des te meer gewaardeerd,
omdat zij niet te voorzien is.
Joseph de Maistre heeft ergens geschreven,
dat er geen toeval bestond ; toch leest men
op een andere plaats in zijn werken den vol
genden zin, die met deze uitspraak geheel in
strijd is: het is niet alleen een verkeerde,
maar een uitgesproken dwaze meening, dat de
misdaad over 't algemeen geluk, en de deugd
ongeluk met zich brengt; integendeel.
Het waarschijnlijkst is het, dat geluk en te
genspoed een soort loterij vormen, waaruit
ieder, zonder onderscheid, een goed of slecht
lot kan trekken."
Zeker, ook een uitspraak als van La
Rochefoucauld, dat het toeval en luimen de
wereld regeeren," wil ons gezond verstand niet
geheel aannemen; maar het zou toch dwaas
zijn om niet te erkennen, dat wij dikwijls de
uitwerking van iets zien, zonder dat wij de
oorzaak ervan kunnen opsporen.
Om deze algemeene stellingen verder te
ontwikkelen, zullen wij meteenige voorbeelden
trachten te bewijzen, dat het toeval lang
geen te verwaarloozen factor is; maar haasten
wij ons er bij te voegen, dat er meestal het
genie voor noodig is om van die gelukkige
vondsten voordeel te trekken en er de volle
waarde uit te halen.
Laten wij, als voorbeeld, Newton maar eens
nemen : het simpele feit van het vallen van
een appel was voor hem de aanleiding voor
zijne gedachte over de zwaartekracht. Maar
Newton bepaalde zich niet alleen tot waarne
men, hij overdacht de dingen zonder ophouden;
onze Engelsche geleerde was het, die, toen
IIIIIIIIIIII'IIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
men hem vroeg, hoe hij er in geslaagd was zijn
ontdekkingen te doen, antwoordde : door er
steeds over te denken."
' De scheikundige Priestley daarentegen be
weerde eenzelfde doel bereikt te hebben als zijn
beroemde landgenoot, maar langs t
genovergestelden weg : door er n.l. nooit over na te
denken. Hij deed maar, altijd volgens zijn
zeggen, proeven op goed geluk, en hoopte
slechts op het toeval, om hem de oplossing
van zijn problemen te brengen. Moet men hem
gelooven, dan zou hij aan een zeer toevallige
omstandigheid zijn ontdekking te danken
hebben.
Hij was met den Markies van Landsdowne
naar Parijs gereisd en had die gelegenheid
waargenomen om een zitting bij te wonen van
de Académie des Sciences. Men discussieerde
daar dien dag over de eigenschappen van het
roode kwikoxyd.
Aan het levendige debat namen o.a. ook
deel de natuurkundige Bauméen de schei
kundige Cadet. Thuisgekomen begon Priestley
dadelijk de waarheid van de beweringen van
de beide geleerden te onderzoeken en toen zou
hij die nieuwe stof hebben ontdekt, het z.g.
oxygeen.
De volgende geschiedenis, oogenschijnlijk
veel fantastischer, vindt toch geloof, ook bij
degelijke en ernstige geleerden. Men schrijft
aan Montgolfier, zooals ieder weet, het idee
van de opstijging van ballons toe, althans
staat hij bekend als degeen die dit idee het
eerst in praktijk heeft gebracht. Welnu, aan
Mevrouw Montgolfier, of liever aan den God
van het toeval, zijn wij het verschuldigd.
De vrouw van den lateren luchtschipper had
een rok van lichte stof over een van de ge
vlochten teenen manden gehangen, die dienen
om de wasch te drogen met behulp van 'n
komfoor, dat men er binnen inzet.
De warmte had de lucht doen uitzetten
en de rok ging iets de hoogte in;
Montgolfier trof de wonderlijkheid van het
geval, dat aan ieder ander onopgemerkt zou
zijn voorbijgegaan ; en zózou dus de
Montgolfière zijn uitgevonden.
De photographie, of nauwkeuriger gezegd
de daguerréotypie, waarvan de eer der ont
dekking evenzeer aan Niepce als Daguerre
toekomt, werd ongeveer op de volgende
manier uitgevonden. Niepce, die evenals
VRAAOTi
SI-FA-KO
s ia ARE H
Hot voornmmmmto Sorlomork
HENRY ASSELIN OVER
NEDERLAND
sten," en Muziek"; aan Muziek in Huis,"
aan de Tooneelspeelkunst"; aan Reizen
en Trekken." Hier is waarlijk een uitnemende
en hoogbesnaarde geest aan het woord, die
met kwistige hand voor u neer spreidt, wat
hij zelf met hartstochtelijke moeite in zich
opgenomen heeft. Dit zijn juist hoofdstukjes,
welke men aan levensbeginners in handen
geven wil. De rijke wenken, welke Kropveld
biedt over wereldlitteratuur, over de beste
boeken, over de mooiste reizen, over heilig
kunstgenot en wat niet al, het zijn de waar
devolle wenken van den beproefden kunste
naar en den man van gevoel aan hen die door
dézen gids uitstekend gediend zullen zijn.
Hier kweekt hij waarlijk een ideaal van
hoogen adeldom, en wanneer er een philosoof
aan 't woord is, is het de epicurist, de magister
elegantiae van de. klassieke wereld.
Hoe weldadig doet het aan, dat in dit
geheele tweede gedeelte déman van sentiment,
de man van verbeelding, de man van exaltatie
zelfs op den voorgrond treedt.
Dit is het onrecht, dat ik den schrijver
en zijn oorsprong zoo straks aandeed, toen ik
hem als intellektualist iankondigde. Hij heeft
alleen maar een aantal intellektualistische
hoofdstukken geschreven. Hij zelf isanders. Zijn
geheele boek is, ten slotte, een getuigenis voor
't poëtische, het heilige in het leven, en
niet voor 't kritische, of voor de scepsis.
In de sterkste mate komt dit uit in het hoofd
stuk, dat mij als het kernpunt van het boek
getroffen heeft, en waarin elke lezer een schat
van voldoening vinden kan. Het is dat
over Het beleid van te leven."
Het lust mij niet, deze aankondiging tot
een dispuut te maken. Ik zou anders met den
schrijvereene gedachtenwisseling willen ope
nen om aan te toonen, dat hij, gelukkig, in
dit hoofdstuk zeer voorname bestanddeelen
van zijn voorafgaande vrijwel te niet doet.
Ik heb 't kapittel te zeer genoten, om er
magisterij uit te putten.
Het geheim van 't geluk is, de dingen lief
te hebben zooals zij zijn; de amor facti; steeds
de mooie kanten van de medaille te zien;
optimisme tot een plicht te maken ; vreugde
te scheppen ; onze beste bezittingen : geest en
karakter, niet te yerwaarloozen; en niet te
vragen naar wat wij niet, doch blij te zijn met
wat wij wél hebben. Onze medemenschen te
nemen, zooals zij zijn, en altijd te bedenken,
dat wij zelve misschien nog vervelender zijn
dan zij."
Inderdaad, Kropveld, zoo hebt ge een
schatkamertje van levenskunst gebouwd en velen
een waarlijk goeden gids voor de levenswegen
gegeven. En dit in een vorm, die het werk
tiendubbel vruchtbaar zal maken, want uwe
taal en zeggenswijze zijn, het geheele boek
door, even klaar als pakkend en fijn. Laat mij
er aan toevoegen, dat ge, in dit kapittel,
waarin ge, mét die andere over kunsten enz.,
denkelijk zelve ook het meeste voldoening
hebt, een geweldig beroep doet juist op het
nverstandelijke, op de verbeeldingsgave, op de
wilskracht, op het geloof in den mensch, waar
uit op den langen duur zijn geluk bestaat;
op de onweegbare en onberedeneerbare ver
mogens, waarmede hij zich de wateren van
den inwendigen vrede oploodst. En bedrieg
ik mij dan erin, dat, met dit hoofdstuk in de
hand, ook de antwoorden op de vragen van
liefde en huwelijk, van goed en kwaad, van
kerk en geloof, wel eens anders gaan luiden
dan gij zelve hebt beredeneerd?
Maar daarom des te beter. Het boek krijgt
er een van de eigenschappen te meer door, waar
door het een echte gids voor menschen kan
zijn. Namelijk deze : dat liet op zich zelf rijk
en verscheiden, en veelzijdig en bewogen en
niet pedant is.
Een echte uiting van wat ons menschen
toch immer eigen blijft: afwissel lende en dob
berende wezens te zijn, tres ondoyants, et
divers.
Mei 1921.
J. A. v A N HAMEL
Newton onophoudelijk aan zijne uitvinding
dacht, zag eens dat een zilveren lepeltje,
dat toevallig was blijven liggen op een plaats,
die gedrenkt was in een jodiumhoudende op
lossing, daarop een afdruk had achtergelaten.
Voor niemand anders zou dat iets merkwaar
digs zijn geweest; maar voor Niepce was het
een openbaring : ,,Het jodium," zoo redeneerde
hij, kon een metaal dus gevoelig voor beelden
maken."
En daarmee was de eerste en grootste stap
gedaan.
De uitvinding die den naam Galvani be
roemd maakte, dankte men,als zoovele andere,
aan het toeval. Zooals Qerdy in 1855 in de
Académie de Médecine al zeide, naar aanlei
ding van een nieuwe manier van opereeren,
die het toeval hem had doen ontdekken:
bij alle onvoorbereide dingen moet het
toeval te pas komen om ze te doen slagen.
Den eenen dag denkt men eens helderder dan
den vorigen of den volgenden aan het middel,
dat ons nooit in de gedachte zou zijn gekomen
op een ander oogenblik."
Wat doet het er toe of zij die een of ander
geneesmiddel uitvinden of het wér ontdekken,
door zonder het te weten, een oude vergeten
geneeswijze weer toe te passen, niet volgens
strenge methode van onderzoek zijn te werk
gegaan; het eenige, waar het op aankomt, is,
dat zij hun doe! hebben bereikt, in casu, de
genezing. Wat hoeven wij ons te bekommeren
over de middelen, die zij gebruikt hebben en
of die middelen imitatie, observatie of toe
val heeten !
Dat toeval! Men zou er een standbeeld voor
kunnen oprichten, voor alle?, wat wij het ver
schuldigd zijn. Deed niet het toeval den dap
peren Ambroise Pare ontdekken, wat wij
sinds dien met den naam antisepsis betitelen?
De geschiedenis is het vertellen wel waard.
Ambroise Pare was op zijn eersten veldtocht;
hij diende als chirurg onder maarschalk de
Montejean, luitenant-generaal der Fransche
infanterie. Hij was pas negentien jaar en had
juist zijn eerste bevordering in het leger ge
maakt, toen hij door een gelukkige vondst
een groote verandering te weeg bracht
in de behandeling van wonden; de pijnen n.l.,
als gevolg van het toebranden der
geweerwonden met kokende olie, hoefden voortaan
niet meer geleden te worden. Die ontdekking
Henry Asselin, La Holfande dans Ie
monde. Paris, Perrin et Cie. 1921.
Talrijk zijn de Fransen geweest die korter
of langer in ons land hebben vertoefd, doch
slechts enkelen hebben'hun indrukken samen
hangend te boek gesteld. Men kan hen tellen:
Montchrétien en Regnard inde XV Me, Havard
in de XlXe eeuw, ziedaar de namen die ons
dadelik vór de geest komen; voortaan zal
die van Henry Asselin naar voren treden.
Door een langdurig verblijf in ons land ver
trouwd geworden met de nieuwe omgeving
waarin zijn betrekking hem plaatste, heeft
hij met grote nauwgezetheid en een werkelik
bewonderingswaardige opmerkingsgave ons
karakter, onze zeden, onze kunst en weten
schap bestudeerd, daarbij geholpen door de
sympathie die hij voor ons volk en ons land
gevoelt. Er kan niet genoeg nadruk worden
gelegd op deze laatste, onmisbare, voorwaarde
voor een, ik zeg. niet billike, maar juiste
beoordeling van het vreemde. Henry Asselin,
ik weet het, voelde zich onder ons thuis en
het heeft hem leed gedaan dat de omstan
digheden hem dwongen Nederland te ver
laten. Hij heeft zich moeite gegeven om ons
te begrijpen; hij heeft niet, zoals zovele
anderen, met een soort bekrompen hoog
hartigheid alles afgekeurd wat niet precies
zo was als in Frankrijk; integendeel, het
goede even eerlik erkend als het verkeerde.
Wij Hollanders zijn niet verwend op dat
punt; slechts zeer weinig Fransen hebben
een ernstige poging gedaan ons te leren
kennen. Asselin deed dat en hij heeft het
recht aan zijn boek deze ondertitel te geven:
de ziel en het leven van een volk". De
voortreffelike herinneringen die hij in
Holland heeft achtergelaten door zijn werken
voor toenadering tussen ons land en] het
zijne wij denken hier aan het, helaas al te
kortstondige, Office francais", waarvan hij
de stichter, de directeur, en de bezielende
kracht was zullen door dit boek nog
vriendeliker worden.
Het is geenszins een doorlopende lofrede,
doch een ernstige proeve van waarneming
der psyche van ons volk, van waarneming
ook van onze politieke en economiese
toestanden, van onze kunst en wetenschap.
Want dit maakt, verbonden met zijn talent
om anderen te begrijpen, Asselin
biezonder geschikt voor de taak die hij zich
heeft gegeven en die hij zo voortreffelijk
heeft volbracht: dat zijn geest vatbaar is
voor artistieke indrukken, die hij met een
zeldzaam fijn schrijverstalent weet weer te
geven, en tegelijk behoefte heeft aan die
nauwkeurigheid, die vaak niet dan ten koste
van cijfers en statistieken is te bereiken.
Hij is niet alleen in staat Fromentin te
waarderen en aan te vullen, maar hij stelt
ook belang in onze handel, onze industrie,
onze veeteelt; hij ziet onze steden niet alleen
met het oog van de intelligente toerist, maar
let op de beweging in de straat en op het
water, en daardoor geeft zijn boek een
volledig beeld van ons nationale bestaan;
niet alleen vreemdelingen, maar velen onzer
landgenoten zullen er biezonderheden in lezen
die zij niet wisten. Waarlik, Henry Asselin
heeft recht op de dankbaarheid van ons volk.
Ik beschouw het als een grote eer dat hij
zijn werk wel aan mij heeft willen opdragen;
mocht men vrezen dat hierdoor mijn oordeel
partijdig zou zijn, dan kan ik volstaan met
naar het werk zelf te verwijzen, dat ik in
veler handen wens.
Het is een statig boekdeel, versierd met
vijftig gravures die de schrijver verschuldigd
is aan het Bureau voor inlichtingen omtrent
het toerisme in Nederland", waarvan de
voorzitter en de directeur hem behulpzaam
zijn geweest. Aan Jan Feith's Nederland in
het heden heeft hij gegevens van nauwkeu
rige aard ontleend, zodat, zegt hij, enkele
der hoofdstukken eenvoudig van Feith zijn
overgenomen; zij zijn vertaald, aangepast,
in andere toon gezet." Ook deze laatste
manipulaties zijn van belang, zodat het verre
van ons moge zijn de waarde der bedoelde
gedeelten te onderschatten. Het is een hele
inspanning, aan Franse lezers een denkbeeld
van, bij voorbeeld, een waterschap te geven
of een veenpolder : voor Asselin hebben zulke
IIIIIIP iiimiiniiiiiiiimi
werd pas gedaan na het gebeurde in den pas
van Suze. De olie n.l. begon hem toen te ont
breken en hij moest wel een digestief toepassen,
dat samengesteld was uit het geel van een
ei, rozenolie en terpentijn.
's Nachts kon hij niet slapen uit vrees, dat
hij de niet gecauteriseerde patiënten vergif
tigd had en heel vroeg in den morgen stond hij
daarom al op.
Boven alle verwachting," zoo vertelt hij
zelf, bemerkte ik, dat juist de wonden der
patiënten, waarop ik het digestief had toege
past, veel minder pijnlijk waren en geen ont
steking vertoonden. Maar mijn andere patiën
ten, wier wonden ik met kokende olie behan
deld had, trof ik koortsig en zeer pijnlijk aan.
Van toen af aan besloot ik die arme verwonden
nooit meer zoo wreed te branden."
Het toeval had den zestiende-eeuwschen
chirurg pp den weg naar de ontdekking der
antisepsis gebracht.
Ook het toeval weer verklapte aan de
inboorlingen van Zuid-Amerika, dat het
kauwen op de bladeren van den coca den
mensch in staat stelt honger te lijden, bergen
te beklimmen, m n woord de grootst moge
lijke vermoeienissen te doorstaan. Maar het
zou nog eeuwen duren, voordat de geleerden
begonnen te begrijpen, dat hier een prachtige
ontdekking in kiem aanwezig was, n.l. die van
de gevoelloosheid door cocaïne teweeggebracht;
pas sinds twintig jaar is men begonnen van dit
therapeutisch middel gebruik te maken;
en nauwelijks tien jaren is het, dat men het
bij kleine operaties toepast in de plaats van
chloroform.
Men begrijpt zonder meer dat voor chirur
gische uitvindingen de ervaring het toeval te
hulp moet komen. Professor Forgue uit
Montpellier vertelde eens op een van zijn mooie
clinische college's, het geval van Herophilos,
n van de beroemdste chirurgen uit de school
van Alexandrië. Herophilos dan liet zich de ter
dood veroordeelden levend uitleveren.... om
ze te ontleden ! Zoo kwam hij er, evenals
zijn collega Erasistratus ongemerkt toe,
leverabcessen te opereeren, en was dus al 220
jaar vooruitgeloopen op de operaties van
Stromeyer-Little, die tegenwoordig voor
klassiek gelden.
In ons boek Merkwaardigheden uit de
medische wetenschap hebben wij het al gehad
onderwerpen niet de minste bezwaren, en
het is een genoegen te zien hoe bevallig hij
manoeuvreert, Franse equivalenten beden
kende voor wat specifiek Hollands is, zonder,
ter wille van de helderheid, iets essentieels
op te offeren.
Toch zullen wij hem bij voorkeur volgen
in die hoofdstukken waar hij geheel zichzelf
was en alleen uit eigen ervaring heeft geput.
Hoe ziet hij ons volk? Dat leert ons de
studie getiteld: Les Hollandais". Wij
Hollanders zijn gecompliceerd, en hoe langer
men met ons woont, des te minder kent
men ons, maar, gelukkig, des te meer houdt
men van ons. Uiterlik hebben wij ietsruws;
waar die ruwheid wordt bedwongen, is het
niet door het gevoel, maar door het verstand;
wij hebben weinig verbeelding; ons
verstandelik evenwicht geeft ons een juiste blik van
de zaken, maakt ons afkeerig van alle
Donquichottistne. Wij zijn goede zakenmensen, wij
zijn voorzichtig. Wij hebben een scherp
omlijnde vojksaard, hoezeer wij ook
polyglot zijn en' door de omstandigheden veel
in aanraking met het buitenland komen.
Wij sluiten ons op in onze familie: onze
grote glinsterende vensters lijken de vreem
deling te zullen veroorloven naar binnen in
de huizen te zien, maar in werkelikheid
weerkaatst het vensterglas uw eigen beel
tenis, en niets meer." De Fransman is nog
getroffen door een andere onzer eigenaardig
heden: ons individualisme als persoon en
ons particularisme als staatsburger; de steden
staan vaak tegenover elkander en de indivi
duen werken ieder voor zich; wél kennen
wij, nog meer misschien dan andere volken,
de maatschappelike organisaties, trust, asso
ciatie, syndicaat, maar in de boezem dezer
verenigingen heerst de persoonlikheid. Ook
ons formalisme heeft de aandacht getrokken
van de schrijver, die zich verbaast over
onze uitvoerige titulatuur. Onze kalmte doet
ons gelijken op de Chinezen, die, evenals wij,
minachting voor de tijd hebben: de Hol
lander leeft goed, werkt goed, verdient veel
geld, en is nooit gehaast; hij staat laat op
het schijnt dat het klimaat dit eist
gaat rustig aan zijn zaken, tussen negen en
tien uur, verlaat ze tussen vijf en zes uur,
om weer naar huis te gaan, te eten, zonder
zich meer om zijn dagtaak te bekommeren.
In dit land, dat zo modern lijkt als wij het
bezien uit het gezichtspunt van wat men
vooruitgang noemt, en dat zo actief is in
handels- en bankzaken, komt het er voor
niemand -op een uur, een dag, een week op
aan. In deze tijden van auto's en
vliegmachines is de wijze van scheepvaart op
de kanalen, waaraan dit volk gehecht blijft,
een ware paradox; het schouwspel van een
zware schuit, die zódiep op het water ligt
dat alleen het lichtelik omgebogen dek, dat
zich aan de voor- en achtersteven opheft,
zichtbaar is, en die wordt voortgeboomd
door n enkele man, dat schouwspel is de
zoetste revanche die men kan -bedenken op
het americanisme van onze dagen." De
Franse beleefdheid, de overdreven compli
menten worden hier ongelovig aangehoord;
de Hollandse hoffelikheid is deftiger en
sluit de oprechtheid niet uit, een oprechtheid
die het Franse gemoed somtijds, zonder het
te willen, kwetst.
Over de vrouw en het jonge meisje oor
deelt de schrijver aldus:
De Hollandse vrouw is zeer
geëmanci
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABATA,
SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en
WELTEVREDEN.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiimiiiimiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii
over den vrijschutter van Meudon, dien Lode
wijk XI tot den strop veroordeeld had;
men vroeg hem, of hij, om aan de galg te ont
komen, zich wilde laten opereeren. Onze
vriend was het vrij onverschillig of hij stierf
tengevolge van een operatie of het leven liet
aan de galg, zoodat hij zonder aarzelen zijne
toestemming gaf. De schutter was zoo ge
lukkig de operatie te doorstaan en zoo werd dus
de eerste nieroperatie gedaan van niersteen ;
als er tenminste in ons geval geen sprake is
geweest van een galblaasoperatie om
galsteenen weg te nemen ; want nog steeds is
men het niet eens over den waren aard van de
operatie die de chirurgiens van Lodewijk
XI op den patiënt, dien de beul voor zich
opeischte, verricht hebben.
Als men de annalen der medische geschie
denis eens doorzocht, wat zou men dan al
niet vinden als voorlooper van het empirisch
onderzoek !
Treft men b.v. bij wilde volken al niet de
antisepsis aan, vórdat men nog op weten
schappelijk terrein komt? In Brazilië be
strooien de inboorlingen hun wonden met
houtskoolpoeder; de eilandbewoners van
Engano bedekken ze met heete asch. De
Annamiten gebruiken de asch van ringen, die bij
offeranden gediend hebben; deze ringen nu
bestaan uit aromatische houtsoorten. Hoewel
zij zich er niet van bewust zijn, brengen
de Annamiten op deze wijze de antisepsis
in toepassing. Het behandelen van wonden
met alcohol, met extracten, met
koperzouten hebben de chirurgen in de middeleeu
wen al gekend. Het steriliseeren van instru
menten heeft Paracelsus, die vruchtbare geest,
wiens genie de meeste menschelijke kennis
omvatte, reeds geformuleerd. En weet men
niet, dat er te Pompei en in het oude Egypte
even volmaakte instrumenten zijn gevonden
als wij hebben?
Waarlijk, laten wij het maar bekennen, als
wij onderzoek en toeval in de wetenschappelijke
uitvindingen buiten beschouwing laten, wat
blijft er dan over voor het menschelijk ver
nuft ?
Alleen het te werk stellen en het gebruik
maken van die dikwijls onverwachte hulp
bronnen, die de geleerden echter in geen geval
mogen versmaden.
DOCTEUR CABANES