De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 4 juni pagina 7

4 juni 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 Juni '21. No. 2293 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De illustraties zijn ontleend aan Kromoblanda, door H. F. Tillema. WoninRtoestanden^teiSoerabaja Let op hét dak van platgeslagen petroleumblikken, waarop de zon brandt. worden krachtige maatregelen genomen en door den aanleg van waterleidingen op de hoofdplaat sen van Java zijn de epidemieën daar veel minder hevig dan vroeger; in Deli en Medan komt Cholera slechts sporadisch voor, dank zij de uitnemende maatregelen der overheid en Cultuur-MaatschapGaruesku.idige hulpverlening aan Paposa's door ee.i^zendeling. Woningtoestanden te Semarang. pijen. Telkens wijst de schrijve.r er op, hoe men met goeden >wi' en groote zorg ook de besmette lijke ziekten meester kan worden ; doch het gebrek aan goede krach ten werkt belemmerend. Het J enever fffbruik is wel zeer toegenomen ; deze drank is door de Europeanen bekend geworden bij den Indiër, zoodat dit misbruik KROMÖBLANDA door H. F. TILLEMA. Derde Deel. Het derde deel van deze omvang rijke studie over het woningvraagstuk in Indië, is thans ook verschenen. Het is op gelijke wijze als de beide vorige deelen bewerkt en weer keurig geïllustreerd. Achtereenvolgens worden behandeld in hoofdstukken: Pest, Pokken, Cholera, Jenever, Toewak, Sagoeweer, Lepra, Geslachtsziekten, Tuberculose, Malaria, Muskieten, Aga's of Meroetoes. In het laatste hoofdstuk behandelt de schrijver de vraag of de bevolking van Ned.-Indië is vermeerderd en kon toenemen in aantal onder de bestaande omstandigheden?" Ook in dit deel bepaalt de schrijver zich niet tot Java.maar behandelt hij den geheelen archi pel. Wij lezen o.a, hoe de inlanders in de Buitenbezittinge.n niet het minste begrip van hygiëne hebben en de brutaalste inlandsche kwak zalvers, raet allergoedkoopst bedrog, door verkoop van amuletten etc-, uit de ellenden, welke de bevolking treffen, nog geld weten te slaan. Vooral is dit het geval bij de ppkziekte, die groote verwoestingen onder de inlanders te weeg bracht. Op vele eilanden als Timor, Soembawa, Ternate, Halmaheira, wordt thans zoowel van Gouyernementswege, als door zending, voor vaccinatie zorggedragen, waar door de pokken in die streken in hevigheid verminderen. Telkens wijst de schrijver er op, dat in de rapporten der zendelingen geklaagd wordt over gebrek aan personeel en gebrek aan hulp bij hun werk. Welk een ruim arbeidsveld ligt hier voor honderden Nederlandsche mannen en vrouwen nog open ! Het hoofdstuk over Cholera is zeer lezens waard ; zooals vele ziekten, is ook deze in Indië verbreid door het toenemend handels verkeer, waardoor de cholera van plaats tot plaats wordt overgebracht. Tegen deze ziekte Lepralijder in de Bataklanden. Let op de aangetaste voeten en vingers. Pestbestrijding. Onder de sarong ligt het lijk van een aan pest gestorven Javaan. geheel voor rekening van den Westerling komt; meermalen geven de militairen hier een slecht voorbeeld. Voorden Mohammedaan is gebruik van sterken drank trouwens ver boden door zijn godsdienst, doch hieraan stoort hij zich lang niet altijd meer. Door verbod van invoer van alcohol is het verbruik in sommige streken verminderd, hoewel de smokkelhandel nog belangrijk is. Ook van inlandsche zijde wordt de drank bestreden en de inlandsche volksleiders hebben reeds op congressen der S. I. tegen drankmisbruik gewaarschuwd, zooals de schrijver vermeldt. Tegen Lepra wordt van Gouvernementswege zeer veel gedaan ; zoo bijv. het Melaatschendorp Laoe Si Momo in de Bataklanden, ten westen van Deli. Het beheer berust bij de zending, doch de landschapskas betaalt kosten voor voeding, kleeding en huisvesting; de oud-minister J. T. Cremer heeft ook hier op onbekrompen wijze financieele hulp geboden. Op Java, nabij de Moeriah, bestaat eveneens zulk een inrichting voor melaatsehen, namelijk Dono Radja. De Geslachtsziekten behandelt de schrijver zeer uitvoerig; hier speelt het militaire element weder een rol en heeft voor een deel de verantwoordelijkheid der verbreiding op zich; natuurlijk in niet mindere mate het toegenomen handelsverkeer. Kampongs bij Merauke sterven langzaam uit door deze ziekten; de kampong Okaba kwam ten gevolge van ontucht in 1910 tot 1917 van 268 tot 130 inwoners. Daarbij komt dat de vrouw, die zich met prostitutie afgeeft, bij den inlander niet in aanzien daalt; integendeel, meermalen later een goed huwelijk doet. Daarna bespreekt de heer Tillema Tuber culose en Malaria, om ten slotte de vraag te behandelen of de bevolking vermeerderd is en hoe zij kon toenemen, ondanks alle ziekten? Die vraag wordt beantwoord in dier voege, dat in de Buitenbezittingen op vele plaatsen de bevolking wél achteruitgaat, ja, hier en daar uitsterft (bijv. op Ceram, in sommige streken van Celebes en Borneo), maar dat op Java deze toeneemt, behalve in de groote steden, waar steeds aanvulling van buiten noodig is. Hiermede heb ik enkele grepen gedaan uit het rijke materiaal van dit boek ; het is nauw keurige lezing ovcrwaard en de schrijver heeft met de drie deelen Kromoblanda een studie geleverd, waarvoor men in Nederland, doch vooral in Indië hem oneindig veel verplicht is. Mr. H. J. BOELEN iitlllllllliiiliitniiiiiiiiiiiiiiiiuiiliimiiimiitiiiiimii MI IMIIIIMIII in iiiiiiiiiiiiii immune iiiiiiiimiiiiiii iiiuiMiiiiiiifiiii tnn IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIII1HIIII1III GUSTAVE COHEN, Ecrlvains fran(ais en Hollande dans la première moiti du XVIIe siècle, Paris, Edouard Champion, 1920. FRANCISCO DE QUEVEDO, Don Pablo, het model van vagebonden en de spiegel voor schelmen,\7-Ae eeuwsche Schelmenroman uit het Spaansch vertaald door Mr. H. H. A. Neys, Rotterdam, W. L. en J. Brusse's uitg. Mij. 1920. Professor Cohcn heeft ons bij zijn vertrek naar Strasbourg in zijn breedopgevatte, grondige studie over Fransche kunstenaars en geleer den in het Holland der eerste helft van de 17de eeuw een kostelijk geschenk nagelaten. Het wekt verbazing, dat een vreemdeling in be trekkelijk weinige jaren zich zoo volkomen in kon werken in de kennis van onze weten schap, onze krijgsgeschiedenis, onze politiek, onzen godsdienst, letterkunde, kortom in heel onze cultuur in een hoogst belangrijke periode onzer historie, om ze als breed geschilderden achtergrond te geven voor de figuren, waarop hij onze aandacht wil concentrceren. Hij had het zich gemakkelijk kunnen maken door voor de milieuteekening eenvoudig de feiten, zooals hij ze vond in een of ander groot handboek als Blok's Geschiedenis o.a. beyallig om zijn helden heen te groepeeren. Hij gaf echter de voorkeur aan een uitvoerige zelf standige studie uit de bronnene en allerlei détailstudies. Zoo tcekent hij stap voor stap uitvoerig de krijgsbedrijven en het politiek beleid van den slag bij Nieuwpoort tot op het Bestand om ons te laten zien, hoe de niet zeer schoone Pindarische ode op de Voyage fait par l'armée des Etats de Hollande en 1602 en op La prise de Grave in historische betrouwbaar heid klopt met het werk van den officieelen Hollandschen kroniek-schrij ver Antonie Duyck. Men zou bijna zeggen, hij is te uitvoerig in zijn milieuteekening ; Schélandre en andere Fransche soldaten, waarom het toch eigen lijk te doen is, komen er niet genoeg uit. Maar men vergete niet, dat wal een gebrek zou kun nen lijken in een werk, dat uitsluitend voor Holland bestemd was, een deugd wordt in dit boek, dat niet alleen ons tot dankbaarheid moet stemmen voor het vele, dat we op stof felijk en geestelijk gebied in onzen grooten tijd van Frankrijk ontvingen, maar evenzeer ten doel heeft Frankrijk een beeld te geven van wat Holland was in zijn opkomende macht, te doen gevoelen welk een innige band, welk een welbegrepen samenwerking er tusschen beide landen bestond. Men kan moeilijk beweren, dat Schélandre in zijn vorrrtelijke navolging van de Pl iadedichters, van Ronsard in de eerste plaats, aangrijpende kunst heeft voortgebracht ; dit is ook volstrekt niet de bedoeling van Cohen; maar Schélandre is een mooi type van zijn tijd en van zijn land, welks dappere zonen deels uit zucht tot avontuur, deels uit warme belangstelling voor de Hollandsche zaak hier in de eerste jaren der 17de eeuw hebben meegevochten tegen den Spaanschen vijand. Dat Schélandre bovendien een aardigen kijk had op de Zeeuwsche meisjes, en door haar geïnspi reerd, niet al te onbevallige rijmerij voort brengen kon, blijkt, waar hij in zijn gedicht op den slag bij Nieuwpoort Spanje en Holland beiden in de gestalte van een jonge dame laat optreden : A tant se teüt Espagne et sur piedsedressa, Puis d'un humble maintienHollandes' advan ga L'or de ses blonds cheveux, oüCupidon se joue, D'un humide réseau sans parade se none. Son front, illuminéde flambeaux azurés, Les lis de son teint frais, de rose colorés, L'embonpoint de ses bras mi-couverts de la manche, Son voile a cent replis de fine toile blanche, Tiroient au fond des coeurs plus de rayons ardants, Que l'Espagnole pompe aux yeux des regardants. Na het zeer gedetailleerde overzicht van onzen oorlogstoestand de wording en groei onzer universitaire wetenschap te Leiden, die mede uit tal van Fransche geleerden haar kracht en bcteekenis trok, die verscheidene Fransche studenten naar het Noorden lokte. Die trek naar Holland in deze jaren fait partie de l'éducation d'un homme de science ou de lettres, au même titre que Ie voyage a Rome au XVIe siècle." Onder de professoren valt vooral het volle licht op den naturalist Clusius en den grooten philoloog Scaliger, onder de studenten op Balzac en Théophile de Viau, wiens ode Le Matin door onzen Joan Broekhuizen zoo aardig werd omgewerkt in zijn Morgen zang. De/e Théophile geeft Cohen al weer gelegenheid om y.ijn landgeiiooten wat te vertellen over on/e libertijnen, Anniniaiieii, omarislen en over den invloed, die van hen uitging op Frankrijk, ten deele door Théophi le. De relaties tusschen Balzac en Daniel Heinsius geven hem aanleiding te wijzen op de beteekenis van diens De tragoediae Constitutioue en van de vertaling der puëtiek van Aristotcles ook voor de Fransche klassieke kunst. Hoe terecht signaleert dezelfde Balzac onzen Huygens als Hollando-Franc.ais, Huygens de type van heel het Hollandsche ras der beschaafden : Hollander in hart en nieren, ook in zijn kunst, maar toch zoekend en vindend zijn hoogere geestelijkheid in de Fransche cultuur, wier taal hij als tal van zijn tijdgenooten sprak en schreef bijna als een Franschman. Hoe uiterst merkwaardig is het overzicht, dat Cohen geeft van Balzac's kritiek op den Herodes infanticida van Heinsius, waar B's groote onafhankelijkheid tegenover de Ouden voor den dag komt : ,,Je n'ay pas assez de foy pour m'imaginer un "Mystère sous chaque mot d'un Ancien et pour croire que toutes les vieilles crreurs sont raisonables et réguliëres." Het derde boek behandelt de wijsbegeerte, vertegenwoordigd in RenéDescartes. De wijs begeerte van Descartes is een wereldgebeuren, Uit den gezegcnden twijfel aan alles wordt de drang geboren om door de meest nauwkeurige waarneming, de meest zuivere en voorzichti ge logische redeneering van den grond af op te klimmen tot de kennis der waarheid voor zoover die ooit te vinden is. Het is de basis van het vrije zelfstandige denken met ter zijdestelling van alles wat bij vorige geslach ten gezag had verkregen. Descartes, Newton en Locke bepalen de nieuwe Renaissance in kunst en wetenschap, die in het midden der 18e eeuw voor West-Europa aanbreekt. Met denzelfden onverdroten ijver heeft Cohen ook op dit terrein gezocht en nageplozen, de gevonden feiten geestig gecombi neerd, met logische klaarheid er zijn conclu sies uit getrokken ; meer nog echter dan het voorafgaande boeit dit deel door den aard en den omvang der stof, door de verrassende details die het den schrijver gegeven was te ontdekken. Hij volgt den 21-jarigen Descartes in zijn soldatenleven in het leger van Maurits, waar een wiskundig probleem hem te Breda misschien reeds in kennis bracht met Beeckman ; later in zijn Dtiitsche jaren ook in Denemarken tot in 1621. In die periode ontkiemt reeds het Discours de Ia Methode. Maar bovenal heeft Descartes in deze avontuur lijke jaren het leven in zijn volle realiteit leeren kennen. 11 est friand des grands spectacles oüse pressen! la ruime liaiioléc des hommes d'hahil vaiic et ue umlumes diverses. 1-e niélaphysicicn, elk-/, lui, nVst pas indifferent a riiomme, son point de départ et son objet : il ne s'isole pas en son moi, qu'il confère sans cesse ii celui des autres." Dan komen de reizen door Frankrijk en Italië tot '28; van dit jaar af heeft Descartes eigenlijk zijn hecle leven van denken en voort brengen in Holland doorgebracht. Als hij in 1649 naar Zweden trekt, heeft hij nog slechts enkele maanden te leven. Dat leven in Holland is een leven van stille teruggetrokkenheid geweest, buiten op het land, of in Franeker, Deventer, Utrecht, Lei den, Amsterdam ; hij meed alle woelige drukte ook in de wereldstad met haar handel, om in peinzen en zoeken op te gaan. En toch ook door dit philosofen-bestaan ging de zoete droom der liefde ; ook hij heeft zijn. roman gehad in Helena Jans en hun dochtertje Francine. Tijdens het verblijf in Leiden (1636-'37) werd de uitgave van het Discours de la Methode tot stand gebracht, die hem o.a. met Huygens en Hooft in relatie bracht. Ook hier weer is het van het hoogste belang voor den Franschen lezer, dat Cohen het milieu van Des cartes met zoovee! zorg, kennis en liefde teekent, de dorpen en steden, de straten en huizen, waar Descartes bijna door geheel ons land heeft gewoond, de personen met wie hij in aanraking kwam, zijn leerlingen, in het bijzonder Regius, worden met al de ten dienste staande middelen gekarakteriseerd. Alles aangaande dit verblijf in Holland van Descartes heeft Cohen met de uiterste zorg vuldigheid onderzocht, alles ervan opgespoord en geverifieerd ; zijn immer speurende passie naar weten en combineeren is rijk beloond. Geestig en frisch, helder van voorstelling heeft hij de resultaten van zijn onderzoek weten te componeeren tot een smaakvol, aangenaam geheel, iets waardoor trouwens bijna steeds de Fransche wetenschap zich onderscheidt. Van Hendrik van Veldeke, van den Reinaert, Van Macrlant (die alleen de Fransche romans vreesde, maar het Fransche volk en de Fransche wetenschap liefhad) af tot op onze dagen toe is er een machtige invloed van Frankrijk op ons uitgegaan, heeft heel onze cultuur zich innig verwant gevoeld aan de Fransche. Alleen tegenover het zuiver Fransch-klassieke drama, symbool van Ie roi soleil, hebben we in de eerste helft der 18de eeuw, in onze nuchtere burgerlijkheid, vreemd en onhandig gestaan. Alleen in die periode is het ons niet gelukt Franschen geest te laten inwerken met behoud van eigen persoonlijk heid en volkskarakter. De invloed van onze wetenschap op de Fransche is niet zonder be teekenis geweest. De groote schilderschool van Barbizon gaat over Lkminglon en Cons'uble terug op on/e 17de eeuwsche meesters van liet landschap. De Marisscn gingen op hun beurt weer naar Parijs. Het mooie boek van Cohen geeft eenige blad zijden uit de geschiedenis van die eeuwenlange vreedzame, zegenrijke samenwerking. Moge het tevens een aansporing zijn in de oude be proefde koers te blijven zeilen (om eens een Hollandschen zeemansterm te gebruiken), onzen natuurlijken groei te blijven volgen. 't Is mogelijk, dat een gepensionneerde snorrebaard aan de bittertafel van een of ander provinciestadje Quevedo's Pablo uit zijn zak haalt met een hartige aanbeveling aan zijn clubgenooten ; maar over het alge meen heeft deze schelmenroman toch wel al leen waarde voor hen die zich in de litteratuur geschiedenis verdiepen. Om de beteekenis en de ontwikkelingsgeschiedenis der lit teraire kunst o.a. van Defoe's Mol Flanders en Roxana, van de romans van Marivaux, van het werk van Lesagc, Fielding, Smollett, van Grimmelshausen en onzen Heinsius volkomen te begrijpen, moet men dit boek gelezen heb ben. Het hoort in den stamboom. De hooge kunstwaarde op zich zelf, die de vertaler, trouwens ook op gezag van anderen, eraan toekent, kan ik niet ontdekken. Ik zou het niet gaarne met hem onmiddellijk noemen na Cervantes' Don Quichotte ; dan nog eer Lazerillo de Tormes. Als men het leest, voelt men wel sterk de verwantschap in natuur met het werk der groote Spaansche schilders ; er is iets heel aparts in, dat ons direct ook pakt in Velasquez, Goya en Zuloaga. Maar ondanks deze overigens moeilijk te definieeren verwant schap, blijft het litteraire hier enorm veel beneden het picturale werk. We zien de menschen in hun leven en bedrijf, in hun kleur en psyche wel vagelijk zooals de schil ders ze ons uitbeeldden, maar het verhaal van het gebeuren is eentonig, niet belangwekkend, mist plastiek en vooral humor. Het kost inspanning lang in dit boek te lezen. Met dit al, de litteraturen mogen den ver taler zeer dankbaar zijn ; ze staan nu niet meer bloot aan de gevaren, waaraan Jan ten Brink zich waagde, toen hij over den Hollandschen schelmenroman schreef; dankbaar ook voor de studie over leven en werk van Quevedo en voor de talrijke leerzame aantcckeningen. J. P R I N S E N*J. L. ZN KUHS7HANDEL JACK HIEKERK r/h Chef Goupil & Co. 23 & 25a Lange Houtstr.' s-Gravenhage UEESTERWERKEH VAM DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EU FRAHSCHE SCHOOL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl