De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 4 juni pagina 8

4 juni 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Juni ."21. No.-2293 TEEKENEN DES TIJDS Tetkenlng voor de Amsterdammer" van Oeorgf van Raemdonck Cette grande pourriture oünous vivons (Rousseau). Hoe beter men de menschen kent, des te meer houdt men van zijn hond. ""il "" "'" mi minimin "i minimum m minimum, , ,?,?, , SCHILDERKUNST-KRONIEK JAN TOOROP, BIJ KLEYKAMP, DEN HAAG. De onstuimigheid schijnt in Toorop geen einde te kennen. Er is iets, dat deze onstuimig heid stut; een wedijver met Van Konijnen burg jaagt haar op, evenzeer als Willem van Konijnenburg aangezet wordt door Toorop's bewogen rijkdom. Ge vindt dezen onderlingen edelen strijd erkend, en te erkennen, in twee teekeningen als Zacharia en den Pelgrim, waarin beiden, zeer verschillend naar aard en voordracht, veel innerlijks en geestelijks ?op de sterkste wijze saamdrongen. Het ver schil tusschen deze twee groote teekenaars werd nooit duidelijker te zien gegeven, dan juist in den Zacharia en in den Pelgrim (of reiziger ter eeuwigheid). Bij van Konijnenburg een duidelijke bepaling; een teekening in drie deelen (in het midden de Profeet als een kolom van stelligheid; aan diens linkerhand de wanorde, aan diens rechterhand d'opbouw en de teederheid) een teekening, waarin ge gevoelC dat het glanzen van een gestegen geest gegeven werd bij Toorop: openbaarder passie, doorgaand inén beweging ; . een niet zoo logisch verdeeld geheel, een niet zoo zuiver gehouden idee, maar een bloedwarmte in alles, en een phantasie, die den zoekenden en lievenden beschouwer mee sleurt ; een schijnbaar willekeurige verdeeling van het vlak; een drift van het Hart, dat niet dwalen kan. De figuur van den Pelgrim, gedwongen door dien drift van Toorop, en gezien en profil, stijgt, naar links schrijdend, zich steunend met den stok in de linkerhand. Ge vindt vór hem, op de hoogte van den vastbesloten kop, een Hart, dat stralen zendt, daarachter een moeder, beide handen vlak uitstekend, een kindje tusschen de armen; onder deze Moeder-met-kind den kop van een Zeeuwschen boer, een stuk van zijn bo venlijf; eeri rechterhand, die een naar boven gekeerde spa vasthoudt (deze kop is ons be kend als de kop van den apostel Thomas). Boven de Moeder in den linkerhoek van de teekenjrig spelen drie gevleugelde engelen op snaar-instrumenten; bij hen ziet ge een schreien de figuur. Achter den rug van den Pelgrim teekende Toorop den gekroonden koning en zijn konin gin; vlak aan den onderkant van het kleed van den profeet een denkenden, gebaarden kop. Boven de koppen van de twee groote figuren stormen ruiters aan, ziet ge vendels voetvolk marcheeren, Een lijn buigt zich van iiuiiiiMiiiiiiiMiMiiiiMMiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiti iiiiiiitMiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiiimiiiiHiii BRIEF UIT JAPAN Ze was een hofdame van Keizerin Jioto Moxin en men zegt, dat ze heel mooi was. Ze had het langwerpige gelaat, in vorm en kleur een vergroote meloenpit gelijk. Zacht was ze als allen. Want als alle Japansche vrouwen, had ze achter zich, de harde school van zelfopoffering en gehoorzaamheid. Maar bovendien was ze intelligent. Ik zou haar willen noemen, de Madame de Sévignévan het Oosten. Ze leefde een duizend jaar ge leden ongeveer, zooals ik zei, als hofdame aan het zeer rijke en vroolijke hof van keizerin Jioto Moxin. Deze keizerin vond er genoegen in, steeds veel jonge vrouwen om zich heen te hebben. Onder anderen bezochten haar geregeld de Vestaalsche maagden die in den tempel van Ise het priesteressenambt uitoefenden. Onder deze was een heel mooi jeugdig kind, dat do;>r haar schoonheid en charme de gunst van de vorstin had weten te ver overen. Eens, toen Jioto Moxin haar vroeg of ze graag las, overwon ze haar schroom en zei, dat ze zoo graag zou lezen, als er maar wat anders was dan de verouderde romances en de nog oudere mythologische literatuur. De keizerin, die misschien zelf ook niet bijster genoot van al die overbekende dingen, ging op de klacht in. Op een schoonen morgen, dat Murasaki Shikibu met twee andere hofdames droo mend over een brugleuning hing, die over een lotusvijver voer, werd ze bij de keizerin ontboden. Murasaki Shikibu genoot aan het hof een heel speciale vereering. Niet alleen omdat ze van vaders en moederszijde stamde uit de beroemde familie der Fujiwara's, maar om haar enorm letterkundig ge heugen. Iedereen aan het hof wist, dat, toen haar broeder Nobunari het groote werk over de Chineesche geschiedenis, de Shi-ki stu deerde, zij het was, die beter dan hij den inhoud kende. Had ze niet eens een ouden bonze verbaasd, door heele kapittels, woord voor woord, uit het hoofd op te zeggen? Murasaki Shikibu had van de Chineezen geleerd in schoonen stijl te schrijven. Vaak had ze, voor samenkomsten aan het hof, kleine verhalen geschreven, die waren als gouden ciseleerwerk, met kostbaar blinkende edelsteenen bezet. Toen nu de Ise-maagd zich beklaagd had over het gebrek aan in teressante lectuur, had de keizerin aan Mu rasaki gedacht en deze laten roepen. In haar schoonste reifuku" verscheen ze voorhaar vorstin en naderde haar op de knieën Jioto Moxin verheugde zich over haar aanwezigheid en vroeg haar, waar ze was, toen ze geroepen werd. We waren bij den lotusvijver en lazen de brieven van hen die voorafgegaan zijn naar het begeerlijk Nirwana", antwoordde ze, hun woorden staan geschreven in de schaduwen, die hun bladeren werpen over het water". Waarom ons altijd weer bezighouden met die niet meer zijn ? Ik zou willen weten van hen die ik gekend heb of ken", zei Jioto Moxin. Schrijf ons een boek over onzen tijd." Murasaki, die heel vroeg een zeer geliefden man verloren had, waarom zij nog steeds treurde, boog diep, ten teeken van onder worpen gehoorzaamheid, maar haar hart bloedde, want ze vreesde het leven en ze begreep, dat ze nu daarin terug zou moeten gaan. Ze vroeg permissie zich te mogen afzon deren en nu wees de keizerin haar, als tijdelijke residentie, den tempel van Ishiyama aan het Biwameer aan. Het hof in dien tijd (omstreeks het jaar 1000) was, wat het Fransche hof was onder de Lodewijken, een plaats van getolereerde débauche, van gewetenlooze intrigue en van uitspattingen van allerlei aard. Dat haar, de ernstige en geleerde vrouw, dit leven ondragelijk was en ze blij was, met behoud van haar positie, zich in af zondering aan het haar opgedragen werk te kunnen wijden, hoeft geen betoog. Wel was het werk dat haar opgedragen was, niet het werk dat ze het liefst deed, maar de keizerin gebood en ze besloot al haar beste krachten Hoize i ZOniK BOSSIKK DE NIEUWSTE REMBRANDT llltllllllllllltllllllllttlllllMIIIIIMIIIIIIHIIIIII daar, van de rechter zij, naar den linkerkant, achter de pyramiden, die boven den kop van den pelgrim, een viertal, rijzen tot de bovenzij der teekening. Een deel dier gebogen lijn wordt gevormd door een spoorbrug (den Moerdijkschen?); links en rechts van dien brug vindt ge huizen, enz.; rechts bliksemt het nog uit een zware wolk Dit is de voorstel ling, zonder al zijn détails, in hoofdtrekken geduid. Maar dit is nog niet de-bepaling van de waarde dezer teekening. Die waarde is de volheid der ontroering, die overal, als een onstuimige stroom, door trekt. De waarde dezer teekening, die iederen moet treffen, zelfs hem, die Toorop getrouwelijk volgde en volgt, is, ik herhaal het, eene van onstuimige kracht. Er is geen lijn, die niet sterk-innerlijk leeft; er is geen détail, dat niet meegaat op den algemeenen innerlijken adem; ge vindt hier naast een gestyliseerden vorm den nauwkeurignoteerenden psychischen portrettist; ge vindt een bizonderheid als uit een schetsboek over genomen. Ge vindt dit alles vereend, n geworden, hier en daar edel als een ornamentatie. II. Qe zoudt kunnen zeggen, dat de figuur (met uitzonderingen) in de teekening van den Pel grim eer ornamentaal is geworden; zij is dat minder in de Madonna" met de drie figuren vooraan (uit 1920?21) niettegenstaande enkele decoratieve lijnen; minder is ze dat eveneens in alle overige teekeningen, waarin de figuur hoofdzaak is. Het meest waardeer ik in die Madonna niet de figuren, maar den achtergrond, geteekend in die zekerheid van stemming, die den geconcentreerden Toorop eigen is, altijd. De dood van den heiligen Aloysius" is minder een bouw dan een be vallige groepeering; de ijzergieter" (uit 1920) is een studie, met expressie, van een jong mannelichaam. Toorop omgaf deze figuur met zijn zwaren ommetrek, maar wat treft is niet die omtrek, maar het levend modélévan dit bezig, jeugdig, lichaam. Het is een stoute teekening. DJ koptische vrouw (uit 1920) kunt ge als gelijk gerichte teekening zetten naast den ijzergieter, niettegenstaande den achter grond. Het modélévan dit in profiel geziene vrouwelichaam is zeker en zuiver, de materie van de duistere toch kaatsende huid is vol begrepen volledig uitgedrukt. De naïveteit bij Toorop, die zijn bewustheid bekorend maakt, vindt ge in Vlucht (1914), en uit de Restaurant la carte .-unch,Afternoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest serie La Belgique Sanglante, met Toorop en een ietwat gewijzigde Miek Jans-ir trekkend langs een brandende (?) stad. Het is plicht hier op de heele serie te wijzen. Gestel ging de vluchtelingen zien, en teekende zijn reeks vluchtelingen uit België, modern, verfijnd van kleur ; Toorop teekende zijn reeks van binnen uit ; zijn phantaisie hielp hem zijn gevoelens over het gekende en beminde land met zekerder groothuóte yevwerkelijl-en In de v.we-ven (uit 1889?) is de i'guur niet d<volledige hoofdzaak. Ge zoudt kunnen zeggen, dat in deze symbolische teekening figuren en landschap van denzelfden rang zijn. Ze zfjn zeker in dezelfde stemming, zooals dat past bij een symbolisch werk. Inspiratie (1920) is meer samenvatting van vormen (2 figuren waarvan een harpspelend), de Herder uit de Pyreneen (1920) met de drie schapen ; met den achtergrond van de pyramide-achtige bergen met ijs is voor mij een werk, verwant met de twee Dante's (beide uit 1914). Het heeft dezelfde sterkte, en een voud. Het is het meest analoog met den Dante, wiens gedoken hoofd (van voren gezien) groot rijst voor den rooden achter grond. Grooter is deze Dante, levens-echt en stijlvol, dan de andere in profiel gezien, maar deze is subtieler van inperlijk wezen, en van trots even stellig. Ik zal hier mijn bewondering niet herhalen voor beide, maar gaarne schrijf ik opnieuw neer, dat deze twee Dante's een groot bewijs zijn van Toorop's innerlijke macht, om een gedachte persoonlijkheid uit te beelden. Ze zijn echter geen type, maar strakst gegeven Individuen. Tot types van den Opstandige en van den Berustende maakte hij in 1919 twee boeren uit Oosterland (Zeeland), ieder met zes figuren (2 x 3) als vulling voor de bovenhoeken bij de en face tot onder het middel gegeven mannelichamen. Baardeloos, met strakke oogen, een langen gesloten mond ; met kort, fel haar; met den zeis onder den linkerarm, teekende Toorop den Opstandige, ree de zeis te wetten, met den slijpsteen in de rechterhand. De Rebellie te teekenen is Toorop eigen ; hij voelde haar springlevend in zich in zijn jeugd. De Berustende was hem minder eigen ; misschien wees het leven ook hem hierheen. De Figuur, met de saamgevouwen handen, draagt de spa tegen het lijf aangedrukt door den rechterarm. Ge ziet de steel, niet het blad van de spa. Het werktuig mist geheel het dreigende van de zeis bij den Opstandige. De kop met de minder strakke oogen, heeft een langen baard; de haren om het hoofd zijn langer ; de figuren achter den man wijzen zwijgend, of kijken omhoog. In beide OosterJandcrs is de psychische werklijkheid, die ge zocht werd, te bewonderen. In de jonge generatie (uit 1892) met het hec.l jonge kind (Chailey Toorop) is de figuur niet enkele hoofdtaak; het Bosch der Droomen en van de toeteemst, milt zijn barokke kleur is niet minder rïte ga&n in dit symbolisch geheel dan de twee figuren, III Naast den Pelgrim, en de werken, waar de Figuur meer of minder hoofdzaak is, zijn er dertien portretten van verschillende waarde. Het belangrijkste is dat van Dr. Alph. Diepenbrock (uit 1911). De uitdrukking van een groot innerlijk geschiedde vol soberheid. Ik weet, dat sommigen dit portret zouden willen beschouwen als een geslaagde schets; maar waar niets overtolligs is, en alles groot wordt uitgedrukt is dat niet een werk om met alle waardeering te ontvangen en te genieten? Zeer levend is de notitie: Mevr. KI?Str. (uit 1919). Het portret van Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman (1921) heb ik in verschillende stadia gekend. Ik zag het toen de kop in zwart en wit alleen al ver vol tooid was; en nu, nu de zwarte jas een groot deel van het kleurgeheel is geworden; nu het tegen een geel-bruinen achtergrond uit komt, en nu er kleuren zijn aangebracht. Het leek me subtieler, toen ik den kop alleen zag op het witte vlak, maar thans in de wat gewoner gelijkenis, in de objectiever geworden aan haar taak te wijden. Ze was een vrouw, en eene, die lange jaren als opmerkster geleefd had te midden van een wereldje dat haar tenslotte antipathiek was. Dit spreekt duidelijk uit het groote werk, de liefdeshistorie van Prins Genji, een lijvigen roman, die, in zijn 54 deelen, vrijwel een complete schildering geeft van het hofleven. Murasaki zelf heeft ongetwijfeld met haar schilderingen bedoeld afkeer te wekken voor dien tijd van zógroote verwording. Haars onuanks is de roman echter toch zeer pikant geworden. Een vrouwelijke Dickens, die in plaats de feilen der burgerlijke kringen, die vanden adel toonde en wier liefdesverhalen de pen eener Francaise uit den gouden tijd der liefdesliteratuur geen schande zouden aan doen. Prins Genji, de zoon van den keizer en van een burgerlijke, maar zeer geliefde concubine was de hoofdfiguur. Prins enji zelf was ook door zijn vadet zeer bemind. Hij en zijn moeder waren hedoelwit van alle plagerijen en kwaadspreker rijen der hoog adellijke dames, die, zooals ieder weet, meest een zeer scherpen geest hebben, die ze graag uitspelen tegen minderen. Kiritsubo no Koi, de arme moeder, leed zoo zeer onder den eeuwigen stroom van venijn, die over haar heenging, dat ze zeer jong stierf. Genji groeide tegen de verdrukking in. Hij was van een onweerstaanbare schoon heid, wat maar zelden met modestie gepaard gaat. Dit was dan bij hem ook allerminst het geval. Maar iets anders had hij: intellect en charme, l'it hem groeide de Japansche Don Juan, voor wien geen vrouw veilig was, die voor allen de liefde maakte tot een schoone eendagsbloem, behalve voor zijn vrouw, die een bitteren bijsmaak vond aan den liefdesbeker, waaruit zoovelen dronken. De stumperd schijnt niet berekend geweest te zijn voor de zware taak van vrouw van een Don Juan" en werd waanzinnig bij de geboorte van haar eerste kind. Dit is duizend jaar geleden en men zag toen waanzin nog aan voor een invloed van booze geesten. Zelfs een vrouw als Murasaki vertelt, hoe de arme Mume Aoi no Ue door een jaloersche De nieuwste Rembrandt Aan den Italiaanschen Markies Di'Cassano Serra komt'de eer toe, den laatsten en rnooisten Rembrandt te hebben ontdekt. Een der Handelsblad"-medewerkers, Jhr. Jan Feith, ging er op zoek naar in Napels, waar het hertogelijk geslacht der Cassano Serra's resideert. Hij was echter onfortuinlijk. De schilderij bevond zich, volgens zijn informaties, ergens te Londen. Zijn collega aan het Amsterdamsche blad, de Londensche correspondent I.I. Brants, ontving voldoende aanwijzingen van hem, om er met meer succes aan het speuren te gaan. Hij vond de verblijfplaats van den oudsten Markies Di Cassano Serra uit. En wat nog belangrijker is, hij kreeg ook den Rembrandt te zien. De reproductie, welke wij hierbij onzen lezers aanbieden, danken wij aan de welwillendheid van beide heeren, wier grootste illusie, evenalsdeonze, zou zijn, dit door geen der andere zelf-portretten van Rembrandt overtroffen meesterstuk naar ons land te zien terugkeeren, hetzij in particulier bezit, liever nog in een onzer openbare kunst-instellingen. De eigenlijke geschiedenis dezer laatste Rembrandt-ontdekking komt hierop neer, dat de oud ste Markies Di Cassano Serra , eenige jaren geleden te Londen door louter toevallige omstandig heden een oude schilderij in handen kreeg. Van huis-uit is hij zelf kunstkenner en eigenaar eener prachtige kunst-verzameling in het familiepaleis te Nap^ls. Hij liet het vuile doek, na het zelf van eenige eerste lagen vuil te hebbengereinigd, aan Engelsche experts zien, die dadelijk als hun meening uitspraken, dat men met een echten Rembrandt te maken had. Dit oordeel werd door den bekenden Rembrandt-kenner Dr. Bode te Berlijn zonder eenig voorbehoud onderschreven, toen hem het nog in zeer onoogelijken staat verkeerende doek ver toond werd. Nadat de schilderij door-den schilderijen-restaurateur Hauser geheel ge reinigd en gevernist was, steeg Dr. Bode's bewondering steeds meer. Blijkbaar heeft men hier te maken met een geheel onbekend zelfportret van onzen groot-mees ter, geschilderd slechts enkele jaren vór zijn sterven op 62-jarigen leeftijd. Het is geschilderd tegen een diep-donkeren achtergrond, waartegen de kleurige, oude, melancholieke kop sterksprekend uitkomt. Het gewaad is eveneens donker, in bruin en grijs; een donkér-violet baret dekt het hoofd van den in weemoed voor zich uitstarenden ouden Rembrandt. iillllllliliiimiiiiiiiiiiiiillllliiiiiilimmillillliiilllllllilililitlliiiiili.'imi iiiiiiiiiiiiniin« Grand Hotel Fanckler HAARLEM RESTAURANT DE TOUT Ier ORDRE iliiiiiiiiminiilliiiiimiilililliiiiitiiiiiiiHiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHMiiit weergave is nog menig détail met respect te bekijken. Boutens' derde? portret (en face, met den pince-nez of neusknijper) uit 1921, geeft meer den paedagoog dan den dichter; Dr. Byvanck's (1921) lijkt mij iets van de intellectueele aarzeling te missen, die den bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek vereenigde met een ietwat pastorale felheid. De overige portretten waren die van Annie Dietz (1920) een meisje in een roode jurk tegen een groenen achtergrond ; Mevr. Hoogeveen?van Walcheren (1920) met de sterk kijkende oogen ; Mevrouw D. A. J. KesslerHulsemann (1921) en face, met een paarlen ketting; Pater C. Jonckbloet S. J. (1919) de getrouwe bezoeker van Toorop; Theo Neuhuys, de kunsthandelaar; W. Westerman en face tegen groenen grond, uit 1921, en een zelfportret (1921) gemaakt pas in Dómburg op verzoek weinig den schilder in zijn kracht karakteriseerend, en in zijn hartstochtelijke diepte. Saamvatting. Wanneer ik alleen had moeten uitduiden welke werken het belangrijkst waren zoo had ik genoemd : Ie. den Pelgrim, dan de Dante's en den Herder ; den Ijzergieter en de Koptische vrouw; de teedere Zwervers (als stemming) en van de portretten Diepen brock. En dit is, te saam, een heele oogst voor een tentoonstelling. PLASSCHAERT (wordt door 21.0OO affsen erkend ?Is het bette vercterklngsmiddel roor Zenuwen en Lichaam. lilllllilliftlllllllllfllliiilillllllllllllllllllllllj minimum HUI i inm iiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiilllll IIIIMIIIIIIIM hofdame betooverd was, hoe men op alle manieren probeerde de booze geesten uit te drijven, hoe zelfs prins Genji, door mede lijden bewogen, al zijn best daartoe deed, maar hoe niets mocht baten. Wij, die na duizend jaren met genoegen lezen over het hofleven uit dien tijd, zouden graag weten wat de keizerin over het boek dacht, dat de schrijfster op hoog bevel geschreven had. Daarvan hooren we echter niets. Natuurlijk zullen velen zeer ontevreden zijn geweest, daar ze zich wel hebben moeten herkennen in de helden van sommige avonturen. Maar de keizerin, die boven en buiten dat alles stond, zou ze niet genoten hebben van de kleine scène van Hei Jiu, den sentimenteelen geliefde, die meende het hart van zijn liefste door tranen te vermurwen? Soms, als eindelijk (ook aan tranen komt een eind) de tranen niet meer kwamen, nam hij zijn toevlucht tot water. Och, maar vrouwen bedriegen is niet ieders werk. De schoone ontdekte den truc en deed wat Indische inkt in het bakje waarin de kunsttranen waren. Op het oogenblik dat hij haar hoorde komen, zijn hoofd al naar de deur gewend, doopte hij vlug zijn vingers in en bevochtigde zijn oogen. De onbarmhartige bleef op den drempel staan: Hé," zei ze, je mag mij gerust je tranen laten zien ; maar zorg dat de anderen je zwarte gezicht niet in de gaten krijgen!" Van zulke kleine trekjes zit het heele werk vol. Heerlijke waarheden laat de schrijfster prins Genji en zijn zwager zeggen in een gesprek wat die beiden over de vrouw" (er is niets nieuws onder de zon) hebben vooral (daarover zijn ze het roerend eens), vooral vertrouw haar niet. Sommigen hebben een kalm uiterlijk, maar wet! de onder stroom! anderen hebben veel te veel sentimenteel-zoetc gevoelens, weer anderen zijn ongemeen ernstig, te ernstig in het uitoefenen van hun plicht als huisvrouw".,, Is het,"vraagt Genji, dan niet beter een eenvoudige, simpele vrouw uit te zoeken en haar te vormen naar eigen wensch?" Maar dan zijn er nog vrouwen, die niet zooveel charme hebben en weinig begeerlijk schijnen, maar die in intimiteit van een alles meesleepende be koring zijn." En de vrouw, die stil en gelaten alles lijdt, tot ze op een gegeven oogenblik weg loopt, niets nalaat dan een bundel wanhopige verzen en ergens in een klooster, haar haar laat afscheren en met een schoon en rein geweten de toekomst tegemoet gaat, vast besloten zich geheel aan haar nieuwe taak te wijden. Maar wee als een oud gediende of een oude min haar bericht brengt van den geliefde, dat hij haar trouw is en naar haar verlangt. Dan voelt ze naar haar hoofd, en als ze nog haar heeft, voelt ze eveneens, om te zien of het nog in orde is en dan opeens herinnert ze zich en heeft berouw. O, ze zal haar best doen, om in haar eens genomen besluit te volharden, maar bij de eerste traan is ze eigenlijk al niet meer doordrongen van de heiligheid van haar eed". En dit schreef een vrouw 1000 jaar geleden. Dit legde ze in den mond van een man uit dien tijd. Ik hoop, dat eens iemand het geduld, de kennis en den moed zal hebben, de heele Genji Monogatari in onze taal over te brengen. Ge zult er een Boccacio zelfs in vinden in sommige gedeelten. Murasaki Shikibu wordt van steeds grooter belangrijkheid, naarmate het oude Japan meer en meer op den achtergrond raakt, verdrongen door een karikatuur van Westersche beschaving. Deze vrouw van duizend jaar geleden was precies als de vrouwen van nu, en de heele maatschappij van toen, in haar essentie, verschilt evenmin zoo zeer van de onze. Dat te constateeren al is belangrijk. De locale kleur en de patine du temps zorgen voor de charme. Ze was hofdame van Keizerin Jioto Moxin en ze is de grootste figuur in de Japansche literatuur. PI L I. E N F O R E S T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl