Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Juni ."21. No.-2293
TEEKENEN DES TIJDS
Tetkenlng voor de Amsterdammer" van Oeorgf van Raemdonck
Cette grande pourriture oünous vivons (Rousseau).
Hoe beter men de menschen kent, des te meer houdt men van zijn hond.
""il "" "'" mi minimin "i minimum m minimum, , ,?,?, ,
SCHILDERKUNST-KRONIEK
JAN TOOROP, BIJ KLEYKAMP, DEN HAAG.
De onstuimigheid schijnt in Toorop geen
einde te kennen. Er is iets, dat deze onstuimig
heid stut; een wedijver met Van Konijnen
burg jaagt haar op, evenzeer als Willem van
Konijnenburg aangezet wordt door Toorop's
bewogen rijkdom. Ge vindt dezen onderlingen
edelen strijd erkend, en te erkennen, in twee
teekeningen als Zacharia en den Pelgrim,
waarin beiden, zeer verschillend naar aard
en voordracht, veel innerlijks en geestelijks
?op de sterkste wijze saamdrongen. Het ver
schil tusschen deze twee groote teekenaars
werd nooit duidelijker te zien gegeven, dan
juist in den Zacharia en in den Pelgrim (of
reiziger ter eeuwigheid). Bij van Konijnenburg
een duidelijke bepaling; een teekening in
drie deelen (in het midden de Profeet als een
kolom van stelligheid; aan diens linkerhand
de wanorde, aan diens rechterhand d'opbouw
en de teederheid) een teekening, waarin ge
gevoelC dat het glanzen van een gestegen
geest gegeven werd bij Toorop:
openbaarder passie, doorgaand inén beweging ;
. een niet zoo logisch verdeeld geheel, een niet
zoo zuiver gehouden idee, maar een
bloedwarmte in alles, en een phantasie, die den
zoekenden en lievenden beschouwer mee
sleurt ; een schijnbaar willekeurige verdeeling
van het vlak; een drift van het Hart, dat
niet dwalen kan. De figuur van den Pelgrim,
gedwongen door dien drift van Toorop, en
gezien en profil, stijgt, naar links schrijdend,
zich steunend met den stok in de linkerhand.
Ge vindt vór hem, op de hoogte van den
vastbesloten kop, een Hart, dat stralen zendt,
daarachter een moeder, beide handen vlak
uitstekend, een kindje tusschen de armen;
onder deze Moeder-met-kind den kop van
een Zeeuwschen boer, een stuk van zijn bo
venlijf; eeri rechterhand, die een naar boven
gekeerde spa vasthoudt (deze kop is ons be
kend als de kop van den apostel Thomas).
Boven de Moeder in den linkerhoek van de
teekenjrig spelen drie gevleugelde engelen op
snaar-instrumenten; bij hen ziet ge een schreien
de figuur.
Achter den rug van den Pelgrim teekende
Toorop den gekroonden koning en zijn konin
gin; vlak aan den onderkant van het kleed
van den profeet een denkenden, gebaarden
kop. Boven de koppen van de twee groote
figuren stormen ruiters aan, ziet ge vendels
voetvolk marcheeren, Een lijn buigt zich van
iiuiiiiMiiiiiiiMiMiiiiMMiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiti iiiiiiitMiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiiimiiiiHiii
BRIEF UIT JAPAN
Ze was een hofdame van Keizerin Jioto
Moxin en men zegt, dat ze heel mooi was.
Ze had het langwerpige gelaat, in vorm en
kleur een vergroote meloenpit gelijk. Zacht
was ze als allen. Want als alle Japansche
vrouwen, had ze achter zich, de harde school
van zelfopoffering en gehoorzaamheid. Maar
bovendien was ze intelligent. Ik zou haar
willen noemen, de Madame de Sévignévan
het Oosten. Ze leefde een duizend jaar ge
leden ongeveer, zooals ik zei, als hofdame
aan het zeer rijke en vroolijke hof van
keizerin Jioto Moxin. Deze keizerin vond
er genoegen in, steeds veel jonge vrouwen
om zich heen te hebben. Onder anderen
bezochten haar geregeld de Vestaalsche
maagden die in den tempel van Ise het
priesteressenambt uitoefenden.
Onder deze was een heel mooi jeugdig
kind, dat do;>r haar schoonheid en charme
de gunst van de vorstin had weten te ver
overen. Eens, toen Jioto Moxin haar vroeg
of ze graag las, overwon ze haar schroom
en zei, dat ze zoo graag zou lezen, als er
maar wat anders was dan de verouderde
romances en de nog oudere mythologische
literatuur.
De keizerin, die misschien zelf ook niet
bijster genoot van al die overbekende dingen,
ging op de klacht in.
Op een schoonen morgen, dat Murasaki
Shikibu met twee andere hofdames droo
mend over een brugleuning hing, die over
een lotusvijver voer, werd ze bij de keizerin
ontboden. Murasaki Shikibu genoot aan
het hof een heel speciale vereering. Niet
alleen omdat ze van vaders en moederszijde
stamde uit de beroemde familie der Fujiwara's,
maar om haar enorm letterkundig ge
heugen. Iedereen aan het hof wist, dat, toen
haar broeder Nobunari het groote werk over
de Chineesche geschiedenis, de Shi-ki stu
deerde, zij het was, die beter dan hij den
inhoud kende. Had ze niet eens een ouden
bonze verbaasd, door heele kapittels, woord
voor woord, uit het hoofd op te zeggen?
Murasaki Shikibu had van de Chineezen
geleerd in schoonen stijl te schrijven. Vaak
had ze, voor samenkomsten aan het hof,
kleine verhalen geschreven, die waren als
gouden ciseleerwerk, met kostbaar blinkende
edelsteenen bezet. Toen nu de Ise-maagd
zich beklaagd had over het gebrek aan in
teressante lectuur, had de keizerin aan Mu
rasaki gedacht en deze laten roepen.
In haar schoonste reifuku" verscheen ze
voorhaar vorstin en naderde haar op de knieën
Jioto Moxin verheugde zich over haar
aanwezigheid en vroeg haar, waar ze was,
toen ze geroepen werd.
We waren bij den lotusvijver en lazen
de brieven van hen die voorafgegaan zijn
naar het begeerlijk Nirwana", antwoordde
ze, hun woorden staan geschreven in de
schaduwen, die hun bladeren werpen over
het water".
Waarom ons altijd weer bezighouden met
die niet meer zijn ? Ik zou willen weten van
hen die ik gekend heb of ken", zei Jioto
Moxin. Schrijf ons een boek over onzen tijd."
Murasaki, die heel vroeg een zeer geliefden
man verloren had, waarom zij nog steeds
treurde, boog diep, ten teeken van onder
worpen gehoorzaamheid, maar haar hart
bloedde, want ze vreesde het leven en ze
begreep, dat ze nu daarin terug zou moeten
gaan.
Ze vroeg permissie zich te mogen afzon
deren en nu wees de keizerin haar, als
tijdelijke residentie, den tempel van Ishiyama
aan het Biwameer aan.
Het hof in dien tijd (omstreeks het jaar
1000) was, wat het Fransche hof was onder
de Lodewijken, een plaats van getolereerde
débauche, van gewetenlooze intrigue en van
uitspattingen van allerlei aard.
Dat haar, de ernstige en geleerde vrouw,
dit leven ondragelijk was en ze blij was,
met behoud van haar positie, zich in af
zondering aan het haar opgedragen werk te
kunnen wijden, hoeft geen betoog. Wel was
het werk dat haar opgedragen was, niet het
werk dat ze het liefst deed, maar de keizerin
gebood en ze besloot al haar beste krachten
Hoize i ZOniK BOSSIKK
DE NIEUWSTE REMBRANDT
llltllllllllllltllllllllttlllllMIIIIIMIIIIIIHIIIIII
daar, van de rechter zij, naar den linkerkant,
achter de pyramiden, die boven den kop van
den pelgrim, een viertal, rijzen tot de
bovenzij der teekening. Een deel dier gebogen lijn
wordt gevormd door een spoorbrug (den
Moerdijkschen?); links en rechts van dien
brug vindt ge huizen, enz.; rechts bliksemt het
nog uit een zware wolk Dit is de voorstel
ling, zonder al zijn détails, in hoofdtrekken
geduid. Maar dit is nog niet de-bepaling van
de waarde dezer teekening. Die waarde is de
volheid der ontroering, die overal, als een
onstuimige stroom, door trekt. De waarde
dezer teekening, die iederen moet treffen, zelfs
hem, die Toorop getrouwelijk volgde en volgt,
is, ik herhaal het, eene van onstuimige kracht.
Er is geen lijn, die niet sterk-innerlijk leeft; er is
geen détail, dat niet meegaat op den
algemeenen innerlijken adem; ge vindt hier naast
een gestyliseerden vorm den
nauwkeurignoteerenden psychischen portrettist; ge vindt
een bizonderheid als uit een schetsboek over
genomen.
Ge vindt dit alles vereend, n geworden,
hier en daar edel als een ornamentatie.
II.
Qe zoudt kunnen zeggen, dat de figuur (met
uitzonderingen) in de teekening van den Pel
grim eer ornamentaal is geworden; zij is dat
minder in de Madonna" met de drie figuren
vooraan (uit 1920?21) niettegenstaande
enkele decoratieve lijnen; minder is ze dat
eveneens in alle overige teekeningen, waarin
de figuur hoofdzaak is. Het meest waardeer
ik in die Madonna niet de figuren, maar den
achtergrond, geteekend in die zekerheid van
stemming, die den geconcentreerden Toorop
eigen is, altijd. De dood van den heiligen
Aloysius" is minder een bouw dan een be
vallige groepeering; de ijzergieter" (uit 1920)
is een studie, met expressie, van een jong
mannelichaam. Toorop omgaf deze figuur
met zijn zwaren ommetrek, maar wat treft
is niet die omtrek, maar het levend modélévan
dit bezig, jeugdig, lichaam. Het is een stoute
teekening. DJ koptische vrouw (uit 1920) kunt
ge als gelijk gerichte teekening zetten naast
den ijzergieter, niettegenstaande den achter
grond. Het modélévan dit in profiel geziene
vrouwelichaam is zeker en zuiver, de materie
van de duistere toch kaatsende huid is vol
begrepen volledig uitgedrukt. De naïveteit
bij Toorop, die zijn bewustheid bekorend
maakt, vindt ge in Vlucht (1914), en uit de
Restaurant la carte
.-unch,Afternoon-tea, Diners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
serie La Belgique Sanglante, met Toorop
en een ietwat gewijzigde Miek Jans-ir trekkend
langs een brandende (?) stad. Het is plicht
hier op de heele serie te wijzen. Gestel ging
de vluchtelingen zien, en teekende zijn reeks
vluchtelingen uit België, modern, verfijnd van
kleur ; Toorop teekende zijn reeks van binnen
uit ; zijn phantaisie hielp hem zijn gevoelens
over het gekende en beminde land met
zekerder groothuóte yevwerkelijl-en In de
v.we-ven (uit 1889?) is de i'guur niet
d<volledige hoofdzaak. Ge zoudt kunnen zeggen,
dat in deze symbolische teekening figuren
en landschap van denzelfden rang zijn. Ze
zfjn zeker in dezelfde stemming, zooals dat
past bij een symbolisch werk. Inspiratie
(1920) is meer samenvatting van vormen
(2 figuren waarvan een harpspelend), de
Herder uit de Pyreneen (1920) met de drie
schapen ; met den achtergrond van de
pyramide-achtige bergen met ijs is voor mij een
werk, verwant met de twee Dante's (beide
uit 1914). Het heeft dezelfde sterkte, en een
voud. Het is het meest analoog met den
Dante, wiens gedoken hoofd (van voren
gezien) groot rijst voor den rooden achter
grond.
Grooter is deze Dante, levens-echt en stijlvol,
dan de andere in profiel gezien, maar deze
is subtieler van inperlijk wezen, en van trots
even stellig. Ik zal hier mijn bewondering
niet herhalen voor beide, maar gaarne schrijf
ik opnieuw neer, dat deze twee Dante's een
groot bewijs zijn van Toorop's innerlijke
macht, om een gedachte persoonlijkheid uit
te beelden. Ze zijn echter geen type,
maar strakst gegeven Individuen. Tot types
van den Opstandige en van den Berustende
maakte hij in 1919 twee boeren uit Oosterland
(Zeeland), ieder met zes figuren (2 x 3) als
vulling voor de bovenhoeken bij de en face
tot onder het middel gegeven mannelichamen.
Baardeloos, met strakke oogen, een langen
gesloten mond ; met kort, fel haar; met den
zeis onder den linkerarm, teekende Toorop
den Opstandige, ree de zeis te wetten, met
den slijpsteen in de rechterhand.
De Rebellie te teekenen is Toorop eigen ;
hij voelde haar springlevend in zich in zijn
jeugd. De Berustende was hem minder eigen ;
misschien wees het leven ook hem hierheen. De
Figuur, met de saamgevouwen handen, draagt
de spa tegen het lijf aangedrukt door den
rechterarm. Ge ziet de steel, niet het blad
van de spa. Het werktuig mist geheel
het dreigende van de zeis bij den Opstandige.
De kop met de minder strakke oogen, heeft
een langen baard; de haren om het hoofd
zijn langer ; de figuren achter den man wijzen
zwijgend, of kijken omhoog. In beide
OosterJandcrs is de psychische werklijkheid, die ge
zocht werd, te bewonderen.
In de jonge generatie (uit 1892) met het
hec.l jonge kind (Chailey Toorop) is de figuur
niet enkele hoofdtaak; het Bosch der Droomen
en van de toeteemst, milt zijn barokke kleur
is niet minder rïte ga&n in dit symbolisch
geheel dan de twee figuren,
III
Naast den Pelgrim, en de werken, waar de
Figuur meer of minder hoofdzaak is, zijn er
dertien portretten van verschillende waarde.
Het belangrijkste is dat van Dr. Alph.
Diepenbrock (uit 1911). De uitdrukking van
een groot innerlijk geschiedde vol soberheid.
Ik weet, dat sommigen dit portret zouden
willen beschouwen als een geslaagde schets;
maar waar niets overtolligs is, en alles groot
wordt uitgedrukt is dat niet een werk om
met alle waardeering te ontvangen en te
genieten? Zeer levend is de notitie: Mevr.
KI?Str. (uit 1919). Het portret van Jhr.
Mr. A. F. de Savornin Lohman (1921) heb ik
in verschillende stadia gekend. Ik zag het
toen de kop in zwart en wit alleen al ver vol
tooid was; en nu, nu de zwarte jas een groot
deel van het kleurgeheel is geworden; nu
het tegen een geel-bruinen achtergrond uit
komt, en nu er kleuren zijn aangebracht.
Het leek me subtieler, toen ik den kop alleen
zag op het witte vlak, maar thans in de wat
gewoner gelijkenis, in de objectiever geworden
aan haar taak te wijden. Ze was een vrouw,
en eene, die lange jaren als opmerkster
geleefd had te midden van een wereldje
dat haar tenslotte antipathiek was. Dit
spreekt duidelijk uit het groote werk, de
liefdeshistorie van Prins Genji, een lijvigen
roman, die, in zijn 54 deelen, vrijwel een
complete schildering geeft van het hofleven.
Murasaki zelf heeft ongetwijfeld met haar
schilderingen bedoeld afkeer te wekken voor
dien tijd van zógroote verwording. Haars
onuanks is de roman echter toch zeer pikant
geworden. Een vrouwelijke Dickens, die in
plaats de feilen der burgerlijke kringen, die
vanden adel toonde en wier liefdesverhalen de
pen eener Francaise uit den gouden tijd der
liefdesliteratuur geen schande zouden aan
doen. Prins Genji, de zoon van den keizer
en van een burgerlijke, maar zeer geliefde
concubine was de hoofdfiguur.
Prins enji zelf was ook door zijn vadet
zeer bemind. Hij en zijn moeder waren
hedoelwit van alle plagerijen en kwaadspreker
rijen der hoog adellijke dames, die, zooals
ieder weet, meest een zeer scherpen geest
hebben, die ze graag uitspelen tegen minderen.
Kiritsubo no Koi, de arme moeder, leed zoo
zeer onder den eeuwigen stroom van venijn,
die over haar heenging, dat ze zeer jong
stierf. Genji groeide tegen de verdrukking
in. Hij was van een onweerstaanbare schoon
heid, wat maar zelden met modestie gepaard
gaat. Dit was dan bij hem ook allerminst
het geval. Maar iets anders had hij: intellect
en charme, l'it hem groeide de Japansche
Don Juan, voor wien geen vrouw veilig was,
die voor allen de liefde maakte tot een
schoone eendagsbloem, behalve voor zijn
vrouw, die een bitteren bijsmaak vond aan
den liefdesbeker, waaruit zoovelen dronken.
De stumperd schijnt niet berekend geweest
te zijn voor de zware taak van vrouw van
een Don Juan" en werd waanzinnig bij de
geboorte van haar eerste kind. Dit is duizend
jaar geleden en men zag toen waanzin nog
aan voor een invloed van booze geesten.
Zelfs een vrouw als Murasaki vertelt, hoe
de arme Mume Aoi no Ue door een jaloersche
De nieuwste Rembrandt
Aan den Italiaanschen Markies Di'Cassano Serra komt'de eer toe, den laatsten en rnooisten
Rembrandt te hebben ontdekt. Een der Handelsblad"-medewerkers, Jhr. Jan Feith, ging er op
zoek naar in Napels, waar het hertogelijk geslacht der Cassano Serra's resideert. Hij was echter
onfortuinlijk. De schilderij bevond zich, volgens zijn informaties, ergens te Londen. Zijn collega
aan het Amsterdamsche blad, de Londensche correspondent I.I. Brants, ontving voldoende
aanwijzingen van hem, om er met meer succes aan het speuren te gaan. Hij vond de verblijfplaats
van den oudsten Markies Di Cassano Serra uit. En wat nog belangrijker is, hij kreeg ook den
Rembrandt te zien. De reproductie, welke wij hierbij onzen lezers aanbieden, danken wij aan
de welwillendheid van beide heeren, wier grootste illusie, evenalsdeonze, zou zijn, dit door geen
der andere zelf-portretten van Rembrandt overtroffen meesterstuk naar ons land te zien
terugkeeren, hetzij in particulier bezit, liever nog in een onzer openbare kunst-instellingen.
De eigenlijke geschiedenis dezer laatste Rembrandt-ontdekking komt hierop neer, dat de oud
ste Markies Di Cassano Serra , eenige jaren geleden te Londen door louter toevallige omstandig
heden een oude schilderij in handen kreeg. Van huis-uit is hij zelf kunstkenner en eigenaar eener
prachtige kunst-verzameling in het familiepaleis te Nap^ls. Hij liet het vuile doek, na het zelf
van eenige eerste lagen vuil te hebbengereinigd, aan Engelsche experts zien, die dadelijk als hun
meening uitspraken, dat men met een echten Rembrandt te maken had.
Dit oordeel werd door den bekenden Rembrandt-kenner Dr. Bode te Berlijn zonder eenig
voorbehoud onderschreven, toen hem het nog in zeer onoogelijken staat verkeerende doek ver
toond werd. Nadat de schilderij door-den schilderijen-restaurateur Hauser geheel ge reinigd en
gevernist was, steeg Dr. Bode's bewondering steeds meer.
Blijkbaar heeft men hier te maken met een geheel onbekend zelfportret van onzen groot-mees
ter, geschilderd slechts enkele jaren vór zijn sterven op 62-jarigen leeftijd. Het is geschilderd
tegen een diep-donkeren achtergrond, waartegen de kleurige, oude, melancholieke kop
sterksprekend uitkomt. Het gewaad is eveneens donker, in bruin en grijs; een donkér-violet baret
dekt het hoofd van den in weemoed voor zich uitstarenden ouden Rembrandt.
iillllllliliiimiiiiiiiiiiiiillllliiiiiilimmillillliiilllllllilililitlliiiiili.'imi iiiiiiiiiiiiniin«
Grand Hotel Fanckler
HAARLEM
RESTAURANT DE TOUT Ier ORDRE
iliiiiiiiiminiilliiiiimiilililliiiiitiiiiiiiHiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHMiiit
weergave is nog menig détail met respect te
bekijken. Boutens' derde? portret (en face,
met den pince-nez of neusknijper) uit 1921,
geeft meer den paedagoog dan den dichter;
Dr. Byvanck's (1921) lijkt mij iets van de
intellectueele aarzeling te missen, die den
bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek
vereenigde met een ietwat pastorale felheid.
De overige portretten waren die van Annie
Dietz (1920) een meisje in een roode jurk
tegen een groenen achtergrond ; Mevr.
Hoogeveen?van Walcheren (1920) met de sterk
kijkende oogen ; Mevrouw D. A. J.
KesslerHulsemann (1921) en face, met een paarlen
ketting; Pater C. Jonckbloet S. J. (1919)
de getrouwe bezoeker van Toorop; Theo
Neuhuys, de kunsthandelaar; W. Westerman
en face tegen groenen grond, uit 1921, en een
zelfportret (1921) gemaakt pas in Dómburg
op verzoek weinig den schilder in zijn kracht
karakteriseerend, en in zijn hartstochtelijke
diepte.
Saamvatting. Wanneer ik alleen had moeten
uitduiden welke werken het belangrijkst waren
zoo had ik genoemd : Ie. den Pelgrim, dan de
Dante's en den Herder ; den Ijzergieter en
de Koptische vrouw; de teedere Zwervers
(als stemming) en van de portretten Diepen
brock. En dit is, te saam, een heele oogst voor
een tentoonstelling.
PLASSCHAERT
(wordt door 21.0OO affsen erkend
?Is het bette vercterklngsmiddel
roor Zenuwen en Lichaam.
lilllllilliftlllllllllfllliiilillllllllllllllllllllllj minimum HUI i inm
iiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiilllll IIIIMIIIIIIIM
hofdame betooverd was, hoe men op alle
manieren probeerde de booze geesten uit te
drijven, hoe zelfs prins Genji, door mede
lijden bewogen, al zijn best daartoe deed,
maar hoe niets mocht baten. Wij, die na
duizend jaren met genoegen lezen over het
hofleven uit dien tijd, zouden graag weten
wat de keizerin over het boek dacht, dat de
schrijfster op hoog bevel geschreven had.
Daarvan hooren we echter niets. Natuurlijk
zullen velen zeer ontevreden zijn geweest,
daar ze zich wel hebben moeten herkennen
in de helden van sommige avonturen. Maar
de keizerin, die boven en buiten dat alles
stond, zou ze niet genoten hebben van de
kleine scène van Hei Jiu, den sentimenteelen
geliefde, die meende het hart van zijn liefste
door tranen te vermurwen? Soms, als eindelijk
(ook aan tranen komt een eind) de tranen
niet meer kwamen, nam hij zijn toevlucht
tot water. Och, maar vrouwen bedriegen is
niet ieders werk. De schoone ontdekte den
truc en deed wat Indische inkt in het bakje
waarin de kunsttranen waren. Op het
oogenblik dat hij haar hoorde komen, zijn hoofd
al naar de deur gewend, doopte hij vlug zijn
vingers in en bevochtigde zijn oogen. De
onbarmhartige bleef op den drempel staan:
Hé," zei ze, je mag mij gerust je tranen
laten zien ; maar zorg dat de anderen je
zwarte gezicht niet in de gaten krijgen!"
Van zulke kleine trekjes zit het heele werk
vol. Heerlijke waarheden laat de schrijfster
prins Genji en zijn zwager zeggen in een
gesprek wat die beiden over de vrouw"
(er is niets nieuws onder de zon) hebben
vooral (daarover zijn ze het roerend eens),
vooral vertrouw haar niet. Sommigen hebben
een kalm uiterlijk, maar wet! de onder
stroom! anderen hebben veel te veel
sentimenteel-zoetc gevoelens, weer anderen zijn
ongemeen ernstig, te ernstig in het uitoefenen
van hun plicht als huisvrouw".,, Is het,"vraagt
Genji, dan niet beter een eenvoudige, simpele
vrouw uit te zoeken en haar te vormen naar
eigen wensch?" Maar dan zijn er nog
vrouwen, die niet zooveel charme hebben en
weinig begeerlijk schijnen, maar die in
intimiteit van een alles meesleepende be
koring zijn."
En de vrouw, die stil en gelaten alles
lijdt, tot ze op een gegeven oogenblik weg
loopt, niets nalaat dan een bundel wanhopige
verzen en ergens in een klooster, haar haar
laat afscheren en met een schoon en rein
geweten de toekomst tegemoet gaat, vast
besloten zich geheel aan haar nieuwe taak
te wijden. Maar wee als een oud gediende
of een oude min haar bericht brengt van
den geliefde, dat hij haar trouw is en
naar haar verlangt. Dan voelt ze naar haar
hoofd, en als ze nog haar heeft, voelt ze
eveneens, om te zien of het nog in orde is
en dan opeens herinnert ze zich en heeft
berouw. O, ze zal haar best doen, om in
haar eens genomen besluit te volharden,
maar bij de eerste traan is ze eigenlijk al
niet meer doordrongen van de heiligheid van
haar eed".
En dit schreef een vrouw 1000 jaar geleden.
Dit legde ze in den mond van een man uit
dien tijd.
Ik hoop, dat eens iemand het geduld, de
kennis en den moed zal hebben, de heele Genji
Monogatari in onze taal over te brengen.
Ge zult er een Boccacio zelfs in vinden in
sommige gedeelten.
Murasaki Shikibu wordt van steeds grooter
belangrijkheid, naarmate het oude Japan
meer en meer op den achtergrond raakt,
verdrongen door een karikatuur van
Westersche beschaving.
Deze vrouw van duizend jaar geleden was
precies als de vrouwen van nu, en de heele
maatschappij van toen, in haar essentie,
verschilt evenmin zoo zeer van de onze.
Dat te constateeren al is belangrijk. De locale
kleur en de patine du temps zorgen voor
de charme.
Ze was hofdame van Keizerin Jioto Moxin
en ze is de grootste figuur in de Japansche
literatuur.
PI L I. E N F O R E S T