Historisch Archief 1877-1940
POLITIEKE VOLEWIJK
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan
? De Haagsche Ooievaar op zoek naar 'n (burger)vader!
MET N UITRUSTING
UIT DE BIJENKORF'
TE AMSTERDAM
| VRAAGT CATALOGUS
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Juni '21. No. 2294
MEUBELBEWARINOEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
IAH HAAR UATST
TELEFODM
iiiiiiimiiiiini
illllltiiiiiiiiiiiiini
fel. De internationale actie der sociaal-de
mocratische diplomatie is tot dusverre nog
weinig vruchtbaar geweest. Stockholm, met
luide geestdrift aangekondigd, werd een mis
lukking en blijft een waarschuwend teeken.
Een schip op strand is volgens het oude spreek
woord een baken in zee. Er is evenwel nog een
bijzondere reden om in dit bijzondere geval
voorzichtig te zijn en niet al te veel te ver
wachten.
Nergens staat duidelijk, van wien de
uitnoodiging tot deze samenkomst is uitgegaan.
Maar wij vermoeden, dat de invitatie uit Brus
sel kwam, niet uit Den Haag. Het is daarbij
natuurlijk van geen belang, hoe de zaak for
meel is toe gegeaan. Maar er is alle reden om
aan te nemen, dat het plan aan de andere
zijde van de grens is geconcipieerd. De
sociaal-democratische-partij is in België
regeeringspartij; zij is dus in zeer nauwe relaties met de
regeering en kan op de hoogte zijn van de
bedoelingen en wenschen in de hoogste krin
gen. Indien dus door de regeering toenadering
tot Nederland wordt gezocht, zou zij geen
betere spreekbuis kunnen vinden dan de or
ganen der sociaal-democratische partij. Zij
is dan zeker, dat zij door een groote politieke
groep in Nederland wordt gehoord en dat
deze groep haar best zal doen in en buiten de
Kamer stemming te wekken voor een rege
ling der Nederlandsche-Belgische geschillen.
De basis voor een nieuwe onderhandeling
kan dan worden gelegd.
Het is evenwel juist de vraag, of dat
inderdaad wel zal gebeuren. Want als dit de
openbare diplomatie is, die de zoozeer ge
smade geheime zal moeten vervangen, dan
zijn haar wegen toch zonderling. Er is natuur
lijk niets tegen, dat de Belgische regeering
langs den weg der internationale sociaal
democratie het Nederlandsche gouvernement
tracht te bereiken, maar er is alle bezwaar,
zoo ze dat in het openbaar doet en met gebruik
van langwijüge motiën. Want het aanknoopen
van afgebroken onderhandelingen is een
bijzonder teer ding, dat met de grootste om
zichtigheid moet worden aangevat. Wat tot
dusverre gebeurd is, is het tegendeel van
omzichtig en het gevaar is stellig aanwezig,
dat deze wijze van fórceeren der dingen het
herstel der goede verhouding voor ons land
eerder belemmert dan bevordert. Want dat
onze regeering tegenover deze poging eenigs
zins afwerend, zooal niet afwijzend staat,
spreekt wel van zelf. Bij zulke ernstige ver
houdingen moet alle schijn zelfs van pressie
worden vermeden.
Intusschen is het geval op zich zelf verheu
gend genoeg ; %è*t bewijst, dat de Belgische
regeering en de politieke kringen gaan in
zien, dat men te ver .is gegaan en dat de oude,
trouwe vriendschap van Nederland voor
België nog steeds groote waarde heeft, nu dit
land wordt heen en weer geslingerd tusschen
de steeds slechter geassorteerde bondgenooten
.Engeland en Frankrijk. Groeit die stemming
in Brussel, dan zijn wij natuurlijk gaarne
tot tegemoetkoming bereid. Niet wij zijn de
moeilijkheden begonnen; niet wij behoeven
de hand der verzoening uit te steken; maar
wordt zij ons aangeboden, dan worde zij niet
afgeslagen.
Intusschen zal dan het te Brussel opge
maakte sociaal-democratische
vredesprogramma toch nog eens duchtig moeten worden
nagezien. Wij bepalen ons tot de
Wielingenkwestie, omdat deze de eenige is, die in de
motie met name wordt genoemd. De andere
territoriale, militaire en economische eischen
schijnt men dus in Brussel te laten vallen,
wat ons natuurlijk bijzonder aangenaam moet
zijn. Maar in dezen stellen" de
sociaaldemocratische heeren vast:
1°. Dat de Wielingenkwestie definitief
moet geregeld worden door minnelijk overleg,
of indien blijkt dat dit de oplossing niet bren
gen kan, langs den weg, aangewezen in het
covenant van den Volkenbond. Als onaan
nemelijk moet worden beschouwd elke op
lossing, die niet ten allen tijde aan België
de vrije scheepvaart van en naar Zeebrugge
zou waarborgen en die niet aan Nederland
telijke rechten zou verzekeren voor wat zijn
cheldehavens aangaat;
2°. Dat, zpodra een regeling van de Wie
lingen-kwestie getroffen is, de verdragen on
verwijld moeten onderteekend worden, vol
gens de concept-overeenkomst, die reeds tot
stand gekomen was."
Deze oplossing moet stellig in verband wor
den gebracht met een andere pericoop in de
motie, waarin wij dit lezen : De Nederland
sche afgevaardigden zijn eveneens van oordeel,
dat de hervatting der onderhandelingen nood
zakelijk is, en meenen, dat daarbij het belang
van den wereldvrede en de levensbelangen
der beide naties moeten gelden boven alle
overwegingen van historischen aard."
Daarover in een volgend artikel meer.
H. BRUGMANS
KREKELZANG
VERHUIZEN *)
Illllllllllllllllllllllllll
WEET U ?
DAT men voor de geheele pretnie-uitloting
niet meer behoeft te storten dan: voor
1/20 ? 5.?, 1/10 / 10.?, 1/4 ? 25.?,
1/2 / 50.?, 1/1 ? 100.??
DAT indien men geen premie trekt, men
zijn stortingsbewijs kan inwisselen voor
plaatsbewijzen bij opera- of
tooneelvoorstellingen ?
DAT wanneer men dus ongelukkig" is,
men voor zijn gestorte geld toch gratis
naar den schouwburg kan gaan ?
DAT men tot bijbetaling op zijn stortings
bewijs nooit verplicht is ?
DAT men voor elk gestort bedrag mee trekt
in alle seriën A, B, C, D, en E ?
DAT menvoor/5.?kansheeftopl/20deelder
premien, voor ?10.?op l/10deel,enz.?
DAT de hoofdpremiën zijn *4 millioen gulden,
100.000,50.000,30.000en 25.000 gulden ?
DAT er voorts premien zijn van 1000, 500 en
250 gulden, tot een gezamenlijk bedrag
aan premien van 562.500 gulden ?
DAT van geld verliezen geen sprake kan zijn
en dat elk stortingsbewijs zijn waarde
behoudt ?
DAT indien gij gelukkig zijt, gij een kwart
millioen kunt winnen ?
DAT deze PREMIE-LEENING U nooit
ARM, maar wél RIJK kan maken?
NEEM HET NU DOE HET NU
El ZIIN GEEN NIETEN... EN MEN KAN NOOIT WETEN!
N.V. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
AMSTERDAM.
Kantoor: Heerengracht 455 - Postbox No. 205
Telefoon C. 5152 - Giro 39440.
Als het voorjaar is gekomen,
Is 't of men reizen moet.
Als de kersenboomen bloeien,
Borrelt ons zigeunerbloed. *
Alle menschen gaan verhuizen,
Allen krijgen ze hun straf.
Zij die altijd honkvast bleven,
Doen 't toch nog naar 't graf.
Erger dan de lente-schoonmaak,
Dan die Hollandsche jolijt
Erger dan behangen, witten,
Treft ons die verhuizingstijd.
Als men goed is aangekomen,
In zijn nieuwen eigen haard,
Lijkt ons allerliefste meubel
Ons* geen stof-afnemen waard.
Onze vrienden: onze boeken,
Dwalen door het nieuwe huis.
Shakespeare ligt met Is. Querido,
Op de klap van het fornuis.
Uit de poetsmand steekt v. Deyssel,
Uit een gieter Willem Kloos;
En Molière pitverdikke
Vindt men in een hoedendoos.
Onze lijdensmakker vulpen
Ligt vermorzeld op den grond.
En een kistje after-dinners
Drijft in onzen gootsteen rond.
Onze teekening van Rembrandt,
Vinden we na lang gezoek
In de bedstee van het meisje,
In een natten glazendoek.
Brieven liggen onder schoenen,
En portretten in het bad.
En op onze nieuwe smoking,
Staat het mandje van de kat.
Alles, alles lijkt verloren
En, zoo men er niet op let,
Zijn we zoekend naar ons zelve
Ergens in een kast gezet.
J. H. SPEENHOFF
*) Onze Krekelzanger verhuisde dezer dagen
van Rotterdam naar Haarlem. RED.
mi Minimin llllliniilllllliili
lllllllllltlllllllllllM
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAYENHlGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWLJ1L
UDENHOUT, LOCHEM en BORCUL0!
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOER4BAYA,
SEHARANG, BANDOENG, HEDAN en
WELTEVREDEN.
IIIIIIIIllllllllllllllllttllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIH IIMIIIIIIIIIIIIIIillllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMinillltlllllllllllllllllllllllillllllllllU «1111111111111111111111 HUI
Ir "'i ""iHiiHiiiiimmi iiiiiiiiiiimiMiiiHiminiiiiiiim.iiiiimiiHiiiiiti
DE BESTUURSDIENST IN INDI
Ruim 16 jaren geleden, korten tijd nadat
eene reorganisatie van de indeeling van Java
in bestuursressorten plaats had gevonden .ge
paard meteene inkrimping van het europeesch
bestuurscörps, gingen er stemmen op, welke
pleitten voor eene grondige herziening van
de bestuursinrichting ook in de buitengewesten.
Als alles meeloopt, zal tot die herziening bin
nen korten tijd worden besloten.
In dit artikel zal in korte trekken de tegen
woordige toestand worden geschetst, terwijl
verder aangegeven zal worden aan welke
desiderata moet worden voldaan en hetgeen
reeds is gedaan tot geleidelijke verbetering
als voorbereiding voor een nieuwen staat van
zaken.
Het algemeen bestuur over Indië berust, met
inachtneming van de bevelen en wenken van
het Opperbestuur in Nederland bij den gouver
neur-generaal, bijgestaan door de directeuren
der departementen van algemeen bestuur.
Ieder der directeuren beheert eenige
diensttakken hetzij rechtstreeks, hetzij in den vorm
van toezicht op de chefs van diensten.
Onder het algemeen bestuur staat het
gewestelijk bestuur d.i. het eigenlijk
binnenlandsch bestuur. Geheel Indië is verdeeld in
37 gewesten waarvan 20 op Java en 17 daar
buiten, niettegenstaande de buitengewesten
gezamenlijk ruim 16 maal zoo groot zijn als
Java. Aan het hoofd van ejk gewest staat
een resident of gouverneur (in een geval een
assistent-resident), rechtstreeks ondergeschikt
aan den gouv. genl ; de departementshoofden
mogen hun slechts aanwijzingen geven en
oefenen administratief toezicht op hen uit.
Overigens wordt de verhouding tusschen
departements- en gewestelijke hoofden beheerscht
door de omstandigheid, dat de eersten de
dadelijke adviseurs der regeering zijn en
alzoo de voorlichting van de gewestelijke
bestuurders behoeven.
De gewestelijke bestuurshoofden zijn in
de eerste plaats belast met de uitoefening van
het gezag, het bewaren van rust en orde, met
de zorg voor de handhaving van de lands- en
gewestelijke verordeningen tenzij zulks uit
drukkelijk aan anderen is opgedragen ; voorts
omvat hun taak in den ruimsten zindes woords
het nemen of voorstellen van alle maatregelen
in het belang van de ontwikkeling van land en
volk, daarin bijgestaan door de hun onderge
schikte europeesche en inlandsche bestuurs
ambtenaren zoomede door de ambtenaren der
speciale diensttakken. Op de eigenaardige
verhouding tusschen de speciale diensten
eenerzijds en den bestuursdienst anderzijds
zal straks worden gewezen.
Elk gewest is verdeeld in afdeelingen en deze
in onderafdeelingen; de afdeelingshoofden
vertegenwoordigen de hoofden van gewestelijk
bestuur, hebben namens hen de leiding
van de inlandsche ambtenaren en hoofden en
zijn de dagelijksche bestuurders van hun res
sort. Wat de hoofden der onderafdeelingen aan
gaat is er verschil tusschen Java en de bui
tengewesten. Op genoemd eiland hebben de
hoofden (de controleurs) geen eigenlijk
gezag, zij controleeren de inlandsche ambtena
ren en geven hun de noodige raad en leiding ;
daarbuiten zijn zij wel degelijk gezagvoerende
en besturende ambtenaren.
De oorzaak van dit verschil is deze dat het
rechtstreeksch bestuur over de inlandsche
bevolking van Java in handen is gelegd van
een inlandsch bestuurscörps: elk gewest
is verdeeld in regentschappen, deze in
districten en verder in onderdistricten, aan
het hoofd waarvan resp. de regent, het di
strictshoofd en het onderdistrictshoofd. Een
bestuursafdeeling telt een, soms twee regent
schappen. Het onderdistrict bestaat uit de
inlandsche gemeenten, de dorpen en
kampongs, aan het hoofd waarvan door de bevol
king verkozen hoofden staan.
In de buitengewesten zijn de regentschap
pen onbekend; de inlandsche gemeenten
(dorpen of groepen en verbonden van dorpen)
zijn de samenstellende deelen van de onder
afdeelingen ; de hoofden daarvan staan, al
thans stonden nog niet lang geleden, recht
streeks onder de europeesche bestuursamb
tenaren. Wel hebben dezen inlandsche ambte
naren tot hunne beschikking, doch hun taak
is van ondergeschikten aard ; zij zijn, waren
althans tot voor korten tijd, niet meer
dan zendelingen, handlangers, belast met toe
zicht op de volkshoofden en administratie.
Niet overal in de buitengewesten is de
geschetste toestand als zooeven omschreven ;
er zijn streken waar de inlandsche gemeente,
zoo die al bestaat, dan toch slechts een latent
leven leidt of leidde en onder velerlei bena
mingen inlandsche ambtenaren dadelijk gezag
over de bevolking uitoefenen. 1)
Naarmate, als een gevolg van de snelle
ontwikkeling der buitengewesten sedert de
dagen van den gouverneur generaal van Heutz,
de bestuursdienst steeds uitgebreider taak
vindt, wordt ook daar de behoefte gevoeld aan
een goed georganiseerd corps inlandsche
districts- en onderdistrictshoofden die ieder
een bepaald ressort besturen onder de bevelen
van deeuropeesche ambtenaren. In een deelder
buitengewesten zijn zoodanige corpsen reeds
gevormd.
Het groote verschil in de bestuursorgani
satie op en buiten Java ligt in de historie
van ons koloniaal bewind. Bij den aanvang
van ons bestuur over dat eiland na den val der
Oost-Indische Compagnie is onze gedragslijn
geweest: de exploitatie van Java als van een
groot landgoed ten bate van den handel van
het moederland ; de Compagnie was gestor
ven, maar hare geest bleef over Java zweven en
zweeft er nog. Reeds in den Compagniestijd
waren de regenten in het rechtstreeks onder
ons gezag staand gedeelte van het eiland (d.i.
buiten de inlandsche rijken) machtige
landvoogden, ietwat gelijk de graven van het
Karolingische tijdvak; hun macht en onbe
perkte invloed kwamen uitmuntend te stade
bij de invoering van het z.g. landdijk stelsel,
welk stelsel neerkwam op het heffen van een
deei van de opbrengst van den inlandschen
landbouw en andere bedrijven, eerst in natura,
later in geld, alsmede in de vordering van
heerendiensten voor openbare werken en lands
diensten. Het landelijk stelsel is, zooals be
kend is later voltooid in het cultuurstelsel,
d.w.z. het planten door de inlandsche bevol
king op hoog gezag van producten voor de
europeesche marlgt met de bedoeling om haar
de baten te laten, doch den Nederlandschen han
del en dus ook het land tot welvaart
te brengen. Het zoude meer ruimte
vorderen dan beschikbaar is om hier
over verder in bijzonderheden te treden;
volstaan worde dus met de algemeene op
merking, dat het bestuurstelsel van Java van
de eerste en een deel der tweede helft van de 19e
eeuw zoowel de europeesche als de inlandsche
ambtenaren stempelde tot administrateurs en
opzjeners als het ware van een groot landgoed,
tevens belast met de zorg voor orde, rust, het
voeren der rechtspraak, aanslag en inning der
belastingen en uit den aard der zaak geroepen
de bestaansbronnen der bevolking, in het
bijzonder haren landbouw, te ontwikkelen,
hetgeen weer medebracht bemoeiing met de
bevloeiing, den [veestapel, het onderwijs,
marktwezen e.a In dat bestuurstelsel
paste niet toelating van den niet- inlandschen
particulier tot rechtstreekschen handel of
contracteering met de inlandsche bevolking;
europeanen waren slechts welkom als beheer
ders der
gouvernementslandbouwondernemingen, chineezen slechts als pachters van
sommige landsmiddelen o.a. opium,
pandhuizen e.a.
Het duurde tot ± 1870 alvorens de europee
sche ondernemer ruimte kreeg om Jaya's
grond te exploiteeren en het is nog slechts sinds
enkele jaren aan vreemde oosterlingen ver
gund zich overal te vestigen en zich vrij te
bewegen. De vreemde oosterlingen waren ver
plicht, zich zooveel mogelijk in wijken te ver
eenigen, alwaar zij stonden onder eigen hoof
den, onbezoldigde ambtenaren. Sedert de
wijkendwang is vervallen en bovendien de
uitzonderingsbepalingen voor chineezen en
arabieren zijn verdwenen, hebben die hoofden
hun reden van bestaan grootendeels verloren,
hoogstens zijn zij nuttig als adviseurs van
het bestuur.
Het op Java gevolgde bestuurstelsel maakte
de inlandsche gemeentehoofden tot den laatsten
schakel in de ambtelijke keten ; de autono
mie der desa en kampong kwam in het gedrang,
het volksleven bleef latent. Wel bezit de
inlandsche gemeente eene mate van autono
mie doch die is passief gebleven tengevolge
der vergaande bestuurszorg.
Voor het bekomen van een juiste voorstel
ling der positie van het binnenlandsch bestuur
en de inwerking daarvan op de maatschappij
op Java is nog een ander punt van belang en
wel het ontstaan en de groei van de speciale
diensttakken althans van die, welke het in
landsche volksleven ten nauwste aangaan.
In den loop der 19e eeuw deden zich, zooals
zich laat denken,geleidelijk vraagstukken voor,
voor de oplossing waarvan de bestuurs
hoofden voorlichting van deskundigen be
hoefden ; men denke aan irrigatiewerken,
boschbeheer, hygiëne, veeziekten,
credietwezen en zoovele andere betrekking hebbende
op de volkshuishouding in een tropisch agra
risch land. In het eerste stadium komen de
deskundigen sporadisch naar gelang der be
hoefte en worden toegevoegd aan de gewes
telijke bestuurshoofden; dezen blijven de
verantwoordelijke leiders in hun ressort.
In een volgend zien wij dergelijke deskundigen
ook bescheiden bij de algemeene departementen
als adviseurs van het centraal bestuur;
daardoor komt gaandeweg een reeks van voor
schriften en bepalingen de taak der gewestelijke
bestuurders begrenzen, afbakenen. Weer later
worden de in de gewesten geplaatste deskun
digen gesteld onder technische leiding, straks
onder de rechtstreeksche bevelen van
dienstchefs te Batavia. Het empirisch bestuur van
de 19e eeuw, waarin de bestuursambtenaren
zoo goed mogelijk zelf allerlei aangelegenheden
regelen aan de hand van eigen vinding, van
lectuur en voorschriften, heeft allengs plaats
gemaakt voor het effenen door hen van den
weg voor den deskundigen ambtenaar, wiens
voorlichting en ingrijpen ten behoeve van
de bevolking te hulp wordt geroepen.
Voor den bestuursambtenaar is echter voor
behouden gebleven het overzicht van het
geheel der behoeften van zijn ressort,
het houden van toezicht op den gang
van zaken, vooral het waken voor de belan
gen der inlandsche bevolking ook waar
het aangaat bescherming tegen willekeur,
uitbuiting door wien ook. Die bescherming is
overdreven en had dikwijls een hatelijk
karakter in de oogen van ernstig willende
niet-inlanders. En last not least: hoe inten
siever elk onderdeel der regeeringstaak wordt
verzorgd, des te meer neemt het samenstel
van wettelijke bepalingen toe, des te meer
statistieken en inlichtingen heeft de bestuurs
ambtenaar te verstrekken. Zijn taak wordt
hoe langer hoe zwaarder doch niet aangenamer,
gebonden als hij zijn initiatief ziet door de
talrijke voorschriften. In het bijzonder onder
vinden de residenten de nadeelen daarvan.
Immers : elke speciale diensttak wordt geleid
van uit het centrum der regeering door den
dienstchef bijgestaan door inspecteurs. Elke
dienstchef is geneigd zijn eigen tak het be
langrijkst te vinden ; harmonische samenwer
king tusschen de toch zoo vaak in elkaar grij
pende diensttakken (men denke b.v. aan
bevloeiing en gezondheidstoestand, boschbe
heer en weidegrond voor het vee, landbouw
voorlichting en credietwezen) is in het cen
trum der regeering niet altijd te
verwezenlijlijken, die moet worden betracht daarbuiten
in de gewesten. Het zoude op den weg der
bestuurshoofden liggen, die samenwerking
tot stand te brengen, ware het niet dat zij
geen gezag over de speciale ambtenaren uit
oefenen. De eenheid, de harmonie in alle
deelen van het gewestelijk bestuur is dan ook
dikwijls verre te zoeken; er is te veel
gecontrpliseerd.
Wij dienen nu stil te staan bij de inlandsche
bestuursambtenaren van Java. In de achter
ons liggende periode van empirisch bestuur wa
ren zij, onder de leiding van het europeesch
bestuur.belast metdezorg vooralle aangelegenhe
den de inlandsche bevolking aangaande en dien
tengevolge was hun gezag groot. De Indische
maatschappij was toenmaals eenvoudig en
gemoedelijk ; Java was immers een landgoed.
Hoe meer echter wat voorheen zuivere be
stuurstaak was, in handen kwam van specia
listen, des te meer geraakten de inlandsche
ambtenaren op den achtergrond ; d.w.z. ook
hun werk verveelvoudigde zich,echter meer en
meer in den vorm van hulpverleening bij de
aanrakingen met of het verkrijgen van gege
vens van de dorpshoofden. Op de arme dorps
hoofden kwam het bestuur in zijn volle zwaar
te neer. De toegenomen centralisatie van het
geheel der bestuursvoering op Java is niet
bevorderlijk geweest voor de ontplooiing van
het initiatief van het inlandsche bestuur;
het is meer en meer onzelfstandig geworden,
minder volksbestuur, ontegenzeggelijk is er
verwijdering gekomen tusschen eurdpeesch
en inlandsch bestuur eenerzijds en tusschen het
laatste van de inlandsche bevolking ander
zijds. Geen wonder derhalve, dat de grondslag
van ons bestuur waarop wij steeds rotsvast
meenden te kunnen bouwen, meer en meer
wankelbaar is gebleken.
Hetzelfde is te zeggen van de hoofden der
inlandsche gemeenten. Immers de sociale
maatregelen van velerlei vorm en beteekenis
behoeven ten slotte de medewerking der
laagste volkshoofden, van de mannen die
dagelijks leven te midden der massa en de
zelfde belangen hebben. Het is echter een
groot verschil of de uitingen van het daar
boven staande bestuur zich beperken tot de
verhouding van overheid en onderdaan
(fiscus, politie, justitie) dan wel of die diep
ingrijpen in de geheele volkshtiishouding
(sociale zorg).
Er is in de laatste jaren een ware stortvloed
van sociale maatregelen gekomen, dikwijls
op kosten van en niet altijd begrepen door de
eenvoudige dorpelingen. Geen wonder dan
ook, dat toen de volksleider op Java optrad,
hij een vruchtbaar arbeidsveld vond en het
geheele feodale bestuursgebouw scheen te
wankelen. De geweldig opbruischende
volksbeweging, veroorzaakt door den Sarikat
Islam scheen wel de opzegging door het volk
van het gezag der bestuursambtenaren;
geëischt werd de afschaffing van ambtelijke
bevelen en maatregelen. Het inlandsche
bestuur aarzelde welken weg te volgen, welke
richting in te slaan. Geen wonder, dat vooral
de jongeren der inlandsche ambtenaren openlijk
of heimelijk aanhangers van den Sarikat Islam
werden en zoodoende mede uiting gaven aan
wrevel over tenachterstelling en te ver-ge
dreven voogdij.
H. CARPENTIER ALTING
(Slot volgt)