De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 11 juni pagina 2

11 juni 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

POLITIEKE VOLEWIJK Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan ? De Haagsche Ooievaar op zoek naar 'n (burger)vader! MET N UITRUSTING UIT DE BIJENKORF' TE AMSTERDAM | VRAAGT CATALOGUS DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Juni '21. No. 2294 MEUBELBEWARINOEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM IAH HAAR UATST TELEFODM iiiiiiimiiiiini illllltiiiiiiiiiiiiini fel. De internationale actie der sociaal-de mocratische diplomatie is tot dusverre nog weinig vruchtbaar geweest. Stockholm, met luide geestdrift aangekondigd, werd een mis lukking en blijft een waarschuwend teeken. Een schip op strand is volgens het oude spreek woord een baken in zee. Er is evenwel nog een bijzondere reden om in dit bijzondere geval voorzichtig te zijn en niet al te veel te ver wachten. Nergens staat duidelijk, van wien de uitnoodiging tot deze samenkomst is uitgegaan. Maar wij vermoeden, dat de invitatie uit Brus sel kwam, niet uit Den Haag. Het is daarbij natuurlijk van geen belang, hoe de zaak for meel is toe gegeaan. Maar er is alle reden om aan te nemen, dat het plan aan de andere zijde van de grens is geconcipieerd. De sociaal-democratische-partij is in België regeeringspartij; zij is dus in zeer nauwe relaties met de regeering en kan op de hoogte zijn van de bedoelingen en wenschen in de hoogste krin gen. Indien dus door de regeering toenadering tot Nederland wordt gezocht, zou zij geen betere spreekbuis kunnen vinden dan de or ganen der sociaal-democratische partij. Zij is dan zeker, dat zij door een groote politieke groep in Nederland wordt gehoord en dat deze groep haar best zal doen in en buiten de Kamer stemming te wekken voor een rege ling der Nederlandsche-Belgische geschillen. De basis voor een nieuwe onderhandeling kan dan worden gelegd. Het is evenwel juist de vraag, of dat inderdaad wel zal gebeuren. Want als dit de openbare diplomatie is, die de zoozeer ge smade geheime zal moeten vervangen, dan zijn haar wegen toch zonderling. Er is natuur lijk niets tegen, dat de Belgische regeering langs den weg der internationale sociaal democratie het Nederlandsche gouvernement tracht te bereiken, maar er is alle bezwaar, zoo ze dat in het openbaar doet en met gebruik van langwijüge motiën. Want het aanknoopen van afgebroken onderhandelingen is een bijzonder teer ding, dat met de grootste om zichtigheid moet worden aangevat. Wat tot dusverre gebeurd is, is het tegendeel van omzichtig en het gevaar is stellig aanwezig, dat deze wijze van fórceeren der dingen het herstel der goede verhouding voor ons land eerder belemmert dan bevordert. Want dat onze regeering tegenover deze poging eenigs zins afwerend, zooal niet afwijzend staat, spreekt wel van zelf. Bij zulke ernstige ver houdingen moet alle schijn zelfs van pressie worden vermeden. Intusschen is het geval op zich zelf verheu gend genoeg ; %è*t bewijst, dat de Belgische regeering en de politieke kringen gaan in zien, dat men te ver .is gegaan en dat de oude, trouwe vriendschap van Nederland voor België nog steeds groote waarde heeft, nu dit land wordt heen en weer geslingerd tusschen de steeds slechter geassorteerde bondgenooten .Engeland en Frankrijk. Groeit die stemming in Brussel, dan zijn wij natuurlijk gaarne tot tegemoetkoming bereid. Niet wij zijn de moeilijkheden begonnen; niet wij behoeven de hand der verzoening uit te steken; maar wordt zij ons aangeboden, dan worde zij niet afgeslagen. Intusschen zal dan het te Brussel opge maakte sociaal-democratische vredesprogramma toch nog eens duchtig moeten worden nagezien. Wij bepalen ons tot de Wielingenkwestie, omdat deze de eenige is, die in de motie met name wordt genoemd. De andere territoriale, militaire en economische eischen schijnt men dus in Brussel te laten vallen, wat ons natuurlijk bijzonder aangenaam moet zijn. Maar in dezen stellen" de sociaaldemocratische heeren vast: 1°. Dat de Wielingenkwestie definitief moet geregeld worden door minnelijk overleg, of indien blijkt dat dit de oplossing niet bren gen kan, langs den weg, aangewezen in het covenant van den Volkenbond. Als onaan nemelijk moet worden beschouwd elke op lossing, die niet ten allen tijde aan België de vrije scheepvaart van en naar Zeebrugge zou waarborgen en die niet aan Nederland telijke rechten zou verzekeren voor wat zijn cheldehavens aangaat; 2°. Dat, zpodra een regeling van de Wie lingen-kwestie getroffen is, de verdragen on verwijld moeten onderteekend worden, vol gens de concept-overeenkomst, die reeds tot stand gekomen was." Deze oplossing moet stellig in verband wor den gebracht met een andere pericoop in de motie, waarin wij dit lezen : De Nederland sche afgevaardigden zijn eveneens van oordeel, dat de hervatting der onderhandelingen nood zakelijk is, en meenen, dat daarbij het belang van den wereldvrede en de levensbelangen der beide naties moeten gelden boven alle overwegingen van historischen aard." Daarover in een volgend artikel meer. H. BRUGMANS KREKELZANG VERHUIZEN *) Illllllllllllllllllllllllll WEET U ? DAT men voor de geheele pretnie-uitloting niet meer behoeft te storten dan: voor 1/20 ? 5.?, 1/10 / 10.?, 1/4 ? 25.?, 1/2 / 50.?, 1/1 ? 100.?? DAT indien men geen premie trekt, men zijn stortingsbewijs kan inwisselen voor plaatsbewijzen bij opera- of tooneelvoorstellingen ? DAT wanneer men dus ongelukkig" is, men voor zijn gestorte geld toch gratis naar den schouwburg kan gaan ? DAT men tot bijbetaling op zijn stortings bewijs nooit verplicht is ? DAT men voor elk gestort bedrag mee trekt in alle seriën A, B, C, D, en E ? DAT menvoor/5.?kansheeftopl/20deelder premien, voor ?10.?op l/10deel,enz.? DAT de hoofdpremiën zijn *4 millioen gulden, 100.000,50.000,30.000en 25.000 gulden ? DAT er voorts premien zijn van 1000, 500 en 250 gulden, tot een gezamenlijk bedrag aan premien van 562.500 gulden ? DAT van geld verliezen geen sprake kan zijn en dat elk stortingsbewijs zijn waarde behoudt ? DAT indien gij gelukkig zijt, gij een kwart millioen kunt winnen ? DAT deze PREMIE-LEENING U nooit ARM, maar wél RIJK kan maken? NEEM HET NU DOE HET NU El ZIIN GEEN NIETEN... EN MEN KAN NOOIT WETEN! N.V. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen AMSTERDAM. Kantoor: Heerengracht 455 - Postbox No. 205 Telefoon C. 5152 - Giro 39440. Als het voorjaar is gekomen, Is 't of men reizen moet. Als de kersenboomen bloeien, Borrelt ons zigeunerbloed. * Alle menschen gaan verhuizen, Allen krijgen ze hun straf. Zij die altijd honkvast bleven, Doen 't toch nog naar 't graf. Erger dan de lente-schoonmaak, Dan die Hollandsche jolijt Erger dan behangen, witten, Treft ons die verhuizingstijd. Als men goed is aangekomen, In zijn nieuwen eigen haard, Lijkt ons allerliefste meubel Ons* geen stof-afnemen waard. Onze vrienden: onze boeken, Dwalen door het nieuwe huis. Shakespeare ligt met Is. Querido, Op de klap van het fornuis. Uit de poetsmand steekt v. Deyssel, Uit een gieter Willem Kloos; En Molière pitverdikke Vindt men in een hoedendoos. Onze lijdensmakker vulpen Ligt vermorzeld op den grond. En een kistje after-dinners Drijft in onzen gootsteen rond. Onze teekening van Rembrandt, Vinden we na lang gezoek In de bedstee van het meisje, In een natten glazendoek. Brieven liggen onder schoenen, En portretten in het bad. En op onze nieuwe smoking, Staat het mandje van de kat. Alles, alles lijkt verloren En, zoo men er niet op let, Zijn we zoekend naar ons zelve Ergens in een kast gezet. J. H. SPEENHOFF *) Onze Krekelzanger verhuisde dezer dagen van Rotterdam naar Haarlem. RED. mi Minimin llllliniilllllliili lllllllllltlllllllllllM UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENHlGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWLJ1L UDENHOUT, LOCHEM en BORCUL0! Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOER4BAYA, SEHARANG, BANDOENG, HEDAN en WELTEVREDEN. IIIIIIIIllllllllllllllllttllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIH IIMIIIIIIIIIIIIIIillllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMinillltlllllllllllllllllllllllillllllllllU «1111111111111111111111 HUI Ir "'i ""iHiiHiiiiimmi iiiiiiiiiiimiMiiiHiminiiiiiiim.iiiiimiiHiiiiiti DE BESTUURSDIENST IN INDI Ruim 16 jaren geleden, korten tijd nadat eene reorganisatie van de indeeling van Java in bestuursressorten plaats had gevonden .ge paard meteene inkrimping van het europeesch bestuurscörps, gingen er stemmen op, welke pleitten voor eene grondige herziening van de bestuursinrichting ook in de buitengewesten. Als alles meeloopt, zal tot die herziening bin nen korten tijd worden besloten. In dit artikel zal in korte trekken de tegen woordige toestand worden geschetst, terwijl verder aangegeven zal worden aan welke desiderata moet worden voldaan en hetgeen reeds is gedaan tot geleidelijke verbetering als voorbereiding voor een nieuwen staat van zaken. Het algemeen bestuur over Indië berust, met inachtneming van de bevelen en wenken van het Opperbestuur in Nederland bij den gouver neur-generaal, bijgestaan door de directeuren der departementen van algemeen bestuur. Ieder der directeuren beheert eenige diensttakken hetzij rechtstreeks, hetzij in den vorm van toezicht op de chefs van diensten. Onder het algemeen bestuur staat het gewestelijk bestuur d.i. het eigenlijk binnenlandsch bestuur. Geheel Indië is verdeeld in 37 gewesten waarvan 20 op Java en 17 daar buiten, niettegenstaande de buitengewesten gezamenlijk ruim 16 maal zoo groot zijn als Java. Aan het hoofd van ejk gewest staat een resident of gouverneur (in een geval een assistent-resident), rechtstreeks ondergeschikt aan den gouv. genl ; de departementshoofden mogen hun slechts aanwijzingen geven en oefenen administratief toezicht op hen uit. Overigens wordt de verhouding tusschen departements- en gewestelijke hoofden beheerscht door de omstandigheid, dat de eersten de dadelijke adviseurs der regeering zijn en alzoo de voorlichting van de gewestelijke bestuurders behoeven. De gewestelijke bestuurshoofden zijn in de eerste plaats belast met de uitoefening van het gezag, het bewaren van rust en orde, met de zorg voor de handhaving van de lands- en gewestelijke verordeningen tenzij zulks uit drukkelijk aan anderen is opgedragen ; voorts omvat hun taak in den ruimsten zindes woords het nemen of voorstellen van alle maatregelen in het belang van de ontwikkeling van land en volk, daarin bijgestaan door de hun onderge schikte europeesche en inlandsche bestuurs ambtenaren zoomede door de ambtenaren der speciale diensttakken. Op de eigenaardige verhouding tusschen de speciale diensten eenerzijds en den bestuursdienst anderzijds zal straks worden gewezen. Elk gewest is verdeeld in afdeelingen en deze in onderafdeelingen; de afdeelingshoofden vertegenwoordigen de hoofden van gewestelijk bestuur, hebben namens hen de leiding van de inlandsche ambtenaren en hoofden en zijn de dagelijksche bestuurders van hun res sort. Wat de hoofden der onderafdeelingen aan gaat is er verschil tusschen Java en de bui tengewesten. Op genoemd eiland hebben de hoofden (de controleurs) geen eigenlijk gezag, zij controleeren de inlandsche ambtena ren en geven hun de noodige raad en leiding ; daarbuiten zijn zij wel degelijk gezagvoerende en besturende ambtenaren. De oorzaak van dit verschil is deze dat het rechtstreeksch bestuur over de inlandsche bevolking van Java in handen is gelegd van een inlandsch bestuurscörps: elk gewest is verdeeld in regentschappen, deze in districten en verder in onderdistricten, aan het hoofd waarvan resp. de regent, het di strictshoofd en het onderdistrictshoofd. Een bestuursafdeeling telt een, soms twee regent schappen. Het onderdistrict bestaat uit de inlandsche gemeenten, de dorpen en kampongs, aan het hoofd waarvan door de bevol king verkozen hoofden staan. In de buitengewesten zijn de regentschap pen onbekend; de inlandsche gemeenten (dorpen of groepen en verbonden van dorpen) zijn de samenstellende deelen van de onder afdeelingen ; de hoofden daarvan staan, al thans stonden nog niet lang geleden, recht streeks onder de europeesche bestuursamb tenaren. Wel hebben dezen inlandsche ambte naren tot hunne beschikking, doch hun taak is van ondergeschikten aard ; zij zijn, waren althans tot voor korten tijd, niet meer dan zendelingen, handlangers, belast met toe zicht op de volkshoofden en administratie. Niet overal in de buitengewesten is de geschetste toestand als zooeven omschreven ; er zijn streken waar de inlandsche gemeente, zoo die al bestaat, dan toch slechts een latent leven leidt of leidde en onder velerlei bena mingen inlandsche ambtenaren dadelijk gezag over de bevolking uitoefenen. 1) Naarmate, als een gevolg van de snelle ontwikkeling der buitengewesten sedert de dagen van den gouverneur generaal van Heutz, de bestuursdienst steeds uitgebreider taak vindt, wordt ook daar de behoefte gevoeld aan een goed georganiseerd corps inlandsche districts- en onderdistrictshoofden die ieder een bepaald ressort besturen onder de bevelen van deeuropeesche ambtenaren. In een deelder buitengewesten zijn zoodanige corpsen reeds gevormd. Het groote verschil in de bestuursorgani satie op en buiten Java ligt in de historie van ons koloniaal bewind. Bij den aanvang van ons bestuur over dat eiland na den val der Oost-Indische Compagnie is onze gedragslijn geweest: de exploitatie van Java als van een groot landgoed ten bate van den handel van het moederland ; de Compagnie was gestor ven, maar hare geest bleef over Java zweven en zweeft er nog. Reeds in den Compagniestijd waren de regenten in het rechtstreeks onder ons gezag staand gedeelte van het eiland (d.i. buiten de inlandsche rijken) machtige landvoogden, ietwat gelijk de graven van het Karolingische tijdvak; hun macht en onbe perkte invloed kwamen uitmuntend te stade bij de invoering van het z.g. landdijk stelsel, welk stelsel neerkwam op het heffen van een deei van de opbrengst van den inlandschen landbouw en andere bedrijven, eerst in natura, later in geld, alsmede in de vordering van heerendiensten voor openbare werken en lands diensten. Het landelijk stelsel is, zooals be kend is later voltooid in het cultuurstelsel, d.w.z. het planten door de inlandsche bevol king op hoog gezag van producten voor de europeesche marlgt met de bedoeling om haar de baten te laten, doch den Nederlandschen han del en dus ook het land tot welvaart te brengen. Het zoude meer ruimte vorderen dan beschikbaar is om hier over verder in bijzonderheden te treden; volstaan worde dus met de algemeene op merking, dat het bestuurstelsel van Java van de eerste en een deel der tweede helft van de 19e eeuw zoowel de europeesche als de inlandsche ambtenaren stempelde tot administrateurs en opzjeners als het ware van een groot landgoed, tevens belast met de zorg voor orde, rust, het voeren der rechtspraak, aanslag en inning der belastingen en uit den aard der zaak geroepen de bestaansbronnen der bevolking, in het bijzonder haren landbouw, te ontwikkelen, hetgeen weer medebracht bemoeiing met de bevloeiing, den [veestapel, het onderwijs, marktwezen e.a In dat bestuurstelsel paste niet toelating van den niet- inlandschen particulier tot rechtstreekschen handel of contracteering met de inlandsche bevolking; europeanen waren slechts welkom als beheer ders der gouvernementslandbouwondernemingen, chineezen slechts als pachters van sommige landsmiddelen o.a. opium, pandhuizen e.a. Het duurde tot ± 1870 alvorens de europee sche ondernemer ruimte kreeg om Jaya's grond te exploiteeren en het is nog slechts sinds enkele jaren aan vreemde oosterlingen ver gund zich overal te vestigen en zich vrij te bewegen. De vreemde oosterlingen waren ver plicht, zich zooveel mogelijk in wijken te ver eenigen, alwaar zij stonden onder eigen hoof den, onbezoldigde ambtenaren. Sedert de wijkendwang is vervallen en bovendien de uitzonderingsbepalingen voor chineezen en arabieren zijn verdwenen, hebben die hoofden hun reden van bestaan grootendeels verloren, hoogstens zijn zij nuttig als adviseurs van het bestuur. Het op Java gevolgde bestuurstelsel maakte de inlandsche gemeentehoofden tot den laatsten schakel in de ambtelijke keten ; de autono mie der desa en kampong kwam in het gedrang, het volksleven bleef latent. Wel bezit de inlandsche gemeente eene mate van autono mie doch die is passief gebleven tengevolge der vergaande bestuurszorg. Voor het bekomen van een juiste voorstel ling der positie van het binnenlandsch bestuur en de inwerking daarvan op de maatschappij op Java is nog een ander punt van belang en wel het ontstaan en de groei van de speciale diensttakken althans van die, welke het in landsche volksleven ten nauwste aangaan. In den loop der 19e eeuw deden zich, zooals zich laat denken,geleidelijk vraagstukken voor, voor de oplossing waarvan de bestuurs hoofden voorlichting van deskundigen be hoefden ; men denke aan irrigatiewerken, boschbeheer, hygiëne, veeziekten, credietwezen en zoovele andere betrekking hebbende op de volkshuishouding in een tropisch agra risch land. In het eerste stadium komen de deskundigen sporadisch naar gelang der be hoefte en worden toegevoegd aan de gewes telijke bestuurshoofden; dezen blijven de verantwoordelijke leiders in hun ressort. In een volgend zien wij dergelijke deskundigen ook bescheiden bij de algemeene departementen als adviseurs van het centraal bestuur; daardoor komt gaandeweg een reeks van voor schriften en bepalingen de taak der gewestelijke bestuurders begrenzen, afbakenen. Weer later worden de in de gewesten geplaatste deskun digen gesteld onder technische leiding, straks onder de rechtstreeksche bevelen van dienstchefs te Batavia. Het empirisch bestuur van de 19e eeuw, waarin de bestuursambtenaren zoo goed mogelijk zelf allerlei aangelegenheden regelen aan de hand van eigen vinding, van lectuur en voorschriften, heeft allengs plaats gemaakt voor het effenen door hen van den weg voor den deskundigen ambtenaar, wiens voorlichting en ingrijpen ten behoeve van de bevolking te hulp wordt geroepen. Voor den bestuursambtenaar is echter voor behouden gebleven het overzicht van het geheel der behoeften van zijn ressort, het houden van toezicht op den gang van zaken, vooral het waken voor de belan gen der inlandsche bevolking ook waar het aangaat bescherming tegen willekeur, uitbuiting door wien ook. Die bescherming is overdreven en had dikwijls een hatelijk karakter in de oogen van ernstig willende niet-inlanders. En last not least: hoe inten siever elk onderdeel der regeeringstaak wordt verzorgd, des te meer neemt het samenstel van wettelijke bepalingen toe, des te meer statistieken en inlichtingen heeft de bestuurs ambtenaar te verstrekken. Zijn taak wordt hoe langer hoe zwaarder doch niet aangenamer, gebonden als hij zijn initiatief ziet door de talrijke voorschriften. In het bijzonder onder vinden de residenten de nadeelen daarvan. Immers : elke speciale diensttak wordt geleid van uit het centrum der regeering door den dienstchef bijgestaan door inspecteurs. Elke dienstchef is geneigd zijn eigen tak het be langrijkst te vinden ; harmonische samenwer king tusschen de toch zoo vaak in elkaar grij pende diensttakken (men denke b.v. aan bevloeiing en gezondheidstoestand, boschbe heer en weidegrond voor het vee, landbouw voorlichting en credietwezen) is in het cen trum der regeering niet altijd te verwezenlijlijken, die moet worden betracht daarbuiten in de gewesten. Het zoude op den weg der bestuurshoofden liggen, die samenwerking tot stand te brengen, ware het niet dat zij geen gezag over de speciale ambtenaren uit oefenen. De eenheid, de harmonie in alle deelen van het gewestelijk bestuur is dan ook dikwijls verre te zoeken; er is te veel gecontrpliseerd. Wij dienen nu stil te staan bij de inlandsche bestuursambtenaren van Java. In de achter ons liggende periode van empirisch bestuur wa ren zij, onder de leiding van het europeesch bestuur.belast metdezorg vooralle aangelegenhe den de inlandsche bevolking aangaande en dien tengevolge was hun gezag groot. De Indische maatschappij was toenmaals eenvoudig en gemoedelijk ; Java was immers een landgoed. Hoe meer echter wat voorheen zuivere be stuurstaak was, in handen kwam van specia listen, des te meer geraakten de inlandsche ambtenaren op den achtergrond ; d.w.z. ook hun werk verveelvoudigde zich,echter meer en meer in den vorm van hulpverleening bij de aanrakingen met of het verkrijgen van gege vens van de dorpshoofden. Op de arme dorps hoofden kwam het bestuur in zijn volle zwaar te neer. De toegenomen centralisatie van het geheel der bestuursvoering op Java is niet bevorderlijk geweest voor de ontplooiing van het initiatief van het inlandsche bestuur; het is meer en meer onzelfstandig geworden, minder volksbestuur, ontegenzeggelijk is er verwijdering gekomen tusschen eurdpeesch en inlandsch bestuur eenerzijds en tusschen het laatste van de inlandsche bevolking ander zijds. Geen wonder derhalve, dat de grondslag van ons bestuur waarop wij steeds rotsvast meenden te kunnen bouwen, meer en meer wankelbaar is gebleken. Hetzelfde is te zeggen van de hoofden der inlandsche gemeenten. Immers de sociale maatregelen van velerlei vorm en beteekenis behoeven ten slotte de medewerking der laagste volkshoofden, van de mannen die dagelijks leven te midden der massa en de zelfde belangen hebben. Het is echter een groot verschil of de uitingen van het daar boven staande bestuur zich beperken tot de verhouding van overheid en onderdaan (fiscus, politie, justitie) dan wel of die diep ingrijpen in de geheele volkshtiishouding (sociale zorg). Er is in de laatste jaren een ware stortvloed van sociale maatregelen gekomen, dikwijls op kosten van en niet altijd begrepen door de eenvoudige dorpelingen. Geen wonder dan ook, dat toen de volksleider op Java optrad, hij een vruchtbaar arbeidsveld vond en het geheele feodale bestuursgebouw scheen te wankelen. De geweldig opbruischende volksbeweging, veroorzaakt door den Sarikat Islam scheen wel de opzegging door het volk van het gezag der bestuursambtenaren; geëischt werd de afschaffing van ambtelijke bevelen en maatregelen. Het inlandsche bestuur aarzelde welken weg te volgen, welke richting in te slaan. Geen wonder, dat vooral de jongeren der inlandsche ambtenaren openlijk of heimelijk aanhangers van den Sarikat Islam werden en zoodoende mede uiting gaven aan wrevel over tenachterstelling en te ver-ge dreven voogdij. H. CARPENTIER ALTING (Slot volgt)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl