De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 11 juni pagina 8

11 juni 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Juni '21. No. 2294 FARDOSI Ieder, die in onze intellectueele wereld verkeert, heeft wel eens gehoord van de Rubaiyat van Omar Khayam; velen hebben haar zelfs gelezen. Wij danken het den genialen Engelschen dichter Fitzgerald, dat dit schoone Perzische dichtwerk tot ons is doorgedrongen, 't Is wel eigenaardig, dat, waar Omar Khayam's gedicht een zóalgemeene bekendheid en waardeering geniet buiten de Perzische gren zen, hij in zijn eigen land, zoo al niet in vergetelheid geraakt, dan toch weinig in aanzien gebleven is. De Perzen, die even als alle andere Oosterlingen hun dichters en schrijvers gaarne aanhalen en zelfs de lange heldendichten van hun volk geheel uit het hoofd kennen, zullen in gebreke blijven u de korte vierregelige verzen van de Rubaiyat te citeeren. De reden van deze veronacht zaming is te vinden in het in het Oosten zoo zeldzaam voorkomende atheïsme, dat als grondtoon in Omar Khayams werken doorklinkt. Geen werk is echter bij de Perzen zoo in aanzien als de Shahnameh van Fardosi, en er is hier geen questie van mode of tijdelijke waardeering. Van af de tiende eeuw, in welke Fardosi leefde, hebben dichters en leeken dit werk met de vurigste bewondering vereerd en nooit is het genie van dezen grooten man zelfs maar door een schaduw van onverschilligheid beroerd. Onder onze Westersche dichters is het Heinrich- Heine, die Fardosi een gedichtje gewijd heeft, waarin het groote, dramatische momentin Fardosi's leven buitengewoon mooi is verteld. De overlevering verhaalt ons, dat een droomuitlegger aan Fardosi's vader den roem van zijn zoon voorspelde. Al jong toonde het kind een bijzondere begaafdheid, waaraan hij een onverzwakten ijver en een buiten gewoon geheugen paarde. De vader getroostte zich dan ook de grootste moeite hem goede leermeesters te verschaffen en onder leiding van den dichter Assadi legde de knaap zich vooral op geschiedenis toe. Nu regeerde in dien tijd te Ghezna Sultan Mahmood, aan wiens hof kunsten en weten schappen tot ongekenden bloei kwamen. In het paleis was een uitgebreide boekerij, waarin de Sultan alle geschriften, die met de geschiedenis van zijn voorvaderen in ver band stonden, liet verzamelen, met het doel in een groot epos de roemrijke daden van zijn geslacht te laten verheerlijken. Toen Fardosi van dit plan hoorde, besloot hij te trachten door den Sultan voor dit werk te worden aangenomen. Een vriend hielp hem aan de noodige historische manuscripten en bracht hem ook bij den hoogepriester van Tus. Deze geestelijke, aan wien hij zijn voornemens toevertrouwde, was zeer met den jongen man ingenomen en gaf hem zijn zegen. Vol moed ging Fardosi aan het werk en schreef een gedicht over de oorlogen van Firidun en Zohak, een werk, dat in korten tijd zóberoemd werd, dat van alle kanten menschen tot hem kwamen om de schoone verzen door hem zelf te hooren zeggen. De J. S. MEUWSEN.Hofl., A'DAM-R'DAM-DEN HAAQ DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND nilllllllllllttllllllllllIIIIIIIHIIUIIIIIIIIIIIIIIIIlHIIIIIIIIIItllvlIIIUIIIIIIIMIIIII REMBRANDT ALS ETSER Huize l. ZOMERDIIK BDS1K TENTOONSTELLING VAN ETSPLATEN VAN REMBRANDT Op alle hoeken der Parijsche straten zien wij de Rembrandtieke figuur van de affiche der Nederlandsche tentoonstelling en zij vervult ons Hollandsen hart met nationalen trots. Onze landgenooten, die in dezen tijd Parijs bezochten, hebben ongetwijfeld van de tentoonstelling in de Salie du Jeu de Paume een onvergetelijken indruk meegenomen, doch weinigen hebben vermoed, dat op korten af stand vandaar kunstschatten van Rembrandt afkomstig verzameld zijn, welke gerust eene openbaring" mogen worden genoemd. In een der aardige interessante Galeries d'Art, zooals Parijs in groot aantal bezit, (uiter lijk zonder veel aanzien en die men onopge merkt haast zou voorbijgaan, indien niet nu en dan in de vitrine een enkel kunstwerk of kunstvoorwerp de blikken geboeid hield, waar echter binnen, in 'n meestal ook zeer eenvoudig gehouden omgeving, schatten van kunst verzameld zijn) bevinden zich .... ruim 70 origineele koperen ets platen van onzen grooten Meester. 't Klinkt bijna als 'n sprookje. Maar, laten we 't eerlijk bekennen, voor 't nationale gevoel is er wel even iets pijnlijks in dat wij, die in ons Rembrandthuis" slechts twee origineele etsplaten van onzen grooten Meester bezitten, het portret van den Burgemeester Six en de voorstelling Restaurant a la carte _unch,Afternoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest lof van het gedicht drong al spoedig tot Sultan Mahmood door en hij zond een bode naar Tus om den jongen dichter aan zijn hof te roepen. Maar de hofdichter Ansari was zoo beducht voor den invloed, dien het genie van Fardosi op den Sultan zou kunnen krijgen, dat hij reeds vór Fardosi's aankomst een partij schiep, die zich tegen de ontmoe ting van vorst en dichter kantte. Gelukkig was er ook een groot vriend en bewonderaar van Fardosi in het gevolg van den Sultan en deze bood Mahmood n van 's dichters werken aan, waarin hetzelfde onderwerp werd behandeld als in een gedicht van Ansari's hand, hetwelk den Sultan reeds bekend was. Hoewel de vorst onmiddellijk de hoogere schoonheid van Fardosi's zangen besefte, liet hij toch eerst Ansari de opdracht om het epos te dichten aanbieden. Deze voelde echter dat hij zulk een groote taak niet kon ondernemen en daarop werd de jonge Fardosi bij den Sultan ontboden en aan hem het dichtwerk opgedragen. De invloed van Fardosi's genie op den vorst was werkelijk binnen korten tijd zeer groot. Het werd bekend, dat slechts zijn verzen de zorgen en ontstemming van den Sultan konden1 verdrijven. Avond aan avond moest hij den vorst zijn werk komen voorlezen. Eens toen de Sultan, diep geroerd door den gloed zijner zangen hem een belooning wilde laten uitrijken, dankte Fardosi en verzocht het loon pas als het geheele werk voltooid zou zijn te mogen ontvangen. Mahmood willigde deze wensch in en beloofde, dat hem voor iederen regel een gouden dukaat zou worden gegeven. Zoo wijdde Fardosi de beste jaren zijns levens in dienst van den vorst. Zijn bemin nelijk en zacht wezen en zijn eenvoudige teruggetrokken levenswijze ontnamen zijnen tegenstanders allen grond voor kuiperijen. Eigenlijk was van hem in het geheel niets te vreezen, want hij leefde slechts voor zijn werk, maar des Sultan's gunst stak den hovelingen de oogen uit. Toen Fardosi zeventig, jaar oud was, was het epos voltooid en werd den vorst aangeboden. Deze gelastte de beloofde gouden dukaten aan Fardosi te laten brengen, maar de vizier liet de zakken met kleine zilveren munten vullen en door een slaaf aan den dichter overhandigen. De slaaf vond Fardosi in het badhuis en toen deze den inhoud der zakken had gezien, verdeelde hij de zilveren munten tusschen den badknecht, een voorbijkomend fruitverkooper en den slaaf, en zeide: Ik heb niet geschreven om rijkdom te verwerven, maar in de hoop op onsterfelijkheid." De slaaf bracht deze woorden aan den Sultan over in tegenwoordigheid van den vizier, die veinsde dat het verwisselen der munten een vergissing was geweest. Maar hoopende eindelijk den val van den dichter te kunnen bewerken, laakte hij Fardosin's trotsch gedrag en maakte den vorst opmerk zaam op de beleediging hem door zijn gun steling openlijk aangedaan, want," zoo vroeg de vizier, moet niet het minste geschenk van uwe majesteit in dank en eerbied aan genomen ?" De vorst voelde zijn waardigheid werkelijk door de trotsche weigering van den dichter aangerand en besloot hem door een olifant te laten verpletteren. Maar toen Fardosi voor hem verscheen, trof hem als altijd de eenvoud en nobele houding van den man, die hem in zooveel moeilijke en droeve uren had getroost. Hij schonk Fardosi genade. Maar deze genade kon de wonde in Fardosi's hart geslagen, niet heelen. Zonder den Sultan te waarschuwen, verliet hij heimelijk Ghezna en vluchtte naar Kohistan, dat geregeerd werd door Motashim, n van Mahmoods leenheeren. Hij liet den Sultan na zijn vertrek een bijtende satire aanbieden. Motashim ontving Fardosi met groote eerbewijzen, liet hem een som gelds uitreiken, maar trachtte den dichter van het verbreiden der satire terug te brengen. Hij zelf schreef aan Mahmood, wien hij in hoffelijke bewoor dingen te kennen gaf, dat deze den ouden dichter niet naar verdienste had beloond. De Sultan ontving den brief op denzelfden dag, dat hij in de moskee tegenover zijn koninklijken zetel de volgende woorden ont dekte, door Fardosi op den wand geschreven: Bright is the residence of Mahmood's pow'r, Yet, like the ocean, in unbounded view. 't Was there I sounded, yet no pearl I found, 't Is not the ocean, but the Fates I blame. De vorst begreep, dat hij zichzelf in de oogen van iedereen en ook van komends geslachten had geschaad. Fardosi vluchtte ondertusschen van land tot land; arm, ziek en verbitterd, tot hij na lange omzwervingen Baghdad bereikte en daar door den Khalif met alle eer werd ont vangen. Mahmood zond echter een bode naar Baghdad, met bevel Fardosi uit te leveren en de bedreiging, dat zoo op dit bevel geen acht werd geslagen, de Khalif tot den doodstraf zou worden veroordeeld. De Khalif, die den Sultan niet kon weer streven, hielp Fardosi om n aar Tus te vluch ten en deelde zijn heer mede, dat Fardosi Baghdad had verlaten. Hij greep de gelegen heid aan om uiting te geven aanfzijn diepe bewondering voor het groote genie van den dichter en deed dit op zoo vurige wijze, dat Mahmood, die hoe langer hoe meer berouw begon te krijgen van zijn onbeheerschte en weinig nobele handelwijze, besloot een kara vaan met de beloofde gouden dukaten en fraaie geschenken naar Tus te zenden. Met groeten luister trok de karavaan de poorten van Tus binnen. Aan den ingang der stad ging haar een kleine stoet voorbij: een lijkbaar die grafwaarts werd gedragen. Aan de woning van Fardosi aangekomen, vonden zij daar 's dichters eenige dochter in diepen rouw. Het was Fardosi's grafstoet die zij bij de poorten der stad waren voor bijgegaan. De dochter weigerde dukaten en geschen ken aan te nemen, maar van wat haar vader D E N A R Teekenlng voor ,4e Amsterdammer" van Qeorge van Raemdtnck Volgens Professor Bogart van de hoogeschool;van Illinois heeft de wereld oorlog in het geheel gekost 208.305.851.222 dollars of ongeveer 600"milliard gulden. Smuts gaf In Stellenbosch dezelfde cijfers. Behalve dan nog de dertig millioen dooden, verminkten en gewonden. (Courantenbei icht). in IIIIIIIIIHIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiMiiiiiiiniiiiiMH iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiu Fardosi's trotsch antwoord aan den Sultan is in veryulling gegaan. Zijn werk heeft hem onsterfelijk gemaakt. Ik geef hier nog de vertaling van een enkele strophe uit de Shahnameh. De groote held en dichter Togrul, de laatste koning uit het Seljukische ras, sneuvelde in een veldslag in 1194 met deze woorden op de lippen: When the dust arose from the approaching army, The cheeks of our heroes turned pale. But I raised my battle-axe, And with a single stroke opened a passage for my troops. My steed raged iike a furious elephant, And the plane was agitated Iike the waves of te Nile. M. KOURSHED DE RAVALIEN ?l IIMIIIMIIIIIIIIIIIIItlimlIlllltllllllUIIMIIIIIIIIIIIIIItltllllllllllllllll haar had nagelaten liet zij aan den oever der rivier ter zijner gedachtenis een steenen trap bouwen. Sultan Mahmood liet voor de gouden dukaten te Tus een schoon bouw werk oprichten, hopende daarmee zijn naam voor het nageslacht te redden. lllllllllillliiiiiiiiiiiiiminiiiiiiiimiiiilli l illiMimiiiiiiimmiiii minimi iiiiiMtniiti«. intimi van Médée en Jason, hier plotseling komen te staan tegenover 'n zórijke, zóschitterende collectie, welker bestaan we zelfs niet ver moedden ; d.w.z. er is sedert, ik meen 1906, in enkele kunstkringen wel over deze collectie gesproken, doch steeds met 'n zekere terughou dendheid. We staan voor de elf groote lijsten, waarin zooals onderstaande foto aantoont de platen zijn ondergebracht en we voelen ons ontroerd. Het zonlicht doet ze fonkelen als in een gouden gloed de welbe kende figuren van Lazarus, van den Verloren Zoon, van de Emmausgangers, van Clement de Jonge, van Saskia, van den Meester zelven, ze schijnen te leven, en, hoe eigenaardig dit moge klinken, de afdrukken die er naast staan en die we tot dusver zoo uit het diepst van ons hart hebben bewonderd, ze schijnen koud bijna nu en levenloos. ' We staan tegenover 't eeuwige mysterie van origineel" en reproductie". Dit zijn de platen zelven, waarop 't godde lijk genie z'n stempel heeft gedrukt.Haar tegen woordige eigenaar legt met groote eerlijkheid en sympathieken eenvoud ons uit, hoe 'n zeker aantal dezer platen in den loop der tijden is bijgewerkt; sommige met meesterhand, enkele minder gelukkig; 32 echter zijn volkomen gaaf. Dit alles trouwens is aan getoond en uiteengezet in 't interessante zeer gedocumenteerde werk van den beroemden etser en kunst-criticus Coppier, die ook in de Revue des deux Mondes van 1916 en 1917 aan deze platen eenige zeer belangrijke en waardeerende artikelen heeft gewijd. Rembrandt, De Verloren Zoon. Foto vervaardigd naar de koperen etsplaat Rembrandt, De Verloren Zoon. Foto vervaardigd naar een afdruk van de plaat Eenige etsplaten uit de collectie H Eenjgedeelte van het artikel van Coppier, dat handelt over de hierbij gereproduceerde plaat De Verloren Zoon" laat ik volgen. Deze origineele plaat bestaat niet alleen nog, maar is zoo volkomen gaaf dat ik afdrukken er van heb kunnen maken, welke niet behoeven onder te doen voor die uit de allerbeste collecties. Zij draagt nog bovendien een bijzonder karakter, hetwelk vermoeden doet, dat zij aanvankelijk niet door Rembrandt was ge prepareerd, maar gediend had ter illustratie van een wiskunstig werk. Want ik heb op de keerzij van die plaat een gegraveerd figuur ontdekt dat de quadratuur van den cirkel moet bewijzen, een probleem dat den wiskunstenaars van de 17de eeuw zóna ter harte lag. Het is interessant zelfs na te gaan hóe dicht deze mathematicus er bij was om de verhouding tusschen diameter en omtrek vast te stellen. Ook is deze plaat bijzonder dik in tegen stelling met de zeer dunne platen, welke Rembrandt gewoon was te gebruiken. Het graveersel is krachtig en diep, de afdrukken blijven licht. Het is opmerkelijk dat de meester deze niet heeft willen verzwaren door de normale schaduwen van de trapkast, schetsachtig aangegeven achter de figuren van de beide dienaren, die zich haasten klecren en schoeisel te brengen voor dien behoeftigen zoon, die geknield daar neerligt op^den drempel van het ouderlijk huis. w En de diep ontroerde vader die liefkozend hem verwelkomt welk een prachtvolle sprekende beeldengroep. . . . De vader die zich buigt om dien halfnaakten, haveloozen, vuilen varkenshoeder te omhelzen, welken hij geen oogenblik aarzelt als zijn kind te erkennen. En hoe zichtbaar de schaamte van dezen, op de halfgeopende lippen die echt schijnen te stamelen. Welk een volmaaktheid in uitdrukking, in houding, in de handen die zich uitstrekken, in de houding van dat halfnaakte lichaam, en m het gebaar van dien grooten nobelen grijsaard, die zich naar hem overbuigt in een oneindig medelijden. Welk 'n bekoorlijke bijzonderheden in de techniek van dit schoone onderwerp. De verscheidenheid in het aangeven der treden van den stoep, de geniale teekening van den ter aarde geworpen stok, en vooral ook die van de deurposten van het ouderlijk huis, met hunne als uitgezaagde canneleering Verder de zólichte horizon verle vendigd door eene huiswaarts keerende kudde heel even slechts aangegeven als hadde de stift nauwlijks het metaal beroerd Dit alles is van een waarachtig groot meester, terwijl toch Rembrandt nauwlijks 30 jaar oud was toen." Deze prachtvolle, interessante kunstcollec tie zal binnenkort in Nederland worden geëx poseerd. Het is sedert jaren de wensch van den tegenwoordigen eigenaar, in z'n diepe vereenng voor onzen grooten Meester, dat ze nmaal althans nog 't Land zouden weerzien dat haar zag geboren worden, n maal nog tcrugkeeren onder 't volk waaruit ze zijn voortgekomen. Voor alles artist is hij aan dien wensch getrouw gebleven, ongevoelig tot nu toe voor alle voorstellen die uit Engeland, Amerka en zelfs uit Melbotirne tot hem kwamen, om ze van de hand te doen. Trouwens, ook de fransche pers heeft den laatsten tijd haar aandacht aan deze ctiivres gewijd, en er op attent gemaakt dat dergelijke kunstschatten voor Frankrijk behooren be waard'te blijven. Het plan echter om in haar geboorteland ze te exposeeren, zal stellig hier met sympathie worden begroet en op medewerking kunnen rekenen. De fran sche autoriteiten zullen, door deze zending te vergemakkelijken, zich verheugen een genoegen te kunnen doen aan onzen gezant, Jhr. Loudon, wiens groote ingenomenheid met deze collectie we met vreugde vernamen ; een genoegen niet -minder aan het Nederl. volk dat zóspontaan de kunstschatten van zijn oude en jonge meesters naar hier zond, en dat ongetwijfeld voor dit hem nog onbeken de werk van een zijner allergrootste Meesters momenten zal doorleven van ontroering en van ongekend genieten ! A. LOUISEVAN BEVERVOORD E VAN R A p p A R n Parijs, Juni '21.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl