Historisch Archief 1877-1940
Juni '21. No. 2295
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
NOLTING ONZE NDAGSBURGEMEESTER
Tukening voor ,4e Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
Kr el is Louwen: Waar bin ik ?'
«niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiniiiinniiiiiiniititiimiiiiiiliitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii nu i
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIimillllllllllllTM
' JAPANSCHE,VERZEN
Bewerkt door W H. DE Roos
f -'?? ':?'?'
KLAAOLIED, DAT WEERGEEFT DE GEVOELENS
VAN KUMAG RI, DIE OP ZIJN TOCHT NAAR DEN
, KEIZER EENZAAM STERVEN MOEST.
Gedicht door den Gouverneur der Provincie,
genaamd Okura.
?i',(Naar 's Keizers hoofdstad,
?4e zonnige hoofdstad van het Zonnekind,
bereik van wie mij voedden, reizend
door 't vreemde land met bergen ongeteld
trekkend, gissend wanneer ik zou zien
de schoone stad.
Moeizaam de kronkels volgend,
van den hei r weg lang,
plukte ik wild kruid tot peluw,
snoeiend de heesters
voor mijn verlaten leger.
Nu wentel ik mij om en om,
en ween en ween van smart en wee !
Ach, ware ik toch in 't eigen huis,
waar steeds wij, zoon en vader
waar .steeds wij, zoon en moeder,
elkander mochten koest'ren.
Maar dit moest zijn,
zoo is- des werelds loop:
gelijk een hond, die aan den weg krepeert
moet ik hier sterven.
In deze wereld
zal ik u nimmer weerzien !
O! Vader! Moeder!
Helaas ! wij moeten scheiden :
een lang, een lang vaarwel roep ik u toe !
ANTWOORD OP EEN VRAAG OVER DE
ARMOEDE, DOOR OKURA.
De dichter denkt zich in den toestand van
een arme in, die een nog armeren medemensch
aanspreekt en van hem het volgende ten ant
woord ontvangt:
Hoog is de hemel, uitgestrekt is denaarde:
Voor mij werd denaarde eng en laag de hemel.
Hel schijnt de zon en helder licht de maan:
Mij schenkt de zon geen licht, de maan geen
schijn.
Geldt dit voor allen of voor mij alleen?
Ik ben een mensen : O ! welk een groot geluk!
Als leder ander mensch ben ik geboren,
Toch moest ik immer mij in lompen hullen,
In kleêren, die, van hennep, ongevoerd,
Met rafels van mijn schouders nederhangen,
Gehavend weefsel, dat op zeewier lijkt.
In mijn vervallen, scheefgezakte hut
Spreid ik het stroo uit op den kalen vloer :
Mijn ouders, aan het hooföeinde uitgestrekt.
Mijn vrouw en kind'ren aan het voeteneinde,
Zij liggen om mij heen en klagen droef.
Geen draadje rook stijgt uit den haard omhoog
En in den ketel spant de spin haar web,
Zoo lang al werd daarin geen rijst gekookt.
Terwijl wij zoo, tezamenhurkend weenen
En klaaglijk roepen, als de Noeë-vogel,
Klinkt om het oude spreekwoord waar te
maken,
Dat men het korte altijd korter snijdt
Pe barsche stem des dorpvoogds, die daar
buiten
Aan 't venster staat en heerendiensten oplegt,
Ons dreigend met den opgeheven zweep.
Een opdracht:
Voorwaar, de wereld is vol kwellend leed!
Ware ik een vogel, ik ontvlood haar snel!
Opschrift:
Boeddha, die tot de menschen kwam, gelijk
tallooze Boeddhas vór Hem gekomen waren,
sprak met gouden mond de ware woorden:
Ik heb alle menschen lief, zooals ik mijn
eigen zoon Rahoela liefheb."
En wederom sprak Hij: Er is geen liefde
sterker, dan die voor het eigen kroost."
De meest wijze en deugdzame der menschen
dus, beminde zijn kind. Hoeveel meer nog
moet dan een eenvoudig mensch zijn kinderen
liefhebben.
Bij iedere meloen, nu aangesneden,
Moet ik aan huis en aan mijn kind'ren denken.
Bij iedere kastanje, die ik breek,
Verlang ik sterker naar mijn kleinen thuis.
Wat heeft, in 't midden van den nacht,
Hun beeld zoo scherp gesteld voor mijnen
geest?
Ik zie hen voor mij, van verlangen,
Is alle lust tot slapen mij vergaan.
Wat is mij zilver en wat goud?
Wat is mij 't kostbaarste juweel?
Mijn kind'ren zijn mijn liefst bezit,
Mijn kostbaarst deel!.
Toelichting. Bovenstaande gedichten van
den dichter Yamanoë no Okura_(spreek uit:
Okoera) komen voor in de Man-Yö-shu (spreek
uit Manjoosjoe" (?Verzameling van vele Ge
dichten,"mogelijk ook: Verzameling van vele
generaties") een Japansche bloemlezing van
4500 gedichten, bewerkt in de eerste helft
van de 8e eeuw.
Okura behoort tot het vijftal dichters, door
Japansche beoordeelaars als de grootsten van
dien tijd aangemerkt. Van zijn levensloop is
weinig bekend; wij weten alleen, dat hij
eenigen jaren in China doorbracht, als kanselier
van het Japansche gezantschap, daar ver
trouwd raakte met de denkbeelden der groote
Chineesche filosofen, dat hij daarna in Japan
bestuursposten.bekleedde, aanhanger was van
het Boeddhisme en volgens de voorschriften
van dit geloof leefde. Maar blijft de persoon
van den dichter op den achtergrond in het
Verre Oosten een zeer gewoon verschijnsel?,
zijn werk komt als bijdrage tot een groot geheel
door velen geschapen, in dat geheel naar voren.
Uit dit werk blijkt, dat Okura, onder de dich
ters van zijn tijd, een belangwekkende, van
den norm der toenmalige Japansche dichters,
afwijkende persoonlijkheid is geweest. In tegen
stelling met zijn beroemde tijdgenooten, de
dichters Hitomaro en Akahito, idealisten, kan
men Okura als een realist beschouwen. Hij kiest
zijn stof bij voorkeur uit het dagelijksch leven
van het lagere volk, in een omgeving, die voor
de andere grootheden niet schijnt te bestaan.
Hij streeft naar een rake schildering der toe
standen onder het volk, daarbij taai-verfijning
versmadend; niet zelden maakt hij gebruik
van de grove omgangstaal om het expressief
gehalte van zijn werk te verhoogen. Hierover
trof hem menig verwijt van den kant van
Japansche critici, die altijd geneigd zijn te veel
gewicht aan den vorm te hechten. Minder
eenheid-van-vorm-lievende beoordeelaars van
Japansche poëzie noemden zijn oeuvre een
welkome dissonant in het al te harmonisch
gekabbel van de golven der rythmiek. Okura
kende Chineesch en was uitstekend thuis in
de Chineesche literatuur; hij schreef zelf
verhandelingen en gedichten in het Chineesch
en liet aan vele van zijn Japansche gedichten
Chineesche inleidingen voorafgaan.
Vergeleken met de andere dichters in de
Man-Yo-shu komt hij als zeer oorspronkelijk
uit; een vergelijking met gedichten van
dichters der T'ang-periode in China, als,
Li Tai Poh, Poh ChüI e.a. laat deze origi
naliteit echter niet geheel onaangetast.
Inhoud van de Juni-Tijdschrften
Groot-Nederland: Amelie de Man, De Ver
boden Vrucht. Heinrich von Kletst, De
gebroken kruik. J, L. Walch, Praatjes In
een laaiende lente. Cyriel Buysse, De
Lieve Wereld. M. H. Werkman, Gedich
ten. F. Coenen, Studies van de Tachtiger
Beweging. J. Dijkstra, Gedichten. Dr.
F. H. Fischer, Beschaving. Jan van Mijlen,
Buitenlandsche Literatuur. F. C. en J. L.
Walch, Literatuur.
De Vrouw en haar Huis: A. H.
LoeffBokma, Ontroering. Jan Wils, Het Wonen
Buiten. Margriet, Van Vrienden buiten
voor bui ten vrienden. N. van Winkelmade,
Verzen. Dr. Catha Hovens Gréve,
Kinderhygiene. R. Lottgering-Hillebrand, In
maak. Otto van Tussenbroek,
Inmaaketiketten (met kleurplaat). Elis. M. Rogge,
Ons Huis. A. v. d. Stok-Snethlage, Boenkie
en zijn bedje. Zonur-Sport- en
Kinderkleeding. N. Mansfeldt-de Witt Huberts,
Vrouwenarbeid hier en elders. Elck
wat wils.
Vragen des Tijds: Mr. G. L. de Vries
Feyens, Napoleon's jeugdjaren. Ir. A. W.
Sanders, Ruilmiddelenbehoefte en
geldwaardeering. H. Tiesing, Het veenbedrijf en
de werkloosheid in Drenthe. Ir. E. C.
Abendanon, Iets over de wordingsgeschiedenis
der Ned. Ind. Delfstoffen. Mr. E. van
Raalte, Binnenlandsch Overzicht.
De Nieuwe Gids: L. van Deyssel, In
memoriam Alphons Diepenbrock.
Balthazar Verhagen, Ter nagedachtenis aan mijn
onvergetelijken leermeester Alphons Diepen
brock. Jan van Looy, Kleine gedachte
nissen. Frans Erens, Herinnering.
Joannes Reddingius, Herinnering aan Alph.
Diepenbrock. Richard Heuckeroth, Alphons
Diepenbrock de Dirigent. Mr. F. E.
Posthumus Meijes, In Memoriam dr. A.
Diepenbrock. H. M. Boissevain, Herinne
ring aan Alph. Diepenbrock. W. L. van
Warmelo, Om Diepenbrock's muziek bij
Sophocles' Electra. Jo Landheer, Aan P.
C. Boutens. -~ Helene Swarth. Eenzaam
heid. Willem Kloos, Literaire Kroniek.
M. Wagenvoort, Buitenl. Overzicht. Frans
Netscher, Binnenlandsche Staatkundige Kro
niek. Hermart Middendorp en Henri van
Booven, Bibliographie.
Wetenschappelijke Bladen : Over de man
daten van den volkenbond. Wonderen uit
de wereld der veronachtzaamde dimensies.
De val van het Tsarisme en de Russische
Kerk. Een reisje door de wereld der
atomen. De huidige geestesgesteldheid
der Fransche Canadeezen. Richting en
doel van de hedendaagscne onderzoekingen
naar den vörhistorischen tijd. Opbrengst
van den oogst in Engeland.
.HIMIMIIIHIIIIHHinilllllllllHIIUIIMIHIIIIHIHIIIIIItlllllllllllllimilflIinilllllllllltllllllllllllllllllllMIIHM IHMIIIIIIIIintllinlIMimilllllllllllllllllllllllll'IIIIIIMIIIHIIIIIIItlllllllllUIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMHIIIIIIIIIIIIIInilllMIIIIIIIIIII
PORTRETKUNST
(met teekeningen voor de Amsterdammer" van
Is. van Mens)
Sinds ik in het Prado-museum te Madrid
de portretkunst van Velazquez heb gezien,
bekijk ik met een onbeschrijfelijk gevoel van
wrevel de etalage der fotografische
conterfeltsels van hen, die mij dierbaar zijn, ge
schaard in een halven cirkel rondom het
vloei;blad opjmijn schrijfbureau.
o.f
Het is mij plotseling of a! mijne vrienden,
vriendinnen, bekenden en verwanten in
cabinet formaat mij aanstaren met glazige
oogen : ik erger mij aan de stugge repro
ductie van hun hoofd- en baardharen, aan de
onmogelijke stijve plooi van hun japonnen
en jassen, en, om een kunstterm te bezigen,
aar. den dooden toon hunner vleezen.
Men begrijpe mij wel, en vooral de bejaarde
ta«4es, <He eieh 4eiw -deae qualificatie gedron
gen mochten gevoelen mij hun portret on
middellijk terug te vragen, men begrijpe wel
-dat het niet mijn verlangen zou zijn de familie
vereenigd te zien in een imponeerende ruige
Rubens-groep, .een ganschen wand beslaande
van uitbundig naakt, neen, daarom noemde
ik Velazquez, die de schouders der Spaansche
koninginnen ernstig behing mét kostelijke
stoffen, als mijn ideaal van portretkunst.
Thans is in mij geboren de begeerte om de
galerij mijner gelieven op te wekken uit den
starenden droom achter het glas van hun
lijstjes.... ik wil hen levend zien, henzelf
en niet hunne maskers maar helaas,
Velazquez is ons ontvallen en sinds ik gezien
heb hoe onze landgenoot van Dongen den
heer Anatole France schilderde, heb ikeenig
wantrouwen jegens de moderne portret
schilders. De compleet vermaakte en ver
wrongen Anatole France, die te kijk is ge
weest in den laatsten Parijschen salon, is een
afschrikwekkend voorbeeld van de wijze,
waarop het den modernen kunstenaar be
haagt om onze gelieven voor te stellen.
En bovendien convenieert het mij niet
dergelijke kostbare experimenten te wagen ;
het moderne temperament der portretschil
ders maakt u deze bestelling tot een uiterst
gevaarlijk risico !
Toen deed ik wat dan ten slotte de luxe der
eenvoudigen mag heeten op portretgebied ;
systematisch van links af, besloot ik mijn
portretgalerij te moderniseeren, en zoo viel
het lot om voor een verlicht en kunstzinnig
fotograaf te verschijnen, automatisch op mijn
ongelukkig meisje.
Ter waarschuwing van degenen, die zich
in barren nood, tot zulk een daad gedrongen
mochten gevoelen, geef ik hier het verslag
onzer ervaringen.
Het modern portret", aldus sprak ik
haar voorbereidend toe, vraagt allereerst
leven.... leven.... het moet als het ware
bewegen.... het moet, ja, het moet jezelf
zijn, het moet niet iemand anders zijn, het
moet los en vrij zijn en ongedwongen, kortom
iedereen moet zeggen dat is zij en niemand
anders.... begrijp je wel?"
O, ja" antwoordde ze weifelend.
We stonden in eene ontvangkamer, die al
dadelijk dien indruk van ongedwongenheid
maakte, waarnaar wij zoozeer dorstten....
U begrijpt wel.... een lap hier, een lap daar,
een kruik met bloemen, een tinnen bord en
een papier met kersenpitten op een hoek van
de antieke tafel.
Aan den muur hingen wazige voorstellingen
van menschenhoofden, veelal vrouwelijke,
waaronder de onbedekte schouders discreet
vervaagden in grijze en bruine nevelen.
Vanuit een hoek keken twee stekende oogen
ons aan van tusschen woeste krullen en een
geweldigen baard, alles in neveligen toon
en getimmerd in een ruw houten lijst.
Uit een andere lijst van dof-goud drong
zich een nymphen-gestalte naar voren met
fladderend haar, een strand-foto blijkbaar.
Het modern portret, hervatte ik, breekt
met de ingevoerde gewoonten van vroeger
het wil waarheid waarheid " Op dat
oogenblik trad de fotograaf de kamer binnen ;
hij monsterde ons streng, en beschaamd
bedachten wij. dat wij er in de oogen van dezen
kunstenaar wel zeer banaal uit moesten zien.
Beschroomd volgden wij hem.
Voor wie is het?" vroeg hij dreigend
de dame? hm !" Hij greep in zijn baard
en keek mijn meisje zoo strak en onderzoekend
aan als ik het niemand anders veroorloofd
zou hebhen.
Hm...." herhaalde hij, peinzend,.... be
wegelijk.... hou uw kop eens wat zó...."
Uw watte?".... vroeg ik.
Ik zeg, zeide de kunstenaar, dat de kop
van de dame wat bewegelijk is...."
Teneinde een incident te verhoeden, begon
ik voor de zóveelste maal.
Het modern portret geeft waarheid
waarheid...."
Hiermede was het ijs gebroken ; de kun
stenaar begon lang en ironisch te praten over
de burgerlijke maatschappij en de vele cliënten
wier stijfheid hem van de eer hen te
portretteeren had doen afzien. En onderwijl bleef
hij steelsgewijs onderzoekende blikken -naar
zijn slachtoffer werpen.
Al pratende stond hij nu naast, dan weer
achter of voor haar ; met de hand boven de
oogen liep hij achteruit en herhaaldelijk
brak hij zijn betoog af met uitroepen als :
Ja nii.... ha ....zó.... die kop
... .heerlijk.... wacht eens.... hè.... nu is
het weer weg.... ja.... neen.... h
-verd jammer.... even zoo blijven ....
o, wat een beweging.... heerlijk....
lachenlachen.... het is om razend te worden....
daarnet had ik het.... ja juist.... zó....
net, nou is het weer gedwongen.... doe die
kop nog eens wat naar links.... ja.... zoo..
dat licht in die oogen.... neen,'niet staren.."
Ik kan niet anders zeggen dan dat de man
leven in de brouwerij hield ; gedurende
bijna twee uur sprong hij afwisselend juichend
en teleurgesteld om zijn slachtoffer heen,
waarbij een zekere wrevel allengs merkbaar
werd.
Telkens maakte hij een foto, op de meest
zonderlinge oogenblikken, en na elke maal
gaf hij een korte toelichting van de drijfveeren
die hem daartoe hadden doen besluiten.
Die boog van die arm was kostelijk....
o....o die dunne vingertjes...." riep hij
of:,,.... ha.... een guitig snuit.... schelmsch
.... bepaald schelmsch", of wel....
droomige oogen.... o, wazige wimpers.... en
..devotie ach.... devote vroom ge
vouwen handen...."
In duizenderlei gestalten passeerde het
slachtoffer de lens, en in duizenderlei vorm
vernamen wij dat het modern portret waar
heid en losheid en psychologie vereenigt.
Voor mij staat thans het resultaat der
séance : uit een nevel van grijs staren twee
oogen mij aan, uit een wirwar van hoofd
haar en tule. En verbijsterd vraag ik mij af
of deze regenwolk de ware en losse eVi psycholo
gische materialisatie van het object mijner
liefde is.
Dan dwalen mijn blikken naar eene nota
op kunstzinnig geschept papier en ik
betreur den dood van Velazquez. Hij had het
schooner gedaan.... en hoogstwaarschijn
lijk ook billijker.
MELIS STOKE