De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 18 juni pagina 5

18 juni 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

18 Juni 21. - No. 2295 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De Vrouw en haar tekort In de dagen van opkomst der Vrouwenbe weging heeft een zeer hoogstaande Nederlandsche Vrouw een voordracht gehouden over het Tekort aan Levensenergie bij onze jonge vrouwen en meisjes"!). Het w'as de tijd van kentering tusschende doelloozc afhan kelijke en het doelbewuste onafhankelijke be staan der ongehuwds vrouw. Deze waarschuwende stem klonk tegen de verwording en verslapping van het jonge meisje der middenklasse, dat levend in een kring,waar ernstige arbeid wordt verricht, zelf geen deel aan dien arbeid heeft en den moed mist zich te onttrekken aan den invloed der omgeving, die vrouwenwerk buitenshuis on passend vindt: ? Schep andere levensvoor waarden door geregeld werk, dat een onaf hankelijke plaats verschaft in de Maatschappij ? en het dropmende bleekzuchtige kind met haar lichamelijke kwaaltjes, welke slechts de terugslag van een gestoorde psyche zijn, wordt een gezonde jonge vrouw. Aldus Dr. Catharine van Tussenbroek in het jaar 1898. Gedurende de ruim twintig jaren, die sedert verstreken, heeft de vrouw haar weg gebaand d.w.z. de eersten waren de baanbreeksters, de lateren glijden losjes over den baan. En thans komt een andere vrouw, geen arts, die van nabij de wonde zielen, noch de verslapte lichamen der lustelooze vrouwen zonder levensdoel heeft gekend maar wel ne, die kunstenares, subtiel voelt, zelfs wat verzwegen of bijna onverstaanbaar geuit door de zielen van de menigte gaat. 2) Die andere spreekt over een ander tekort, het tekort in ontwikkeling van moederlijke neigingen bij de huidige vrouw. Zij betreurt het verlies aan gedachtenrust van de vroegere meisjes achter de vensters", zij verlangt, dat men de jonge vrouw op eigen wijze bloeien en groeien laat en niet haar natuurlijken aanleg voor het moederschap verstikt door geestesarbeid, welke nimmer een levensvervulling wordt. Zoo ontstaan volgens Ina Boudier Bakker de geestelijke brekebeenen, brekebeen in het be roep en?als ze huwt?ongeschikt als vrouw en moeder. Behalve voor de zeer hoogbegaafden, die de hoogeschool mogen betreden, moet de moderne vrouw, aan wie niet het huwelijk ten deel valt, uitsluitend een werkkring zoeken strookend met haar moederlijken aanleg, als opvoedster van de velen, die een moeder derven. Het ontroerende geschrift van Ina Boudier Bakker zal weerklank vinden niet alleen in conservatieve kringen hoe weinigen zijn er nog heden ten dage, die hun dochters een werkkring durven verbieden maar (het had in vroegere jaren paradoxaal geklonken) ook bij menige afgestudeerde jonge vrouw. Dat er iets mis is in de opleiding van de tegenwoordige vrouwelijke jeugd, wordt door ons allen gevoeld en het is goed, dat door Ina Boudier Bakker's opstel deze zaak eens open lijk in de pers ter sprake komt; juist thans nu onderwijs-hervormingen,waarvan de dringende noodzakelijkheid alom wordt beseft, spoedig te verwachten zijn. Zonder twijfel is er een groot aantal jonge meisjes dat aan de universiteit niet past,inderdaad het peil verlaagt en zich zelf schade doet. Dat in den kring der afgestu deerde vrouwen zelf dit werd gevoeld, hiervan getuigen o.a. enkele opstellen in het thans opgeheven Maandblad voor Vrouwenstudies), waar herhaaldelijk werd gewezen op het ver keerd begrip, dat vele meisjes van een univer sitaire opleiding hebben. Toch komt het mij voor, dat Ina Boudier Bakker dit vraagstuk zeer eenzijdig behandelt. Cijfert zij bij haar betoog niet weg die uitgebreide groep van vrouwelijk leeraressen, die aan de universi teit haar diploma verkrijgen en daarvoor met ruimer gezichtskring mede opvoedsters eener opgroeiende generatie worden? Ook zijn de oeconomjsche omstandigheden tijdens den groei der vrouwenbeweging dus danig gewijzigd, dat men van levensvervulling alleen bij het jonge meisje niet meer spreken kan en,op enkele zeldzame uitzonderingen na, elke vrouw tenminste gereed moet zijn om zich later een onafhankelijk bestaan te ver overen. De wensen, dat de jonge vrouw tijd wordt gelaten zich in droomerij te ontplooien zou zelfs als men niet met mij op het hier boven besproken standpunt van Dr. van Tussenbroek staat oeconomisch niet meer voor veratgemeenen vatbaar zijn. Wat de op leiding der meisjes betreft,lette men echter meer dan voorheen op de practische eischen, die later de kinderverzorging en huiselijk bedrijf aan naar stellen kan. Naast de vrouw op het bureau door Ina Boudier Bakker besproken, inderdaad de slechtste opvoeding voor het moeder schap staat de onderwijzers, die, moge ze geen tijd over hebben haar eigen uitzet te naaien waaraan een menschenleven hangt" (blz. 19), toch gelegenheid te over heeft haar moederlijke eigenschappen tot uiting te bren gen. Deze gansche rubriek van vrouwen mis ik in het betoog van de schrijfster. Hebben de eerste extreme feministen de dwaasheid gehad het onderscheid tusschen vrouwelijken en mannelijken aanleg volledig weg te cijferen, daar tegenover staat de niet minder groote dwaasheid te miskennen, dat niet uitsluitend de vrouw door haar hart alleen spreekt, evenmin als dat de man uit sluitend verstandsmensen is. Mannelijke en vrouwelijke neigingen zijn in elk individu te subtiel dooreen geweven om zulke categorische gezegden te gedoogen als: het hart van een vrouw is wijzer dan haar verstand." Een onbevredigd zoeken en hunkeren heeft zich inderdaad meester gemaakt van vele studeerende en afgestudeerde jonge vrouwen. Enkele hebben de aspiraties te hoog ge steld. Deze verdragen de teleurstelling niet, slechts schakels in het groote geheel te zijn. Ook zullen er zonder twijfel velen zijn, die in een werkkring op sociaal gebied, zooals de toekomst in rijker mate verschaffen moge, meer bevrediging hadden gevonden. Thans is de opleiding aan de Sociale School door gebrek aan voldoende gesalarieerde betrekkingen, nog te zeer een luxe-opleiding. Toch vraag ik mij af, of deze onbevredigden van heden niet ook de zoekende zielen in het verleden zouden zijn geweest, toen ze nog wel in het ouderlijk gezin meehielpen aan de wasch of aan het uitzet harer huwende zuster ja zelfs aan eigen uitzet. De vrouw spreekt heden ten dage gevoelens luide uit, welke te verzwijgen vroulijke schaamte of plicht haar vroeger gebood. Er zijn zooveel gelegenheden voor de vrouw haar hart te laten spreken, ook als men met routinewerk buitenshuis zijn levensonder houd verdient. Dat de gehuwde moeder echter niet zonder groote schade voor het gezin het huis voor arbeid verlaat,is ook mijn meening. De tijd moge komen, dat elke vrouw, moeder geworden, ziclrweer volkomen aan haar jonge kinderen wijden kan en het moederschap door den staat als belangrijk werk ten bate der gemeenschap ten volle wordt erkend. Dat een psycholoog als Ina Boudier Bakker individueele gezinsopvoeding met hand en tand verdedigt hoe ware het anders mogelijk bij iemand, die zoo fijn de stille beteekenis van de moeder in het gezin beseft, en beter dan iemand anders den vaak verborgen innigen band tusschen den moeilijken jongen in de puberteitsjaren en zijn moeder beschreven heeft. ledere jonge vrouw zal droomen van huwe lijks- en kindergeluk, maar Iaat men elkaar tóch niet suggereeren, dat een harmonische ontwikkeling van de vrouw uitgesloten is, 'wanneer omstandigheden van verschillenden aard haar dit groote geluk onthouden. Geest en lichaam beschikken over reservekrachten, die in nieuw samenspel nieuwe evenwichten geven. Hofleverancier - Amsterdam UlVnSTIUTZIS -:- IMMPMIESS TEL Nn. «MO-tMI - TEL N*. ITtt ZaM KOUDE EN WARME SCHOTELS iiiiiiiiiiiiiimifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii n 1) Rede uitgesproken door Dr. Catharine van Tussenbroek op de Nationale Tentoon stelling van Vrouwenarbeid 1898. 3) INA BOUDIER BAKKER. De moderne Vrouw en haar Tekort. Amsterdam P. N. van Kampen en Zoon. 8) Maandblad voor Vrouwenstudie, 1913 1914. Bosch en Zoon, Utrecht. Illlimillllllll Illlllllllllllllllll IIIIHIIIIIIIHIIIinilllllllllllllllltlllllll'lllllllllllllllllllllll. llltlllMlllllllllllllllllUIMIMIIMIIIIIIIMIIIMIMI GENÈVE. Hotel de la Pain Prachtige ligging a/d oever v/hmeer. Nieuwe Eigenaars. Had de heer van Ginkel, de vertaler van Dr. Kenealy's boek, 4) dejtiist verschenen bro chure van Mevrouw Boudier Bakker gekend, vermoedelijk liever zeg ik hopelijk had hij ons de vertaling van deze publicatie ge spaard. De menschheid wordt reeds te veel met popnlairenbiologischen en medischen onzin vergiftigd en iets ergers dan dit quasi-wetenschappelijk betoog is nauwelijks denkbaar. Ik kan begrijpen dat de vertaler verleid is door de werkelijk pakkend mooie bladzijden uit het tweede deel; doch waarom niet eerst een bioloog of geneesheer geraadpleegd?er wonen er toch vele in Amsterdam of dit nu waarheid of dwaling was. Ik heb den moed gehad dit gansche boek van 258 bladzijden door te lezen een der belangrijkste boeken, die sedert lang ver schenen zijn," zooals de prospectus aankon digt. Als een nakomeling deze aankondiging vindt, moet hij denken, dat het wonderlijk met onze biologische kennis in de twintigste eeuw gesteld was. Naast vele psetido-wetenschappelijkheid wordt men door de schrijf ster verwezen naar een zuiver wetenschap pelijk gedeelte aan het slot. Ik hoopte daar het bewijs te vinden, waarom de rechterzijde van ons lichaammannelijk,de linker vrouwelijk is, waarom de vrouw bij het zoogen van het kind den geest der liefde ontving. Wat de overerving betreft,ge/0o/ik,"zegt Dr.K.(inhaar wetenschappelijke verklaring!), dat het moe derlijk ei de potentiaal bevat van het geheele lichaam, van het brein (vermoedelijk is hier hersenen, brain, bedoeld), van de ruggemergzenuw (vermoedelijk ruggemerg) en de rugzenuwen!" Gelooven staat inderdaad vrij! De wet van Mendel heeft eenige orde in onze begrippen over erfelijkheid gebracht, maar in het brein van Dr. K- wordt er vreemd met erfelijke kenmerken omgesprongen. In het Engelsche tijdschrift, the Eugenic Review, heeft ze het, zooals ik zag, dan ook reeds zwaar te verduren gehad. Dit boek, dat weer volgens de prospectus vooral belangrij k voor biologen en medici moet zijn, laat bij deze laatste (ik behoor er toe) inderdaad eenigen twijfel opkomen aan de normaliteit van de schrijfster. Nu is echter het merkwaardige, dat naast de grofste, ja de meest komische onjuistheden en illogica op wetenschappelijk gebied, die ik hier verder laat rusten, omdat ze meer den bioloog dan de lezers van dit weekblad zouden vermaken, onverwachts zeer schoone dingen in verrassend schoenen stijl worden gezegd. Mevrouw Boudier Bakker zou er het bewijs in kunnnen zien, dat het hart der vrouw wijzer is dan haar verstand en tevens zou zij in deze Engelsche zuster een medestrijdster vinden tegen de richting der vrouwenbeweging, die de vrouw haar vrouwelijkheid ontneemt. Beide verlangen, dat de gelijke banen worden ver laten, dat man en vrouw voortaan eigen lijnen van ontwikkeling gaan om vereenigd tot volmaking te komen. Zoo heeft door de eeuwen heen, de man, door middel van het Vaderschap, de vrouw steeds meer begiftigd met zijn ontwikkelende kenmerken van kracht en verstand, heeft de vrouw, door het Moederschap, den man begiftigd met een steeds voller erfdeel van haar hoedanigheden van onzelfzuchtigheid en intuitie". Zoo zijndezearmezielen deMan en de Vrouw in alle mannen en vrouwen samen, hand in hand, de sterke helling naar het Licht opgeklommen. Zonder elkaar zou geen van beiden er gekomen zijn. Zoo tragisch droefgeestig en eenzaam zou de pel grimstocht geweest zijn, als er niet het geestelijk onderhoud met den mystieken kameraad was geweest. Slechts door deze psychische kameraadschap, welke het eene 4) Dr. ARABELLA KENEAI.Y. De vrouwenbe weging en geslaclitsuitdooving. Vertaald door H. J. van Ginkel. N. V. theosophische uit geversmaatschappij. Amsterdam. geslacht troost door de inspiratie van het andere, banen mannen en vrouwen hun weg door het aardsche zwoegen van het menschelijk lot." ,, Is het niet jammer, dat een vrouw als Dr. Kenealy, die zulke schoone woorden schrijft, een boek van zoodanig verwarringstichtende onjuistheden heeft samengesteld? DR. M. A. VAN HERWERDEN "i uit uu iiiiiuii iiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Over warmte en nog wat Het wordt wel eens beweerd dat wanneer men bij drukkende hitte hierover aanhoudend klaagt, dit het gevoel van loomheid en vermoeienis versterkt. In hoeverre deze uitspraak reden heeft van bestaan zou ik niet durven beweren. Echter gaf de warmte dezer dagen mij het volgende in de pen en hoe paradoxaal het ook moge zijn, ik geef aan dien drang gehoor. Vandaag kwamen mij eenige woorden in de gedachte die ik vele jaren geleden, ergens heb gelezen. Ofschoon zij van dien aard zijn, dat zij mij nooit geheel verlieten, zoo moest ik er toch heden telkens en telkens weer aan denken. Het zijn een vraag en een antwoord. Zij werden uitgesproken op een dier schitterende soirees ten tijde van Madame de Staël. Voor al in haar salon" vereenigden zich die zich konden beroemen op de eigenschappen van geest en beschaving. Wij weten allen dat het even der voorname kringen in die dagen, verre was van smetteloor, doch de spattende vonkjes van den geest verleenden hen een charme ongekend in onzen tijd van materi alisme. In die dagen gaven de gasten elkander raad sels op. Calembours werden gewisseld. Vra gen en antwoorden, ook korte gedichten werden op papier geschreven en zoo vergin gen de avonden, waarop het geestige vernuft een hoofdrol speelde. Een der dames, ik meen dat het de gastvrouw madame de Staël zelf was, schreef de volgende vraag neer: ,,Qu' est ce que c' est qu' un verre d'eau?" Er kwamen hierop begrijpelijkerwijze ver scheidene antwoorden. Het volgende echter, viel de eer te beurt te blijven voortbestaan. Het luidde : Le prix de l'Univers si vous la donnez a un pauvre." Het kwam van een jongen abbé. En nu eensklaps op den dag van groote hitte, kwamen mij deze woorden voor den geest en ik nam mij voor ze in verbard te brengen met de gewone dagelijksche omgeving. Ik kwam juist de trap af, deze zinsnede herhalend, toen er aan de voordeur werd gebeld. Vór mij stond een zeer verhitte, vermoeide bakker. Alvorens nog het brood in ontvangst te nemen, stelde ik mijn vraag of hij misschien een glas water wilde?" De man straalde en antwoordde O, graag, als het tenminste niet te veel moeite voor u is." Weinig kon die goede man vermoeden dat de eenvoudige, hem welkome lafenis een gevolg was van eenige volzinnen, geschreven op een soiree van Madame de Staël Zoo deed ik ook met de anderen en geen weigerde een glas water. Natuurlijk zou limonade of karnemelk nog welkomer zijn geweest, maar ook een dronk water bleek goed. Aan deze gewone, materieele zijde van de quaestie is echter nog een ethisch kantje. !k voel er uit dat iets dat voor ons niets bijzonders beteekent en geen enkele opoffe ring van ons vraagt, misschien voor een ander groote waarde kan hebben. Op zichzelf genomen is een glas water niets. Voor den man die verhit zijn karrevracht moet sleepen door zonnige, stoffige straten, terwille van ons, is het een lafenis. Zou het niet met veel dingen, woordenen kleine daden zoo zijn in het leven? Een hand uitstrekken naar een oude van dagen of naar een kindje in een tram die zich in beweging zet. Een vriendelijk woord aan een stumper op straat of aan dengeen, die ons in een winkel bedient. Een helping hand" voor allen. Ons kost dit niets, zelfs geen opoffering, maar misschien is het voor een ander, hetgeen een glas water is voor den vermoeiden en dorstigen. Die jonge, elegante abbéuit den Salon" Hotel Duin en Daal Te midden eener schoone boschr. omgeving. limillllimillllllllllllllimimillllllllll ??IIMMIIIMMIIM «t van Madame de Staël, gaf ons in een paar eenvoudige woorden een schat van philosofie voor het Leven Onnoodig hieraan toe te voegen dat men niet behoeft te denken hierbij aan den prijs der Eeuwigheid." J o DE Vos iiinmttiiiiiiMmii Van Kinderen VAN HET ERGE ZIEKE ZUSJE Dat is het heerlijke van het handwerken, dat je mag praten, wel niet zoo allen door elkaar, maar n voor n en niet te hard. Als ze 't toch doen dan gaat de vinger van de juffrouw in de hoogte: sssst. niet alle maal tegelijk." Gauw zijn ze dan stil, want anders mag er geen woord meer gesproken worden en 't wordt een lange saaie les van breien of naadjes stikken, precies op den draad! Ja, dat is 't prettige van 't handwerken dat je mag praten; toch wel even griezelig als je alleen zoo praat en de meisjes kijken zoo naar je, al ken je ze nog zoo goed! Toch doet iedereen 't op z'n beurt, je hebt wel wat te vertellen! Nu is 't een lichte voorjaarsdag, fijn, het raam mag open ! Elsje zit er vlak bij, tel kens voelt ze de wind die naar binnen komt en die over haar wangen gaat. O, ze praten weer allen door elkaar en de juffrouw haar vinger gaat telkens in de hoogte. Ssst. zegt ze, Lily mag beginnen en dan op 't rijtje af." Even kijken ze allen naar Lily, Lily met de krullen, die je tellen kan, acht stijve krullen, Lily die altijd mooie jurken draagt en lekker ruikt als ze haar hoofd naar je buigt. Lily is niet verlegen, ze praat over influenza; van haar tante en haar oom en de kinderen die ziek waren, allen lagen ze in bed en de meid kreeg 't ook. Ze ratelt maar af en weet nog wel meer, maar dan mag die volgt" wat vertellen. O, ze weten allemaal wel wat uit dien griezeligen influenzatijd. Hoe komen ze er toe op zoo'n levende lentedag over ziekte en narigheid te praten? En zoo is 't de beurt van Elsje. Ach, jammer, bij hen is niemand ziek geweest, niet een. Ze weet niks van influenza. Dieper buigt ze het hoofdje en peinst en peinst. Dan slaat ze de groote oogen op. Mooi levendig is nu het gezichtje, warm gestoofd en de rose wangen als een framboos, de zon is op haar blonde haren. Nu mag Elsje spre ken, haar beurt is het. Ze wil wel, ze weet het van moeder, moeder heeft 't verteld. Ze begint, ze luisteren allen. ,;Mijn zusje, zegt ze, was nog heel klein en toen was ze zoo ziek, zoo ziek, ze lag nog in de wieg, nu is ze al groot." 't Maakt geen indruk haar verhaal. Elsje voelt het wel. Dat ze toch zeggen kon hoe ziek ze was! Ze was zoo ziek, gaat ze verder, zoo ziek, dat de doodkist al in de kamer stond." Dat maakt indruk, ze kijken verbaasd naar Elsje en ook beginnen anderen opeens te lachen, de grooten. Dat kan niet, dat gebeurd nooit, zeggen ze. Elsje buigt diep naar beneden haar hoofdje. Wie heeft je dat gezegd" vraagt de juffrouw? Elsje weet 't niet, haalt hulpeloos de schoudertjes op en begint zacht te huilen. Dan moet je niet zoo iets zeggen, zulke gekke dingen bedenken!" Heel diep in Elsje woelt het, ze wil geen gekke dingen zeggen, ze wil maar iets heel ergs vertellen van 't erge zieke zusje. E. T I E R I E?H O O E R Z E I L KUNSTHANDEL JACK NIEKERK r/h Chef Goupil A Co. 23 & 25a Lange Houtsir.' s-Gravenhage MEESTERWERKEN VAN DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EN FRAHSCHE SCHOOL MIIIIIHI1IIII1IMMIIHHMIIIIIIHII Illllltmil IIIIIIIIIIUIMmillllllllimiimilllllIIIIIIIIIIimiIllllIIIIIIIIIIIIIIIlllllllltlIIIII iiiliiimiiiiiu DE OUDE DUINWEG Hij is ontworpen, berekend en uitgevoerd door een koddebeier met de gewone werk krachten van de buitenplaats, die ook zorgden voor het vervoer der materialen, wat puin, wat kolenasch, een paar vrachtjes schelpen. Met elkaar heeft dat eenige dui zenden guldens gekost, een luttel bedrag aan extra onkosten in het budget voor het onderhoud van een groot buitengoed, dat zich uitstrekt van het polderland tot aan de zee. De geniale ontwerper heeft den weg zoo weten te leggen, dat belangrijke insnij dingen zijn vermeden, het duinisongeschonden gebleven en het gevaar voor verstuiving, onderspoelen of wegspoelen is tot een minimum beperkt. In bijna twintig jaren, dat ik dien weg bewandel, heeft hij maar driemaal ernstige schade gehad en dat telkens door hevige stortregens na 'langdurige droogte. Maar dat was dan ook al weer heel spoedig verholpen. Aan het begin staat een eeuwenoude eik welsprekend getuige van de goede zorgen, die dit duin heeft genoten sedert den tijd toen die ontembare teringlijder, stadhouder Willem III hier in de buurt zijn jachthuis had. De boom staat daar stug en stoer en breedgetakt, de stam nog altijd vrij tot aan den wortelvoet. Er zijn in het Hollandsch duin nog wel meer eeuwenoude eiken te vinden, maar die zijn voor het meerendeel verdronken in het zand, vernederd tot kreu pelhout. Hier echter zien [wij hoe de be weeglijke duinvorming ten slotte een schoonen ruststoestand kan bereiken. De weg leidt onder de breede eiketakken als door een poortgewelf omlaag in het berkenbosch, door zichtig gevvemel van witte en rose gladde stammen, naar beneden ruig en gebarsten, want ook deze boomen zijn zeer oud. Hun lagere twijgen zijn al lang afgestorven daar door is zoo'n berkenbosch van binnen altijd Kattestaart onder berken Foto van C. Sipkes ruim en het zou zelfs hol worden indien niet tal van kruiden en heesters in dit beschutte halfduister welig wilden tieren. Zoo is het ook hier en in al de overige boschjes, waar onze weg langs en door leidt. En ze verschillen allemaal, al naar hun ligging, hun hoogte, hun leeftijd, de toestand van den ondergrond en "nog andere factoren, waarvan we ons nog geen rekenschap kunnen geven. Dit eerste boschje draagt een moerassig karakter, de ruimte tusschen de boomen is bezet niet hooge cypergrassen en met riet en watermunt en koninginnekruid, dat nu nog pas opschiet, maar over een paar maanden met rose honigrijke bloemen al de vlinders van den nazomer tot zich zal lokken. Een volgend boschje eerst komt er nog eerf jonge dennenaanplant staat heelemaal vol met bleekgroene orchideeën, de keverorchis, zoo overvloedig in het grazige duin.-Daarna slingert de weg door een parklandschap dat zoo mooi is als je het maar wenschen kunt: eiken en beuken en berkenbosch en daartusschen als herinne ring aan het duin, groepen van duindoorns meer dan drie meter hoog. Aan de lichte randen hebben de vogels de bloeiheesters gebracht. In April was hier praal van wit bloeiende vogelkers, in Mei geurden hier de f Meidoorns en spreidde er de Geldersche roos t haar vlakke roomkleurige tullen met wit om zoomd, thans bloeien er de eglantieren en ' hangen er de festoenen van spierwitte, bleekgele en roodgestreepte kamperfoeliebloesem. En haast onopgemerkt bloeit er de papenmuts met bleekgroene bloemen, maar die haalt in 't najaar zijn schade in als zijn takken buigen onder de vracht van de karmijnroode vruchten. Hier is het weereen orchiedeeënland. Overal verrijzen de geelgroene aren naar de keverorchies en straks grijnzen u de groen-en-purper bloemen tegen van de wesporchis, de breedbladige die hier in velerlei verscheidenheid tiert. Maar het mooist van alle is de hondswortel Anacamtis, een fraaie roodbloemige orchidee, die zoo zeldzaam is, maar hier weer in grooter aantal voorkomt sinds de eigenaar kort en goed het botaniseeren" heeft verboden. Het spreekt van zelf, dat bij zoo'n weelderig plantenleven zich ook de dierenwereld rijk heeft ontplooid. Een groot deel van de Natuurlijke Historie van Nederland is hier in levenden lijve te genieten. Op 17 Mei half elf voormiddags hoorde ik hier tegelijk nachtegalen, tuinfluiter, grasmusch, kneu, zanglijster, groote lijster, fitis, boompieper, boomleeuwerik, winterkoning, koolmees, pimpelmees, roodborstje en roodstaart. En verder is alles naar rato. Ik behoor tot de weinige bevoorrechten, die hier mogen wandelen en zelfs buiten de paden mogen gaan. Van die vergunning heb ik meer dan tien jaa/ lang een overvloedig en dankbaar gebruik gemaakt. Maar in den laatsten tijd beperk ik mij eenvoudig tot dezen weg want ik weet nu al lang, dat het nergens mooier en rijker is dan hier. Braaf gewerkt, koddebeier. Met dit parkstukje zijn echter de schoon heden van den weg nog lang niet uitgeput. Wij krijgen nu een stijgend stukje, zacht glooiend, gemakkelijk op te fietsen. Op het hoogste punt overzien wij het heele duin. De rug waar wij op staan is wijd en zijd geheel begroeid met duindoorn, kilometers ver een eenvormige bekleeding van zilver grijze heesters. Verder liggen nog meer van die zilveren ruggen en daar tusschen overal weer groene boschjes. Naar het zuiden, naar de waterleiding liggen witte stuifkoppen en zelfs witte plakken. Onze weg daait weer af naar bosschen en plantages. Een zeer groot stuk is hier afgerasterd, daarbinnen is het konijnenvrij en daar gedijt nu een mooie aanplant van sparren en dennen te midden van allerlei duinplanten o. a. de geurige nachtsilene in zeer rijken groei. De berkenboschjes krijgen een ander karakter, de stammen worden lager, de bodem meer moe rassig. Hier passeeren wij er een, waar de paarse kattestaart groeit als in een kweekerij en een ander waar in den nazomer het wondermooie Parnaskruid zal bloeien en de donkerviolette bittere Gentiaan. Nu komt de moeraswespenorotus er in bloei en er staan ook veel bleekgroene Henniniums en Sturmia's, allebei nog al zeldzame orchideetjes die alleen groeien op ongerepte plaatsen' maar die liggen hier vlak aan den weg Nu kruisen we weer een richel, bezet met duindoorns, maar daartusschen verheffen zich hier vlierstruiken, vl'-rbosschen, bedekt met bloesem. Ze " tegen de oosthellingen ? en waar 7 fichel uitsteken heeft de zeewin?,.. ppen glad afgeschoren. We zijn nu in de zeereep, de boschjes worden al lager en schaarscher, maar de bloemenrijkdom neemt eer toe dan af en eerst op de allerlaatste richel, den zeelooper, krijgen we den plotselingen overgang door duindoorn en kruipbraam naar helm, zandhaver en nog enkele duingrassen met wat melkdistel en zeeraket voor bloementooi. Doch dan zijn we ook op het strand. Nu zult ge zeggen, wat heb ik aan dien mooien ouden duinweg, als ik er toch niet komen mag? Ja, wat zal ik daarop ant-' woorden ? Vooreerst dit. Ge krijgt als ee goed oppast en als het staatsboschbeheer ook goed oppast, gaandeweg een heel net van dergelijke wegen in de Schoorlsche dui nen, die tot ons Staatsdomein behooren Wilt ge zulke dingen dichter bij huis hebben en zoo mooi mogelijk, werk dan mee aan de verwezenlijking van liet plan Tesch waar over ik het nog wel eens hebben wil.' Maar eerst moet ik nog vertellen van Den Nieuwen Zeeweg. JAC. P. T H ij ss E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl