Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 25 Juni
1°. 1981
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr, J. A. VAN HAMEL en H. SALOMONSON
« UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar 6.50 Abonn. loopen per jaar J | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertenfiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposifiekosfen
De inhoud staat op pag. 11.
EEN KWEEKSCHOOL VAN
SPECIALITEITEN
In de geestige toontelfantasie, die
Mr. J. G. L. Nolst Trenitévoor de
Utrechtsche lustiumfeesten heeft ge
schreven en met de opvoering
waarvan de Utrechtsche studenten
revanche hebben genomen voor een
vroeger echec op dit gebied komen de
academische faculteiten er bekaaid af.
Noch in den hemelschsn, noch in
den aardschen wedkamp vermag n
van de vijf wijsheid's prijs te verwer
ven. De gouden appel valt ten deel
aanLusorius, die het speeltuig van den
volmaakten spot hanteeit. En het is
maar een kale troost voor de facul
teiten, dat zij toch elk een deel van deze
glorie voor zich zelf mogen opeischen,
daar immers de spotgeest bij zijne
academische studiën blijkbaar m alle
vijf tegelijk heeft gegrasduind.
Heeft de auteur van het stuk in het
oordeel, dat hij de Godin der Wijsheid
doet strijken, een vingerwijzing willen
geven, dat alleen een universeel aan
gelegde geest de onvolmaaktheid van
vakstudie proeft en er daarom den
draak mee kan steken?
Heeft hij k willen waarschuwen
tegen de nog altijd toenemende zucht
der wetenschap tot specialiseeien,
tegen het kweeken van geleerden,
die een beperkt .terrein van studie tot
in de kleinste kleinigheden kennen,
maar den blik nooit richten naar de
aangrenzende gebieden, laat staan dat
zij zouden trachten het geheele veld
te overzien?
Zója, dan moet men het betreuren
dat de Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, die de eerste op
voering van Het spel der faculteiten"
bijwoonde, niet reeds een jaar geleden,
toen het nieuwe academisch statuut
nog slechts in concept voor hem lag,
zijn voordeel heeft kunnen doen met de
wijsheid van Lusorius.
Want Zijne Excellentie de Visser
moet gisteravond toch wel kippevel
hebben gekregen, als het hem te binnen
schoot, dat de studieregeling, die het
nieuwe statuut voor de faculteit van
letteren en wijsbegeerte heeft ont
worpen, die faculteit voortaan tot een
kweekschool van de meest rasechte
specialiteiten zal maken.
Van den aanvang af zullen de
litteratoren, onder de nieuwe bedeeling,
langs het smalle weggetje van de
afgerasterde vakstudie loopen.
Bij hunne komst aan de universiteit
zullen de van toeten noch blazen we
tende jongelui hebben uit te maken,,in
welk onderdeeltje der faculteit zij
wenschen te studeeren.
Aan den drempel van hunne facul
teit worden de aanstaande
litteratoren verwelkomd door een wegwijzer
met elf armen.
Die armen dragen het opschrift:
Klassieke-, Nederlandsche-,
Romaansche-, Germaansche-, Slavische-, Semi
tische-, Arische (ter verduidelijking"
is er aan toegevoegd: Indo- Iraansche)-,
Indonesische-, Chineesch-Japansche
taal- en letterkunde, Geschiedenis,
Kunstgeschiedenis en archaeologie.
En om hen volkomen te verbijsteren,
staan er naast dien wegwijzer nog twee
andere.
De eene daarvan is de wegwijzer der
vereenigde faculteiten der rechtsge
leerdheid en der letteren en wijsbegeer
te" ; hij heeft twee armen, en de tweede
arm weer twee onder-armen ; ik schenk
mijn lezers de namen der opschiiften.
De andere .wegwijzer voert naar de
vereenigde faculteiten der wis- en
natuurkunde en der letteren- en wijs
begeerte" ; hij heeft twee armen; n
daarvan, met het opschrift sociale
aardrijkskunde," wijst naar een lich
ting, die ook litteraturen kunnen in
slaan.
Naar vijftien verschillende kanten
kan de jeugdige litterator zich op weg
begeven. En hij moet dadelijk kiezen.
Aan het einde van eiken weg wacht
hem een afzonderlijk
candidaats-examen. Verbindingswegen bestaan er
bijna niet. Is hij zijn tocfit eenmaal
begonnen, dan moet hij of vooruit, of
op zijne schreden terugkeeren en een
anderen weg inslaan.
Zulk een keuze wordt geeischt van
jongelui, die ik zeg niet: geen voor
keur hebben voor een bepaalde rich
ting van littefarische studie, maar die
onmogelijk bekend kunnen zijn met
wat er eigenlijk vastzit aan de univer
sitaire studie van het vak hunner voor
keur. Het is iets anders om te houden
van Franscheof Duitsche of Engelsche
litteratuur, en om te studeeren in
Romaansche of Germaansche taal- en
letterkunde. Wat dat laatste eigenlijk
beteekent, merkt menigeen pas en
dikwijls tot zijn schrik als hij zijne
keus al gedaan heeft en niet, of moei
lijk meer terug kan.
In de meeste faculteiten is dit geluk
kig ook anders.
Voor de theologen is er maar n
candidaats-examen; evenzoo voor de
medici; insgelijks voor de juristen,
althans voor de overgroote meerder
heid daarvan; alleen voor de juristen,
die Zuidafrikaansch- of
NederlandschIndisch recht willen studeeren, en voor
de Indologen bestaan' afzonderlijke
candidaats-examens.
De theologen, medici en de meeste
juristen hebben dus een gelijken grond
slag van studie ; tot aan het
candidaatsexamen volgen zij denzelfden weg ; eerst
daarna, bij hunne studie voor het
doctoraal examen, kunnen zij gaan
specialiseeren.
Het is voortreffelijk, dat het nieuwe
academisch statuut den weg tot vrijere
studie heeft gebaand; maar vrijere
studie, d.w.z. het doen van een keus
uit verschillende vakken, is slechts
mogelijk voor hen, die weten wat stu
die is; de overgroote meerderheid der
studenten kan zulk een keus eerst doen,
als zij ten minste het
candidaatsexamen achter den rug heeft.
Maar in twee faculteiten moeten de
jongelui reeds kiezen aan het begin
hunner studie : in de wis- en natuur
kundige en de litterarische.
Het staat niet aan mij te
beoordeelen, in hoeverre dit noodig is voor de
eerste der twee genoemde faculteiten.
Maar over de studie in de faculteit der
letteren mag ik wel meespreken. En
dan aarzel ik geen oogenblik, het
nieuwe academisch statuut, voor zoo
verre het de litteratoren noodzaakt,
van meetaf te kiezen voor n bepaalde
studierichting, verderfelijk te noemen.
In de eerste plaats on\de reden, die
ik reeds aangaf: verreweg de meesten
kunnen nog niet kiezen. Eerst na eenige
jaren studeeren zijn zij daartoe in
staat. Hunne voorkeur wordt ook dik
wijls bepaald door de qualiteiten van
de professoren, met wie zij te doen krij
gen.
Maar dit is werkelijk niet de eenige
reden. Voor de studenten in de lette
ren wensch ik een gemeenschappelijk
studieprogramma in de eerste jaren,
niet alleen om hun de kennis bij te
brengen, die zij behoeven voor het zich
kunnen specialiseeren, maar ook om
dat ik het voor alle litteratoren noodig
acht, hunne studie breed en diep te
fundeeren op de basis van inzicht in
den samenhang der vakken van weten
schap, die tot de litterarische facul
teit behooren. Zij moeten
philosophischen en encyclopaedischen grond onder
de voeten voelen.
Ik zal niet beweren, dat voor alle
studenten in de letteren nzelfde
candidaats-examen moest bestaan
hoewel ik, als ik te kiezen had tusschen
dat ne candidaats-examen en de elf,
die er nu kunnen worden afgelegd in
de litterarische faculteit, aan dat ne
de voorkeur zou geven. Maar het
heistel van den vroegeren toestand, voor
zoover deze de regeling van de studie
voor het candidaats-examen betreft,
ware mij liever dan het volgen van den
wég, die thans is voorgeschreven.
Voor het treden in bizonderheden is
het hier niet de plaats; maar om althans
voor n concreet geval mijne bedoeling
te verduidelijken: voor de studie van
de Nederlandsche taal- en letterkunde,
de geschiedenis en de kunstgeschiede
nis zou, naar mijne meening, een ge
meenschappelijk candidaats-examen
het vroegere, met enkele wijzigingen
de voorkeur verdienen boven de drie
afzonderlijke examens, die thans zijn
ingesteld. Dat candidaats-examen zou
na twee jaren kunnen worden afgelegd ;
voor de specialiseering van de studie,
die den weg tot het doctoraal examen
opent, zouden dan nog twee of drie
jaren overblijven ; liever twee dan drie,
want de duur der studie aan de uni
versiteit moet niet te lang zijn, en de
universiteit behoeft zich niet ten doel
te stellen, geleerden kant en klaar af
te leveren.
De nieuwe regeling zal een geslacht
van litteratoren kweeken, die, elk op
het bizondere veld zijner studie, veel
vakkennis zullen bezitten; maar hun
gezichtskring zal beperkt zijn, in plaats
van verruimd, en zij zullen nog minder
voeling met elkaar houden dan thans
reeds het geval is.
Het academisch statuut, dat in de
vorige week werd afgekondigd, beant
woordt, ook voor zooverre het de din
gen betreft, waarop ik hier de aandacht
vestigde, aan de wenschen van de
overgroote meerderheid van hen, wier
advies daarover werd gevraagd. Mi
nister de Visser is dus volkomen gedekt.
Hij gaat met zijn tijd mee. En die tijd
verlangt een steeds verder voortgezette
specialisatie.
Ik hoop vurig, dat men in die rich
ting zal voortgaan. Hoe sneller, hoe
liever. Want hoe eerder men het spe
cialiteiten-stelsel heeft opgevoerd tot
de volmaaktheid, die het in zijne soort
kan bereiken, des te spoediger mag
men, dunkt mij, verwachten, dat het
aan zijn eigen voortreffelijkheid zal
bezwijken.
Ook hier geldt: du sublime au ridicule
il n'y a qu'un pas. :
KERNRAMP.
itnnuinmnti
DE TRAGIEK
PER VERGETELHEID
door STEFAN ZWEIQ
(Alle rechten voorbehouden)
Het is verleidelijk schoon en misschien
zelfs waar, steeds weder van de edelste geesten
deze idealistische bekentenis te lezen, dat
iederen mensen, zoo goed als der geheele
menschheid, een innige drang tot erkenning,
tot omvatting der waarheid aangeboren is.
Elke ervaring strekt het individu ter leèring,
elk lijden brengt hem een schrede nader tot het
weten en zoo verheft zich zijn leven uit de
jeugdverwarringen tot steeds grooter klaarheid
en begrijpen. Bezien van een
waereld-historisch beschottwingspunt herbergt deze gedachte
een buitengewoon grooten troost, want dit
talent tot steeds klaarder erkenning belooft,
uit de miljoenen gebeurtenissen oer eeuwen
omhoog gerezen.een niet te stuiten verheffing
der menschheid, een vreedzame vereeniging
in den zin eener hoogste cultuur.
Nu is ongetwijfeld deze drang naar waar
heid, deze hartstocht tot erkenning, den
mensen en de menschheid aangeboren,
maar eveneens een hem geheimzinnig tegen
werkend instinct dat met zijn zwaartekracht
de verheffing in het oneindige stuit.
En dat "is de onbewuste, en dikwijls ook
bewuste wil van individuen, geheele volken en
generaties, om de waarheid, tot welke zij zich
zoo moeielijk hebben opgewerkt, weder met
geweld te vergeten, de schrede, die haar nader
tot de erkenning bracht, vrijwillig weder prijs
te geven en terug te vluchten in den ouden,
barbaarscher, maar tegelijkertijd ook warmer
waan. Tegen onzen wil werkt in ieder van ons
dit instinct, de waarheid uit den weg te gaan
??want de waarheid heeft een Medusahoofd,
tegelijk schoon en afgrijselijk en van ieder
gebeuren slechts het aangename, de sympathie
ke trekken in onze herinnering te bewaren.
Dit proces van eenzijdig bewaren en verval
senen doet den mensch daarom zijn jeugd
schoon en ieder volk zijn verleden grootsch
schijnen en misschien is deze geweldige drang
tot verheerlijking, veridealiseering des levens
voor de meeste menschen noodzakelijk om de
werkelijkheid van hun bestaan te kunnen dra
gen. Hier vermengen zich traagheid der per
soonlijke gevoelens en dieper, onbewust, on
persoonlijk instinct tot zelfhandhaving, hier
heersenen wetten, die met het diepste der
iniiiiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiiiiiiitiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiuiiiiitiiiiiiiiitiiiiiitiiiiiiiiiiuiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE MAIRE VAN NOGENT
II
Ze doen die dingen beter in Frankrijk.
TJhey order this matter better in
Franc e". Het oude, onsterfelijke citaat,
waaraan ik het recht ontleen om voor de
Franschen de vrijheid te vragen hun gang
te gaan op hun eigen manier l
Hoe is er Made Ion het lied van den
oorlog geworden?
Met het refrein Madeion, Madeion,
Madeion! Ik geloof niet dat het woord
patrie daar voorkomt.
De Marseillaise heeft een somberen
grootschen klank gehad en heeft daar nog van
behouden, maar dit is een ondeugend vroolijk
liedje dat aan den tijd van Béranger doet
denken en waar een tikje van Musset over
heen straalt.
Het verhaalt van het oolijke herbergsmeisje,
vlug als een vlinder en wakker als de prik
kelende wijn dien zij schenkt:
Nous en revons Ia nuit, nous y pensons Ie jour,
Ce n'est que Madeion, mais pour nous, c'est
[l'amour.
en het refrein valt in :
La Madeion, pour nous, n'est past sévère:
Quand en lui prend la taille ou Ie meuton,
Elle rit, c'est tout l'mal qu' ell' sait faire,
Madeion, Madeion, Madelon.
Een krijgszang! neen, het werd gezongen
door de pas gemobiliseerden in de
Augustusmaand van 1914, toen zij den krijgstocht
vór zich zagen; het is het jolige afscheid
bij de groote reis in den eersten morgenstond.
Sioul, de jonge artillerist van het 12e, heeft
het, met zijn stem als een klok, voorgezongen;
hij dweepte er mee en zij hebben het hem
nagedaan. Het sprak van de aantrekking
voor den militair van het e wigwei bliche dat
hij in den marketenster of haarsgelijke terug
vindt :
Ce n'est que Madelon, mais pour nous, c'est
[l'amour.
In de] Ecole Jules-Ferry van
Fontenaysous-Bois, een stadje op geringen afstand
van Nogent-sur-Marne, had het twaalfde
regiment een van zijn depots. Dat is de
bakermat geweest van het gezongen lied, al
zijn er andere plaatsen die zich de eer niet
willen laten ontgaan. Zoo waren er zeven
steden in de Oudheid die elkander het recht
betwistten de plek te zijn waar Homerus
was geboren. Laat ons het volhouden: de
omstreken van Fontenay-sous-Bois hebben
het eerst het lied van Madelon weerklonken.
Twee jaren zijn er voorbijgegaan sinds
1914, en dan heeft het leger aan het front
vuur ge\ at, de tweede linies hebben Madelon
aan hun hart genomen, de verveling der
loopgraven heeft de herinnering aan het lied
gestreeld, de verlofgangers hebben het mee
genomen naar hun tehuis, op vermoeiende
marsenen heeft het de krachten nieuw ge
wekt, en eindelijk is het de blijde zang der
victorie geworden, rondgaand tot over de
grenzen, ja, tot aan de uiterste grenzen der
wereld. Zoo heeft het in Frankrijk de harde
kamp om het bestaante midden van verdriet,
van wanhoop en van uitputting, gedurende
jaren, begeleid met een ondeugende echo
van verwachtingen en voorgevoelens bij het
aanbreken van den dageraad der groote ge
beurtenissen.
De maire van Fontenay-sous-Bois heeft er
in den beginne misschien alleen aan gedacht
in zijn gemeente de herinnering te verleven
digen aan de eerste tijden van den oorlog
en aan "het samenzijn met het 12e regiment
artillerie, maar dra heeft hij gevoeld hoe die
dagen behoefte hadden aan de wijding door
een symbool. Een Madelondag moest worden
gevierd en in stand gehouden.
Het zou niet langer een feestdag blijven
voor het stadje en voor de stadjes in den
omtrek, de geheele streek zou er aan deel
nemen, ja, waarom zou geheel Frankrijk
daarbij niet zijn vertegenwoordigd? Het plan
werd gemaakt een marmeren gedenkplaat
aan te brengen in den muur van de Ecole
Jules-Ferry die als kazerne had gediend:
La Madelon est partie d'ici pour
faire Ie tour du monde."
De rest van het feest sprak van zelf; de
muziek- en sportverenigingen zouden daar
voor zorgen, een redevoering bij de onthul
ling zou worden gehouden in een omgang
door de gemeente met een Madelon en haar
madelonnettes aan het hoofd; de herberg"
zou herleven en overal zou gelegenheid be
staan om ten bate van een monument voor
den oorlog [den wijn te drinken geschonken
door aanvallige volgelingen van Madelon;
ten slotte, diner, vuurwerk, bal en herhaalde
vreugde bedrijven.
Waarom zouden Foch en andere maar
schalken en de minister van oorlog niet aan
wezig zijn ? Het gold toch de eer van alle
poilu's. Had men maar meer tijd gehad,
men zou wel gedaan hebben gekregen, dat
ook de President der Republiek verscheen.
Een uitnoodiging werd gestuurd aan den
Koning van Btlgië
De maire van Nogent-sur-Marne, mijn
vriend Pierre Champion, mocht dien Zondag
29 Mei niet ontbreken op de receptie, ge
geven door zijn ambtgenoot van
Fontenaysous-Bois; hij nam mij mede nat.r de op
winding en het vlaggenvertoon van de na
burige stad. Boy-scouts, athleten in hun
sportcostuum en orpheonisten hadden zich
opgesteld en zetten de laan af naar het
raadhuis.
Men volgde den burgemeester naar de
groote raadzaal; daar zou de begroeting
plaats hebben. De autoriteiten schaarden
zich op een estrade om de tafel met het
groene kleed.
Foch en de maarschalken waren niet ver
schenen, ook den minister van Oorlog en
nog meerderen die men had verwacht, vond
men niet onder de gasten. Het was toch
een imposante vergadering: het zwartgerokte
civiel vooraan, zooals dat in Frankrijk be
hoort, de gedelegeerde militairen, in hun
stramme uniform met ordeteekenen versierd,
krachtig en kranig ; de gesjerpte gemeente
raadsleden vriendelijk en gewichtig. Een volg
zaam publiek, in eerbiedigen kring, maakte
zich gereed aandachtig in de ceremonies te
deelen. Daarachter, verscholen aan het eind
der zaal, stond een tafel met ververschingen.
De maire hield een kleine welkomstrede
en eerde de opgekomenen, hij las een brief
voor uit naam van den koning van België aan
den gemeenteraad geschreven, en hij had ge
daan. . maar neen, zijn taak was niet
afgeloopen. De regeering die het heil van Frankrijk ter
harte ging, had een aanschrijving gezonden
om de geboorte van een achtste kind in elk
Fransch gezin met bijzondere plechtigheid
te gedenken. Hoe kon men beter aan zulk
een voorschrift ter vermeerdering der bevolking
voldoen dan door moeder en kind te eeren
op een nationalen feestdag, op den dag van
Madelon?
Een wenk van den maire, en een bleek
vrouwtje in 't zwart met een heel klein rustig
kindje in de armen, stond op en verscheen
voor den areepagus der dignitarissen. Een
burgemeesters-gelukwensch werd uitgesproken
voor de moeder en haar achtste kleine. Een
discreet ratelend applaus van de zaal brak
de felicitatie af. Een couvert was in de
officieele handen: ,.Wij reiken u hierbij de
regeeringsgift over, gezien de tijdsomstandig
heden heeft de gemeente besloten uit eigen
middelen de gaaf te verdubbelen." Nieuw
applaudissement volgde. En een burger,
die onbekend wil blijven, heeft er een gelijke
contributie bijgevoegd." Herhaald applaus.
Het schamele moedertje, stamelend iets
van dank, wilde zich verwijderen. O, dat
te ere, uitgeteerde menschje in het sobere,
sombere kleed, met het kindje rustend in de
armen! De maarschalken van Frankrijk
waren er niet, noch de minister van oorlog,
noch de president der republiek; maar hier
was de toekomst van Frankrijk, nietig tegen
over het stralende heden, zooals alles wat
pas is geboren, toch met de belofte van
grootheid in zijn nietigheid.
De maire hield het heengaande vrouwtje
tegen. Wij willen drinken op de gezond
heid," zeide hij, en op den voorspoed van
het kindje." Hij ging voor naar de gereed
staande tafel aan de overzijde van de zaal;
allen volgden hem.
Wij hebben het onverwachte van het
feest genoten," merkte mijn vriend de maire
van Nogent op, zullen wij het programma
van het feest nu maar niet zichzelf laten
afwikkelen?"
Wij gingen dan samen naar Parijs.
In de buurt gelegen van den Jardin du
Luxembourgisde RuedeMichelet,
waar Pierce Champion zijn stadswoning heeft,
haar naam verschuldigd aan de legende die
wil dat de beroemde historieschrijver in den
tuin van het Luxemburg-paleis zijn over
denkingen hield. Het apartement van den
maire van Nogent, vol van middeleeuwsche
en moderne relieken, om ze zoo te noemen,
heeft door zijn vensters dus een heerlijk
uitzicht in het groen van het park. Maar
wilt ge ruimer uitkijk hebben," zei mij Pierre,
ga dan mee naar het platte dak, dat onze
tuin is, en naar het nog hooger uitbouwsel
daar opgericht."
Wij klommen omhoog en hadden het ver
gezicht over Parijs en zijn omstreken. De
lucht stond droef. Er was, door gemis van
licht, een leegte in de expansie. Ja, daar
is iets weg," zoo beantwoordde mijn vriend
een opmerking die ik maakte over de sym
boliek van het visioen op dat moment. Een
heel geslacht is door den oorlog van ons
genomen, de jeugd van' het twintigste tot
het dertigste of vijf-en-dertigste jaar; en ge
weet het wie de jeugd verwijdert uit het
leven, die laat de lente uit de jaargetijden
weg."
Dan sprekend over den tijd die hem ter
harte ging, de 15e eeuw, de eeuw van Jeanne
d'Arc, herinnerde hij aan den nood dien
n IIIMIIIIIIIIIimilllllllimillllllllllllllMIIIIMIIIItllllllllllHltllllllllllllllllllllllll
Frankrijk toen had doorgemaakt. Want het
was niet alleen een politieke ontreddering
waaraan het land leed, maar ook een moreele
door de groote kerkscheuring van die tijden.
Geen vastheid meer in het geloof, de kerk
verscheurd!
Maar uit de verdeeldheid zou een diepere
overtuiging, een profetisch voorgevoel ont
spruiten.
Wij, immers onze gedachten en ons
werk, de gedachte en het werk van mijn
vriend [en de mijne, waren dikwijls samen
gegaan, stelden ons voor hoe in die donkere
dagen voor het Frankrijk van het begin der
15e eeuw Gerson, de beroemde Kanselier der
Universiteit, in zijn pogen tot herstel der
eenheid van de kerk, tot het besef was ge
komen van een Christengemeenschap levend
tot in het hart van den nietigste buiten de
zichtbare kerk en haar zich noemend hoofd om.
Daarom, zoo heeft Gerson met nadruk
yeiklaard, wanneer geen keizer wordt ge
vonden om een concilie bijeen te roepen tot
redding van de eenheid der kerk, laat dan
een vorst, een heer, een gemeente de stem
verheffen, ja, zoo er niemand anders is, dan
heeft het schamelste vrouwtje het recht de
kerkvergadering bijeen te roepen. Heeft dam
niet in den tijd van het groote wereldleed
een schamele maagd het heil aan de mensch
heid gebracht? Zoo héft ook thans het
nietigste vrouwtje haar recht.
Toen waren wij menschen een oogenblik
gedachtig aan het tengere vrouwtje van de
raadzaal in haar zwarte kleed met haar
kindje op den arm, maar Pierre Champion
riep uit: Is er in het woord van Gerson
ook niet een voorgevoel en een voorspelling
van de komst van Jeanne d'Arc? O, als ge
't hadt gehoord, zooals ik het gehoord heb
van een van mijn manschappen op een dag
van teleurstelling, van vermoeienis en van
vertwijfeling: God zou ons dit leed niet
aandoen, wanneer Hij op 't eind niet een
vergoeding voor ons had!" dan zoudt ge
hebben gevoeld hoe na bij het uiterste leed
het geloof ligt aan redding. Het geloof be
lichaamd in de verschijning van het nietige
hoerenmeisje, Jeanne d'Arc! Maar denk niet
dat ik op de boeren neerzie.
Vergeet ook Madelon niet, waagde
ik het te zeggen, toen een glimp van een
zonnestraal de lucht verhelderde.
W. G. C. B Y VAN c K