De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 25 juni pagina 2

25 juni 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

HET NIEUWE HOOFD DER GEMEENTE ' Teekenlng voor déAmsterdammer" van Jordaan DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 25 Juni '21. No. 2296 Ruys: Ik zeg: de kop is goed. Als-ie niet past ligt het aan den romp l" inenschelijke natuur ontegenzeggelijk ver eand houden. Want zonder deze geheimzinnige tttacht tot vergeten ware de kringloop van het wereld-gebeuren reeds lang ten einde, hadden figuren als Jezus en Boeddha hun leer reeds voor altijd verwezenlijkt en ware de eenheid der menschheid reeds lang geen droom meer. 'Geen tijd heeft meer dan de onze dezen diepen drang van een geheelen tijd, van een geheele generatie tot vergeten en ver geten willen, geopenbaard en het schijrit wel of een geheimzinnig verband bestaat tüsschen de intensiteit der waarheid n de haast waarmede zij het bewustzijn weder ontIIIIMIimilllMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIII DE BESTUURSDIENST IN INDI (Slot) En hoe nu in de gewesten buiten Java? De historie heeft aldaar een andere organisatie in het leven geroepen, welke reeds in het eerste artikel werd geschetst.Die gewesten zijn nimmer een veld van exploitatie voor den fiscus geweest, belastingen van beteekenis behalve heeredien sten worden zelfs niet geheven. Aanvankelijk Was de beteekenis van de buitenbezittingen voor ons gezag slechts de afronding van het kolo niale rijk; europeesche bestuursambtenaren waren schaarsch en van hen werd alleen ver wacht handhaving van goede rechtspraak, politie, bewaring van orde en rust. De inlandsche maatschappij bleef ongerept. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de volkshoofden door ons in eere zijn gehouden, hun macht en invloed door ons gesterkt geworden. De overige ambtelijke diensten, welke ons bestuur vergde, konden door hen worden gepresteerd zonder hunne positie van volkshoofd geweld aan te doen. Zij bleven rech ters overhet volk.Alleen o.a. op Banka,de Z.O. afdeeling van Borneo, waar invloedrijke volks hoofden ontbraken, stelden wij inlandsche ambtenaren aan. Hier en daar zien wij de volkshoofden, althans de hoogere, zich meer afscheiden van het volk en het karakter van ambtenaar aannemen (o.a. in deJMinahassa), een gewoon verschijnsel zoodra het bestuur Intensiever wordt. Het is nog niet zoo lang geleden, dat de particuliere ondernemer en ook de ambtenaren der speciale diensten niet als te voren sporadisch, doch stelselmatig de buiten gewesten tot hun arbeidsveld zijn gaan maken. Echter gevolgen, als op Java werden geconstateerd, zijn niet, althans veel minder te duchten, aangezien het veld nog vrijwel maagdelijk is en de lessen op Java geleerd, kunnen worden benut. Welke zijn die lessen? Zij zijn deze: Ie. Het centraal bestuur is overbelast, zelfs de chefs van vele diensten kunnen de leiding niet meer voeren, dewijl zij te veel bemoeiing Hebben met de uitvoering van den dienst. Minder nog kunnen "de departementshoofden, kan de regeering, het roer in handen houden. Allerwege overbelasting, overkropping, stroe ve werking, veel geschrijf, veel gewrijf, af stomping van initiatief. Alzoo is noodig krachtige decentralisatie in voege, dat ge westelijk en plaatselijk mag worden geregeld al hetgeen niet noodwendig aan de algemeene landsregeering moet worden voorbehou den. Wat dat laatste is, is bezwaarlijk in algemeenen zin te zeggen; de omstandighe den zullen moeten beslissen en uiteraard valt daarbij vooral te denken aan werkzaam heid op sociaal-economisch gebied. 2e. De onderscheidene voor decentralisatie in aanmerking komende diensten behooren in elk gebied harmonisch samen te werken onder de leiding en de bevelen van het gewesvrucht: hoe sterker de wil tot erkenning zich openbaart, des te grooter ook de pressie om zich weer te verlossen van deze erkenning. Want nimmer ware het anders mogelijk ge weest, dat in deze enkele jaren naden gruwelijksten oorlog der menschheid, het meerendeel reeds nu zij n geheele tragische ervaren dezer vijf jaren en zijn geheele erkenning vergeten schijnt Laten wij ons in alle oprechtheid bezinnen. Toen de oorlog ten einde neigde, beleefde Europa een wonderbaar oogenblik. Het sedert honderd jaar gedroomde sterren beeld van de vereenigde staten van Europa, van den vreedzamen volkenbond, verscheen telijk bestuur zooveel mogelijk los van het centrum der regeering. Vanzelf be hooren de gewesten zoodanige uitgebreid heid te bekomen, dat elke diensttak een door ligging en begrenzing, oppervlakte en zielenaantal genoegzaam groot ressort vinde om zelfstandig te kunnen zijn, derhalve ook om behoorlijk te worden ingericht. Hieruit volgt, dat de tegenwoordige gewesten van Java en enkele in de buiteneilanden te klein van omvang zijn. Er gaan wel stemmen op tegen verdere samentrekking dertegenwoordige gewesten van Java op grond van traditie, doch de ervaring heeft wel geleerd, dat die samentrekking zeer wel mogelijk, ja noodig is. Java's indeeling in gewesten dateert nog uit den tijd van slechte, althans trage ver keersmiddelen en van het cultuurstelsel. De ervaring heeft aangetoond, dat voor de meeste diensten eene verdeeling van Java in drie tot vijf inspecties" de beste is, samenvallende met even zoovele gewesten. 3e. Het europeesch bestuur op Java is, als zijnde berekend op rechtstreeksche bestuurs voering, veel te sterk ; het houdt het inland sche bestuur opden achtergrond.Het europeesch bestuur worde zoover ingekrompen als vol doende is voor het geven van leiding aan en het houden van toezicht op het inlandsche bestuur. Het laatste mag niet staan tegen over of vreemd van het eigen volk ; het moet we'rkelijk volksbestuur worden. Hierover da delijk meer. 4e Sociale arbeid uitgaande van de overheid kan niet welslagen, indien de ingezetenen dien niet dragen en er niet toe medewerken. Er is, hoe zeer veel goeds is verricht en tot zegen werkt, te veel van bovenaf bestuurd,opgedrongen,ongevraagd,onbegrepen,dikwijts overhaast en met miskenning van onderlinge verhoudin gen, van draagkracht, van volkseigenaardigheden. Er is bovenal te veel gegeneraliseerd, te eenvormig gewerkt. De individualiteit, die ook in Indië geldt, is niet voldoende in het oog gehouden. De speciale ambtenaren dach ten en denken soms te veel aan de zaak, te weinig aan de personen voor wie hun arbeid geldt. De bevolking is niet meer lijdzaam; niet voor niet is er réveil; de oosterling begint voor zijn menschenwaarde erkenning te vragen. En de westerling, de niet-inlandsche ingezetene eischt allang stem in de zaken, die hem aangaan. Dit alles is overbekend. Men kan verschillen in meening over tempo en vorm in het geven van zeggenschap aan de burgerij van Indië, over dat geven zelf be staat eenstemmigheid. Het is die overtuiging welke doet zoeken naar een veld van autonomie en medebestuur der ingezetenen en dit doet vinden in het regentschap op Java en de op eene lijn daar mede staande onderafdeeling buiten Java, tenzij er inlandsche rechtsgemeenschappen zijn, groot genoeg voor een geschikt arbeids veld. En waarom het regentschap? Omdat het historisch een eenheid van bestuur is, economisch veelal een samenhangend geheel vormt met de hoofdplaats daarvan als handelsintellectueel-ambtelijk en ook godsdienstig middelpunt. Ook de onderafdeeling in de buitengewesten is min of meer geworden een bloot administratief begrip, kan in elk geval bij herindeeling een goed autonoom geheel vormen. In dat regentschap, in de onderafdeeling afgevaardigden der ingezetenen bijeen te min ' mro TIEZEIIIII AU 'VAN DER HOOP'. MEUBELBKWARINQTRANSPÖRT MIJ. AMSTCNDAM 1U.BVM plotseling stralend aan den horizon. Met ont zetting zagen plotseling miljoenen het vreem de bloed aan hunns handen, alles in hen was bereid, zijn hartstocht nu aan hooger doel, dat der verbroedering, der laatste eenheid, te wijden. Dit oogenblik van grootsch erkennen, dit «ogenblik, waarop de waarheid als een milde maan voor een uur tusschen de wolken van haat en verblinding te voorschijn trad, heben wij nog maar kort geleden beleefd. En in hoopvolle dwaling bevangen, meenden wij, dat de zielen, die eenmaal deze klaarheid huns harten en deze hooge hemel van waarheid aanschouwd hadden, deze erkenning ook nimmer weer zouden doen verduisteren. En toch hebben wij het nog minder begrijpelijke beleefd, dat deze uit het diepste lijden geboren waarheid, nadat de volkeren, de naties, nau welijks weer eenige rust en vroolijkheid en traagheid hadden, voor altijd onderging. Slechts een korte spanne tijds is er sedert dit oogenblik van bezinning verloopen en weder leven wij in den ouden waan. Strakker dan ooit bakenen de staten zich af, de generalen, zelfs de overwonnenen, zijn weer tot helden geworden, de beschimmelde frases dienen weer tot brood des levens. Op nieuw laten de volkeren zich begoochelen ; zij zouden bedreigd zijn door den buurman, zij moeten zich strijdvaardig maken, hun eer gebiedt hun dit alles, en zoo marcheeren ze weer in uniform, laten de vlaggen wapperen en bouwen kanonnen, innerlijk reeds bereid tot het oude bloedige en waanzinnige spel. Hoe was het mogelijk? vragen we ons af, wij die den omme zwaai beleefden. De aanvang is duidelijk: de schuldigen en verantwoordelijken in alle landen, die de waarheid vreezen, hebben zich tegen haar verzet en verhieven zich van land tot land weer in den leugen, maar nooit had hun dit meedoogenloos, politiek spel der zelfhandhaving kunnen gelukken, ware niet in de menschheid met haar spookachtige matheid, haar zieletraagheid, een helper ontstaan dit mystiek verlangen, de waarheid te vergeten. Men vrage een boekhandelaar: deze zal U zeggen, dat op het oogenblik geen mensch meer oorlogsboeken verlangt te lezen, dat het publiek de gewichtigste documenten tot erkenning der waarheid niet meer noodig vindt. O neen, niet lezen, niet hooren, niet zien, niet de waar heid in geschreven letters en gesproken woor den, niet in de gestalten der kreupelen, der weezen, der werkeloozen, neen, vergeten, tot iederen prijs vergeten; slechts luid hoera brullen om het geweten te overschreeuwen, om niet de eigen stem te hooren, slechts voort ijlen in vurige vlucht van de werkelijkheid naar het plezier,,den leugen, den droom. Maar weg van de waarheid! , | HUI nllllllllMII IHIHHIIIIIIIUI Illllllllltt l l roepen tot regeling en uitvoering van al het geen speciaal dat ressort aangaat, is het vraag stuk van heden ten dage. Het inlandsch bestuur in nauw verband daarmede te bren gen, den regent of in de buitengewesten een inlandsch hoofdambtenaar te maken tot voor zitter, de districts- en onderdistrictshoofden tot uitvoerders,zij de weg om het inlandsch bestuur te maken tot een bestuur, dat het vertrou wen, het oor der ingezetenen kan hebben. Ook het nieuwe gewest, centrum van be hartiging der bestuurstaak in een economisch of politiek goed samenhangend deel van In dië schenkt een arbeidsveld aan de medezegging der ingezetenen. Die medezeggenschap behoeft niet allerwege even ver te gaan, op Java en Sumatra het verste. 5e. Het europeesch bestuur blijve gehand haafd als het orgaan der regeering zoolang Indië wordt bestuurd onder toezicht van Nederland. Daar is bovendien nog een groot gebied buiten Java, hetwelk vooralsnog niet rijp is voor autonomie van eenige betee kenis, behalve wellicht enkele hoofdplaatsen of onderafdeelingen. Wat daar voor den europeeschen ambtenaar te doen valt, wordt duidelijk als men den reeds door hem verrich ten arbeid ziet. Het is wel typisch het verschil te zien tusschen de net onderhouden, fraai aangelegde steden, markten e. a. buiten Java, vergeleken met die op dit eiland zelf. De euro peesche bestuursambtenaar op Java is, was althans, in hoofdzaak administrateur met be hulp van hem karig toegemeten fondsen te mid den van eene streng feodale domperige maatschappij.uiterst beperkt in initiatief. Zijn collega in de buitengewesten daarentegen zag zich niet belemmerd door tal van verbodsbepalingen en voorschriften, gevolgen van den centralen bestuursvorm der 19e eeuw; hij vond kassen der inlandsche gemeenten die on der zijn toezicht werden gevuld en nuttig aangewend met eene groote-mate van vrij heid. Daar is een frissche geest, er waait een frissche wind over die buitengewesten ; geen aan oude vormen gehecht inlandsch ambtenarencorps zette een domper op het land. De regenten op Java hebben voor oogen te houden, dat hunne toekomst steunt op den wil om alle denkbeeldige muren en voetstuk ken af te breken welke reeds lang op instorten staan. De buitengewesten hebben den last der tradirie niet; van meet af aan kan de inlandsche bestuursambtenaar zich daar stel len op het standpunt : voorganger van hef volk en niet anders of meer te zijn. Ook op Java blijft echter de europeesche bestuurs ambtenaar noodig voor het geven van moreelen steun en raad aan de regenten, voor het overzien van de behoeften in hun ressort en het toezicht op het welslagen der nieuwe organisatie. Eerst als het inlandsch bestuur zal getoond hebben volgens democratische be ginselen te kunnen besturen, zal er aan ge dacht kunnen worden, de voogdij geheel achterwege te laten. Men verwachte dat echter niet te spoedig. Een eeuwenoude feodale maatschappij als de javaansche zal, hoe verlangend zij er ook naar moge zijn, zich niet spoedig thuis gevoelen in daadwerkelijke autonomie, welke toch veronderstelt ge meenschapszin en een goeden blik ook buiten den kleinen kring der desa. 6e. Nog blijft over de inlandsche gemeente, de meest primaire inlandsche belangengeEn dit, ja dit maakt onzen tijd zoo schrikke lijk tragisch, zoo afgrijselijk en zoo hopeloos, dat zijn geloof niet echt is, dat in alle natio nale en politieke idealen, die nu .zoo luid verkondigd worden, ergens een valsche toon klinkt en zij uit het een of ander oogmerk en niet 'uit het innerlijk voortkomen. Er zijn tijden geweest, waarin de nationale waan een kinderlijke en argelooze, een reine en onbewuste schoonheid had. Zelfs 1914 was nog vol van zulk een kinderlijk vertrouwen. «r^»>!^«t a'y*,; .?'*..<-, Als toen ieder volk geen enkel had den werkelijken oorlog gezien, geen enkel ook slechts in fantasie een blik geworpen in zijne afgronden meende, dat het overvallen, verraden was en zijne broeders en medeburgers in gevaar, geloofden zij dit oprecht en waren zij onbewust slachtoffers van hun rein ver trouwen, f !?'»« De tegenwoordige menschheid echter mist dezen waan. Zij heeft eenmaal van den boom derkennisdebittere vrucht geproefd en weet den leugen, die er achter de woorden van 1914 school. Er is geen afgevaardigde in welk dan ook van Europa's parlementen, die deze een voudige waarheid, die zelfs een zevenjarig kind begrijpen kan als ze hem verklaard wordt, niet kent, namelijk, dat ons Europa niet anders in staat is, zich economisch te herstellen dan door broederlijke vereening; dat wij 20 mil joen menschen gebruiken als nutteloos be taalde beambten en soldaten om ons wederzijdsch wantrouwen te voeden en dat wij hier mede alle onze Staten te gronde zullen richten. Ieder dezer afgevaardigden weet, dat deze oorlog voor Europa was, wat de Peloponnesische oorlog was voor Sparta en Athene: het oogenblikkelijk succes eener partij, in waarheid echter de ondergang van een gansche cultuur. Ieder weet het en geen heeft den moed het te zeggen; allen spreken ze weder van bedrei ging van het Vaderland en nationale eer, maar evengoed als zij hun geloof, mist de wereld haar vertrouwen en een spookachtige nevel van leugen spreidt zich over onze dagen. Onze wereld is duister geworden, omdat zij het duister der vergetelheid wilde, omdat zij de waarheid, die zij eenmaal had erkend, niet langer dragen wilde. Tragisch is de toekomst! Over de aarde ligt weder de oude sluimer, nog bewogen echter door de wilde droomen des bloedigen daags. Onrustig gaat de adem der volken en als zij zich in droom verroeren, kletteren dikwijls reeds verraderlijk de wa penen. Tevergeefs blikt het verstand in deze duisternis, door geen enkel woord te verlich ten, in dezen zwaren slaap, door geen waarschuwenden roep te wekken.Het moet onmach tig erkennen, dat in deze vlucht naar de ver getelheid, in dit eeuwige wegvluchten der menschheid van hare edelste idealen, blijkbaar een diepere zin ligt. Maar indien dit dan het noodlotder mensch heid is, steeds weer terug te vallen in den waan der verdeeldheid, dan nog bijft het de eeuwige plicht der wakende geesten te waarschuwen en weerstand te bieden aan het onvermijdelijke. Iedere ervaring is zinloos, voor zoover zij vergankelijk is en weer verloren gaat, iedere waarheid is nutteloos indien zij weer vergeten wordt. En daarom moet het de levenstaak der wakenden zijn, de eenmaal erkende waar heid vast te houden, en niet af te laten met te herinneren aan het sterrenbeeld boven onze hoofden, om voorbereid te zijn op de heilige stonde van de verbroering. KREKELZANG TOEKOMST Wispelturig kan 't worden In den Amsterdamschen Raad, Als het wrochtende gezelschap, Aan het stad-beheeren gaat. Als de wel-gevooisde Zaurbier, Zich verweert per aanplakbord, En er niets dan: Tegen kiesdwang!" Op zijn borst gelezen wordt. Tot de man 't niet kan houden En gebruik maakt van zijn mond, Angstig spookt de geest van Had-Ie", Dan de holle Raadszaal rond. Maar nog dwarscher en benarder, Zal 't gaan bij Bee-en-Wee. Amsterdam zal wat beleven; Groote dagen maakt het mee. De Miranda, Wibaut, Vliegen Hebben heel wal kostbaars klaar. Vele welgemeende proeven, Nemen ze het komend jaar. Als de Vlugt, de burgervader, Van den zorg niet verder kan, Zal hij zeker troost gaan zoeken Bij collega Zimmerman. Wijnkoop, die zijn Moskou-fractie Zoo verdrietig slinken zag, Komt met dubbel-koolzuur-woorden Voor de socie's voor den dag. Dokter Vos, de vrijheidsbonder, Js de welgeplaatste whip". Hij bezorgt door nee" te zeggen, Heel den Raad de kille pip. Kleerekooper's ,,Even lachen" Wordt per dosis weer geloosd. Eeflang wordt hij mede-werker Aan den rosen Haagschen Poost. Allen komen met het hunne In den Raad van Amsterdam, Allen meenen ze het ernstig Met zijn lieve boterham. J. H. SPEENHOFF HiiiiiiiimniiiMiiiiiiiiimiiiiiw UNIE BANK voor NEDERLAND on KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENHAGE, TILBURG, LEEUWARDER, OISTERWIJK. UDENHOUT, LOCHEM en BORCÜLO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEKARANG, BANDOENG, HEDAN e* WELTEVREDEN. meenschap, pok hier is gebleken, dat hervor ming noodig is. De hoofden van die gemeenten zijn in menig opzicht zooveel ambtenaar ge worden, dat zij niet altijd meer de vertrou wensmannen der bevolking zijn. Terwijl bui ten Java de dorpsbevolking door hare oudsten geregelde aanraking met de hoof den heeft, is die schakel op Java in den loop der tijden weggevallen. De inlandsche gemeente behoeft een orgaan naast het hoofd, een raad, althans een vertegen woordiging van de ingezetenen, onder den voorgang van hei gemeentehoofd, tot regeling van alle dorpsbelangen en behartiging daar van bij het bestuur. Het laatste make van het dorpshoofd niet, althans zoo min mogelijk gebruik ten behoeve van zuivere overheids belangen. Het toezicht op de inlandsche gemeenten zal bij een regentschap- of onderafdeelingsraad berusten. Komende gebeurtenissen werpen hare schaduw vooruit. Het is een aan Indië eigen verschijnsel dat dikwijls spontaan is voorgevoeld en verwezenlijkt hetgeen in eene latere organisatie past. In 1903 maakte de wetgever het mogelijk landsgelden af te zonderen voor bepaalde doeleinden en het beheer daarvan op te dragen aan ,,locale raden". Achtereenvolgens zijn in het leven geroepen gemeenteraden in alle groote en vele kleinere steden en binnen plaatsen ; eveneens boogt elk gewes van Java op een gewestelijken raad, terwijl, zoo waar, reeds eenige onderafdeelingen buiten Java ook een raad hebben. Al die raden beheeren in hoofdzaak slechts openbare werken ; voorts zijn zij bevoegd alles te doen in het belang van hun ressort, waartoe een autonoom lichaam in staat is. Als proefneming voor het geven van medezeggenschap aan de ingezetenen, als leerschool en toetssteen hebben die raden groote waarde. Echter, geplaatst als het ware los, maar dan ook te midden van een streng ambtelijk geregeerd land, is de werkingsfeer dier raden beperkt. De regeering heeft hen stellig tegemoetkomend behandeld, doch zij passen niet in het huidig bestuursstelsel; overal ontmoeten zij hinderpalen. Eerst als het geheele bastuursstelsel volgens democra tische beginselen zal zijn opgebouwd, kunnen die raden tot hun recht komen. Een anderen stap op den nieuwen weg deed de Indische wetgever door de uitvaardiging van inlandsche gemeenteordonnanties, welke, op het voetspoor der nederlandsche wet, regelen stellen voor het beheer der gemeenten. Voorzoover de buitengewesten aangaat, voor zien die ordonnanties reeds in de vorming van' inlandsche raden, samengesteld deels volgens de oude instellingen, krachtens ge boorte of leeftijd, deels krachtens de volks keuze. De regeering bereidt verder voor eene ver ordening, welke die gemeenten de bevoegd heid geeft belastingen te heffen. Weliswaar bestaan er in zeer vele gemeenten reeds kassen gevormd uit retributies, geldboeten, ook vrijwillige of half gedwongen bijdragen, maar aan eene regelmatige, billijk verdeelde, verplichte heffing ontbreekt nog de rechts grond. Een andere stap is de sedert enkele jaren totstand gekomen aanvulling van het Indische regeeringsreglement met een artikel, hetwelk mogelijk maakt de instelling van waterschap pen, d. z. autonome bevloeiingsgebieden als zoodanig onder het bestuur van een raad van belanghebbenden met bevoegdheid om lasten op te leggen. Het bevloeiïngsprobleem is wel een der meest op den voorgrond tredende in een van den landbouw afhankelijk land. Eindelijk nog zij vermeld de z.g. ontvoogding van net inlandsch bestuur op Java, zijnde een regeling, krachtens welke allerlei bestuurs functies der europeesche ambtenaren worden overgedragen op den regent. Mitsdien treedt dientengevolge de regent op den voorgrond; hij en zijne ondergeschikten hebben de uit voering van velerlei ambtelijke voorschriften, behoudens leiding en toezicht der europeesche ambtenaren. Eerste stap om het inlandsch bestuur in eigen en der bevolking oog te verheffen. Het vorenstaande is een poging om een uiteraard slechts zeer oppervlakkige schets te geven van het stadium waarin de oplossing van het binnenlandsch-bestuursvraagstuk in Indië thans verkeert. Buiten bespreking is gebleven de verhouding der ingezetenen tot het centraal bestuur d. i. de positie van den volksraad zooals die is en zoude moeten en kunnen zijn. Dit is een ander vraagstuk, ontegenzeggelijk gewichtig, doch minder dringend althans voor de groote massa en voor de bestuursvoering zelve. Daarentegen is wel actueel de wijze van samenstelling van de regentschaps- en onderafdeelingsraden, t. w. al of niet zuiver inlandsch of gemengd, een punt waarover al heel wat is gesproken en geschreven en dat om die reden hier slechts terloops wordt vermeld. Ten slotte nog een enkel woord over de zelfbesturende landschappen 2). De tijd waarin de europeesche ambtenaren niets anders te doen hadden dan toezicht uitoefenen op de vorsten en landsgrooten is reeds voorbij ; krachtig uit zich de wensch der Indische re geering, .dat die landschappen zullen worden bestuurd op de basis van een jaarlijksche begrooting van inkomsten en uitgaven en dat aan een raad, gevormd uit landschapsonderhoorigen en niet-inlandsche ingezetenen, stem worde gegeven bij de vaststelling van die be' grooting. Omtrent de eigenaardige verhouding van die landschappen tot het Indisch gouverne ment, beheerscht door traktaten of z.g. korte verklaringen, zij slechts vermeld, dat de eerste geen gezag hebben over niet-inlandsche inge zetenen, en in hun bestuur zich hebben te richten naar het voorbeeld van het indisch gouvernement. Hoe die zelfbesturen zich verder zullen ontwikkelen, moet de tijd leeren ; waarschijn lijk zullen zij mettertijd een zelfde beeld te zien geven als de autonome onderdeelen van het rechtstreeks bestuurd gebied. H. CARPENTIER ALTING 1) Buiten beschouwing blijven die streken waar de bevolking nog half of geheel nomadisch leeft, ofschoon ook daar hoofden als stamfamilie of lunshoofden den schakel van bestuur met bevolking vormen. 2) Dat zijn de vorstenlanden op Java en de inlandsche rijken en rijkjes en landschappen welke niet behooren tot het rechtstreeks be stuurd gebied.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl