Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 2 Juli
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. K E RN K A MP
Kedaetpuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
HET PAM-VRAAGSTUK
Nu de onderhandelingen over het
onbebouwde gedeelte van den Dam
afgesprongen en de verbintenissen ver
vallen zijn, waardoor Amsterdam weder
de vrije beschikking over het terrein
heeft verkregen, meenen wij goed te
doen nogmaals de aandacht te vragen
voor de geschiedenis en de bestemming
van cjit plein. De lezers vinden in
djt njjmmer artikelen van de heeren
Brugmans, Walenkamp en Weissman,
dte het vraagstuk van historische en
aesthetische zijde belichten.
INHOUD: 1. De Kabinetscrisis, door Prof.
Dr. G, W. Kernkamp; tte Maire van Nogent,
IH, door Dr. W. O. C. Byvanck; De
geschiedenis van den Dam, door Prof.
Or4. H. Brugmatis. 2. De Dam, door A. W.
Wetesman. -^-' 3. Het Dam vraagstuk, door
M. J. Mr Walenkamp C-zn.; Nieuwe Fransche
boeken, door' t)r. C. Serrurier. 5. Voor
Vrouwen (red. Elis M. Rogge): De herrezen
TempeJ, door Elten Forest; De Dom, door
A. worp?Róland Holst; Familiedochters,
dppr Oefertn Caretsen; Uit de Natuur: Voor
de Wilde Planten, door Jac, P. Thijsse.
7, Literaire beschouwingen, door Dr. Fred.
vap edén; De Militaire Pasyenu, teekening
van Jordaan. 8. De Passiespelen, door
Anna vat] dogh?Kaulbach, met teekeningen
van Is. yap «lens;'Financien en Economie:
Het Verslag der Nederlandsche Bank, door
J. D. SanÖltiano. 10. Schilderkunst
Kroniek, door A, Pjasschaert; Eldorado,
teekening van George van Raemdonck;
Feuilleton: Een sprookje, dat waar is, door
Else Feldinann ; Bwtehlandsche Humor, door
Cljarivarius. U. De Coalitiekrammer,
teekening van Joh. Braakensiek; Dikke
Menschen, door Ari; 't Schietgat, door Melis
Stolje, met teekeningen van Is. van Mens.
Bijvoegsel: Lloyd George's aanbod aan de
Valera, teekening door Joh. Braakensiek.
DE KABINETSCRISIS
' Tot nog toe placht de aanvraag om
ontslag van een ministerie in zijn geheel
igeen schijnmaatregel te zijn. De
kabi*netscrisis van de laatste weken kan
men echter moeilijk au sérieux nemen.
Zij schijnt alleen ten do.'I te hebben,
twee vari de drie regeeringspartijen tot
grooter volgzaamheid te stemmen.
De verwerping van art. 27 der inge
diende legerwet bewees, dat de meer
derheid der Tweede Kamer niet wilde
weten van het in dat artikel vastgelegde
stelsel van legerinrichting. Voor Minis
ter Pop was dit een reden om zijn cong
te nemen, indien hij zich althans niet
verantwoord gevoelde bij de indiening
van een nieuw ontwerp, waarin hij met
een ander stelsel voor den dag kwam.
Trouwens, ooit al had hij dit kunnen
doen zonder gewetenswroeging, de de
batten en de stemmingen in de Kamer
gaven hem geen enkele aanwijzing, wel
ke legerorganisatie daar dan wél een
meerderheid zou kunnen verwerven.
IHIIIIIIIHIHIIIIIIIIIII
T]/DGENGOTEN:<
DE MAIRE VAN NOGENT
III
Op tweeden Pinksterdag kwam mijn vriend
mij zijn boek brengen. Het kind van zijn zorgen
in den Ratsten tijd, de nieuwe uitgaaf en de
nieuwe vertaling van het strafvei hoor van
Jeanne
d^lZooa|s/ jjjen weet, of althans behoorde te
weten, is het heele geding, waarop haar
veroordeelirig volgde, uit de 15e eeuw tot ons en
tot de menschen na ons gekomen.in een authen
tiek gewaarmerkt verslag met alle bijlagen
van memorjes, brieven n uitgebrachte stem
mingen- tfet is een van de groote processen
der werefdgescftiedenjs.
Het mejsj'e van Domrémy, als zij aan Frank
rijk in |p nood dg jjpop op uitredding heeft
gegevejj '|p dg ygrhggrspliende Engelschen
|etj0mgn enin
Kanf'YÊFd»verdedigt er
inden, tegenover de
heeft
den def
haar
?geeste
onde
toovei
Rouaa'n
Toen Was
in <?en ?*"
De
bezwaren^nTlBHöi
nomen en
j----^--'-gen om U
kerker^fefl ., . .
zaken, Wg 'tiflm
ouderwet^pne wijs.
De partijen, die tezamen art. 27 hadden
verworpen, waren alleen eensgezind in
de overtuiging, dat het stelsel van den
Minister niet deugde, maar dit was dan
ook het eenige cement, dat de oppositie
samenhield. De anti-revolutionairen en
christelijk-historischen hadden hunne
oplossing van het legervraagstuk aan
geboden in het amendement-de Mont
ver Loren, dat echter alleen de stemmen
van de zooeven genoemde partijen ver
kreeg. De sociaaldemocraftn en com
munisten willen Nederland laten vór
gaan met de ontwapening en behoeven
zich dus het hoofd niet te breken met
het bedenken van eenig stelsel van
legerinrichting; zij keuren ze alle af.
Van de vrjjzinnig-democraten kent
men de voorliefde voor het volksleger ;
maar die voorliefde wordt door geen
der andere partijen gedeeld.
Zoo kon de oppositie wel doen blijken
wat zij niet, maar niet wat zij wél wou.
Het is dus te begrijpen, dat Minister
Pop er den brui van heeft gegeven. Ook
al had hij het met zijn
verantwoordeIjjkheidsgevoel overeen kunnen brengen,
een ander stelsel van legerinrichting te
ontwerpen en dit aan deKamer ter goed
keuring voor te leggen, wie zou hem
hebben gewaarborgd, dat hij niet een
andermaal met de kous op den kop naar
huis zou moeten gaan?
Het verwerpen van de legerwet
want daarmede stond het afstemmen
van art. 27 gelijk behoefde echter
nog niet het aftreden van het geheele
ministerie ten gevolge te hebben. Tij
dens de beraadslaging over de wet in de
Kamer had de Regeering nog niet doen
blijken, dat zij de legerwet als zulk een
essentieel deel van haar programma
beschouwde, dat zij in een afwijzend
votum reden zou vinden om haar ont-'
slag in te dienen. Eerst op den
allerlaatsten dag viel daar niet meer aan te
twijfelen. Minister Pop verklaarde het
amendement-de Montéver Loren on
aannemelijk voor de Regeerjng" ; na
de verwerking van art. 27 verzpcht hij
namens de Regeering" schorsing der
beraadslagingen.
Toen het kabinet-Ruys zich eenmaal
op djt standpunt had gesteld, hield het
geen andere keus over dan te adviseeren
tot Kamerontbinding, of collectief ont
slag te verzoeken.
Over een advies tot Kamerontbinding
zal het niet lang hebben behoeven te
denken. Zeker, er was een conflict
tusschen Regeering en Kamer over een
belangrijk onderwerp van wetgeving;
maar de Kamermeerderheid, die zich
tegenover de Regeering had gesteld,
bestond uit de meest heterogene par
tijen, die niet alleen over staatkundige
en maatschappelijke vraagstukken in
het algemeen, maar zelfs over het spe
ciale punt, waarop het conflict was
uitgebroken, de meest uiteenloopende
meeningen hadden. De mogelijkheid
was uitgesloten, uit deze partijen een
nieuw ministerie te vormen.
Bovendien zou het belachelijk ge
weest zijn, een verkiezingsstrijd uit te
lokken met dezen inzet: een legerin
richting volgens het stelsel-Pop of vol
gens het stelsel der christelijk-histori
schen en anti-revolutionairen?
Belachelijk, omdat men het land niet
in rep en roer brengt over twee stelsels
van legerinrichting, die elkaar nu niet
zoo heel ver ontloopen; maar het zou
ook, althans van het standpunt der
Regeering gezien, gevaarlijk geweest
zijn. Want een verkiezingsstrijd over
het legervraagstuk zou in onze dagen
een dieperen inhoud hebben gekregen
dan de straks genoemde inzet eraan
zou hebben gegeven. Niet over de
vraag: welk stelsel van legerinrichting
verdient de voorkeur? zou die strijd
dan zijn gevoerd, maar over de vraag:
moet Nederland weerbaar blijven, dan
wel zich ontwapenen? En het zou dan
vermoedelijk blijken, dat de ontwape
ningsidee ook buiten de kringen van de
partijen, die haar op haar programma
hebben geplaatst, een groot aantal aan
hangers heeft gekregen.
Viel er dus, om allerlei redenen, ook
nog om andere dan de genoemde, niet
aan Kamerontbinding te denken, dan
bleef er .voor de Regeering niets anders
over dan een verzoek om collectief
ontslag. - ?, f
Het is werkelijk niet alleen de ver
werping van de legerwet-Pop, die haar
tot dit besluit had kunnen brengen.
In de laatste maanden is duidelijker
dan ooit aan den dag gekomen, dat de
eenheid van Christelijke beginselen, die
tusschen de partijen, waarop de tegen
woordige Regeering steunt, heet te
heerschen, geen waarborg biedt voor
gelijkgezindheid in de voornaamste
staatkundige en maatschappelijke
vraagstukken.
Noch op het gebied van belasting
wetgeving, noch in- het jfegervraagstuk
kan de Regeering ten vjpJJt rekenen op
den steun van de partijen, uit wie zij
is voortgekomen. Bij 'sociale aange
legenheden valt het hoe langer hoe
moeilijker, de kloof te overbruggen
tusschen de conservatieve en de de
mocratische leden van de verschillende
fracties. Slechts onder hoogen druk
het is nog onlangs gebleken bij de be
handeling van de successiewet in de
Eerste Kamer kan de vereischte
meerderheid voor allerlei wetsontwer
pen worden verkregen
Z.lfs bij zuiver principieele onder
werpen heerscht verdeeldheid in eigen
boezem. Ter wille van den lieven vrede
doet de Regeering concessies, nu eens
aan de anti-revolutionairen (het
ontwerp-Zondagswet), dan weer aan de
Roomsch-Kathol eken (de voorgestelde
opheffing van het processieverbod);
maar zij vindt de partijen, op wie zij
iltmiiliiMiiiii
iliiliiiiiliiiiiniiiiiiiiiiii
enf anden, tegenover de
«?$-& nflW'si«e- ?JJ
|njs wèpn? fetterjj en
BÖSfaBêl wacht haar, in
(Jaarvai) n te veldg
e geVangenis.
'ap het werk niet hun
'den in dank
aangeJ?a^4gp andere
dm|n aan een duister
?ünaal voor
geloofsPinjfster vieren op
In de buurt van den Pont Neuf aan de
Seinekade,?bijna zou men zeggen, als men niet
tegen eenige overdrijving opziet, onder de
bescherming van dien Franschen koning die
de welvaart van zijn volk voor oogen hield
en die ieder van zijn onderdanen een lekkere
kip bij zijn maal gunde, daar staat nog
altoos in zijn nederige woning de wijdberoemde
gaarkeuken die den naam draagt van den
doorluchtigen zeevaarder der achttiende eeuw.
De Engelschen uit het midden van de vorige
eeuw die naar Parijs gingen vooi de
Vioolijkheid en die er zich thuis gevoelden, hebben de
reputatie van het huis gemaakt, en het heeft
haai opgehouden, doo. alle wisseling van tijden
heen, hoe ook het gezelschap, dat men er treft,
moge zijn veranderd, om de echtheid van de
spijzen die er worden opgedragen.
Wat voor herinneringen waarden er voor
ons, voor mij, niet rond, in de lape intieme
vertrekken van het restaurant van dagen,
lang, ja een geheel menschengeslacht geleden !
Daar had ik vriendschap gesloten en beklon
ken met John O. Neill, den vriend en mede
werker van Henley, daar had Moréas zijn ver
zen gereciteerd en Marcei Schwob had van
zijn plannen verte.a en Jules Renard had ons
aangekeken met zijn ironisch sta enoe oo°en
onder het hooge, dreigende voorhoofd. Was
het niet PaulClaudel, die ons daar had bezig
gehouden met zijn liefde voor de voorstellingen
van het Indisch theater, in den tijd dat zijn
roem alleen nog rustte op zijn Tête d'Or, en
was het niet Maurice Pottecher, Claudel'i
enthousiaste vriend, toen, die er zijn ideeën
gaf over het spel in de open lucht?
De groote opruimer was gekomen en had de
menschen weggejaagd en verstrooid.
Wij beiden, oude vrienden, zaten aan de
weivoorziene tafel, zeker en gerust in de eens
gezindheid van onze gedachte. Er was een
mannelijke ernst gekomen over de trekken van
Pierre Champion's ezicht, sinds ik hem in
zijn strevende jeugd had gekend, maar de
eenvoudige rondhek. en goedheid was geble
ven. Dat is genoeg voor een samenzijn.
Ik geloof, er werd meer aandacht gewijd aan
het voorgezette eten en aan den parelenden,
prikkelenden wijn dan aan de belangrijkheid
van het onderhoud. Die was niet van noode,
want eigenlijk waren reeds de wanden van
de kamer met mij in gesprek. Het pas uitge
komen boek en zijn inhoud werd nauwlijks
aangeroerd.
Ge zult zien", zeide Pierre mij, ik heb
het aan broeder Edpuard opgedragen. Mijn
vader drong indertijd bij mij aan om het
proces van Jeanne d'Arc nieuw uit te geven,
ik had tegenover hem een p'icht te vervu len.
Hij heeft het werk niet voltooid mogen zien ;
de broeder treedt nu in zijn plaats. Zal de
inleiding <. ie ik voor het geheel heb geschreven
wel voldoen aan de tradities en conventies van
geleerdheid? Ik twijfel er aan en toch heb ik
er degelijk rnijn best op gedaan, maar aan
t eind zijn mijn herinneringen van den grooten
oorlog met mijn pen er van doorgegaan, en ik
heb mijn woorden misschien wat te persoonlijk
gehouden.
Wat weerga, in de loopgiaven heb ik aan
het ding gedacht; er mocht toch wel een spoor
daarvan aanblijven ! Maar de zuivere leer
houdt niet van vermenging van genres. Alsof
Jeanne zoo rechtzinnig was in de leer, en zijn
er niet meer genres door elkaar gemengd in den
laatsten tijd?"
De wijn", zei ik, tintelt te verlokkelijk
om zich daarmee het hoofd te breken".
Laat ons een nieuwe flesch nemen", merkte
de tafelgenoot op, en dan een vroolijk stuk
gaan zien".
Nu aan vroolijkheid mankeerden 't de drie
bedrijven van Le Grand Duc niet, de komedie
van Sacha Ouitry, auteur en acteur, die wij in
zijn theatre Edouard VII gingen zien, door
hemzelf opgevoerd.
De grootvorst, een Russisch exemplaar door
de revolutie geruïneerd, maar des ondanks
overtuigd gebleven van zijn rang in het heelal,
werd voorgesteld dooi Lucien Gu.try, Sacha's
vader ; hij verwaardigt zich les in 't Engeisch,
dat hij niet kent, te geven aan de dochter van
een profijttrekker uit den oorlog, die er op is
gesteld zijn kind een voorname opvoeding te
laten genieten. Zoo wordt den schatrijken
burgerman ook de raad gegeven dat het meisje
voor haar houding de oefeningen volgt bij een
onderwijzer in de gymnastiek. Een jong man
doet zich daarvoor op, geen gymnast: het is
hem te doen om de hand en het fortuin van*"
het charmante, niet al te naïeve kind.
Inderdaad maar een mager gegeven, en
psychologie zit er volstrekt niet in ; des te
meer komt het aan op het spel der vertooners.
moet steunen, niet altijd bereid haar
op dien weg te volgen. Het
ontwerpZondagswet ontmoette bij de Katho
lieken een verre van gunstig onthaal ;
trouwens, ook Minister de Visser heeft
getoond, er niet in elk opzicht mede in
te stemmen. De bij de voorstellen tot
grondwetsherziening geopende moge
lijkheid, dat processies ook gehouden
worden in streken, waar zij tot dusverre
verboden waren, heeft van
christelijkhistorische zijde een felle actie uitge
lokt, die de tegenstelling tusschen
Roomsen en Protestantsch in ons land
weer scherper dreigt te maken. De vrees
voor het wassen van Rome's macht
heeft in de Protestantsche kringen der
coalitie den twijfel doen rijzen, of het
samengaan der kerkelijke partijen nóg
langer mag worden bestendigd. De
anti-revolutionairen en christelijk-his
torischen zouden vermoedelijk zich
meer meegaande hebben betoond in het
legervraagstuk, wanneer zij niet ge
prikkeld waren geworden in hunne
kerkelijke gevoelens.
Zoo zou er voor de Regeering alle
reden zijn geweest om, de som trekkende
uit de politieke gebeurtenissen van het
laatste halfjaar, tot het inzicht te ge
raken, dat zij behoorde heen te gaan.
Niet om het gebeurde met de legerwet
dat had alleen de druppel moeten
zijn, die den emmer deed overloopen
maar omdat zij gevoelde, dat de tijd
voorbij was voor een coalitie van de
Christelijke partijen.
Het verloop van de crisis heeft echter
aangetoond, dat dit inzicht nog niet het
hare is. Minister Ruys heeft de op
dracht aanvaard tot formatie van een
nieuw kabinet, dat van het oude niet
veel zal verschillen ; op het oogenblik
is alleen nog onzeker of er, behalve de
heer Pop, nog andere leden van het
vroegere kabinet zullen aftreden en zoo
ja, wie.
De crisis zou vermoedelijk geen ander
einde hebben gehad, indien een poging
ware gedaan om een ministerie op an
deren grondslag te vormen. Bij de lin
kerzijde zal weinig neiging hebben be
staan, de portefeuilles over te nemen ;
de .verdeeldheid, die daar heerscht, is
zeker niet minder groot dan bij de
rechtsche partijen ; en voor een coalitie
tusschen Roomsen-Katholieken en soci
aaldemocraten, of tusschen
Vrijheidsbond en de Protestantsche kerkelijke
partijen zijn de tijden nog niet rijp.
Er is dan. ook alle reden om de ge
zamenlijke ontslag-aanvrage van het
kabinet-Ruys slechts als een schijn
manoeuvre te beschouwen. Het ministe
rie wist, dat het niet zou worden ver
vangen door een regeering van andere
staatkundige kleur; het behoefde ook
geen rekening te houden met de moge
lijkheid, dat een zoogenaamd
zakenkabinet bereid zou worden gevonden
zijne taak te overnemen, omdat, met de
verkiezingen van 1922 in het zicht, dit
weinig aanlokkelijks heeft.
Daarentegen bood de crisis-tijd dit
voordeel, dat de rechtsche Kamerfrac
ties een lesje hadden gekregen. Zij had
den nu gemerkt, wat de gevolgen kon
den zijn van het gebrek aan meegaand
heid tegenover de Regeering. Maar ook
de Regeering had ingezien, dat zij te
we|nig voeling had gehouden met de
Kanjerleden van hare kleur. En men
kan er op aan, dat in dit 'opzicht de
schade is ingjehaald jn de laatste weken !
Uit de houding van de Ropmsche
bladen valt reeds af te leiden, dat de
opheffing van li($ prpcessieyerbod van
het reggeringspj:ggramni^ js eejffeken.
Vppr wét hlport wai : 4e cftf j|
len nu in net legervraagstuk een C
Hcessie hebben gedaan aan
hunne^Roomsche bondgenooten.
Zoo is de coalitie-schotel weer ge
lijmd en gekramd. Er zitten nog jeelijke
barsten in ; maar voorloopig houdt-ie
toch weer. Hoe lang nog?
KERNKAMP
Illllllli IIIHIIIIIIIIIIIII Ullllllllllllllllll
De tweede acte, de gymnastiekles, is het
hoogtepunt. Sacha en zijn vrouw vervullen
daarin hun rollen, en wel te komischer omdat
zij niet tot het overdrevene gaan : de een van
den leeraar die niet aan zijn eigen wijsheid
gelooft en die tot zijn verwondering ziet hoe
zijn leerling met al het vuur van een eerste
inwijding zijn lessen opvolgt, de ander in haar
rol van het leerzame kind dat voor een eerste
maal wordt meegesleept tot haar uiterste
best doen.
Bij het eind van het tweede bedrijf gir.gi;ii
wij Sacha uitry in zijn acteursloge ons com
pliment maken. Zijn viouw die in een naburige
loge, alleen door een gordijn gescheiden, in
een luien stoel van haar gymnastische exercities
uitrustte, voegde zich weldra bij het gesprek.
Echtgenoot en echtgenoote, beiden, hadden
het warm gekregen, maar zij traden dadelijk
uit de theaterwereld de gewone weder binnen.
Wonderlijk hoe het intelligente, fijne gezicht
van den krachtigen, knappen jongen man op
eenmaal uit het ietwat banale masker van den
vertooner te voorschijn kwam! De wereld
van jeugdige menschen die ik, 'n dertig of
twintig jaar geleden, als hun zoo veel oudere
tijdgenoot had gekend, daar had Sacha Guitry
in het vroege begin van zijn loopbaan met
aandacht en toewijding tegen opgezien.
Hij herinnerde zich Marcel Schwob die tegen
het eind van zijn leven een mysterieuze, in
drukwekkende figuur was geworden, en hij
mimeerde op voortreffelijke wijs de gesloten
heid van Jules Renard, uit wiens hardnekkige
stilzwijgendheid, wanneer hem een oordeel
werd gevraagd, niets anders was te halen dan
een bruusk uitgestopten hm, hm.
Hoe trotsch was hij, Sacha, daarom geweest
toen Renard hem eens had erkend, na de lec
tuur van een van zijn comedies, dat hij zich
door hem van zijn stuk gebracht voelde....
Jammer," maakte ik de opmerking,, dat
Renard zich door de politiek heeft laten
meesleepen."
Och wat", zeide Guitry, geloof daar toch
niets van, hij was vastgegroeid in zijn dorp,
daarbuiten ging zijn politiek niet. Een
letterenmensch is geen politicus ; of denkt ge soms dat
bij Anatole France de politiek diep gaat?"
Ik ben blij nog eens met u over den
verDE GESCHIEDENIS VAN
PEN DAM
ledere geschiedenis van den Dam moet be
ginnen met het onloochenbare feit, dat de.
Dam geen dam is en pok nooit is geweest.
Geen plein draagt zijn naam met minder
recht dan dit, Op de Botermarkt werd vroe
ger inderdaad boter verkocht, op het Kaasplein.
kaas. Het Schapenplein, dat nu Muntpleitl
heet na vijftig jaren lang naar onze oude
koningin te zijn vernoemd, droeg terecht dien
naam ; het vormde met Osjessluis en
Kalverstraat een duidelijk bestiaal geheel. Zoo was
de Nieuwmarkt inderdaad na de vergrooting
der stad van 1585 wat het woord zegt, een
nieuwe markt. ||j
Maar de Dam is nooi$ een dam geweest.
De dam, waarnaar Amsterdam zijn naam
draagt, lag niet daar, al lag hij vlak erbij.
Dat was de Middeldam, die den Amstel
afdamde tusschen wat later Damrak en Rokin
heette; die Middeldam heet sedert het
begin der zeventiende eeuw Vijgendam;
naar analogie daarvan noemde men eenige
jaren geleden de verbreede Vischsteeg den
Visschersdam. De dam, in den Amstel werd
gelegd als het vervolg en de verbinding van
de dijken langs IJ en Amstel,; zonder dien dam
zou de bedijking van het land geen effect
hebben gehad ; het door den wind opgestuwde
IJwater zou anders den Amstel zijn binnen
gedrongen en Amstelland hebben overstroomd.
Zoo werden de dijken aan weerszijden van
den Amstel (nu de Nieuwendijk en de
Warmoesstraat) verbonden door den Amsteldam ;
voor de scheepvaart werden in dien dam slui
zen gelegd, waarvan de resten nog eenige
jaren geleden bij de ontgraving van het
midden-Dam-terrein voor den dag zijn gekomen.
Wanneer de Amsteldam is gelegd, weten wij
niet Zeker is, dat hij in 1275 bestond ; het
bekende privileg; van Floris V noemt d n
naam Amestelredamme. Men kan aannemen,
dat Amstelland in 1205 was bedijkt; de
oproerige Kennemers steken dan de dijken in
deze buurt door; of toen de dam reeds be
stond, is de vraag. Ook de vraag is het of de
dam altijd heeft gelegen, waar wij hem in
historische tijden kennen. Er is een oude
traditie, dat hij vroeger meer noordwaarts
bij de Papenbrug heeft gelegen. De heer
't Hooft heeft eenige jaren geleden aanneme
lijk gemaakt, dat wij, den oorspronkelijken
iliiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiililiiiliirHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiti IIIIMIIIMIIIIII
leden tijd te hebben kunnen spreken", ging
hij voort en besloot hij: De menschen gaan
hier zoo gauw voorbij en volgen elkander zoo
snel op".
Dacht hij aan den roem, den acteur, aan
het werk van den dramaschrijver?
Langs de Seine-kaden wandelend, keerde
ik onverzeld terug.
Op mijn kamer wachtten mij de twee deelen
van het werk van mijn vriend.
Het was laat geworden, maar de afgeloopen
dag vol van afwisselende indrukken hield mij
nog uit den slaap. Ik sloeg het boek op. Paar
was voorin geschreven een kleine persoonlijke
toewijding. De Franschen zijn keurig, maar
wat uitbundig in dergelijke dëdicaces. Men
moet hun admiration en hun respect wat ge
temperd opvatten. Hier op het eerste blad
van het Proces de condamnation de Jeanne
d'Arc vond ik ingeschreven : hommage de
tont mon coeur. Ik begreep dat hij aan dit
werk van geleerdheid zijn geheele hart had
gegeven, en dat hij mij als deelgenoot in het
werk van zijn hart wilde erkennen.
Oj die geschiedenis van het strafverhoor
van Jeanne d'Arc is heel treffend en wanneer
men haar uitvoerig hoort vertellen, gelijk een
meester als Anatole France het doet in zijn
levensgeschiedenis van het meisje van
Domrémy, dan geniet men van schrik en medelijden
en het eigen leven wordt voor een oogenblik
verruimd door een verheven achtergrond als
van een gebergte. Men vpelt zich gelukkig
en men geniet, ik zei het nog eeps, bij de be
schouwing. Maar heel iets anders js Jlet voor
den man, die in het oude handschrift letter
voor letter is nagegaan, die de mensfljen en de
omstandigheden van den tijd Jfeüt, tot pp de
kleinste sporen die zij hebqen nagelaten; hij
woont bij; hem snijden de dingen door de
zie!, hij ziet den afgrond van rn,enscti tqt piensch
die hen van elkander scheidt- En hij is zich
ook bewust, wanneer hïj werfeejijk lieeft mee
geleefd met zijn eigen dagen, van de eenheid
der geschiedenis van zijn land.
Ik kon dien nacht niet rusten voordat ik de
inleiding van mijn vriend had doorgelezen en
mijn hart met het zijne was meegegaan.
W. G. C. BYVANCK