Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Juli '21. No. 2297
K f
{Vervolg van peg. «)
mtóc|», ? 25.QÖ& Deze bate spruit
hoofdlijk voort uit Be provisie voor open en
.?'en bewaarrtenrirtgen. Uit het verslag blijkt
i niï, dat terwijl het bedrag der open
waarnemingen zoowel bij Hoofdbank als Bijkantoor
| niat onbelangrijk-toegenomen is, *) de
gefj, sloten be,waarnemingen sterk .afgenomen en
?' op 31 Maart 1921 nagenoeg geheel verdwenen
| , zijn. Bij de Hoofdbank waren op dien datum
??' nog slechts 15 pakketten .ter waarde van
| f.SfJOÓO-. 6ij de Bijtaank 7 pakketten, ter
l waarde van / 30.000.- en bij het Agentschap den
\ Haag 50 pakketten, ter waarde van / 211-.500,
\ Eene nadere verklaring van dit verschijnsel
* zoude wel wenschelijk zijn, maar mis ik in
j verslag. Zooals men zich wellicht herinneren
' zal, is bij de behandeling van de octrooi-wij
ziging in, 1918 heel wat te doen geweest
' oj«r dfe , bewaarneinirigen. De toenmalige
l Minister Treub wilde aan de Bank riet recht
-dier bewaarnemingen onttrekken en de
dt-, ffifttt der 'Bank was er niet bijster op gesteld,
'* ?OfflÉ4atdèlnkomsten nauwelijks opwogen tegen
;-; dénltiüsten (salaris vaiv personeel, en vooral de
!: ^liBterulmte). Toch was de directie der Bank
l fel hét Wang van het publiek bereid deze
l' iv«inig toönende werkzaamheid aan te houden.
?, ,Ver*BP, sop ik hier aan, dat de stijgende lijn
, cWï-onkostenrekening dit jaar hij de Bank
7* weder sterlr verlengd -is. .
Met inbegrip der storting in het pensioen
fonds en de afschHj.yJng op gebouwen en
meubelen, bedroegen de onkosten:
, 's-Crnuluii.
IHlIMIIIIIIimMlimillllllUIIIl
in
f
ca. ? 6.496.000.
4.100.000.
3.151.000.
2.668.000.
2.317.000.
2.532.000,
2.241.000.
> imiiiiiuinini
?rkend
«te (Mt bMt* «r»torklne«midd«l
mor Zftiiuwait «n Lichaam.
EEN SPROOKJE, DAT WAAR IS
DOOR
ELSE. FEUDMANN
In een nauwe steeg van het ?. ongelukkig
',' Wwnen, in een somber huis, woonde een
1 ?- ooriogsblinde met zijn vrouw en drie kinderen.
De man lag meestentijds te bed en weende met
. ? ?ijn uitgebrande oogen; een eigenaardige
':\ Wijze was 't, waarop hij had leeren weenen.
- De vrouw was door kommer en zorgen
ziels?4 ziek geworden. Het gebeurde, dat zij onder het
j werk plotseling luid begon te krijschen, zich
" aan de haren trok en als een dol beest door de
kamer rende. Dan, als de kinderen hevig
begonnen te schreien, haar aan den rok
*^" trokken, kwam zij tot bezinning, knielde zij
yfr" op den grond neer, liefkoosde de kinderen en
?£' weende zachtjes.
Van het geld, dat de vader van den staat
' A ontving voor het verlies van zijn oogen, kon de
familie niet leven. De vrouw ging buitenshuis
werken. Omdat zéechter, tengevolge van haar
zielsziekte, nalatig, vergeetachtig en verstrooid
*>f ' was, verloor ze al spoedig de meer gegoede
(?J werkhuizen, waar het alles precies toeging, en
' kon ze nog slechts het minste en vuilste werk
f' krijgen.
> *' . Hard moest ze sloven en weinig loon kreeg
-H zij,want de meeste menschen weten hun
voor\ deel te trekken van iemand, wiens geestelijke
krachten te kort schieten. De oudste van.de
drie kinderen was een meisje van twaalf jaar ;
- . de anderen waren negen en zeven jaren oud ;
* zij hadden in hun jonge leven slechts honger
en oorlogswee leeren kennen, koude en duis
ternis in den winter. Daarbij kwam nog de
schrik toen de blinde vader thuis kwam en
moeder's angstgeschrei.
Het twaalfjarige meisje had altijd al een
buitengewone zelfstandigheid bezeten, maar
nu, plotseling, scheen het geen kind meer,
maar een volwassen mensch. Ze was niet
slechts een moeder voor de kleine zusjes,
zij verdiende al geld, deed boodschappen,
hielp in een wasscherij; het kleine meisje
werkte van 's morgens vroeg tot laat in den
1916?17 4004.621.
1915?16 4292.684.
1914?15 4.119.628.
Met eenige voldoening constateer ik ook
nog, dat rekening is gehouden met eene door
mij bij de bespreking van het voorgaande
jaarverslag gemaakte opmerking en thans bij
het vaststellen van het dividend aan de ge
bruikelijke formule voor zooverte het saldo
in guldens per aandeel deelbaar is" de woor
den toegevoegd zijn rekening houdende met
de te betalen dividendbelasting".
J. D. S A N T I L H A N O.
1920?21
1919?20
1918?19
T917?18
1916?17
1915?16
1914?15
Ten slótte zij vern\eld,dat het aandeel van
dert Staat in de winst van de Bank in 1920?21
- ? 22.322.665.?is geweest, tegen ? 12.016.950
in het voorgaande jaar. in de daaraan
voor-afgaande jaren onder het vroegere octrooi,
? toen het aandeel van den Staat slechts V»was,
Is de uitkeering aan den Staat natuurlijk nog
belangrijk kleiner geweest en. was o.a.:
in 1918?19 ca. ? 8.741 864
1917?18 4.416.718
.*) Ter loops merk ik hierbij op, dat de in het
verslag van 1920?21, opgegeven bedragen
niet overeenstemmen met die van het verslag
over 1919?20. Zoo wordt in het verslag van
1920?21 de waarde der open bewaargevingen
bij de Hoofdbank op 31 Maart 1920 met
?498,785.000.?aangegeven, in dat van
1919?20 voor denzelfden datum met
? 393.539.000.?bij de Bijbank met resp.
? 236.914.000.?en ? 208.249.000.?. Waar in
eerstgenoemd verslag gesproken wordt van
nominale waarde en in laatstgenoemd alleen
van waarde, kan het verschil wellicht daarin
zitten, dat in het nieuwe verslag eene andere
wijze van berekening gevolgd is en de nomi
nale waarde opgegeven wordt, terwijl vroeger
de effectieve waarde bedoeld werd. Eene
kleine verklaring om dat schijnbaar groot
verschil op te helderen, zoude niet overbodig
geweest zijn.
MMUMWMlnlMlltMNIinillMIIIIIMII MlmmlfflIMMMMM l tlllmlHM
SCHILDERKUNST-KRONIEK
I. BATAAFSCHËCOURAGE. Als schrijver over
schilderkunst, niet litterair te zien, hoewel
letterkundig zoo nauwkeurig mogelijk be
schreven, gekarakteriseerd of vertolkt, lijkt
het volgende mij toch niet buiten mijn werk
voor de Groene" te liggen. Ik heb in een ander
blad reeds met nadruk besproken, wat ik
hier ga behandelen, maar kunt ge sommige
dingen genoeg keeren herhalen ; is elke her
haling niet altijd Bekentenis van een nieuwe
noodzakelijkheid? Ik meen
hier te schrijven over een
gebrek aan moed, wat ik
niet zonder hoon
Bataafsche courage" wil noe
men.
Een ieder in Holland
weet (het is merkwaar
dig hoe snel de meest
onbenulligen daarover zijn
ingelicht, en daarover be
angst !) dat de geldmarkt
op dit oogenblik in een
belabberden toestand ver
keert. Het is een feit;
de oorzaken daarvan te
vermoeden hoort thuis in
een andere rubriek. De
geldmarkt is slecht; de
meest hecht gewaande
fondsen yertoonen hun
ongewisheid. En Holland
zit in zak en asch. Dat
kan niemand kwaad: van
tijd tot tijd in zak en
zulke asch te zitten. Het
houdt de herinnering aan
het tijdelijke zeer levendig.
Maar. dit Holland, dit
bange Holland, begaat
dan onmiddellijk een
daad, die even dwaas is
als te begrijpen door onzes
land's aard. Het vertoont
zijn Bataafsche Courage :
het koopt gfen schilderijen
meer; het laat zijn schilders
in den steek. Het schijnt
schilderkunst als een
objet de luxe" te be
schouwen, dat het zich
het eerst en zeer gemak
kelijk ontzegt.
Het ontzegt zich, te ge
makkelijk, wat
de'eeuwigheid van ons land kan zijn.
Daartegen moet, allicht
te vergeefs, te keer wor
den gegaan. Want deze
bataafsche courage is
een dwaasheid, naast een
lafheid, en een misken- "
ning van de werkelijke waarden. Een goed
schilderij is zekerder zelfs dan de aandeelen
der Koninklijke Olie. De werkelijkheid is
grooter. Het weerstaat makkelijker den tijd ;
en mat eenig inzicht gekocht, vermeerdert zijne
waarde zeker. Bij deze gelegenheid kan een
foutief inzicht der meeste koopers (niet allen
kenners !) onmogelijk worden voorbijgegaan.
De hulp van den kundigen adviseur is iets
dat in Holland te veeT nog wordt gemeden.
Het gevolg is : groote schae, als dikwijls
verELDORADO
Teekenlnt voor '?de Amsterdammer" MOT Qeorge vort Ratmdonck
San Marino heeft zijn I.ger verJubb:ld. Het t.-lt
nu zes soldaten. N. Crt.
lllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllmilllllllllMIIIIIM IIMHIIIIII imlIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIINIIIIIIMIlllllHinnMniiiiii,,,,,,,,,,IIIHI.ir.UMIIIIfIlllltlfl
oorzaakt wordt door het advies (veel eerder
ingewonnen) van den oppervlakkigen bankier.
Het koopen van een goed schilderij, tijdig
geschied, met behulp van een zuiver advies,
zoo ge zelf geen kenner zijt is een te zoeken
genot, en, o Bataafsche courage, een geldbe
legging.
Laat dus uw schilders niet in den steek; steun
een werkelijkheid ; eer daardoo tevens uw
land in een zijner beste uitingen.
PLASSCHAERT
IIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIMI IIIIIIIIIIIIMIIH IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIII
avond om haar vader en moeder bij te
staan. Steeds grooter zorgen rustten op haar.
Naar school ging ze slechts zelden en als ze
er kwam, viel ze dadelijk in slaap. De onder
wijzer zeide daarom : er moet iets gedaan
worden voor het arme kind."
In het zuiden van Zweden woonde in een
rood huis, dat midden tusschen bloemen stond,
een weduwe. Zij was kinderloos, had slechts
een veertienjarig lam en idioot jongetje
het kind van haar gestorven zuster bij zich
in huis. Het kind had een verpleegster en werd
verzorgd' en vertroeteld als een poppetje.
Spreken kon het in 't geheel niet; het moest
gevoerd worden als een jong vogeltje ; ove
rigens was het altijd Hef en sliep het met wijd
open mondje.
Het was een groot en mooi huis, waarin de
weduwe woonde, met vele vertrekken en zoo
ver het 002 reikte, over weiden en velden, over
bosschen en zeestrand, st'-ekte de bezitting
zich wit. In de weide liepen koeien, en paarden
stonden in de stal. Er was veel dienstperso
neel, dat in de kleine huisjes rondom woonde.
In een prieel van wilde rozen hadden zij hun
etenstafel gezet.
De weduwe leefde eenzaam in haar ver
trekken. Menigmaal hoorde zij de korte,
schrille kreten van het lamme ventje, dan ging
ze wel naar hem toe en streelde zijn dorre
handjes. Zij hield van het kind, maar het was
haar als een levenloos voorwerp ; het was
schuw en menschelijk begrip ontbrak hem.
De weduwe leefde van den eenen dag in
den anderen, zij liep door de velden, sneed de
bloemen af en schikte ze in de vazen in haar
kamer, ze spon en weefde ; alle kasten lagen
reeds vol met het mooiste linnen. Het was er
een rijkdom, een overvloed, de natuur schonk
als een dolle verkwister.
Toen drong ook tot in het huis der weduwe
de kreet door, die door .gansch Zweden ging
Ra'dda Barnen l" Red de kinderen uit het
ongelukkig Weenen. Zij zat in een wit linnen
kleed, een wit oudeyrouwenmutsje op 't
hoofd (hoewel ze geen oude vrouw was) op
een bank in het dennenbosch, aan den rand
van het .strand en dacht: als ik eens zoo'n
arm kindje uit Weenen tot mij nam en
dadelijk ging ze naar binnen en schreef
naar Stockholm ; men moest haar een arm
kindje uit Weenen zenden, een meisje, een
heel arm, verhongerd kindje.
De gedachte, dat een kind in huis zou ko
men, deed haar vroolijker en gelukkiger zijn
dan ze sedert lang geweest was, het scheen,
of haar vol en toch zoo leeg huis een ziel zou
krijgen.
In haa: verbeelding zag ze overa! het kind
en zij verheugde zich erop, hoe 't door het
huis en den tuin zou rondspringen, hoe zij het
zou liefkoozen en hoe ze het opkweeken en
aardig kleeden zou. Toen echter werd ze
plotseling bedroefd. Als de zomer voorbij was,
zou het kind weer naar huis gaan, zou alles
vergeten zijn. Dat kon zij niet verdragen.
Daarom zette zij zich tot schrijven en zond een
tweeden brief naar Stockholm. Zij wilde het
kind als eigen kind aannemen, het moest
voor altijd bij haar blijven en al haar bezit
tingen zouden ook^ het kind behooren. Maar
het moest voor goed bij haar blijven, dat was
de voorwaarde.
De naam, woonplaats en het verzoek der
weduwe kwamen in Weenen en in de school
waarop het kleine meisje van den
oorlogsblinde ging. De onderwijzer las de lijst door, en
de kinderen, die naar Zweden zouden gaan,
werden ingedeeld.
Hier is een bijzonder gunstig aanbod, een
zeer rijke, kinderlooze weduwe wenscht een
heel arm, klein meisje tot zich te nemen. En
het twaalfjarige meisje werd gekczen. Toen
het thuis kwam bij ha'ar ouders en de kleine
zusjes, vertelde het, dat ze heen zou gaan.
De ouders zeiden niets ; ze waren droevig noch
verheugd, eerst schrokken zij eenigszins,
daarna schikten zij zich; iets anders konden
zij wel niet doen in hun groote armoede en
ellende.
De dag van vertrek brak aan. 's Nachts had
de moeder het eenigste jurkje gewasschen en
versteld. Alsof ze slaapwandelde nam het
kleine meisje afscheid van haar ouders, als in
een droom steeg ze in den trein, ging ze zitten
naast de andere kinderen. Toen zij door het
zonnige zomerlandschap spoorden en haar
kleine reisgenootjes juichend voor de raampjes
stonden, bleef het meisje zitten en staarde
voor zich uit. Na drie dagen en drie nachten,
nadat zij gedeeltelijk met de spoor en gedeelte
lijk met de boot gereisd hadden, kwamen zij
laat in den avond aan een plaatsje. Op den
steiger stond een prachtig rijtuig met twee
paarden. De koetsier kwam van den bok en
riep den naam van hetjneisje; daarop werd het
in het rijtuig getild; dadelijk viel haar kopje op
zij en sliep het in,zoo vermoeid en[zwak was hèt.
Den volgenden morgen ontwaakte het in
:en heerlijk wit kamertje. De zon straalde en
als groetende handen neigden de takken der
berken tot in het venster. Overal waren bloe
men en boven de deur hingen kransen van
cikenblaaren en in het midden stond met
gouden letters: Welkom klein dochtertje uit
Weenen !"
Illlllllllllllllllllllllllllllll
Spoedig reeds kwam de pleegmoeder bij
het kindje en bekeek het terwijl het in haar'
bedje lag, het magere halsje, de moede,
droeve oogjes, de kommer-trekken om het
mondje. Toen voelde de pleegmoeder een
groote smart en ze nam zich voor, het kind ge
lukkig te maken ; duizend dingen zou ze het
schenken. Dit was iets anders dan de schuwe
knaap, dit was een natuurlijk, normaal kind,
dat liefde zou kunnen ontvangen en geven.
Maar reeds den volgenden dag werd de
pleegmoeder teleurgesteld. Het kind zat maar
sprakeloos, proefde slechts van de spijzen,
toonde geen enkele vreugde.
Eerst dacht de pleegmoeder: heimwee, het
zal wel overgaan. Het kind kreeg de mooiste
kleertjes en schoentjes, het kreeg een paard,
en een piano, het mocht les nemen. Kijk,"
zeide de pleegmoeder, eens zal alles aan jou
behooren, de hof met al zijn varkens, koeien,
schapen, al het gevogelte. Als het winter is,
krijg je een sabelpels en ga je slede rijden.
Zes kasten vol met 't zwaarste linnen zijn
voor jou. En heb je het zilver gezien en het
porcelein, en het kristalwerk, en de vele
zijden costuums en oude sieraden? Zoover
je ziet, zijn velden en bosschen, dennen,
berken en eiken, twee zeilbooten op zee; in
den tuin meer dan vijftig vruchtboomen,
honderd rozenstruiken, alle soorten bessen en
groenten en varens, alle bloemen alles is
van jou.
Wil je een goede dochter voor mij zijn, mij
liefhebben en altijd bij mij blijven?"
Maar het meisje liet het hoofdje op de borst
zinken en weende zachtjes. De pleegmoeder
wachtte op antwoord. Welnu, m'n kind?"
vroeg zij, deemoedig en bescheiden, als een die
om liefde vraagt.
Smeekend hief het kind de handjes op en
fluisterde onder heete tranen : ik wou naar
huis."
Toen het niet eten wilde en nog ellendiger
werd als het al was, schrok de pleegmoeder en
stuurde om den dokter.
De dokter kwam uit de stad ;' hij was een
zeer beroemd man, zijn groote kunst was, dat
hij de ziel der menschen kon begrijpen. Toen hij
het meisje aanzag en hoorde vanwaar het
kwam, begreep hij alles en hij zeide : Er be
staat een vorm van menschelijk lijden, die
boven het dragen uitgaat; het hart kan zoo
zeer verwoest zijn, dat niets meer helpt,
geen geld noch goed, zelfs niet de sterren des
hemeis. Het kleine meisje heeft meer geleden,
dan het verdragen kon, haar zieltje is verwoest
haar gemoed is versomberd, ze is als een bloem
die verwelkt, en niets kan haar meer helpen,
noch regen, noch zonneschijn."
Ifi
iiiMiiiiiMiiiiiiiiiitiuiiiiiitiiimtiiiiniiiifiiiiMiiiHiiiiiiMi
'Eer hij vertrok, zeide hij, het kind aan haar
gedachten over te laten, misschien gebeurde
een wonder, zou het zelf gaan spreken en
vroolijk zijn. Maar hij beval, het kind te be
waken, want zeldzame dingen kunnen in een
ziek brein gebeuren
Een dag later, in den vroegen morgen stond
het kleine meisje op, waschte zich aan de
bron, trok de kleertjss aan, waarin ze geko
men was, plukte een tuil rozen in den tuin,
legde die op de ontbijttafel en ging heen.
Het liep het woud door en kwam spoedig
op den straatweg. Een boerenwagen kwam aan;
het meisje vroeg de boerin of ze haar wilde
meenemen naar de stad; de boerin verstond
de taal niet, ze nam het echter mede. In de
stad kwam ze al vragend tot aan het station,
moest eenige uren wachten en steeg daarna
in den trein. De conducteur had haar aanvan
kelijk niet gezien. Eerst in Berlijn bleek, dat
het zonder kaartje reisde, het kon niet ant
woorden, weende slechts en zeide, naar huis,
naar Weenen te willen. Den derden dag kwam
het in Weenen. Het was in 't geheel veertien
dagen weggeweest. Nauwelijks stond de trein
stil, of het sprong als een waanzinnige uit den
wagon en omdat het geen geld had voor de
tram, liep het twee uren lang, tot het ein
delijk thuis kwam.
Het trad de kamer binnen, ging naast den
vader op de stroozak zitten?de moeder hurkte
naast haar pp den grond, de twee kleine kin
dertjes vleiden zich tegen haar aan. Het
kleine meisje voelde een groote, machtige
liefde voor haar vader, die, verminkt, afschrik
wekkend leelijk, met uitgeteerd lichaam neer
lag en inplaats van met zijn oogen met den
mond weende, dien hij vertrok en samenkneep
en weer opende, zooals een visch, die, uit het
water opgehaald, de kiewen beweegt. En met
de hand streelde het meisje hem over het
vochtige, grijze haar, over het stoppelig,
afschuwelijk gelaat en het kuste de leege oog
kassen ; daarna wierp het zich op de moeder,
omhelsde de armoedige in lompen gehulde
gestalte, kuste haar door zwaren arbeid en
vorst gekromde en verwonde handen en drukte
de kleine donkere lichaampjes der zusjes aan
haar hart.
Den anderen dag zagen de buren, vol ver
wondering, het kleine meisje haar boodschap
pen weer doen, het werkte en schrobde, het
haalde de armensoep voor den vader. Toen
rekten de halzen zich hoe kon dat nu?
Daar was het meisje nu weer thuis, dat ze
als prinses in Zweden dachten.
Ja.... hoe kon dat nu?....
IIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
III nu ii uu innii ii iiiiiiumi i liiimiiiiiiiiifiiiiiim, i i
Hl ?? ?????«! IIMIlmlMUIIIHIIIIIIIIIIIIIIII Illll IIIIIIIIIMIII III Illlllllllllllllln Illlllllllllllllllf ?
(Passing Slimv)
(Passing Show)
(London Opinion)
(Punch)
Leeuwen hebben altijd vreeselijke honger, hèpa ?"
Ja, ventje".
Dan pakken ze zeker altijd 't grootste homp vleesch?"
Zeker."'
Dan ben ik niks bang voor leeuwen als u bij me
ben, pa."
Ben je goed vegsekegd, Moos ?"
Ja tegen bgand, inbgaak en
ovegstgooming."
Ovegstgooming ovegstgoomitjg? Hoe maak
je 'n ovegstgooming?"
O, ma, kijk 's! 'n Heer met 'n jongespakkie an!'
Jantje (op bruiloftsbezoek bij zijn grootouders)': Moesje,
zijn grootpa en grootma tweelingsV"
Moeder: .,Ssst! Nee, lievert."
Jantje: En hoe kant 't dan dat ze ci'r bruiloften
op dezelfde dag hebben T"