De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 2 juli pagina 8

2 juli 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Juli '21. - No. 2297 Kajafas (Püsch) DE PASSIESPELEN feekeningen voor déAmsterdammer" v&n /s. van Mens) , , Voor onze verbeelding rijst Oberammérgau, 'Daarvan wij hoorden al in on-ze jeugd, als van een bijna legendarische plaats, waar de ( OUttóMiddeleeuwsche Passiespelen werden ' vertoond^ met zózuiver gevoel en zóinnige vroomheid, dat de toeschouweis zich als op genomen voelen in de sfeer van wat hun voor «ogen \yordt gevoerd, dat zij mee beleven het gw»t-tragische gebeuren, zoodat ook de minst 'geloovige zich ontroerd Voelt. De omgeving moet daar veel toe bijbrengen en ook het weten van wie er komt als toeschou%er, hoe de opvoerenden zelf innig meeleven 4fi wat zij vertoonen, hoe het leven van de Voornaamste'figuren zelfs geheel gestemd is 'ttp die tienjaarlijksche gebeurtenis. Johannes (Roth) IIIIIIIHMlilMlllllllllllllllllllllinHHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIinMHIl DE NEDERLANDSCHE BANK IN 1920/21 Toen in het begin" van 1918 de gewijzigde voorwaarden bekend werden, waarop het octrooi der Nederlandsche Bank voor een tijd vak van 15 jaar verlengd zoude worden, werd vrij algemeen verwacht, dat eene belangrijke vermindering van het voor aandeelhouders be schikbare winst-saldo daarvan het gevolg zoude zijn. In verband daarmede daalde de koers der aandeden ter beurze van ca. 220 tot 165 pCt. In eene beschouwing over het aanhangige voor stel in het nummer van 9 Maart 1918 van dit blad meende ik er echter op te moeten wij zen, dat bij elke opvolgende .wijziging van het octrooi, waarbij telkens het aandeel van den Staat in de winst verhoogd en dat van de aandeelhouders verlaagd werd,dezelfde vrees in den koers der aandeelen tot uitdrukking kwam. Dat hij zich echter spoedig kon herstellen, omdat bleek, dat door allerlei omstandigheden de totaalwinst der Bank zoozeer vermeerderde dat, ondanks de verlaagde percentage van het aandeel der aandeelhouders in die winst, het gemiddeld voor hen beschikbare dividend petf saldo niet of slechts weinig beneden dat vaft de voorafgaande periode is gebleven. Ik besloot daarom mijne beschouwing met de volgende opmerking. )rHet.valt natuurlijk niet bij voorbaat te zeggen, of de werkkring van de Bank zich ook in de toekomst sterk zal uitbreiden, maar onwaarschijnlijk is het niet, dat na den oorlog er voor de Centrale Credietbank ruimschoots gelegenheid zal zijn, hare toenemende be schikbare middelen op loonende wijze uittezetten. Er is dus geen reden om aan ccne verdere expansie van de earning capacity van de Bank te wanhopen." Jezus (Adolf Fassnacht) tn het tekstboek, door de gemeente Oberam mérgau in 1910 uitgegeven, heet het van de bevolking: Van hunne eerste kinderjaren worden zij bereid en geleid tot het passiespel. Het kleine kind zal bij de zoete namen van Jezus en Maria, de eerste die het na die van vader en moeder leert kennen, weldra eenige andere, , als die van Petrus, Johannes, Pilatus, Annas, Cajafas, helden van het passiespel, leeren uitspreken ! 's Avonds, wanneer de familie om den huiselijken haard zit vergaderd, terwijl vader een houten beeld of moeder een kleedingstuk voor het tooneel vervaardigt, spreekt men ondertusschen over de passie spelen. Vader vertelt wanneer hij de eerste keer heeft medegespeeld, moeder zegt wan neer zij de eerste maal op het tooneel is ver schenen, hoe en wat zij toen uitbeeldde...." Wij voelen : hier is iets blijven leven van het middeleeuwsche verband tusschen kerk en tooneel; dat verband is hier meer dan alleen een historische werkelijkheid. Maar nu dat Passiespel overgebracht op ons moderne tooneel? Zal daar de sfeer vast te houden zijn, zoo dat wij toeschouwers er door ontroerd worden? Of overgebracht? Wat in het Paleis voor Volksvlijt vertoond wordt, komt niet uit Oberammérgau, is slechts een zoo ver mogelijk doorgevoerde navolging van de voorstellingen daar. De Maasbode wees er reeds op, dat de naam Fassnacht, door de voornaamste spelers ge voerd, geen waarborg is, dat deze spelers dezelfde zijn die in Oberammérgau optreden. En uiteen brochure vernemen wij, hoe het hier vertoonde passiespel naar het voorbeeld van Oberammérgau in verschillendeJDuitsche steden werd opgevoerd. M. Ook de tekst is gewijzigd en aanmerkelijk verkort, wat noodig was om de voorstelling in drie uur te doen afloopen. In Oberammérgau duurt zij 8 a 9 uur! Heel den dag er aan gewijd.... geen ge dachte eerst aan andere dingen Hier de avond alleen na een dag van werken of genieten ! Toch.... dit behoeft de gewijde stemming niet van ons te houden. Hoe vele ma len is 's avonds in den schouwburg die stem ming van wijding over ons gekomen ! Hier ondergingen wij ze niet dan bij oogen blikken. De groote zaal van het Paleis v. niMiiiiiiiimiiiiiiio iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHiii De resultaten van het afgeloopen boekjaar 1920/21 (het tweede onder het gewijzigde octrooi) schijnen de juistheid dezer zienswijze te bevestigen. Immers kan, ondanks het feit, dat, na betaling van 3J pCt. dividend op de aandeelen, het aandeel van de aandeelhouders in de meerdere winst van een derde tot een achtste (behoudens de eerste ?2.800.000, waarvan zij een vierde ontvangen) is terugge bracht, over 1920/21 een dividend van 19.6 pCt. uitgekeerd worden of meer dan (met uitzondering van 1918/19, toen het dividend 20.7pCt. was) over eenig jaar in de beide voor afgaande 15 jarige octrooi-perioden. Toch is er geene aanleiding om mij te verhoovaardigen op de verwezenlijking van de door mij uitgesproken verwachting, want uit de winst- en verliesrekening blijkt, dat het zoo gunstig resultaat van 1920/21 slechts voor een klein deel te danken is aan eene regel matige ontwikkeling van het bedrijf der Bank maar in hoofdzaak aan eene buitengewone omstandigheid, waarvan de herhaling niet waarschijnlijk en m.i. ook niet wenschelijk is. Het verslag wijst n.m.l. aan, dat de netto winst over 1920/21 ?27.413.007 bedroeg, tegen ? 16,094,756 over 1919/20, zijnde eene ver meerdering met niet minder dan ?11,318,000, die nagenoeg uitsluitend voortspruit uit de meerdere bate, die de buitenlandsche wissels en saldi opleverden. Immers bedroeg deze bate, ? 10,593,243.-tegen'/2.972, 994 in 1919/20 of ?7,620,249.- me«r. Feitelijk is het verschil echter ?2.100,732.- grooter, omdat in het voorgaande jaar onder onkosten" eene af schrijving van ?2,100,732.- op de buitenland sche vorderingen voorkomt, die eigenlijk in mindering van de bate moet gebracht worden zoodat de netto-bate toen slechts ? 872.000.was of ? 9.721.000.- minder dan over 1920/21. Waaraan is nu de groote verbetering van de bate uit buitenlandsche wissels en saldi te danken? Het verslag, dat ten aanzien der overige bronnen van inkomsten (disconteeringen, beleeningen, voorschotten in reke ning-courant enz) vrij uitvoerig is. geeft ten aanzien der buitenlandsche wissels slechts weinig bizonderlieden. In een der bij het ver slag gevoegde staten wordt echter opgegeven, dat het gemiddeld bedrag der buitenlandsche wissels ruim 35 millioen was. Vreemd genoeg Maria (Auguste Fassnacht) Romeinsch^Hoofdman (Emil Trautmann) Volksvlijt blijft iets kil en hol, ook waar ze, zooals nu, goed gevuld is met menschen. En wij zien de gebreken van het te kleine tooneel, de onbeholpenheid van het decor, waaraan wij 'ons ontgroeid voelen. Het tooneel, vergroot door een proscenium, is opgebouwd naar het voorbeeld van Ober ammérgau, maar hoe anders moet daar de indruk zijn met de wijdte van den hemel er boven en de bergen als achtergrond. Intusschen het is niet om de verge lijking te doen, maar om wat ons hier gegeven werd. Wij komen alleen zoo moeilijk los van de vergelijking ! Wat ons geboden werd, was een kleurige vertooning, met overmatig yeel figuranten, wier optreden wijding en sfeer miste en eenige goede vertolkers voor de hoofdrollen, aan wier spel wij oogenblikken dankten van werkelijke innigheid en ontroe ring. Of niet alleen of zelfs niet hoofdzakelijk aan hun spel ! Was xlaar niet de machtige ontroering van het grootsche Dramatisch gebeuren, in de evangeliën neergelegd? Met doornen gekroond Het Christus-drama: wij ondergingen er de huiveringwekkende grootheid van, ook al ontbrak veelmaals de wijding, waarin bij de oude Passiespelen toeschouwers en spelers opgenomen werden. Er was te veel realisme om stemming te wekken, bij ons, die ontgroeid zijn aan de naiviteit der middeleeuwen. Bij de kruisiging en de kruisafname bijvoorbeeld, werkte het realistische der handeling al zeer storend; onze aandacht werd gespannen op détails dier uiterlijke handeling, en vond daardoor geen vrijheid zich te verdiepen in het innerlijk gebeuren. Denken wij daarnaast aan de ets van Rembrandt, toch ook geen vijand van realisme ach neen, waarom opnieuw te vergelijken! Laat mij liever, met dankbaarheid erkennen, hoe de vertolker der Christus-figuur, Adolf Fassnacht wijding en innerlijkheid wist te leggen in zijn spel: dat was de Geroepene, die, ofschoon niet aangetast door menschelijk lijden, door het bewustzijn van zijn verheven.. roeping boven dat lijden uitgaat tot in de goddelijkheid. De bekende evangeliewoorden behielden in zijn zeggen heel hun eenvoudige schoonheid. Eenvoud ontbrak wel zeer in spel en voor.dracht van den Johannes" ; wat deze spelet gaf in retorisch eentonig gegalm, bleef ver be neden onze voorstelling van dezen meest ge liefde onder de jongeren, wien de evangelist zulke innige woorden in den mond heeft gelegd. In zijn samenspel met Maria verstoorde zijn declamatie" den indruk door Auguste Fassnacht's zuiver en ingetogen spel gewekt. Zij was een Maria in den geest van het passiesel; de figuur was doorleefd en toch niet te werkelijk ; de smart-uitingen der Moeder wa ren menschelijk en gingen tegelijk, door hun ingetogenheid, boven het menschelijke uit. De Judas-figuur is een zeer belangrijke in het Christus-drama ; hij is de tegenstelling, de duistere, die het licht beter doet uitkomen, de mcnsch, die zich van het goddelijke afkeert en door het goddelijke berouw den dood vindt. Degene ook, die de drijvende kracht is in het drama, al wordt hij op zijn beurt gedreven. George Fassnacht, die de rol vervulde, had mooie oogenblikken, zoo bij het Avondmaal en bij zijn overleg met de priesters ; in zijn inilllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllllltlllllllllllllllllllliiiijyiiitiimiMIMtiiimi i Huize), ZOMERDIIK BOSSINK PaTiljoenïonililparÜBl.Ziiiii4l90en7595 Restaurant a ia carte _unch,Afternoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest klopt dit cijfer echter niet met die der weekstaten. Eene optelling van de in de weekstaten opgegeven bedragen der buitenlandsche wis sels in portefeuille geeft; n.m.1. een totaal van ca. ? 2373J- millioen, hetgeen gedeeld door 52 een gemiddelde van ca. ? 46 millioen zoude zijn. Het juiste bedrag van de buitenlandsche saldi is echter door den buitenstaanderinhet geheel niet nategaan. Deeenige houvast, die hij heeft, is in de aan het verslag toegevoegde balans, waarin het saldo der buitenlandsche corres pondenten op 31 Maart is aangegeven, en daaruit blijkt, dat die saldi op 31 Maart 1921 ? 41,677.000.- en op 31 Maart 1920 / 38.770.000 bedroegen. In deze bedragen moeten in den loop van het jaar echter belangrijke wisse lingen hebben plaats gehad, daar, zooals in liet verslag medegedeeld is, vermeerdering van wisselportcfeuille gepaard is gegaan aan vermindering der saldi en omgekeerd. Aange zien nu de wissel-portefeuille. op 31 Maart 1921 slechts ruim ? 17 millioen was .tegenover een gemiddelde van 35 of 46 millioen voor het geheele jaar, moet daaruit geconcludeerd worden, dat het gemiddelde der saldi belangrijk lager moet zijn'dan het bedrag per 31 Maart 1921 en zoude ik het gemiddelde niet veel hooger dan ca. ?20 millioen willen taxeeren. Vergis ik mij daarin, dan is het te wijten aan het onvoldoende van de inlich tingen, die het verslag daaromtrent geeft. Hoe het ook zij, gemiddeld is door de Bank in het afgeloopen jaar stellig niet meer maar eerder minde r dan / fi() a ? 70 mi l Hoen aan buitenlandsche wissels en saldi aangelegd geweest. 1-Ji wanneer wij nu zien, dat daar mede een bate van ruim lui millioen of meer dan 15 pCt. verkregen is, dan ligt het voor de hand, dat dit niet mogelijk is geweest allce.u uit disconto-rente en belangrijk meer dan de helft moet voortgesproten zijn uit valutawinst in casu dollar-winst. Uit een en ander volgt dus, dat het zoo bij uitstek gunstig resultaat van het afgeloo pen jaar hoofdzakelijk te danken is aan eene het mag eenigszins oneerbiedig klinken gelukkige dollar-speculatie, iets waarop op den duur niet te rekenen valt en dat, zooals in den aanhef van dit artikel reeds opgemerkt is, niet behoort tot de sfeer der werkzaamheden van een lichaam als de Bank. Overigens geeft het verslag weinig aanlei ding tot opmerkingen. Moest ik het voorgaan de jaar bij de bespreking van het verslag opmerken, dat daarin algemeene beschouwin gen eene zoo kleine plaats innamen en het vraagstuk der inflatie bijna niet behandeld werd, thans is het tegenovergestelde het geval. Waar ik toen als mijne meening te kennen gaf, dat het juist van den president der Bank gezien was, in het verslag niet dieper op deze kwesties in te gaan, zoude ik ook thans de uitvoerige bespreking van deze onderwer pen liever gemist hebben. Vooral ook, omdat hij zich daarbij op het gevaarlijke terrein begeeft om de juistheid van de gevolgde bankpolitiek te willen staven met argumenten, ont leend aan'toestanden, waarvan het nog vol strekt niet uitgemaakt is, of zij van blijvenden of voorbijgaanden aard zijn. Zoo maakt het o.a. een vreemden indruk op pag. 14 van het verslag den president met voldoening te zien wijzen op het tot elkander naderen van de rente-typen voor geld op korten en langen termijn, terwijl juist in de laatste weken weder het omgekeerde het geval is. De kwestie van de verhouding van den Ne derlandsen-Indischen tot den Nederlandschen gulden, door mij in het nummer van 18 Juni besproken, wordt ook in het verslag behandeld en teeken ik daaruit aan, dat ook de President der Bank, die tevens Voorzitter van de Muntcommissie is, verklaart, dat deze kwestie onge twijfeld een punt van onderzoek door deze commissie zal uitmaken. Wat verderde verschillende onderdeden van het bedrijf aangaat, blijkt dat de binnenlandsclie disconteeriiigen eene bate van ? 7.796.500 opleverden, tegen ? 7.283.(JOO.- het voorgaanberouw bleef hij zwak: hier had wat meer realisme geen kwaad gedaan. Een kleurige, zeer bewegelijke groep gaven de priesters en farizeeërs te zien : hun spel was boeiend en goed in toon; alleen de Hoogepriester gaf weer te veel aan declamatie. De volksmenigte bracht niet de illusie van een Oostersche masSa ; hun Hosanna-geroep miste verrukking en hun Ans Kreuz mit ihm l" de felheid van den haat. Doch de zang vergoedde veel: er was wijding en zuiverheid in den koorzang en ook in dien der solisten. Zóondergingen wij de wijding bij oogenblikken. En vragen ons twijfelend af, of het zelfs bij volmaakter uitvoering nog mogelijk zou zijn, ons moderne menschen voor enkele uren de sfeer te doen inleven van het Middeleeuwsche Passiespel? Ik geloof niet aan die mogelijkheid! ANNA VAN OOG H?K A u L B \ c H Judas (George Fassnacht) iiiiinili in in i iiiiiiiimiiiiiniiiii IIIIIIIIIIIIIIHH de jaar of ruim een half millioen meer. Het verschil is voor een deel het gevolg van de omstandigheid, dat het gemiddeld bedrag der disconto-portefeuille ca. 5 millioen hooger was, maar voor een ander deel doordat 76 pet. dezer portefeuille uit promessen bestond, tegen 62 pCt. het voorgaande jaar en, zooals bekend, het promessen-disconto J pCt. hooger is. Opgemerkt wordt tevens, dat in het afgeloopen jaar belangrijk veel meer handels papier en minder schatkistpapier gedisconteerd werd, De beleeningen brachten eene bate van ?12.979.600.- op, tegen ?8.953.600 in het voorgaande jaar of ruim 4 millioen meer. Voor een deel is deze vermeerdering een gevolg van de omstandigheid, dat het gemiddeld bedrag der beleeningen ruim 63 millioen hoo ger was, voor een ander deel echter was zij het gevolg van de verhooging der beleeningsrente met l pCt. in October j.l. Wel zijn in verband hiermede de beleeningen die in Juli tot Sep tember tot ca. 300 millioen gestegen waren, in de laatste zes maanden van het boekjaar ge leidelijk tot ca. 200 millioen teruggeloopen, maar bleven toch nog iets boven de cijfers van de correspondeerende maanden van het voor gaande jaar . De voorschotten in rekening-courant leverden ?1.119,200-. tegen ?1.572.900.- op of ruim ? 450.000.- minder. Dit is uitsluitend het gevolg van de zeer belangrijke vermindering dezer voorschotten, die gemiddeld nog geen 20 millioen bedroegen,tegen bijna SOmillioen in het voorgaande jaar. Het sterkst was die vermin dering in de maanden onmiddellijk volgende op de verhooging van het rentetarief der Bank van 5i op 6J pCt. In November waren deze voorschotten slechts ? 17]- millioen tegen 40J millioen in November 1919 en in December en Januari 13J en 14J millioen, te gen resp. 35 en 26 millioen in die maanden van het voorgaande jaar. Blijkbaar hebben kassiersinstellingen en derg., die voornamelijk ter voorziening in tijdelijke behoeften van deze crediet-verstrekking door de Bank ge bruik maken, er den voorkeur aan gegeven de tijdelijke middelen te vinden uit disconteeringen en/of prolongatie in de open markt boven het betalen der hooge rente aan de Bank. De bate uit verschillende* provisien vermin(wordt vervolgd op pag. zo)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl