De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 9 juli pagina 1

9 juli 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JT. 8898 Zaterdag 9 Juli A°. 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERNK A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten 02 inhoud staat op pag, 11. DIENSTWEIGERAARS De betoogingen van de vorige week ten gunste van de invrijheidstelling van den dienstweigeraar Groenendaal hebben wederom de aandacht gevestigd op een onderwerp, dat tot dusverre door de Regeering met zekere onacht zaamheid is, behandeld, maar waarover spoedig een beslissing dient te worden genomen, zoowel ter wille van de daar bij betrokken personen als om redenen van staatsbelang. Gelijk meestal pleegt te gebeuren, is ook ditmaal een zuiver principieële beweging vertroebeld door de inmen ging van allerlei vreemde elementen. ' Wanneer aan de betoogingen alleen was deelgenomen door personen, die uit godsdienstige of zedelijke motieven niet slechts de uitoefening van den dienstplicht verwerpen, maar ook het verrichten van eenig werk, dat met den militairen dienst verband houdt, zou de stoet der betoogers aanmerkelijk korter zijn geweest. Ook zouden ons dan de relletjes bespaard zijn gebleven, die thans in verschillende steden voor-vielen. Maar onder hen, die in den stoet medeliepen, waren er velen, die daar mede alleen uiting gaven aan hunne vij andige gezindheid tegen staat en maat schappij en die zonder gewetensbezwa ren zich van den militairen dienstplicht zouden kwijten, wanneer zij daartoe werden opgeroepen door de regeering van, een Nederlandsche~Sovjet-republiêk. De communistische en anarchistische elementen in onze groote steden hebben het geval-Groenendaal alleen gebruikt r-aist eeni welkom midfJef'fcrt agrtati^i In Amsterdam was er bovenden nog een bizqndere rèdéh, waarom de commu nisten uit deze zaak munt trachtten te slaan. Indien de werklieden gehoor hadden gegeven aan den oproep tot een protest-staking en zich onder de stakers ook een aantal werklieden in dienst van de gemeente zouden heb ben bevonden, zouden de sociaaldemocratische wethouders wederom in het moeilijke parket zijn gebracht, dat zij, hoewel het recht tot' politieke staking erkennende, de deelnemers aan deze staking zouden.moeten bestraf fen, omdat daarvoor naar de meening der sociaaldemocraten geen reden be stond. De van alle verantwoordelijkheids gevoel gespeende communisten gnuif den bij voorbaat reeds over het koopje, dat zij de gehate sociaaldemocratie zouden bezorgen. Ook al zou men het den sociaaldemocratischen wet houders gegund hebben, dat opnieuw was aangetoond de inconsequentie van hunne leer, die aan sociaal-democrati sche gemeente-werklieden het recht vergunt, door hunne vakvereenigingen te doen uitmaken of zij al dan met tot staking zullen overgaan, maar dit aan de communisten ontzegt men mag zich er toch over verheugen, dat zij niet wederom in de noodzakelijkheid zijn gebracht, van deze inconsequentie te doen blijken. De protest-staking is volkomen mislukt. Wie de oogen niet sluit voor het feit, dat de beweging voor de invrijheid stelling van Groenendaal is aangewak kerd door allerlei personen, wien het alleen te doen is om het verwekken van politieke agitatie en die de verplichte oefening in den wapenhandel en het eventueel gebruik maken van militair geweld niet in beginsel afkeuren, maar slechts daartegen in verzet komen om afbreuk te doen aan de macht van het heerschende staatsgezag, heeft daar mede met het onderwerp van de dienst weigering nog niet afgerekend. Er zijn menschen, die zonder eenige politieke bijgedachte, uit loutere over tuiging weigeren militairen dienst plicht te vervullen. Zij zouden, in geval van oorlog, weigeren te schieten, omdat zij niet de kans willen loopen, iemand te dooden; zij willen zelfs «in vredestijd geen geweer in handen nemen, omdat de oefening in het hanteeren van een wapen slechts zin heeft als voorbereiding tot het gebruik maken ervan ; zij vinden het geheele leger een instelling uit den booze en willen zich dan ook niet laten inlijven bij den hospitaaldienst of bij de administratie^ omdat die het leger helpen handhaven. Het zijn er niet velen, die deze mee ning tot haar uiterste consequentie zijn toegedaan, maar zoo zijn er toch. Hun aantal zal vermoedelijk ook toe nemen, nu de sociaaldemocratie ten kringen der sociaaldemocraten worden gekoesterd. Ook daarbuiten vindt de ontwapeningsleus bijVai. Zoo zal men, naaf onze meening, mogen verwachten, dat het aantal dienstweigeraars in de komende tijden zal vermeerderen. Reden te meer om eindelijk een wettelijkeregeling te schep pen voor de diensten1* die de Staat zal eisenen van hen, diégewetensbezwa ren hebben tegen het vervullen van den militairen dienstplicht. Eindelijk ? want het vraagstuk is al herhaaldelijk ter sprake gebracht. Ook in onze volksvertegenwoordiging. Nog onlangs weder, bij de beraadsla ging in de Tweede Kamer over het wets-, ontwerp tot nieuwe regeling van den dienstplicht. In de zitting van 14 Juni 1.1. diende de heer K. ter Laaji een voorstel in, om in de bedoelde'^wet een artikel op te nemen, luidende.: Vrijstelling van den dienstplicht kan worden verleend wegens gemoedsbezwaren, volgens regelen, bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen." De bedoeling van dit voorstel was, dat het beginsel van de vrijstelling wegens gemoedsbezwaren in de nieuwe dienstplichtwet zou worden opgeno men ; de algemeene maatregel van be stuur zou dan weldra moeten volgen ; ter wille van een spoedige oplossing van het dienstweigering-vraagstuk stapte de heer ter Laan heen over het bezwaar, dat niet in de wet zelf, en dus door de Kamer, zoy worden .vastge steld welke diensten zouden worden gevorderd van hen, die om principi eële redenen den militairen dienstplicht weigerden te vervullen, maar dat de regeling hiervan zou geschieden bij algemeenen maatregel van bestuur. De Kamer was echter van meening, dat het vraagstuk bij een afzonderlijke wet moest worden geregeld. Zonder hoofdelijke stemming nam zij een motieDrion aan, waarin de-wenschelijkheid de^entwapeaingsleus heeft aan-v*?werd uitgesproken lasfï^rijstelling van geheven. Wie ijvert voor ontwapening wakkert bij geëxalteerden of bij beginselvasten al naar men het noe men wil de neiging aan om persoon lijk, dooi dienstweigering, te getuigen van zijn afkeer van den ooi log. ,,In de ontwapeningsleus" zoo kan men lezen in het manifest, waar mede de Bond van Soc. Democr. Vrouwenclubs zijne geestverwanten op riep tot het bijwonen van een Soc. De mocr. Vrouwendag komt tot uiting het verzet tegen het geheele militair geweld, dat als een monsterachtige draak zijn honger stilt aan een groot deel van de maatschappelijke produc tie, en zijn dorst lescht aan het frissche, levenskrachtige bloed der jonge man nen, die in den oorlog vallen." Wie zulke gevoelens wekt of ver sterkt, kweekt ook dienstweigeraars. En men geve zich er wél rekenschap van, dat deze gevoelens niet alleen in de den dienstplicht te yerleenen wegens gemoedsbezwaren, naar bij de wet te stellen regelen. Of echter Minister Pop gesteld dat hij zitting blijft houden in het gerecon strueerde kabinet, wat volgens som mige berichten niet tot de onmogelijk heden behoort zich zal haasten, ge volg te geven aan dezen wensch van de Kamer, mag worden betwijfeld. Uit hetgeen hij zeide bij de behande ling der voorstellen van de heeren ter Laan en Drion bleek wij zullen niet zeggen : weinig sympathie voor de dienstweigeraars, want die behoeft hij niet te koesteren ; ook bij velen van hen. die een wettelijke regeling ver langen van het vraagstuk der dienst weigeraars, ontbreekt die sympathie. Maar uit zijn woorden bleek geen begrip van de noodzakelijkheid om een op lossing van het vraagstuk te zoeken. Zoo bij of zijn opvolger niet spoedig tot dit inzicht wordt bekeerd, moge uit het initiatief van een der Kamerleden een wetsontwerp ontspruiten. De regeling van de wijze, waarop vrijstelling van dienstplicht wegens gemoedsbezwaren kan worden ver leend, zal zeker op moeilijkheden stui ten. De wetgever zal waarborgen ver langen, dat de bedoelde vrijstelling alleen wordt verleend aan hen, die in oprechtheid gemoedsbezwaren heb ben. Op de verklaring van de betrokken personen zal hij niet kunnen afgaan. Ook het stellen van den eisch, dat in plaats van militaire, andere diensten moeten worden verricht, zwaarder en langer van duur dan geëischt wordt van hen, die hun militairen dienstplicht vervullen, levert nog niet de verlangde waarborg. Toch schijnt dit het eenige middel om te beletten, dat uit gemak zucht gemoedsbezwaren worden voor gewend. Maar al mag men van hen, die bonafide-gemoedsbezwaren hebben, eischen dat zij völtr hunne overtuiging iets over hebben, de diensten, die men hun zal opleggen, mogen toch ook niet zoo zwaar of van zulk een langen duur zijn, dat het den schijn heeft, alsof de be doelde personen gestraft worden wegens hunne overtuiging. In algemeene bewoordingen is dit alles gemakkelijk aan te geven; de moeilijkheden doen zich pas op, zoo dra in wettelijke bepalingen moet wor den vastgelegd, welke diensten buiten het leger zullen worden geëischt van de miliciens met gemoedsbezwaren, en onder welke omstandigheden zij moeten worden verricht. Maar er behoort althans een ernstige poging te worden gedaan om tot zulk een regeling te geraken. Door de moei lijkheden mag men zich niet laten af schrikken. Ook de wijze, waarop dienst weigeraars tegenwoordig worden be handeld, leidt tot ,,moeilijkheden." Zij draagt bovendien niets bij tot oplossfng van het vraagstuk, maar ver zwaart deze slechts. KERNRAMP DE NIEUWE RUSSISCHE POLITIEK Het is bekend, dat de bolsjewistische pers den 25sten Mei verrijkt werd met een nieuw blad Moskwa", het officieele orgaan van het internationale communisme, uitgegeven in 't Fransen, Engelsen en Duitsch. In de nummers 5, 6 en 7 vind ik uitspraken van de communistische leiders over de ,,Nieuwe politiek" van de regeering te Moskou: De kapitalistische pers in de geheele wereld juicht over de z.g. ineenstorting der commu nistische ideeën in Rusland. Toch bestaat of bestond er nooit in dit land, voor zoover ik het ken, een schijn van communisme, maar alleen een regeering van proletariërs, die voor haar dagelijksch brood strijdt." Karl Radek. Volgens kameraad Radek bestaat er dus geen communisme in Rusland, maar is er een pro letarische regeering. Uitstekend ! Laten wij dat dan eens nader beschouwen; behartigt deze regeering werkelijk de belangen van het geheele Russische volk? Radek zelf geeft'ons hier het antwoord op. ,;Men kan zooveel men wil discussieeren over theoretische kwesties, maar het blijft altijd een feit, dat in een land, waar de boeren . 85% der bevolking uitmaken geen arbeidersmacht kan bestaan, indien deze aan de eischen der boeren niet voldoet." Indien een socialist of bourgeois het ongeluk had aldus te spreken, zou men hem dan niet reactionaire begrippen verwijten? Maar, het is Radek, die het zegt! Laten wij nu eens zien, wat Lenin zegt. De economische toestand van Rusland noodzaakt de Sovjet-regeering haar best te doen, den kleinhandel te herstellen evenals het yrije ruilverkeer. Men kan de oogen maar niet sluiten en wij moeten toegeven, dat de toepassing van deze maatregelen weer den kleinen burgerstand in 't leven'zal roepen en het kapitalistische stel sel zal herstellen. Het socialisme kan niet bestaan zonder de volmaakte kapitalistische techniek, die beschikt over de productie-middelen van de allerjongste wetenschap. Daarom moet onze politiek van aanmoediging ten opzichte der boeren, kleine burgers en de klein-industrie, gepaard gaan met maatregelen, die de industrie weder opheffen tot de hoogte van den tegenwoordigen tijd. Het grootste gevaar voor ons" zoo ver volgt Lenin ligt hierin, dat wij, al onze hulpbronnen (en tot op zekere hoogte onze economische toekomst) in handen geven van onze doodsvijanden; maar alleen zoodoende zullen wij er in slagen de industrie op te voeren tot ongekende hoogte! En dat is ncodig! Ook voor de ontwikkeling van het com munisme l" Behoef ik nog te zeggen, dat Lenin deze laatste woorden heeft uitgesproken om de extremisten te kalmeeren, die-in die nieuwe politiek" der regeering hun ondergang zien? Of houdt hij de buitenlandsche kapitalisten voor groote stommelingen? Dat zeker niet. Lenin is veel te verstandig om te gelooven dat de kapitalisten de Russische industrie vooruit zullen brengen om het communisme in de wereld te versterken. i.1^ Maar wat zijn dan de redenen? De volks commissaris voor Buitenl. Zaken, Tjitjerin, antwoordt ons daarop in hetzelfde blad: De betrekkingen tusschen Sovjet-Rusland en de kapitalistische landen zijn niet anders dan een vreedzame wedstrijd. Hij die het vraagstuk van den dag zal kunnen oplossen zal overwinnaar zijn. De Sovjet-regeering en de kapitalistische landen wedijveren op vreed zame wijze, terwijl zij radicale, maar tegen overgestelde middelen gebruiken om hetzelfde probleem op te lossen." Nu weten wij het! :Deze drie uitspraken, bewijzen, hoezeer de Russische communististhe leiders de nieuwe politiek" wenschen toe te passen en hunne. betrekkingen met Ue kapitalisten zooveel mogelijk uit te breiden, omdat anders het communisme te gronde zal gaan aan de vreeselijkste ellende. En 't is niet in de eerste plaats het communisme, dat zij trachten te redden, maar zich zelf, om de macht in handen te houden. De leiders" hebben de naakte waarheid"; gezegd en zij reiken hun vijanden de hand !,? Zij stemmen nu toe, dat er in Rusland geen communisme bestaat! Maar dat er leden zijn van de communistische partij, die de macht in handen hebben en nu vrede wenschen met hun tegenstanders,... Dat is uitstekend ! Zij hebben genoeg onder vinding opgedaan en verwachten nu van den vreedzamen wedijver" den vrede en de ontwikkeling van de industrie Uitstekend alweer ! Maar ik geloof, dat men' goed zal doen met af te wachten wat het 3de Congres van de Internationale Commu nisten, dat op 't oogenblik te Moskou vergadert, tot deze dingen zal zeggen. Nog een weinig geduld ! A N A T o L E ANINE iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililillliiiiiiilliiiiiiiiliiuiliiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiiiiiiiiiiiiil iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiim* iiiii'iiiiiimiii iniiiiiHiiiiiiiiiiiiimiimiiimiiiiimii 111 iiiiititiiiiiiiiiiiiiiimiiuiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiti T]yDGENCDTEN;< DE MAIRE VAN NOGENT IV Laat mij probeeren mijn indrukken samen te grijpen en tot een conclusie te komen. Wat interesseeren, voor eigen persoon, mij, die naar Parijs ben gekomen voor het nieuwe leven van Frankrijk, die oude geschiedenis sen van de 15e eeuw? Ik ben toch waarlijk niet medeschuldig aan het boek door mijn vriend samengesteld over het proces van Jeanne d'Arc ! Het toeval alleen schijnt hier in 't spel, en daarna mijn verlangen, mijn be hoefte om mee te leven met het werk van den man die. zijn ziel, of een stuk van zijn ziel, in dat werk heeft gelegd. Er is toch meer, en veel meer. Waarom zou iets waarvoor onze aandacht wordt ge vraagd ons niet als tot een eigen heugenis kunnen worden? Wij hebben allen de neiging naar het ver leden om te zien. Herinnering immers is een groot deel van ons gedachteleven, en zelfs ons gevoel voor het oogenblik waarin wij di rect leven, maakt dat wij dat oogenblik ook in den tijd die voorafgaat willen pro jecteeren om het vollediger te maken in ons bewustzijn. Want de dingen die voorbij zijn loopen nooit geheel af in wat voorbij is. Als een bewijs daarvoor noodig is, de geschiedenis van het boerenmeisje van Domrémy geeft het. Op het geding waarbij zij wordt veroordeeld, volgt, twintig jaar later, het proces dat haar in haar eer herstelde, en na vijf eeuwen wordt zij een heilige van de' kerk die haar als kettersche en als toovenares op den brandstapel bracht. Zij is de nationale, door den Staat erkende, heldin van Frankrijk geworden, en zij leeft mee met de geschiedenis van Frankrijk. Het moet een van de knappe resultaten van Pierre Champions' onderzoek worden genoemd, dat hij het duidelijk heeft gemaakt, hoe de mannen, geestelijken en geleerden van de Universiteit, die Jeanne d'Arc in 1431 hebben veroordeeld, niet tevreden zijn geweest met hun vonnis, na gezet onderzoek, uittespreken. Zij hebben zich verantwoordelijk gevoeld voor hun eigen tijd en voor de toekomst. Zij hebben het besef gehad dat het geding niet was afgeloopen met hun gesproken woord. Vandaar vijf of zes jaar nadat het vonnis was gestreken, het authentieke in het Latijn opgestelde stuk van het proces met ai zijn ap en dependenties. Het is in meerdere exem plaren afgeschreven om het daar bekend te houden en bekend te maken waar het behoorde. In de oogen van de rechters was het een mooi" proces. Jeanne was in het jaar dat zij verscheen en in Frankrijk haar taak vervulde een wereldberoemde persoon geworden. Haar optreden was overal in Europa gevolgd. Even goed in Engeland als in Duitschland had men berichten over haar gevraagd en haar handelingen beoordeeld, het wonder van haar komst was een onderwerp van verbazing en van discussie geworden. In welke positie gevoelde zich niet een rechtbank, die in zulk een zaak de beslissing had te geven.! Jeanne was in den krijg gevangen genomen, als krijgsgevangene mocht zij er aanspraak op maken voor een losgeld vrij te komen. Daarmee had de rechtbank niet te maken. Maar het meisje dat voor OrleansdeEngelschen verjoeg, dat haar koning in Rheims tot koning van Frankrijk liet kronen, had haar daden verricht als door een wondermacht bezield. Dat wonder moest de rechtbank te lijf. Het was een mooi" proces. Het werd te Rouaan gevoerd, op gebied in Frankrijk door de Engelschen bezet. De uitspraak lag klaar voor oogen. De macht was bij de tegenstanders van Jeanne, en nooit zijn recht en macht zoo hand in hand gegaan als bij dit geding. Want hoe kon een landmeisje, geheel ongeletterd, haar bijzondere persoonlijkheid handhaven tegen een overmacht van geestelijken die zelf de regels van hun geloof stelden en tegenover het hoogste verstandelijk gezag van die dagen, de universiteit van Parijs? Zij mocht een beroep doen op het hoogste gezag in het heelal. Maar was dat wel iets anders dan een bewijs van haar trots? Een inblazing van den duivel ! Welken tekst kon zij aanvoeren tot haar ver dediging, welke letter? Zij had alleen haar eigen gezegden. De voorzitter van het tribunaal, de bisschop van Beauvais, die er op hoopte dour de gunst der Engelschen aartsbisschop van Rouaau te worden, kwam er met gerustheid vooruit dat de beschuldigde zachtmoedig was toegesproken en behandeld. Zij was in een kooi gesloten ge weest en in boeien gehouden, maar dat had men gedaan uit vrees voor ontvluchting. Zij had gelegenheid gehad, daarentegen, tot spreken, en haar woorden getuigden tegen haar, hardnekkigheid had de schuldige tot haar straf gevoerd. Er was recht geschied. Het was in allen deele een mooi" proces geweest. Verneem dit o wereld ! De wereld van de 15e eeuw kwam in dien tijd niet tegen het oordeel op. Wie zou het wagen zich tegen hoogste autoriteiten te verzetten? Het wonder was veroordeeld. Eerst toen de macht de zijde van de Engelschen had verlaten, ging het recht van het vonnis wankel staan. Lang school de naam van Jeanne d'Arc in het duister. Toen, als Parijs en Rouaan weer Fransen waren geworden, herleefde het wonder. Wat haar moest vernietigen, het landmeisje dat het vaandel in de hand had genomen en de troepen tot de overwinning had geleid, en haar ook, maar voor een poos, heeft vernietigd, dat is voor ons geworden haar persoonlijke triomf en de zedelijke vernedering van haar rechters. Want na verloop van jaren zullen de ge tuigenissen van haar tijd en strijdgenooten, als het proces van eerherstel wordt gevoerd, wel in haar voordeel gaan spreken en het zal worden deels een herinnering aan de landelijke idylle van Jeanne's jeugd en voor een ander deel aan het ridderlijk avontuur van haar tochten, maar onvergelijkelijk blijft in het veroordeelingsproces het drama waarin zij alleen de handelende is en alleen het licht naar zich toetrekt te midden der overstelping van bisschoppen en doctoren. Enkel haar woord getuigt daar voor haar en het is af doend. Zoo natuurlijk eenvoudig is het, zoo afwis selend, zoo klaar en zoo vastgegrond in het volksgemoed ! Nu eens stroef zich niet gevend, dan gevat en met een boerenspreekwoord een strikvraag ontgaand, dan vol vertrouwen op haar geloof en vol van uitdagenden moed, dan roerend van schuldeloosheid, een enkele maal en een enkel oogenblik tastend in ons diepste medelijden door een erkentenis : ik was bang. Maar zij houdt haar hoofd op ; zij is het die haar rechters veroordeelt. En de smart die haar wordt aangedaan, gaat tranen te boven. Zij draagt de meewarigheid van het Frankrijk van haar dagen. Door al haar uitingen heen' beweegt zich als een verfrisschende blinkende stroom, in de sombere gerechtshal, het bewustzijn van een grootere, vrijere wereld van haar persoon lijkheid dan de spitsvondige gebondenheid van haar bestrijders zich kan voorstellen. Daai is het dat de afgrond zich opent tusschen het hoerenkind en haar rechters. Het is een voorgevoel van het Ik kan niet anders" een eeuw later gesproken. Zoo is het veroordeelingsproces de ver heerlijking geworden van het meisje van Domrémy, het heeft haar loopbaan afgesloten door haar martelaarschap. Hoe zou men het dan anders hebben gewild? Dat zij in de gevangenis opgesloten, daar had gewacht tot haar bevrijding kwam en zij op het goed, haar door den Koning van Frankrijk ge schonken, als een bejaarde landvrouw was gestorven? De vlam van den brandstapel is voor haar een aureool geworden. Niet zonder reden leg ik hier den nadruk op het boerenbedrijf. Het is, naar mijn meening, een der mooie vindingen van Pierre Champion dat hij in zijn inleiding tot het proces, den honderdjarigen oorlog tusschen Frankrijk en Engeland, vooral beschouwt als een onheil dat op den boerenstand drukte en dat door het volhouden van de boeren vooral werd afgewend. Groote slagen werden maar hoogst zelden geleverd. Het land werd toen in den tusschentijd niet verdedigd in de lijnen der loop graven welke in den grond waren gesneden, maar door de linies van de steden en de kasteelen waarin de landslieden hun have borgen, terwijl zij de plunderingen van het land moesten aanzien. Daar is ook de oorsprong te zoeken van Jeanne's opwekking. Domrémy, zooals men allicht denkt, be hoorde niet tot Lotharingen, maar het was pays de France", het ressorteerde onderde Kamer van den Koning, die het recht ophield in het schoone Frankrijk. Dat recht werd geschonden in den oorlog en in het onrecht door de Engelschen het Koninklijk bloed van Frankrijk aangedaan. Zij daartegenover werd geroepen door de stemmen welke zij op het land hoorde, tot herstellen van het Koning schap en het recht dat werd vertegenwoordigd door het Koningschap. Zij, het hoerenkind! maar de afstand tusschen boer en ongeletterden edelman was in die tijden veel minder groot, dan later toen men aan gelijkheid dacht! Pierre Champion heeft in den oorlog den boerenstand van Frankrijk leeren kennen, nuchter, slim, hard, maar doortrokken van flinke en edele eigenschappen en trotsch op zijn qualiteit als Franschman. Het idee van het recht en van den vrede dien het recht geeft is iets levends gebleven. Wat heeft ons dan opgehouden", vraagt hij zich af, toen wij levend begraven van de boomen niet anders zagen dan de wortels en van de hemel dan een lint boven ons hoofd wat heeft broederschap beklonken tusschen armen en rijken, en geduld geleerd aan den boer wanneer hij den tijd narekende van de, oogsten welke hij niet zag opkomen, wat heeft aan den beschaafden flinkheid geschon ken en beschaving aan den ruwen, rauwen geest? Is het niet de genius van ons ras, het gevoel voor de rechtvaardige zaak, zooais het heerschte in den geest van Jeanne, de vertegenwoordigster van het ras, is het niet de hoop geweest om den vrede in de wereld te vestigen tusschen menschen van goeden wrl?" Zoo blijft hij door Jeanne gelooven aan de idealen. W. O. C. B Y v A N c K _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl