De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 9 juli pagina 2

9 juli 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Juli '21. No. 2298 GEBROKEN SPIEGEL Tukening voor de Amsterdammer" van Jordaan Ruys: Spiegeltje, spiegeltje aan den wand !" «IIIHIIIIHIIIIIIIIII Illlllllllll Illl Illllllllllltlllllllllllllilllllllllllll DE BETEEKENIS VANDE CRISIS AAN HET DEPARTEMENT VAN OORLOG de samenkoppeling van haar algepeen betei^*aan dat van minister" Pop, heeft.de; regeering een eigenaardigen toestand ge-schapen. ' .< . ?""" ?;? In ;de persberichten zijn reeds een drietal; mogelijkheden naar voren gebracht n.l. het optreden van een nieuwen minister van Oorlog, een langdurig interimaat van minister Ruysen hetaanbiijven van minister Pop. Geschiedt het eerste dan is een andere koers denkbaar, omdat de bezwaren tegen de dienstplichtwet eigenlijk niet overwegend waren, doch zich voornamelijk richt tegen de reservetroejiniiinliiiilllillttHilliliiiiftlllillllliliiiilllllllllliilliiiililiiimlllllllllllllll BRIEF UIT JAPAN Iets over Spreekwoorden Men kent een volk aan zijn spreekwoorden. Als een Hollander zegt: De vlag dekt de lading," dan moet ik onwillekeurig denken aan <Je oude zeeschuimers, die we waren en waar schijnlijk (denk aan den oorlog 1914-1920) nog zijn, anders was dat spreekwoord wel verdwenen. Wij zeggen : Men noemt geen koe bont of er is een vlekje aan" en werken daarmee de kwaadsprekerij in de hand. Wie eens steelt is altijd een dief," zegt een christen. De Buddhist zegt echter: Wie eens steelt, is niet altijd een dief." Buddha laattijd en gelegenheid tot verbetering. Christus ook; alleen zijn volgelingen niet. Jigoku no sata mo kane shidai! Geld kan geen pijnen der hel verzachten. Hun behoeften zijn weinige en geld is bij hen nog niet alles, heeft ook nog niet die macht, welke het bij ons schijnt te bezitten ; immers geld dat stom is, maakt recht wat krom is." Als de Engelschen over het leven en de nietigheid ervan spreken, zeggen ze : Life is a blank". De Franschen meenen : Lavie est amère et les femmes sont chères. De Duitscher zegt: Das Leben ist Sorg und viel Arbeit". Wij zeggen : Het leven is een schouwtooneel". De Oosterling zegt: Dit leven is als de morgendauw van het werkelijke leven." De Japanner is geduldig, hoe anders zou hij aan het spreekwoord komen : Wie zeven maal valt, moet 8 maal opstaan"? Het: après nous Ie déluge", wordt bij den Japanner: Ik leef mijn leven eenmaal en ten bate van die op mij volgen." Wie zal zeggen of de vingers die de monden der Buddhabeelden sluiten, niet een uitvloei sel zijn van het spreekwoord : De mond is de poorte van veel slechts." Wat echter 'direct tegen zou spreken, het spreekwoord dat zegt: De deur voor iemands mond is niet te sluiten." Spreekwoorden, zegt men, zijn volksfilo sofie. Wat dart van zoo diepe filosofie als deze: . Makera wa Kachi. Verslagen zijn is overwinnen. Hoe waarachtig filosofisch moet een volk zijn, dat tot zoo'n inzicht komt. Om te leeren schijn en wezen te onderschei den, zegt het: Wandel op het schoone gras, de slang jaagt ge op." Hoe schoon en frisch en jong het gras mag zijn, eens dat ge erin wandelt, zult ge de slang zien.. ? ? En dan weer over het leven : Het leven is als een brandende kaars in den wind." Schooner en eenvoudiger symbool is toch moeilijk te vinden. pen en tegen het feit, dat deze troepen niet in grooter verband en te kort zouden, oefenen' Met een gewijzigd artikel 27, waarover straks nader, kan een andere minister van oorlog de dienstplichtwet, verder behandelen. Een langdurig interimaat van minister . .Suys be.teéken,t een regeering der departe mentsambtenaren, Waardoor o.a. de mili taire pensioenwetten, e oplossing van het zoo- ingewikkelde personeelvraagstuk en de dienstplichtwet toch zeker niet kunnen wor den afgehandeld, omdat het den ad-interim minister meestal ontbreekt aan gefundeerde overtuiging en de vereischte belangstelling. Met opzet spreken we niet van deskundigheid, omdat in deze verpolitiekte I Ie kamer de parlementaire kennis en de slagvaardigheid belangrijker factoren zijn dan de deskun MEUBELBEWARINO?N TRANSPORT MIJ. AMSrXKOAM waM.AA.UAm ^umm digheid. Een derde mogelijkheid, die we aanstonds verwerpen, omdat we ons niet kunnen voor stellen, dat een hoogstaand opperofficier zich tot zulk transigeeren met zijn uitgesproken overtuiging zou laten vinden, is het aanblij ven van minister Pop. Ten slofte wees men ons van deskundige zijde op de mogelijkheid, déwet en de organisatie te laten liggen, tot na de verkiezingen en een commissie te doen benoemen, die een geheel samenstel van bepalingen zou ontwerpen om het iegervraagstuk tot oplossing te brengen. Een denkbeeld, dat we reeds in 1919 naar voren hebben gebracht, doch dat we thans moeilijk uitvoerbaar. achten, omdat dan de defensiezaken een strijdpunt bij de verkie zingen zouden vormen, waarvoor vele poli tieke partijen rfarièfrjê? zullen danken. Intusschen zou een minister van oorlog in het jaar vór de verkiezingen de handen vol hebben aan de pensioenwetten, de regeling van de positie van het beroepspersoneel, van de vooroefeningen en van de opleiding en verdere oefening van het verlofspersoneel. Indien hij tevoren vaststelde, dat de nieuwe organisatie eerst in 1926 in werking trad, zou hij 5 jaar tijd gunnen voor opheffing van kleine garnizoenen, regeling van de positie, behoorlijke afvloeiing van overcompleet per soneel naar de vooroefeningen en naar de cursussen voor verlofspersoneel ter vervan ging van den verplichten diensttijd. Rest de beste oplossing n.l. een minister van oorlog, die op de hoogte is van de stroo mingen in ons leger, die kans heeft gezien uit de schijnbaar uiteenloopende meeningen der deskundigen de algemeene wenschen op te maken en die voldoende tact heeft om te voren de politieke stroomingen te peilen ten einde de goede koers te varen, nadat hij zijn bestek heeft opgemaakt. Hoe de koers naar onze meening zou moeten zijn, willen we hier onder nog in 't kort uiteenzetten. Het amendement de MontéVerloren op art. 27 der wet om de reservetroepen te doen verdwijnen, kon wel niet voldoende stemmen verwerven, doch het geheele artikel werd ten slotte verworpen. Om aan dit artikel een meerderheid te kunnen verschaffen, zal men aan den wensch der anti-revolutionairen en christelijk-historischen tegemoet dienen te komen en zal dus het verschil tusschen kern troepen en reservetroepen moeten verdwijnen. Ter verduidelijking diene, dat de minister 14000 man van elke richting 6 maanden wilde oefenen en 8000 man slechts 4 maanden, in de hoop deze mannen nog te kunnen oefenen nadat het leger reeds gemobiliseerd was. Met de gebeurtenissen van België voor oogen meenden, alle deskundigen dat hiervan geen sprake kon J zijn.""'1'"-1 S Zeer nadrukkelijk en met kracht van argumenten heeft o.a. de Voorzitter der R.K. Officieren vereeniging in een lezing voor krijgswetenschap aan de hand van de gege vens van de eerste oorlogsdagen den toestand van het Belgische leger uiteengezet en er op gewezen, dat Nederland buiten den oorlog was gebleven door de spoedige en vlotte mobilisatie van een voor die dagen vrij sterk en paraat leger, hoewel er ook aan de uit rusting artillerie ontbrak. Nu een regeling te gaan uitvaardigen, waar door deze voordeelen teloor zouden gaan, heeft alle deskundigen tegenover den minis ter gebracht. Hieraan is nog toe te voegen, dat door het instituut van den Vrijwilligen Landstorm militaire vooroefeningen in den lande zijn georganiseerd, waardoor aanstaande dienstplichtigen een verkorting van hun eersten oefeningstijd met 4 maanden kunnen verwerven. Waar de eerste oefeningstijd der reserve troepen slechts 4 maanden zou bedragen en de minister voornemens was daarvoor in de eerste plaats de voorgeoefenden te bestemmen, was uitgemaakt, dat deze voorgeoefenden dus niet in het organiek verband in de ka zerne zouden oefenen. Dit nu verklaart de voorliefde der katholie ken voor deze wet, omdat zij, tegen het eenstertimig advies der katholieke deskundigen, liever de menschen in het geheel niet in den troep zien opnemen. Hoe de Vrijheidsbonders in deze de zijde van de katholieken hebben gekozen in ons een raadsel, terwijl niet ontkend kan worden, dat bij velen in het leger de sympathie voor dien Bond aanmerkelijk is bekoeld. Teneinde verwerping van het artikel te voorkomen, was tevoren overleg gepleegd om te komen tot een eersten oefeningstijd van 5 maanden voor allen. Terecht werd er evenwel op gewezen dat voor het getal 5 geen enkele plausibele reden was, doch dat dit alleen een concessie was aan de tegenstanders van 6 maanden voor allen, zooals logisch zou zijn geweest. Een tusschenweg werd nog aange geven door de eerste vervolgoefening aan den eersten oefeningstijd aansluitend te doen dienen, waardoor de eerste oefen tijd 5 maanden zou zijn, doch de praktijk nog de beschikking zou geven over 20 dagen. Dit werd noodig ge oordeeld, omdat anders de voorgeoefenden slechts een maand in grooter verband zouden oefenen, hetgeen te weinig is, rekenende op het verlies van 4 Zondagen, 4 Zaterdagmid dagen, den dag van opkomst en dien van ver trek, dagen van verplaatsing van troepen.enz. Wij houden een eersten oefeningstijd van 5 maanden allerminst voor een goede oplos sing, indien niet aan verschillende voorwaar den wortit voldaan. In de eerste plaats is noodig oefening in de organieke verbanden, zoo noodig bij toerbeurt voor de compagnieën van hetzelfde bataljon. Voorts is een ongestoorde oefenperiode een onontkoombare eisch. Met het gering aan tal militaire werkers is dit volstrekt niet ver zekerd. Voldoende beroepspersoneel moet een vlot te en weinig ingewikkelde mobilisatie ver zekeren, terwijl voor het beroepspersoneel, dat niet voor een troep benoodigd zou zijn een zeer drukke werkkring te vinden is: Ie bij de militaire vooroefeningen, 2e bij de opleiding en het herhalingsonderricht aan ruim 5000 verlofsofficieren. Wordt dit behoorlijk in verband met elkaar geregeld, dan is uit beide regelingen geldelijk voordeel te trekken en is dus de bezuiniging te verkrijgen, waarnaar men streeft. Wanneer ten slotte een behoor lijke verzorging van artillerie en munitie tot stand komt, kan Nederland weer met eenig vertrouwen de toekomst tegemoet gaan. De degelijkheid van de regeling en de deug delijkheid van de militaire vooroefeningen kan zeer veel vergoeden van hetgeen men aan eersten oefeningstijd gaat inboeten. Een andere wijze van denken en werken is dan evenwel in vele kringen dringend noodig en evenzeer het zich aanpassen aan andere toestanden, en het zich losmaken van begrip pen, die tot nu toe als standaardbegrippen werden aangemerkt. Nieuw zijn de denkbeel den niet, die aan de te nemen maatregelen ten grondslag behooren te liggen, zij zijn alleen voor velen nog wat vreemd. W. J. M. LINDEN Kleine kinderen leert men : Waarom zoudt ge dankbaarheid verwachten? Bewijs ze, maar verwacht ze niet", en dit illustreert een spreekwoord : Zelfs het schoothondje kan zijn meester wel eens bijten." Verder zegt de Japanner : Verwacht toch niet dat alles je gelukken zal". Een aap valt nog wel eens uit den boom." en Sterven zelfs doctoren niet aan cholera?" Een beleefd volk zijn ze, maar ook daarin trachten ze maat te houden. Rei mo sugereba shizurei to naru. Overbeleefdheid wordt onbeleefdheid. Denk niet dat dit ver gezochte spreekwoor den zijn. Ik zou er u honderd meer kunnen geven, die geregeld gebruikt worden. Het is in Japan grootmoeders taak, den kin deren die makkelijke wijsheid bij te brengen. Als ze nog heel klein zijn en grootmoeder de vracht op haar rug nog niet voelt, begint ze hun al zacht voor te neuriën : In no kol In no ko !" Kindje van den Hemel! Dat is de Japansche lullaby, het wiegenlied, en groot moeders rug is de wieg. Niet van het schaap met de vier witte voetjes, maar van den hemel, waaruit hij zoo pas gekomen is, van het zalig Nirwana, van het Niet-zijn, zingt ze : In no ko, in no ko !" en als dan het kind op haar rug bijna slaapt, vindt ze een ander woord, dat zacht en be dwelmend klinkt: Higo, higo." Dat woord kan een Japanner nooit vergeten. Dat woord heeft hij als kind alleen in de zaligste oogenblikken, vlak voor den slaap gehoord : higo, higo, higo !" Pas veel en veel later leert hij dan den diepen zin hiervan : Higo d.i. een toestand van zonder zonden zijn, waaruit hij gekomen is en waartoe hij terug kan gaan, als hij een goed leven lijdt. En dan, op een anderen dag, als ze samen bij een van de vele tempels zijn, wiegt ze zijn bewondering, met een zacht zingend : Na mü, na mü, na mü" en voor zichzelf voleindigt ze het gebed : namüAmida Butsu" (heil u, o Buddha.) Het kind is bij de eerste klanken gebleven en stottert: Na mü, na mü, na mü" Dan luidt grootmoeder de groote bel, om Buddha te zeggen, dat ze er is en ze stelt Hem haar kleinzoon voor, die op haar rug plechtig meebuigt of ze maakt den band los en be vrijdt hem even en laat hem over haar ge vouwen handen buigen. 't Is goed, vroeg te leeren buigen, want: hoe zal iemand leeren rechtstaan, die niet buigen kan." Is het iets ouder, dan zal groot moeder het kind vragen : Maar maar de Groote daar voor ons, waarom is hij in de wereld gekomen?" Het antwoord blijft ze schuldig, dat moet het kind langzaam zelf vinden. Zij herhaalt de vraag, telkens weer, tot het kind nieuwsgierig wordt, en later, als het lezen en schrijven leert, overal naar een antwoord zoekt. Overal, in alles, voelt het kind immers den vriendelijken geest van Buddha. Als de dag komt, waarop hij vragen zal, waarom tegenover de Butsudana (Buddha altaar) een Kanu dana (Shinto altaar) staart, zal het een van de schoonste lessen in verdraag zaamheid krijgen. Dan zal een oudere zeggen : We moeten slechte ieeringen weren, maar we mogen geen oud geloof ontkennen." Als het kind leergierig is en boeken vraagt, zal de vader op een goeden dag een wijs, oud man meebrengen, die het kind zal vertellen van den rozenkrans van het leven. Hoe iedere kraal een menschenleven uitbeeldt, waaraan een ander vooraf ging en waarop weer een ander volgt. Als het kind dan vraagt, wat zijn leven is, dan zal de wijze zeggen, dat niemand dat weet. Ieder leven is voor Buddha als elk ander leven, ieder menschenhart op zich zelf een wereld in het klein voor den mensen, maar voor Buddha is het niets meer dan het leven van een bloem of van een mier. Veel meer nog zal de wijze hem vertellen en als deze weg is, zal vader, met een oud spreekwoord, twee woorden bepalen. Eén uur of een feest met een wijze, is meer dan geleerdheid uit tien boeken." Overal en altijd weer komt het leven tot het kind in oude spreekwijzen, die waarheid aan wijsheid huwen. Als moeder hem meeneemt om in April in Yenopark de bloesems te gaan zien, zal ze hem den blauwen hemel wijzen en hem zeggen : het net van den hemel spreidt zijn mazen ver uit, geen kan er aan ontsnappen." En als het dan begint te denken en op een gegeven oogenblik vraagt: Maar wat i's dan dat Leven?" dan zal hij hooren, dat het leven is, een toestand van nog-niet-zijn-in-den-plechtigsten-staat" Zonsopgangsfeesten, bloemen, maan en sneeuw zien, zijn feesten die hem leeren, dat de Godheid zich in alles openbaart. Eerbied voor alles, leert men hem, door de leer der zielsverhuizing. Waarom zou hij vlinders vangen, torren plagen, er kunnen in al deze toch tijdelijke zielen huizen? Een late vlinder bij ons, een voorbestemd dier om gekweld te worden is in Japan be schermd door het bijgeloof, dat juist in dit diertje een ziel huist, die den weg naar den hemel is kwijt geraakt. Hij leert van alles de reden. Dat hij zitten moet op den grond. Wat anders is het, dan een imitatie van de manier, waarop Buddha zat onder den boom Bö", den boom der wijs heid? Men leert hem den weg, den rechten, door het Leven, den Bu Shi do. En men zegt hem dat hij dezen weg niet alleen gaat, maar dat hij omringd is van zielen die met hem gaan. Als hij vraagt wat toch eigenlijk de tori" beteekent, de poorten, om en voor de Shinto tempels, dan hoort hij, dat dit een rustplaats is voor de hanen die de goden het verschijnen der Zongodin moeten melden en ook voor Bingachó, den hemelvogel, die van tijd tot tijd zelf de ziel van een gerechtige afhaalt om hem den weg naar Nirwana te wijzen. Op dertien Juli zijn het de overal ontsto ken vuren, die heni vragen doen stellen : Waarom die vuren en waarom staan alle huizen wijd open?" Een oudere zal dan uitleggen, dat dit de dag is, waarop de geesten der afgestorvenen graag op aarde weerkeeren. De vuren moeten hem den weg wijzen en het huis is open, opdat geen vergeefs zou komen. Twee dagen later, op den Bon-no-matsuri, het feest der lantaarns, nemen de ouderen hem mee, naar de zee, naar een rivier of naar een vijver. Daar zal hij kleine scheepjes zien, elk met een miniatuur lantaarntje. Als een der zijnen vroeg of laat in 't water een graf gevonden heeft, zullen de zijnen ook een scheepje loslaten. Om de zielen voor te lichten van die in 't water stierven." Plechtig en stil zal alles rondom zijn, een ernstige vereeniging met de zielen van die voorgingen. Dan zal ook de dag komen van offeren en bidden voor hen, die zonder nabestaanden stierven en het kind zal leeren aan anderen denken. Of op een warmen zomeravond als in Japan heel het leven naar de straat overge bracht is, zal moeder of grootmoeder, zonder een woord, iets aanwijzen, iets, dat is als een bal van zilverwit licht en dat langzaam stijgt in de met warmte geladen lucht, langzaam, langzaam, tot het eindelijk verdwijnt. Als de bal weg is, zal moeder zachtjes zeg gen : Hito Dama." Maar pas veel later leert het kind, hoe dat een arme ziel is die niet tot rust kan komen. Alles in zijn kinderleven heeft een religieusen achtergrond en zijn religie weer is op het nauwst met zijn familieherinneringen verbonden. Geen cathechisatie, geen urenlange pree ken. Wat hij leert, leert hij van die hem liefhebben en die hij vereert. Zijn Goden zijn goede Goden, die leeren dat iedere daad in de gevolgen, straf of belooning voor den dader draagt. Zeker, zijn Goden leeren hem, dat dit leven slechts is de morgen van een ander leven, maar blij en vroolijk mag die morgen zijn. Geen van zijn Goden is afgunstig. Nergens verbiedt Buddha het eeren van andere Goden naast Hem. Waarom?'tGaatnietomBuddha's ijdelheidsstreeling. Het gaat om den mensch, door het Goede tot het Nirwana te voeren. Allen die daartoe bijdragen zijn goede Goden. Ik moet nu denken aan een ander Japansch spreekwoord : Zie naar het Leven der Vol gelingen en beoordeel daarnaar het geloof !" Overal onder zijn volk ziet het kind aanhanke lijkheid en goede trouw. Al vroeg leert hij zijn aandacht concentreeren op de verheven heid op 't voorhoofd van Buddha, bron der allerpuurste wijsheid, waarnaar ook hij eens zal mogen streven, als vele, vele levens voor bij zullen zijn gegaan. Nooit zal hij het westersche spreekwoord : Hoort naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden" begrijpen. En evenmin ,EVEN SLIKKEN' Groenendaal moet uit de bajes, Maar hij is nog lang niet vrij; In den Haag: gebroken beenen En een dienders-vechtpartij. Dempsey heeft de sterkste knuisten, Carpentier kreeg op zijn kop; Brand op de Prins Hendrikkade, Djambi wordt een olie-strop; Negentien verdwenen schepen, Ingepikt of weggebracht; Zuurbier heeft geen trek in stemmen, Troelstra zucht en Wijnkoop lacht; Ierland blijft nog lustig branden, Engeland is blut-gestaakt, En ons oude Ministerie, Is weer splinter-nieuw gemaakt. Nog even slikken!" Groenendaal is uit de bajes,- f En zijn honger is voorbij; In den Haag: een bloemen-corso, Aan het Hof een danspartij; Dempsey kreeg de meeste duiten, Carpentier geneest zijn kop; Polis, brand, Prins Hendrikkade, Djambi-waarden loopen op; Negentien gevonden schepen, Naar den slooper toe gebracht; Zuurbier is een reuze-stemmer, En de burgemeester lacht; Ierland laat Valera blusschen, Engeland wordt dood-gestaakt, En ons nieuwe Ministerie, Is weer non-actief gemaakt. Goede lieden van de Groene" Laat ons rustig verder gaan, Hoogstens na een dag of zeven Gaat 't weer van voor af aan. J. H. SPEENHOFF iniiuiim iiiiiiniiiiiiiii UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENHAGÉ, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEYREDEN. intimi iiiiiiiiiiiiiiu minimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii zal hij begrijpen, waarom wij nooit Jezus zul len kunnen evenaren. Waarom niet? Als dat niet kan, wat is dan het doel van al die moei zame levens? Hij begrijpt niet onze domme aan-denletter-houderij, onze manier van wetten alleen uiterlijk volgen, wetten van n eeuw oud. Zijn wetten kwamen uit het Oude China en hebben den toets der tijden doorstaan. Die zijn gegroeid uit de wijsheid van strenge en milde geleerden, zijn wetten zijn eer biedwaardig, als de ouden van dagen. Een van zijn spreuken is : De wijze is groot, maar kent geen trots, de onwijze is tro'tsch, maar kent geen grootheid." Dit doet hem veel dingen van den trotschen Westerling verdragen, die anderen, die zijn wijsheid niet hebben, lijden moeten. Hij neemt van den Westerling wat voor 's lands welvaart noodig kan zijn, maar die hooggeprezen assimilatie blijft aan de opper vlakte, innerlijk blijft hij zichzelf en zijn wijzen getrouw. Ik zou zoo door kunnen gaan tot in het oneindige. Wat men hoort, waar men heenziet, alles is onopzettelijk leerrijk. Het blijf daar af", wat onze Westersche kinderen zoo enerveert, bestaat hier niet, omdat er niets is om af te blijven, daar het huisraad tot een minimum gereduceerd is. Toch leert het kind voorzichtigheid en waak zaamheid. Vooral van dit laatste, hij weet het, hangt zooveel af. Weet hij niet van den grooten geest van Japan, die rust op de visch Namadzü, die heel Japan (dus ook den geest van Japan) draagt? Die groote geest houdt nacht en dag het scherp, tweeledig zwaard gereed, dat Na madzümoet beletten zijn enormen staart te bewegen. Slaapt Japans beschermgeest even in, dan profiteert het monster er dadelijk van en probeert zijn last af te schudden. Dan beeft de aarde van Japan, dan woedt de jishin (aardbeving), dan lijden arme steden en menschen door n seconde onachtzaamheid. Dergelijke legenden, geen zure raadgevingen, zijn leermeesters van het Japansche kind. Het stukje van den hemel, dat ieder kind met de geboorte meekrijgt, gaat voor hen niet verloren. Het wordt onderhouden en zoo mo gelijk vergroot, door het doorloopend contact dat hij met die vór hem heengingen, on derhoudt. Uit velerlei, ook uit spreekwoorden kent men een volk. Bij ons dekt de vlag de lading''. De Japanner zegt: Hoe prachtig ook de vlag, eens moet het schip gelost worden en dan komt de lading aan het licht." Voor ditmaal genoeg. East is East and West is West. Maar we hebben geen reden en geen recht, dit met een soort meerderheidsgevoel van een ongemengd ras als de Japanners te zeggen. Ik meen ongemengd, d.i. niet met Europeesch bloed gemengd, op enkele ongunstige excepties na. ELLEN FOREST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl