Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Juli '21. Np. 2299
f
7A9 ^ 711 * 713
II
TBIPLE SEC. COHBIEB
l«portépar8CHIIITZItCo..ütrfloht
Grand Hotel Funckler
* HAARLEM
RESTAURANT DB TOUT Ier ORDRB
KUMSTHAHDIL
JACK HIEKERt r/A CM Gou f il A Co.
28 25a Lang»Hovtttr.'t-Snnnhag*
KESTERVERKEH VM DE
f79 EEUWSCHE, HAAGSCHE
EM FRAHSCHE SCHOOL
VERMOUTH Dl TORI HO
la qualltelt. f 1.60 perflesch.
WIJHHANDEL DE BARBANSON Amttal 51
lol Hotel de la Piix
Prachtige ligging a/4 oever v/h meer.
?? M? .;.? '??,:? v.- w v, v Nieuwe Eigenaars. "?"
J. Sr«HWttlMfcfln AJDAM-R'DAM-DEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
HotelDumenDaal'^rr
Te midden eener schoone boschr. omgeving.
HET HOLMND-INSTJTUUT TE
FRANKFORT A/D MAIN
Het is'nog niet zoo heel lang geleden, dat
in breede duitsche kringen de gangbare op
vatting van het begrip Hollander die was van
den min of meer gedegenereerden Germaan,
die als deftige mijnheer voor z'n plezier
tulpen plantte en slapende rijk werd van de
schatten, die Java en Sumatra wel zoo goed
waren in zijn schoot te werpen. Langzamer
hand echter kwam er een kentering en in de
laatste 25 jaren voor den oorlog verschenen
er in Duitschland verschillende geschriften
over het Nederlandsche volk, de ligging en de
beteekenis van zijn land. Maar ook deze
publicaties hielden een volslagen miskenning
in van het werkelijke karakter van het Hol
landsche volk en zijnen staat. Zij stelden ons
voor als een natie, die krachtens afkomst, taal,
zeden en levenswijze duitsch was, betoogden,
dat-hètvöor- het keizerrijk, zoowel als voor de
lage landen aan de zee slechts nuttig en
voordeelig kon zijn, wanneer beide zoo spoedig
mogelijk vereenigd werden en den Haag
hoofdstad werd van een duitschen bondsstaat.
Zij ontkenden het bestaan van onze typisch-1
holtandschdPkultimr, die minstens even ver
van, de duitsche; afstaat als b.v. de Scandina
vische erf ngéfsche beschaving van déze
verwijderd zijn. Het treurige feit moet hier
worden vermeld, dat eriHollanders geweest
zijn, die in dit koor van waanzinnige imperi
alisten 'meebrulden en meebralden op onze
z.g. Kleinstaaterei."
Gelukkig is alles heel anders geworden.
De gedachte," dat wij op Duitschland, Duitsch
land op ons aangewezen is, breekt zich baan.
Men geeft er zich in Duitschland tegenwoordig
alom rekenschap van, dat Holland een factor
van beteekenis is in het economische leven
van West-Europa.
Men wil kennis nemen van wat er in dat
kleine land gebeurt, nu het inzicht levendig
geworden is, dat een Klejnstaat" een
Grossmacht" zijn kan en nu het gevoelen algemeen
doordringt, dat de Hollander drager is van
een eigen beschaving met een geheel ander
karakter dan de duitsche kuituur.
Waar zoo de zaken staan, wordt het voor
ons tijd handelend in te grijpen; wij zelf
moeten hier de duitschers voorlichten, het is
Holland's plicht, deze belangstelling in den
goeden zin des woords, die niets
beangstigends meer heeft, in de juiste banen te
leiden.
De man, die dat heeft begrepen, is Prof.Dr.
M. J. van der Meer, docent voor nederlandsche
taal en letterkunde en germanistiek aan de
Universiteit te Frankfort aan den Main en aan
de Hessische Universiteit te Giessen.
Het is voor mij zulk een verblijdend ver
schijnsel, dat bij de oprichting van het
Holland-Instituut" te Frankfort aan den
Main de leiding in handen was van dezen
echten hollander, die echter het duitsche
volk door een jarenlang verblijf in Duitsch
land door en door kent en het, om z'n goede
eigenschappen, liefheeft.
Ik zette reeds uiteen, door welke ge
dachten de hollandsch-duitsche toenadering
moet worden beheerscht; zij dekken in
groote trekken de meening van den heer van
der Meer. Juist omdat naar zijn meening
alleen ëéri vnj Sèn- zelfstandig Holland gelukkig
kanaijn en tot,steeds grootiren bloei geraken,
is- hij tot zijne inzichten gekomen. Maar hij
voelt hoe daarnaast goede nabuurschap tot
de ons omringende landen geboden is, om
duizenderlei redenen. En terwijl anderen,
tot zijn verheugenis, dit werk in Frankrijk,
Engeland,ZwedenÉen Spanje opnamen, wenscht
IIIMHIIIIHIIIIIIIUIII
VERKNOEIDE VAKKEN
Met belangstelling heb ik het artikel van
Prof. Kernkamp over de verknoeide vakken
gelezen en met eenige spanning afgewacht
of er ook iemand zou komen die het eens voor
het teekenonderwijs opnam. Maar tot nog toe
ontdekte ik niets van dien aard, en daaruit
mag ik wel de conclusie trekken, dat niet
velen een blijvenden goeden indruk meege
nomen hebben van het onderwijs, dat zij
in dit vak genoten hebben. Daarover verwon
der ik mij niets, wanneer ik zie, dat zelfs
thans nog voor het meerendeel het
teekenonderwijs aan H. B. S. en andere inrich
tingen bestaat in het stom nateekenen van
blokken, figuur-platen en z.g. stillevens".
Aan gymnasia wordt reeds hier en daar
teekenonderwijs ingevoerd. Zal het op de
oude wijze voortgaan ? Zal men de zoo
hoogst belangrijke aesthetische ontwikkeling
weer achter stellen bij het verkrijgen van wat
teeken vaardigheid? Is er dan intusschen niets
veranderd? Gelukkig wél!
Onder ons, jongere leerkrachten bij het
teekenonderwijs, zijn er te vinden, die be
grepen hebben, dat het onmogelijk is om
onbegaafde leerlingen in de weinige uren,
die voor het teekenonderwijs beschikbaar
zijn gesteld, eenigszins voldoende kunst
zinnig te leeren teekenen. Maar wat wél
mogelijk is: in die weinige uren kan aan alle
leerlingen een aesthetisch begrip worden bij
gebracht, waaraan zij hun geheele leven een
niet genoeg te waardeeren steun kunnen
hebben. Vooropgesteld dient te worden,
dat de leeraar zelf inderdaad een kunstge
voelige moet zijn; daaraan ontbreekt het
maar al te vaak. De teekenleeraar heeft een
klas leerlingen vór zich, die op een leeftijd
zijn, waarop de kinderziel bijzonder vatbaar
is voor fijne indrukken. En het is mijn per
soonlijke ervaring, dat kinderen, die elk
teekentalent ten eenenmale missen, en nooit
een behoorlijken kegel of kruik hebben
geteekend, ten slotte na onderwijs, waarbij
de leeraar individueel te werk gaat (en dat
moét een leeraar in een kunstvak doen !) en
scherp toeziet waar de aesthetische gevoelens
van het kind sluimeren, zélf en geheel zonder
hulp, een ' zeer voldoende vlakversiering
kunnen ontwerpen en zich een goed oordeel
weten te vormen over producten van kunst
en kunstnijverheid.
Leiding te geven aan den zin voor het
schoone, dien geen kind mist, is in de eerste
plaats de roeping van den teekenleeraar.
Nuttige hulpmiddelen zijn daarbij de blokken,
kegels, platen, voorwerpen. Maar het teekenen
van die dingen mag nooit hoofdzaak, doel
worden. Doel moet zijn : het ontwikkelen
van het gevoel voor vorm, lijn en kleur ;
het zelfstandig ontwerpen van harmonische
versieringen ; het zelfstandig beoordeelen van
kunst-producten. Dat heeft voor iederen
mensch groote, blijvende waarde. De enkelen,
die teekenaars en schilders zullen worden,
vindt men zelden op de middelbare scholen ;
hun kan men daar onmogelijk voldoende
onderricht geven.
Teekenonderwijs zonder kunstgeschiedenis
lessen is dan ook half werk. En zelfs met
kunstgeschiedenislessen komt men er nog niet.
Aanschouwings-onderwijs is noodzakelijk.
Jaarlijks trek ik met mijn leerlingen naar
den Haag of Amsterdam, en bezoek musea
met oude en moderne kunst; zie met hen
oude en moderne gebouwen; bezoek een
inrichting voor Binnenhuiskunst, als bijv.
van Corn. van der Sluijs. Ja zelfs winkels,
waar mooie en leelijke en monsteiachtige
dingen naast elkaar zijn te zien. Ik geef een
kopjesles", waartoe alle leerlingen kopjes
en schotels meebrengen en gezamenlijk on
derwerpen we de voorwerpen aan critiek;
een vazen-les ; een les in sieraden, enz. Naast
dit alles, laat ik de kinderen styleeren naar
bloemen en insecten, en al gauw ontdekt
men, dat elk kind een eigen stijl, een eigen
voorliefde heeft, die met succes ontwikkeld
kan worden. En als zij tenslotte voor het
rapport-cijfer een eigen ontwerp, geheel
zonder hulp moeten maken, ben ik meermalen
versteld over het resultaat. Ja, ze zitten te
zwoegen en spannen zich geweldig in om zoo
goed mogelijk voor den dag te komen ; maar
zij hebben zonder uitzondering plezier in
't werk, en de 10 als belooning geef ik soms
met gelukkig gemoed.
Maar ik word onbescheiden en praat over
mijn eigen methode, terwijl ik algemeen
wilde blijven. Ik zou mijn collega's willen
toeroepen : houdt uw vak levend ; wek de
belangstelling van de leerlingen ; ga indivi
dueel te werk en verval nooit in het urenlange
doen nateekenen van steeds ingewikkelde
ruimtefiguren e.d., want dat doodt de liefde
voor het teekenvak!
Wanneer ingezien wordt dat het teeken
onderwijs er is, om menschen te vor men, die
Ie. van beeldende i kunst moeten kunnen
genieten, en 2e. voorzoover zij aanleg hebben,
ook zelf iets moeten kunnen voortbrengen,
en men daarbij zijn onderwijs frisch en levend
weet te houden (maar dat hangt van den
leeraar af; de leerlingen zijn goed en wachten
slechts op de gevoelige hand, die de snaren
in trilling brengt!); dan zal hél gauw de
tijd voorbij zijn, dat het teekenonderwijs
onder de verwaarloosde vakken behoort.
Het aantal beschikbaar gestelde uren is
voor het boven ontwikkelde doel voldoende ;
en het ligt aan de \eerkrachten zélf, indien
men, ouder geworden, niet met vreugde
terugdenkt aan de uren, gesleten in het
lokaal van de teekenjuffrouw of teeken
leeraar ; dat lokaal met zijn gezellige inrich
ting ; met a! de mooie voorwerpen rondom
uitgestald in kasten en op planken; met de
mooie reproducties aan de wanden
Was dat maar zoo ! Want aan de inrichting
YUAAOTi
SI-FA-KO
S IQ ARE M
' ? *__?**? .j
Hut voof»a«M«t0
lllllltlllllllllHllllltlHUIIIIIIIIIIIHll
hij in Duitschland iets tot stand te brengen.
De grondgedachte bij de oprichting van het
Holland-Instituut" was, dat men elkaar moet
kennen, om te geraken tot wederzijdsche
waardeering en hoogachting. De duitscher
moet even zoo goed hollandsch leeren als wij
duitsch. Hij moet weten hoe magistraal onze
schilderkunst en dichtkunst zijn, hoe hoog onze
wetenschap staat, hoe Holland handel drijft,
hoe het z'n landbouw en visscherij uitoefent,
en ook, hoe onze staatslieden het aanleggen,
om zonder gepantserde vuist iets te bereiken
in de internationale politiek. Frankfort nu
heeft reeds groote' stappen gedaan op dezen
weg der toenadering. De universiteit heeft
sinds jaren een leerstoel voor ned. taal en
letterkunde. D^TSJi. Metz, de secretaris van
de Nederlartdwjj^ Kamer van Koophandel
aldaar, onderricht aan dezelfde hoogeschool
nederlandsche staathuishoudkunde, terwijl
ook het holjahdsch als leervak aan de ge
meentelijke handelsscholen voorbereid wordt.
Wijzen wij er verderpp, dat ook het naburige
Giessen de heeren van der Meer en Metz als
docenten aan zijne universiteit heeft, dat
Frankfort een groofe hollandsche kolonie,
een bloeiende Nederlandsche Kamer
vanKoophandel heeft, dat ten slotte het ethnologisch
Museum belangrijke.verzamelingen uit
Ned.Indië bezit n datin het Staedelsche Institut"
onze Hollandsche schilderschool uitstekend
is vertegenwoordigd. De hier aanwezige
nederlanders, onder leiding van Prof. van der Meer,
hebben deze gunstige konjunktuur weten te
benutten en men heeft een Holland-Insti
tuut" opgericht, dat volgens artikel 2 zijner
statuten ten doel heeft:
de wetenschappelijke studie van Neder
land en zijne koloniën te bevorderen, en
belangstellenden de mogelijkheid te bieden
zich over alle zaken, die dit gebied betreffen,
zakelijk te ortënteeren. Verder stelt de
vereeniging zich ten doel elk streven te onder
steunen, dat gericht is op bevordering der
kennis van hollandsche beschaving bij de
duitschers en die der duitsche beschaving
bij de hollanders"
Artikel 3 luidt dan :
Het Instituut zal niet alleen voor stu
deerenden der universiteit toegankelijk zijn,
maar ook voor het groote publiek; verder
zal men rekening houden met de eisenen van
verkeer, handel en industrie, terwijl alle
maatregelen zullen worden genomen en al
iniriiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii
Koninklijke Meubelliansporl-Maaiscnappij
GRUYTER&Co
Internationale Verhuizingen
datgene aangeschaft, wat het doel der
vereeniging kan bevorderen."
Zooals u ziet, een uitgebreid programma,
welks verwezenlijking aan de bestuurderen
zeer hooge eisenen zal stellen. Over'déope
ning waarbij o.a. oud-minister Pleyte
en Dr. de Hartogh het woord voer
den, hebben de hollandsche bladen reeds
uitvoerige berichten gebracht; zij hebben
meegedeeld, dat de eerste mannen van Frank
fort op elk gebied zich voor het Instituut
interesseeren, zoowel particulieren als
officieele personen. Geldelijke en moreele steun
gewerd het bestuur reeds van verschillende
zijden ; echter liet, op zeer enkele uitzonde
ringen na, het hollandsche vaderland met
hulp op zich wachten. Zeker, Nederland in
den Vreemde" en ook het Algemeen Neder
landsen Verbond" kwamen te hulp, maar men
had hier in Frankfort zoowel van officieele
als van particuliere zijde krachtige onder
steuning verwacht. Hoe jammer, dat deze
uitblijft. Het betreft fhier groote dingen;
alleen met groote middelen is wat te bereiken.
Wat tot nog toe in het bezit van het Insti
tuut kwam, is absoluut onvoldoende.
Twee mooie zalen van de Frankforter
hoogeschool werden door den senaat, onder
medewerking van het curatorium,ter beschik
king gesteld. Zij prijken met het opschrift
Holland-Institut". Maar deze zalen moeten
worden gemeubileerd, daarin moét een biblio
theek van hollandsche werken en van werken
over Holland worden ondergebracht. Aan de
wanden dienen reproducties onzer groote mees
ters in de schilderkunst te hangen, op de lees
tafel behooren hollandsche couranten en tijd
schriften te liggen. Bovendien zullen er spre
kers uitgenoodigd moeten worden, die het
duitsche publiek over Holland in Europa en
onder de keerkringen zullen voorlichten en
tegemoet komen aan den drang naar kennis'
van nederlandsche toestanden. Dat alles
kost natuurlijk veel geld. Duitschers en
hollanders hier in Frankfurt vereenigden zich en
gaven naar mate hunner krachten tijd, geld
en kennis aan het Instituut, maar het zal alles
niet voldoende zijn, om dat te verrichten
wat men zich voorstelt: een breed opgezet,
echt hollandsch werk. Landgenooten, uit het
Holland-Instituuf'kan een inrichting groeien,
die voor Holland zoowel als voor Duitsch
land van verstrekkende beteekenis kan zijn,
maar alleen onder voorwaarde, dat gij ons
helpt. Ons helpt met de schenking van een
abonnement op een groot hollandsch blad
(van welke richting dan pok !) of tijdschrift,
van boeken voor onze bibliotheek, van geld
ook. Bovendien is er voor hen, die meenen,
dat een Holland-Instituut" er zoo moet uit
zien, dat het Holland's goeden smaak waardig
is, een prachtige gelegenheid mee te helpen !
Niet als koudwater-douche op uw geest
drift, maar uit hollandsch-nuchtere overwe
gingen, vermeld ik dat het lidmaatschap
verkregen kan worden door een jaarlijksche
bijdrage van tenminste ? 2.50, dat men be
gunstiger wordt door een jaarlijksche bijdrage
van tenminste / 15-. terwijl een lid den
Stiftertitel" kan verwerven door het schenken
van tenminste ? 150.- ineens. Deze sommen
kunnen gestort worden op het konto van het
Holland-Institut" bij de bankiers Gebr.
Bethmann, Frankfort a/d Main. Andere
schenkingen komen terecht wanneer ze
worden' geadresseerd :
aan het. Holland-Instituut van de Universi
teit te Frankfort a/d Main, Mertonstrasse
17?21.
JANSTEINEBACH -\
Frankfort aan den Main.
llltlllllllllllniillllltlMilllllllllll
der lokalen valt k nog heel wat te verbe
teren.
Wellicht zullen de nieuw in te rich
ten lokalen aan de gymnasia een voorbeeld
ter navolging worden !
Deventer, Juli 1921.
CLASCA OZINGA
DRANK, SPEL, BIOSCOOP
Aanschouwelijk moest het zijn. Daar is het
mee begonnen. Enkel woorden konden bij
onderwijs, bij leering in het algemeen, niet
dan vage, onzuivere voorstellingen wekken
in den geest van lezer of leerling. Afbeelding
moest gelegenheid bieden tot aanschouwing,
tot vergelijken van de werkelijkheid met het
in den geest gevormde beeld. Aldus kon de
voorstelling zich zuiver en diep in den geest
prenten.
Maar zooals 't helaas al te vaak gaat bij het
verwerkelijken van goede vór-denkbeelden,
ging het hier opnieuw. Wat, met mate en te
juister plaatse en tijd toegepast, nuttig,
geestontwikkelend kon werken, sloeg door
overdaad om in zijn tegendeel.werd nutteloos,
geestafstompend. We kregen sinds 'n paar
tientallen jaren een overstelping, een
oyerstrooming, een zondvloed van aanschouwelijk
heid. Geesteloos prentmisbruik is een volks
ondeugd geworden, met spel- en drankmis
bruik gelijk te stellen.
De illustratie-weekbladen met hun
eindeloozen prentjesstroom zijn het bederf in eerste
instantie geweest van het in zijn kern zoo
vruchtbaar pedagogisch beginsel, het nuttig
effect der aanschouwelijkheid.
Door hun overdrijving, hun
doelloos(het winstmaakdoel der uitgevers blijve hier
buiten rekening) prikkelende overdaad zijn die
schier - enkel - poppetjes - en- prentjes-uitgaven
uit volks-pedagogisch oogpunt tot armzalige,
nuttelooze publicaties verworden.
In Noord-Scharwoude heeft een zware
schuurbrand gewoed. Enkele dagen later ?
dat heet actualiteit twee weken zou te
laat zijn een fotografie van de verkoolde
muren. Wat ter wereld zoo'n
Noord-Scharwouder puinhoop den kijkers speciaals te
vertellen kan hebben, zal wel eeuwig duister
blijven.
Vervult de bode van het gemeentehuis te
Lutjebroek 25 jaren zijn betrekking. ??zijn
feest is niet af, indien de wereld zijn
plichtbeseffende facie niet te bekijken kreeg.
En dit zijn relatief nog onschuldige onbe
nulligheden. Maar in dit gelddorstig
exploiteeren der hedendaagsche
kiekjes-en.prentjesdrift, van dien onnoozelen veelverspreiden
lust in emotioneerend gekittel, gaat menige
exploitant ongepast ver. Konden wij niet
voor korten tijd in een der illustratie-week
bladen, een van misdrijf verdachte vrouw,
alvorens de rechter had gesproken, met de
ruwste qualificatics zien ten prooi werpen
aan de verachting en den haat van het
sensatielustig publiek? Maar zulk een
prentjesweekblads vonnis is pakkender dan
het rechterlijke,* begeerlijker te kennen.
omdat het versierd is met de foto van den
gevel van het huis en met een foto van de
kamer, waarin de gruwelijke misdaad plaats
had, met bovendien een speciaal kruisje bij de
juiste plek in de kamer (dit is van het hoogste
belang) en met een foto van de kleeding en de
allerlaatste houding van het slachtoffer.
De tekst bij de prentjes is uiteraard iets
negligeables, is doorgaans reportage van zeer
slap allooi. Inderdaad, waartoe beter? 't Is
immers boven alles om het prentje te doen.
En dit prentjes kijken, verlokkend in onze
dolle haast (het maakt zelfvoorstelling lekker
overbodig) verwordt op den langen duur tot
iets zoo leegs, hols, inhoudloos en futloos,
dat een eenigszins ontwikkeld mensch zich
ten slotte schaamt zoo iets waardeloos in
handen te hebben.
De leegheid, de holheid der
illustratieweekbladen-prentjeskijkerij in het kwadraat,
dat is de holheid, de leegheid van den bioscoop.
Over den Schund oftewel prikkelbioscoop
spreek ik niet. Die is (hier kan geen
meeningsverschil zijn) met een kwaadaardige besmet
telijke ziekte op n lijn te stellen. Wordt
ginds het lichaam geïnfecteerd, hier het
hoogere: gemoed en geest. En het is nog de
vraag, welk gif het diepste invreet en het
verst vertakt is in zijn verdervende gevolgen.
Wat de prikkelbioscoop met zijn grove
inbeeldbrenging van ruwe harstochten in jonge
gemoederen aan teeders, heiligs, moois
vervuilt en vernielt, dat is niet te benaderen,
dat is verbijsterend, maakt wee en toornig
bij het overdenken.
Maar ook wat men den fatsoenlijken bios
coop noemt, is als volksontspanning, door
zijn redeloozen, eindeloozen, overstelpenden
prentjesvloed, uit niets dan gelddorst in de
wereld geschopt, een debetfactor in 's volks
welzijn ; evenals spel en drank een bron van
bekommering voor ieder, wien het wel der
maatschappij, en in 't bizonder van het kind,
ter harte gaat.
Op de neiging tot traagheid, die in geen
onzer ontbreekt, speculeert de bioscoop.
Dit is zijn zedelijk vonnis. Hij streelt wat slap
en zwak in ons is. Hij vraagt steeds meer en
bevredigt nooit. Laat eeuwig leeg, moet dus
altijd sterker prikkels scheppen.
Schoonheid in bioscoopwerk is geprostitu
eerde schoonheid. Rust, onontbeerlijk voor
goed waarnemen, aandachtig aanschouwen is
er onbekend, wijl rust nadeelig is voor de
winst van den bioscoopondernemer. Geheel
dit stel klaargemaakte bewegingen, gansch
die geënsceneerde draaierij is niets dan 'n
soort Ramschgeschaft, schijngoedkoop ver
koopartikel. Geldverdienen is des
draaimans eenig doel, verkoopkans vormt zijn mo
reel en artistiek geweten.
Schoonheid, die per ongeluk in
bioscoopwerk is verdwaald geraakt, wordt door het
bioscoopkapitaal onteerd. Draaien, draaien,
draaien is immers het consigne, hoe sneller
in het uur, hoe hooger dividend. Geen rem
van aesthetischen of artistieken aard kan bij
cinemavertooningen worden geduld, omdat
het ongebreideld doel van het film- en bios
coopkapitaal is: winst maken 1). Daarom is
TWEE LEDIGE STOELEN.
'Weer een levenlooze zetel
In den Amsterdamschen Raad;
Weer een wijze van den Amstel
Die het Princenhof verlaat.
Eerst ging Had-je", nu den Hertog,
Morgen gaat er weer een heen.
Als het nu maar even meeloopt,
Zit de Vlugt er dood-alleen.
Alles gaat dan heel wat vlugger
En goedkooper in zijn werk ;
Amsterdam wordt in zijn brandkast
Wel weer voor-historisch sterk
Maar die leuke Raadsverslagen
Zijn we in de kranten kwijt,
En we missen ruzie-grapjes,
Humor en hilariteit.
Twee zoo veel besproken mannen
Gingen van hun hoogen post.
Wat een geld aan inkt en drukwerk
Heeft dat tweetal niet gekost l
Schuimende vergaderingen,
Kelen werden schor gebruld,
Vele politieke staarten
Hebben van plezier gekruld.
En het einde van den heibel"
In het algemeen belang?
Had-je" zit weer in de bajes"
En den Hertog in den zang.
Amsterdam is toch in alles
Maar het arme proefkonijn :
Zeker gaat men er probeeren
Hoe men zonder Raad kan zijn.
Twee verlaten zetels zwijgen
Bij het uren-lang gepraat;
Zeker zijn het niet de domsten
In den Amsterdamschen Raad.
J. H. SPEEN HOFF
UNIE BANK
voor NEDERLAND n KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
'8-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
DDEWHOUT, LOCHEM en BOBCULO.
Agentschappen in IndiS:
BATAVIA, SOERABATA,
SEMARANG, BANDOENG, HEDAN en
WELTEVREDEN.
de smakelooze haast, waarmee minuut op mi
nuut het eene beeld het andere wordt inge
draaid, iets onontkoombaars.
Daarom is het publiek-minachtend irri
teerend jagen in den bioscoop iets
onvermijdelijks. Daarom is onrust er iets essentieels.
Alles trilt, alles beeft, alles vliegt, kittelt en
prikkelt een nerveus publiek en maakt het
nog nerveuser.
Daar is nog een bijkomstige onaangename
factor. De toeschouwer blijft zich voortdurend
onderbewust, met iets mechanisch te doen
te hebben, met een dood element, iets, waarin,
op 't oogenblik der voorstelling, elke levens
sprank totaal afwezig is. Dit stempelt het
heele gedoente tot iets interieurs. Hiervan
daan na afloop in den toeschouwer altijd dat
onvoldaan gevoel, iets of je heimelijk bij den
neus bent genomen.
Wie ons volksleven van nabij gadeslaat,
kan constateeren, hoe dit prentmisbruik, die
woekering, diep in dit leven is ingevreten en
zich steeds dieper invreet. Met z'n straatre
clame, vol helle felle kleuren en grove af
beeldingen van grove sensaties, dag aan dag,
is de bioscoopprikkel voor de massa, de
kinderen bovenal, iets noodlottigs geworden.
Velen raken verslaafd aan het week en slap ge
noegen, dat hen traag maakt en zedelijk-zwak.
Het nooit-aflatend gevoel van onvoldaanheid
leidt altijd weer tot roekeloozer geldverspillen.
En die prentverslaafdheid bij kinderen is voor
menig ouder een bron van diepe bezorgdheid.
Bestaat er voor dit kwaad een remedie?
Afdoend neen. Maar het is wellicht te remmen.
Allerbest door inzichtverheldering bij ouders
en opvoeders.Dan zullen zij het jonge geslacht,
zoolang maar eenigszins mogelijk, buiten al
wat bioscoop is houden.
Voorts dient de mogelijkheid onderzocht
om dagvoorstellingen kortweg te verbieden
(subsidiair, de stad te rantsoeneeren met bios
coop- als met dranklokalen). De dag dient
immers of tot productieve nuttige bezigheid
of tot ontwikkeling, lichamelijk en geestelijk.
Dus, bij dag, voor niet-werkenden, parken,
sportterreinen, studielokalen en leeszalen open,
maar geen gelegenheid (of geen onbeperkte
gelegenheid) tot het verslappend
rolprentmisbruik.
Ten slotte schijnt ook dit een geschikte rem:
een zeer hooge belasting op de avondvoor
stellingen, waarvan, eenigszins naar Nporsch
model, de opbrengst strekke om muziekuit
voeringen en toneelvoorstellingen van goede
kunst onder goede leiding voor lage prijzen in
steeds ruimer aantal en voor steeds ruimer
kring mogelijk te maken.
A. B. D A v ; D s
1) Het makkelijk succes maakt de onkosten
van grove advertenties mogelijk, wat de dag
bladen op hun beurt weer zacht stemt in het
plaatsen van cinemanieuws binnen het 're
dactioneel gedeelte. Welk nieuws nog heviger
op het publiek werkt dan de advertentie. En
aldus, den cirkelgang besluitend, de kosten
der reclame met uiterst milde rente vergoedt.