De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 30 juli pagina 10

30 juli 1921 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, W E B K BI A D. V OOR NE D E R L A N D 30 Juli '21. - NO. 2301Teekening voor ,,de Amsterdammer" van Is. van Mens. ZONSONDERGANG AAN HOLLAND'S STRAND EEN 29 FOUTEN TEEKENING DE HIERBOVEN GEREPRODUCEERDE TEEKENING BEVAT 29 FOUTEN. DE LEZERS WORDEN UITGENOODIGD DEZE TER KENNISVAN DE REDACTIE TE BRENGEN VOOR 15 AUGUSTUS A.S. AAN HEM OF HAAR DIE HET HOOGSTE AANTAL FOUTEN AANWIJST, WORDT EEN BEDRAG VAN F.25.?UITGEKEERD BIJ INZENDINGEN MET EEN GELIJK HOOGSTE AANTAL BESLIST HET LOT. AANGENOMEN MOET WORDEN, DAT DE ZONSONDERGANG JUIST IS ER EEN NOORDWESTENWIND WAAIT, TERWIJL NIET ALS FOUT MAG WORDEN AANGEMERKT: lo. ER GEEN BADKOETSJES ZI IN- 2o DE EZELDRIJVER EEN SNOR HEEFT EN GEEN RINGBAARD ; 3o. VAN DÉGROEP DIE GEFOTOGRAFEERD MOET WORDEN, DE VROUW IN PLAATS VAN DEN MAN STAAT; 4o. DE NEGER BLANKE HANDEN HEEFT EN DE MANDOLINE SNAARLOOS IS OP DEN OMSLAG MOET STAAN VERMELD: FOUTEN-TEEKEN ING niiimiiiiiiiiiiiumiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimii l Dn Rug ?:? SPEC IALITEIT: Verhuizingen onder Sarantie Bergp/aaiten nor Inboedel iimiinilHtiUtiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiitMiittttttttiiiiiiiiu HET DUIVELSKIJXD door F. DE SINCLAIR (Md teekeningen voor de Amsterdammer" van Is. van Mens) ' "i "i "i.i.nm i ii drie dagen.... Het was een publiek geheim. Of Kolonel Dretnot, of Baron van Marzipan zou de gelukkige wezen. De douairière wist het zelf niet. Ze was een vrouw van luttel ervaring, met een amoureus hart. In Baron van Marzipan waardeerde ze de verfijnde levensvormen en de geestelijke distinctie van den rasechten aristocraat; in kolonel Dretnot bewonderde ze de ronde, nobele abruptheid des geweldigen krijgsman?. De villa Clematis der douairière lag even vór het punt, waar twee wegen zich vereeni gen, om daarachter, saamgesmolten in dub bele breedte, naar de stad te voeren. .pantoffels tapisscerde. De linker zijweg leidde naar villa Waterloo, de woonstee des kolonels ; de rechter naar het kasteel Arcadia, sinds eeuwen de bezitting der Baronnen van Marzipan. Met n plof in de bus waren op een maanHchten avond twee brieven door den post bode op villa Clemtitis bezorgd. Twee brieven, twee aanzoeken ; de een geschreven met scherp hakende letters als kruisende bajonetten, de andere geteekend met zachtronde fijne arabesken ; de eerste, keurig, krachtig als een legerbevel aan een marketent ster, de tweede zoetvloeiend, beeldsprakig als een ode uit den riddertijd. De douairière las ze beide, zuchtte en bloosde en riep haar kamenier, een vrouw, die zeer bedreven was in de kunst der cartomancie en die van de helderziendheid uit de lijnen van de hand, doch daar de handen der twee aanzoekers niet disponibel waren, zoo riep ze de eerstgenoemde kunst te hulp en spreidde een bridgespel kunstvaardig n vlug voor hare meesteres pp tafel uit. Waar ligt nu mijn geluk?" vroeg de dou airière, wat angstig. Bij beiden," was het antwoord. Wat zal dan mijn let beslissen?" Het getal," zei de kamenier met een spookachtige stem, terwijl ze op een schoppen zeven wees en een harten drie, die daarboven lag. Doch wijl de douairière deze orakeltaal nog niet recht verstond, verklaarde de kamenier nader: Die u het meeste mint, zal hiervan de meeste blijken geven. Die blijken kunnen thans kieschheidshalve enkel bestaan in het passeeren uwer woning met smachtende blikken naar het balcon, waar gij pleegt te zitten. Zet u ook thans op dat balcon, en Iet op drie dagen.... de harten drie...." Ah ja " zei de douairière, thans be grijpend. Noteert...." vervolgde de kamenier een streepje als de kolonel passeert, een i kruisje voor den Baron. Op den avond van " den derden dag.... tel de streepjes .... tel de kruisjes.... en aanvaard uw heil!" De zon had nog niet alle dauwdroppelen opgezogen, den volgenden morgen, (oen de douairière reeds op haar balcon zat en a priori pantoffels tapisseerde voor haar toekomstigen tweeden gemaal. Daar steeg rechts een leeuwerik op en kwin keleerde amoureuzelijk boven het hoofd van den Baron, die in elegante klcedij zijn eerste wandeling langs de villa der douairière maakte, doch tegelijkertijd stond links een sperwer met dreigenden snavel en fonkelende oogen boven de fiere gestalte des kolonels, die te zelfder bedevaart ging. De douairière groette links, ze groette rechts, ze zette een kruisje, ze trok een streep je en tapisseerde voort. Juist voor het noenmaal werd opgedragen, schoot rechts opnieuw Baron van Marzipan voorbij en 't haastig maal was nauw genoten of ook de kolonel bracht voor de tweede maal zijn stram-devoten groet. Zoo ging het vele malen nog dien eersten dag. Blozend in 't avondrood plaatste de dou airière haar tiende streepje en bleekjes in den maneschijn zette ze haar tiende kruis. Geen water bluscht dit vuur, Het edelst dat natuur Ter \vcereld heeft ontsteccken. Maar een regenbui met pijpensleelcn dooft toch de laaiende vlam tot een stille smeuling. Geen leeuwerik rees jubelend dien tweeden dag uit het natte gras omhoog, geen sper wer stond loerend in de lucht en het noenmaal was bijkans vergeten, toen eindelijk rechts een natte parapluie verscheen en even later links een gummiregenjas. Eén kruisje en n streepje was de beleedigend schrale oogst des gansenen dags. De douairière mokte en boudeerde, hoonde haar kamenier met vele scherpe woorden ; het handwerk lag vergeten. De derde dag ! Toen steeg de zon uit purperen nevels,kuste de natte wereld en liet gezichtje vol verwach " MIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiimiiiiiiiniiiiii immmiii 111 i m f mm iiiiiiiniiiinii i iiimi i mm Ml;i, " mmmmimiiiimmiiiiimiimiitiiiimiiiiiiiiiiiiiMMiliiiii ting der jonge douairière als die naar buiten trad op haar balcon. Ze schudde de droppelen van de takken die haar balcon omrankten, dat het ruizelend neerviel als een parelregen ;ze plukte een clematis, stak die als premature bruidstooi in het glanzend donkere haar. Dan ging ze zitten, tapisseerde voort aan de pantoffels, nam het lijstje met de kruisjes en de streepjes bij zich, lei het potlood bij de hand en wachtte.... Kolonel Dretnot vreesde niemand en ieder vreesde hem. Zijn hart was goed, zijn inborst nobel, maar zijn uiterlijk was ontzettend. In zijn oogen, donker en dreigend als een onweerslucht, kon het bliksemen, uit zijn mond donderden de woorden als een snelvuurkanonnade. Van hem girig'de:;mare, dat de vijand blau we brillen !tipze'tte ten pluksel stopte in de ooren om het Vuur van zijn oogen en het ge weld van zijn stem te verzachten. Hij was zes voet hoog, had handen als pre senteerbladen en spieren als kabeltouwen ; onder zijn haviksneus was een snor, steilharig en ruig als de staart van een woedenden kater. Als hij inspectie hield en dreunend naderde met de rinkelirg van zijn zwaard over de steenen, dan beefden alle soldaten, het kader verbleekte, de jonge luitenants lieten droge .een lach brak los. ....vluchtte de straatjeugd^ voor zijn blik.. kuchjes hooren en maakten slikbewegingen ; de kapiteins keken eensklaps kwaad en grauw den binnensmonds onbillijke verwijten rond ; de majoor en de overste stonden in onnatuur lijk stramme houdingen doch poogden nog te glimlachen,eerbiedig,maar krijgshaftig, terwijl de generaal, die het bataljon had willen ver rassen en niet wist, dat de kolonel er ook zou zijn, zich plets bedacht en ijselijk geaffairecrd de soos inschoot. Als kolonel Dretnot over straat ging, groet ten de mannen eerbiedig, de vrouwen keken schuw, de kinderen begonnen te huilen, de honden renden jankend heen en de katten sprongen over de schutting. Van al dezen hadden de vrouwen en kin deren ongelijk, want kolonel Dretnot was hoffelijk jegens de eersten en vaderlijk weimeenend tegenover de laatsten. Het geviel, dat aan den weg, die villa Waterloo verbond met villa Clematis, een paar woningen stonden van nederige lieden. Nederige lieden plegen door den eenvoud huns harten veel kinderen te hebben. Zoo ook dezen. Toen de geweldige kolonel op dien fameuzen derden dag, elders in dezen roman vermeld, de eerste maal de woningen dier nederige J. S. MEUWSENjHofl., A'DAM-R'DAM-DEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND lieden voorbijging, speelde het volledig kroost der twee gezinnen op den weg. Oelijk gezegd, de kolonel was vaderlijk welmeenend voor de kleinen. Ook nu scheen hem een vriendelijk goed moedig woord van pas. Dag peuters!" Het effect was dat van den blaf eens uitschietenden buldogs in een neergestreken duivenzwerm. Weg spatte de heclc kindertroep met angstig huilend getier W Ipotver. .. ."zei de kolonel verwonderd. Doch eensklaps kroop uit een droogen sloot een kind te voorschijn, vlak voor de voeten van den feilen krijgsman. Het keek met donkerbruine oogen nieuws gierig maar vertrouwensvol omhoog, lachte en zei : t[ Dag oome...." De kolonel stond even stram en blikte neer ; dan keek hij schichtig rond, haalde zijn breede schouders op, trok aan zijn largen knevel, glimlachte wat benepen, zei zacht: ,,Dag kleine broekeirum." En girg dan haastig verder. De douairière zat op haar balcon en neigde zedig op den stram devoten groet des kolo nels naar boven. Een streepje was zijn loon. Maar ook Baron van Marzipan had reeds zijn kruis gehad. Als dat zoo doorgaat...." zuchtte dan de douairière tot haar kamenier, ,,dan faalt 't orakel van 't getal. En dan?" Dan spreke uw hart," zei de kamenier. Een glimlach zonde op het gelaat der dou airière. Entre ces deux mem coeur...." begon ze, maar ze voleindde niet, hernam na korte stonde van gepeins: De Baron komt altijd vrorger dan de kolonel...." Toen humde de kamenier. De douairière bloosde. Teen de kolonel huiswaarts keerde na zijn eerste wandeling, zaten al de nederige lieden voor hun woningen met het complete kroost. Het was Zondag, de mannen zaten in hun schoone boezeroenen, en rookten sigaren, de vrouwen droegen kleurige jakken en luierden tevreden mee. De geweldige ging voorbij, de mannen lichtten hun petten, de vrouwen knikten, de kinderen staakten hun spel en fluisterden wat tot de ouders. De kolonel salueerde door met zijn rotting een gebaar te maken gelijk een tambourmaïtre. Dan eensklaps riep een hooge blijde kinder stem : Dag oome.... daag !" Een lach brak los, gesmoord, maar duidelijk. De kolonel zag 0111 : een bliksemstraal schoot uit zijn oogen. Wie lachte daar?...." De heele bende lachte, de mannen en de vrouwen, het gansene kroost en 't zelfde knaapje riep alweer : ? Dag oome dag!" De kolonel liep haastig voort; zijn rotting velde suizend takjes, sloeg grasjes neer en bloemen.... Dat kind dat wasén duivelskind dat hij het nietvertrapt had of gewurgd of weggestooten in de sloot! En 't volk lachte om hem.... om hém, voor wie de regimenten sidderden Het krachtig noenmaal en de wijn brachten den goeden luim weer terug. Komaan, de schoone douairière smachtte op haar balcon naar zijn vuiïgen blik en sierlijken groet. Bij Waterloo! Ze zou niet lang meer smach ten. Zijn tweede reis ving aan. Veerkrachtig ging hij, dandineerend met zijn rotting, de hoed wat schuin ; hij floot een militairen marsch. Daarginder.... De kolonel vertraagde even zijn snellen pas en tuurde, liet den rotting wat druipstaartend zakken. . .. De nederige lieden en het kroost, waarbij dat duivelskind, die zaten aan den weg.... en het duivelskind kwam aargeloopen, wat wag gelend met kromme beentjes.... en uitge strekte armpjes.... Dag Oome.... Oome....!" De kolonel schoot in een hoest, geweldig klonk het, als een handgranaat, die springt. Hij stond.... hij staarde of een spooksel naderde,.... en maakte rechtsomkeert. De douairière neeg nog vele malen dien der den dag naar rechts en zette kruisjes met een kloppend hart. Soms vluchtig en wat angstig speurde ze ook naar links, maar niemand nadetdc van daar. Toen 's avonds in den maneschijn de nach tegaal een serenade zong, verliet de kamenier het huis en bracht 't lavendel geurend antwoord in roze envelop naar het kasteel Arcadia.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl