Historisch Archief 1877-1940
JQJuli 121. - No. 2301
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
n
HET VREEMDE HUWELIJK VAN
MÜNCHHAUSEN JUNIOR
. DOOR ......
i?' , " JAN FEITH
(mei zwartjes -voor de Amsterdammer" van
'*,' Chris Kras Kzn.) ..
Mijn lezers weten te goed welke straf in
Turkije, met name aan het op dit punt onver
biddelijk streng-moreele Konstantincp Ische
hof, gegeven wordt bij een inbreuk op het
sultanige harem-geheim. Aan den overtreder
der landszeden op dit punt wordt dan de
keuze gelaten tusschen slechts twee straffen :
een onmiddellijk te voltrekken doodvonnis,
of wel een niet gevaarlijke, doch oneervolle
operatie, welke den gevonnisde gedurende
zijn verder leven in dezelfde kaste plaatst als
die der veelgesmade Ottormansche eunuchen.
Aangezien ik reeds spoedig de geruststellen
de tijding ontving, dat de jonge Voti M
nchhausen niet gevallen was onder het
krom't Js een zonderling verhaal, dat huwelijk
van ;mijn vriend, den jongen Baron von
Münéhnausen. Maar waar het reeds als eene
klassieke schrijvers-deugd gold, om minder
oorbare vertelsels toch in gekuischten vorm
op tet disschen, waag ik het, met toestemming
van jnijn avontuurlijk^ vriend, de eigenaar
dige geschiedenis van zijn huwelijk hier te
verhalen.
Wfj hadden elkaar het laatst gezien in de
woelige oorlogsjaren, waaraan hij, h..ewel
strijdpaar man, niet had meegedaan, aange
zien lijn familie-antecedenten, van
vaderskant jD.uitsch en van moederskant Fransch,
hem 0it beletten. Niettemin had zijn woelige
aard Jiem in die roerige jaren het gevaar, dat
om. z<|p te zeggen, toen overal voor het opschep
pen lag, herhaaldelijk doen' zoeken. Zoo was ik
dan 4ok niet verbaasd, te vernemen, dat de
jongei baron, de-, onsterfelijke traditie zijns
vadeijs volgend, zich in een lastig perikkel
had gewaagd, ergens in het hartje van den
Balkan. Hij was daarbij door de Turken
gevangen genomen. Doch dank zij de groote
sympathie, van een der vroegere Sultans voor
zijn v|dér, was hem, als bizondere onderschei
ding, in Konstantinopel ergens een aangenaam
verblijf aan den schoonen Bosporus toege
wezen, waar hij op eerewoord tijdelijk werd
opgeborgen.
Het eerewoord van een Von Münchhausen
heeft steeds geklonken als een klok. Het
Turksche hof twijfelde dan ook niet, of de
jonge avonturier zou, het geen moeite veroor
zaken. Maar men had'niet gerekend op zijn
Don Juan's-aard, welke steeds een kenmerk
van, zijn doorluchtig ges.Iacht is geweest. En
zoo werd,.hji reeds den derden dag van zijn
gevangenschap op compromittante wijze
bezwaard van den keizerlijken scherprechter,
trok ik als conclusie, dat mijn arme'vriend het
tweede vonnis gekozen had. Met al den takt,
waarover ik zoa ruimschoots beschik, schreef
ik hem mijn condoleantiebrief.
Doch ik was niet weinig verbaasd, toen ik,
in plaats van een on-mannelijk, neerslachtig
antwoord, een vroolijk en opgewekt schrijven
van hem ontving, ongeveer als volgt luidende :
Amice ! Doe me het genoegen en geloof
alle verhalen, welke uit Konstantinopel
over mijn beschamend lot worden ver^
spreid. En zoo ge mijn vriendschap waardig
wilt,blijven, verplicht mij dan, door deze
over mij loopende verhalen niet tegen te;
spreken, wanneer men er u naar vraagt".
Ik wist waarlijk niet meer wat te denken
van het geval, waarvan mijn anders zoo levens
lustige en amoureuse vriend het slachtoffer
was geworden. En mijn verbazing steeg nog
meer, toen ik eenigen tijd later het bezoek
kreeg aangekondigd van een mij bij naam en
faam welbekend Amsterdamsen stadgenoot,
die mij om een discreet onderhoud verzocht.
Zooals gezegd, kende ik dezen Amsterdam
mer slechts van reputatie. Ik had namelijk
mijn vriend Von Münchhausen, die veel in
onze deftige Amsterdamsche kringen placht te
verkeeren, menigmaal hooren spreken over
deze familie, welke den naam genoot van zeer
rijk te zijn, terwijl het fortuin bestemd was
voor een eenige dochter, een van de mooiste,
doch tevens een van de meest preutsche meis
jes, waarop Amsterdam zich laat voorstaan.
Ook was mij niet ontgaan, hoe de jonge baron
op alle mogelijke manieren dit meisje het hof
had gemaakt. Ik moet er echter aan toevoegen,
dat zijn kansen op het -verwerven van haar
hand en bruidschat totdusver steeds op een
mislukking waren uitgeloopen, waaraan zekere
onoverwinlijke bezwaren van het meisje in
kwestie de oorzaak waren geweest. Nadere
bizonderheden wist ik niet, aangezien ik mij
nerzijds deze verliefdheid van mijn vriend
steeds met alle kieschheid bejegend had.
JAN KOP
en de memorabele paschelijke
voitwassching van 't'jaar O.-H.
1916, waardoor de Vader van
het Sinte-Rochus-Godshuis den
ezelsstamp kreeg en Jan Kop in
vrede sterven mocht
door ANTOON TIIIRY
trapt, terwijl hij met n oog door het sleutel
gat der keizerlijk-Ottomaansche harem loerde.
Het was het hoofd der paleis-eunuchen, de
KyslarrAgassy zelf, die hem op onzachte wijze
z'n hand op den schouder legde. En hoewel.de
jonge baron, met alle overtuiging, welke hem
eigen is, bij hoog en laag bezwoer, dat zijn
bedoeling geen andere was geweest dan zijn
reeds omvangrijke land- en volkerenkundige
kennis met een harem-impressie te verrijken,
werd toch het gebruikelijk tribunaal over hem
gesteld,
Doch toen de vader van het meisje zich bij
mij vervoegde, werd ik al spoedig nader inge
licht omtrent het eigenaardige standpunt, door
zijn dochter ingenomen. Hij sprak openhartig
tot me :
't Is een allerliefst meisje, onze doch
ter, doch door het lezen van al die overdreven
liefdes-romannetjes, waarmee de internatio
nale boekenmarkt wordt overstroomd, schijnt
iliiimiililliilmiliiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMMiiiiiiiMiiiiiiiiil»' iiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiik iiiiiiiiiiiiiiiiini
te Brussel, na datum had hij er eens een
echten wijngaard doen aanleggen om er wijn
van te persen en meer nog van die kuren,
alles om er te komen".
Maar gekomen was hij er nooit en het onge
luk had hem binstdien bezocht, erger dan den
man Job. Branden had hij gekend, ziektens op
stal meer dan genoeg voor vijf boeren en daarbij
dan nog de eene vrouw na de andere, die hern
ontnomen word. 't Heette dat hij vijf keeren
getrouwd was geweest, een klein dozijn kin
deren over de doopvont had gehouden, doch
dat ook was uit zijn leven weggevaagd ge
worden. Dat laatste gaf iets tragisch aan
Jan Kop zijn leven. Maar de menschen zagen
dat niet en lachten om zijn toeren en vonden
dat het ongeluk natuurlijk zoo iemand treffen
moest. Was er levers nog zoo een die met
dingen begon buiten den alledaagschen sleur,
dan heete het : Die gaat zeker met Jan Kop
mee? om er te komen".
En hij was er nu gekomen", Jan Kop,....
in het Sinte-Rochus-Godshuis !
Zou hij daar weer zijn kuren uithalen? En
zou 't ongeluk hem daar ook achtervolgen?
De menschen stonden heet van nieuws
gierigheid, de 17 peekens, wrakken, wachtend
naar 't pijpen van Lieke-de-Dood, bibberden
uit instinctmatige vrees en de Vader een
rond, dik tonneken, waggelend van het vet,
met korte armkens en slappe, waterige
oogskens in zijn opgeblazen balonnekenskop
deed niets meer dan zuchten en borreltjes
drinken in Den omnibus" over de deur, om
er zijn alteratie onder te houden.
'k Heb nog ni genoeg te stelle met dees
17 !" jammerde hij. Zatlappen, bedpissers,
tuischers nu sturen ze er me den dienen
nog bij ! Maar 'k blijf geenen Vader!.... nog
voor geen geld !"
En Jan Kop kwam ener ging een dag voorbij,
en twee, en een week, en een maand en
er gebeurde niets ! Een echtig wonder !..
De peekens die gebeefd hadden voor dien
vent leefden er van op en de Vader lachte en
sloeg op zijn billen van tevredenheid
Zooals men hem gekend had, bleef hij,
hoogmoedig en gesloten, al had hij dan den
langen, groen-verschoten godshuisjas aan, de
lage uitgetrapte gespschoenen en de stijve
kortgepijpte broek die de radijsroode gods
huissokken lieten zien. Maar hij gedroeg zich
uitstekend, niets was er op te zeggen, een
? 1.
Toen 't geweten was dat Jan Kop peeke zou
worden op het Sint-Rochus-Godshuis was de
schrik geslagen in 't hert der 17 andere peekens
die er al waren en ook in dat van den Vader.
Dat was zoowat een jaar of vijf vór den
grooten oorlog, en te verwonderen was het
niet in die zoete vrededagen, want de vent
stond omwille van zijn steinezelachtigheid
in kwaden roep bij de binnen- en
buitenmenschen van de kleine stad.
'k Geloof niet dat er ievers nog zoo'n tweede
exemplaar te vinden was en 't was fabelachtig
wat er op zijn kap verteld werd. Hij heette
niet voor niet Ja'Kop, of had hij soms dien
naam gekregen uit oorzake van zijn eigen
zinnigheid? Ik weet het niet. Dat zou nog
moeten uitgemaakt worden.
Ik herinner me nog goed de beroering
die zijn overkomst naar het
Sinte-RochusGodshuis verwekte.
Het was een lange opgeschoten vent,
breed van schouders en sterk te poot, die er
voor zijn zeventig.nog fiks en resoluut uitzag
als een eerste jonkheid. Maar hij mankeerde
iets aan 't hert, zei men, en daarvoor moest
hij oppassen. Hij droeg een serieus, vier
kanten gezicht met dunne, opêengeperste
lippenzeen dominante arends-neus en een
koppel puntig-pierende oogen, die iemand tot
in zijn ziel tastten. Tot dan toe was hij boer
geweest op het Hof van Hertog Jan", een
bruin, bouwvallig hofstedeke buiten de
Mechelsche poort, vulgo genaamd : Den hond
zijn gat". Wat hij daar allemaal begonnen was,
om er ook te komen", het was effenaf om
't niet te gelooven. Hij was er onder meer
een keer met den kweek van pauwen begon
nen, dan weer \jan egels om die te verkoopen
ze een gelofte te hebben afgelegd van kuiscrf
heid. Ze wil overigens wel trouwen; Doch zij
verlangt als echtgenoot een man, dien zij
onder geen enkele omstandigheid ooit zou
mogen verdenken van inbreuk maken op haar
beginselen. Voor mijn vrouw en ik, die beiden
gaarne in derde en volgende linies een na
geslacht zouden willen zien geboren worden,
is dit een groote teleurstelling. Maar praat
daar eens tegen !"
U verlangt toch^niet, meneer, dat ik
met uw dochter zal spreken, om haar op andere
gedachten te brengen?" vroeg ik onthutst.
Nee ! nee ! Zooiets zou ik u niet durven
vragen. Bovendien zou 't vergeefsche moeite
zijn. Onze dochter is op dit punt als een
Vestaalsche. De reden van mijn ongewoon bezoek
is een andere. Ik ken uw groote vriendschap
voor Baron Von Münchhausen Junior. En nu
kom ik u, in alle vertrouwelijkheid vragen, of u
wellicht iets bekend is van zeker onaangenaam
voorval, dat zich zou afgespeeld hebben ge
durende zijn laatste onvrijwillig verblijf aan
het Turksche hof?"
Ik herinnerde mij het zonderlinge briefje
van mijn vriend, en hetgeen hij mij zoo drin
gend gevraagd had, te willen bevestigen, in
dien er mij naar gevraagd werd. Dus lichtte
ik mijn bezoeker zoo nauwkeurig mogelijk in
omtrent hetgeen ik vernomen had over Von
Münchhausen's harem-indiscretie, en de
wreede en onteerende straf, welke daarop gevolgd
was.
Mijn bezoeker luisterde aandachtig, met
een gelaat, waarvan de uitdrukking half
teleurgesteld, half bevredigd scheen.
Ik dank u zeer voor uwe informaties"
sprak hij, terwijl hij opstond, om afscheid te
nemen. Ik wilde u meteen uitnoodigen, om
als bruidsjonker het huwelijk onzer dochter
met Baron Von Münchhausen Jr. bij te
wonen. Na uwe verklaring staat niets dit
huwelijk meer in den weg".
Ik bedwong mijn nieuwsgierigheid. En hem
uitlatende, legde ik de belofte af, dat ik als
getuige gaarne het aanstaande huwelijk van
mijn vriend met zijn .dochter zou bijwonen.
prachtigen tweeling. Ik was zóverwonderdHjzijn tegenpartij betaald te zetten! Ik meen
over deze, allerminst verwachte mededeeling,S|acht?raf, dat het beklagenswaardig, lot van
dat ik verder alle kieschheid liet varen, en mij^rden laatsten sultan van Turkije voor een niet
dadelijk naar Von Münchhausen begaf. IkP^gering deel te wijten is aan de omstandigheid,
vond hem bezig met het opplakken der por-^ dit hij voortaan meer geschikt zou zijn, om
tretjes van zijn pasgeboren telgen in zijn be-^O als zijn eigen harem-bewaarder op te treden,
roemde album met reisprentkaarten. o dart zijn land een troonopvolger te bezorgen".
II^B?Maar jijzelf?" viel ik zijn politieke uit
wijding in de rede.
Ik zelf? Wel, ik was tot over mijn ooren
verliefd op het liefste en begeerenswaardigste
meisje van heel Amsterdam. Maar door haar
ingebeelde preutsheid, liet ze me telkens het
eene blauwtje na het andere loopen. Door mijn
toevallig Turksch avontuur begreep ik eens
klaps met a! mijn Münchhausensche gevatheid,
dat mijn geschonden reputatie mij in de oogen
van dit aller-bekoorlijkste meisje juist tot den
door haar gewenschten echtvriend moest ma
ken. Vandaar dat ik je schreef, de ten mijnen
koste loopende verhalen vooral niet tegen te
spreken, wanneer er je naar gevraagd werd.
Ik bleek me niet te hebben vergist. Mijn her
haalde pogingen tegenover de ouders naar
de hand hunner eenige dochter werden
eindelijk pas ernstig opgenomen, toen ik
bij mijn laatste huwelijksaanzoek op keurige
wijze eene toespeling maakte op hetgeen
mij in Turkije zou zijn overkomen. Terwijl
ik bovendien de vrijheid nam, jou naam
te noemen, als van mijn besten vriend,
die bereid was, nadere inlichtingen te ver
schaffen omtrent mijn kwasi-onvoldoende
echtelijke eigenschappen. De wegen der liefde
zijn onnaspeurlijk ! Want het is op deze
slinksche wijze, dat ik tot den gelukkigsten man ter
wereld ben geworden. Terwijl aan^het geluk
van mijn vrouw, nadat zij zich eenmaal over
de onverwachte verrassing getroost heeft,
evenmin iets ontbreekt".
g»Ik moest wel lachen om dezen ondeugenden
streek van mijn onbetaalbaren vriend. En
terwijl ik hem als gelukwensch beide handen
toestak, antwoordde ik :
Het beste.bewijs is wel, dat ik uit de
kamer hiernaast het tweestemmig geluid van
je pas-geborenen verneem ! Ik heb daarom
als je huwelijksgetuige en intiemste vriend,
de vrijheid genomen, een klein cadeautje voor
je tweeling mee te brengen".
En ik overhandigde mijn vriend een etui met
een dubbel stel lepel en vork. Hij lachte met
zijn ondeugend lachje, dat ik hem nooit in
onze lange vriendschapsjaren kwalijk heb
kunnen nemen.
P'?Waarom lach je., Münchhausen?" vroeg
ik dus.
Had meteen een dozijn besteld !",
fluisterde hij in m'n oor. Ik ben tegenover
mijn geschokte reputatie verplicht, een groot
gezin op touw te zetten. Mijn brave schoon
ouders maak ik er gelukkig mee. En mijn
vrouw verlangt, nu ze eenmaal over haar
eerste teleurstelling heen is, niets liever".
^?Afgesproken!" riep ik. Een dozijn! En
wat zal ik er voor toepasselijks laten op
graveeren?"
Dit huwelijk had kort daa,rop inet grooten
luister plaats. Ik vetmeed,,ais, getuige en als
vriend, eenige toespeling; .tegenover Von
Münchhausen te maken over zjjn jongste Turk
sche avontuur. Slechts sloeg ik ongemerkt
mijn bezorgde blikken op den armen jongen
kerel, die zich in zoo'n ellendig avontuur had
gewaagd ; al had hij als prijs een van de be
koorlijkste meisjes van Amsterdam verworven.
Mijn vriend zag er echter blozend en welva
rend uit. En niemand, die onkundig was van
hetgeen hem ginds overkomen was, zou, naar
zijn gezonde uiterlijk te oordeelen, ooit hebben
durven veronderstellen, dat hij op zulk een
vreemde wijze zijn echtelijk geluk tegemoet
gingHet huwelijk zelf liep ook blijkbaar vlot van
stapel. Doch door verschillende omstandig
heden, had ik geen gelegenheid, het jong
getrouwde paar voorloopig te bezoeken.
Wie schetst echter m'n verbazing, toen ik,
nog geen jaar na de huwelijksvoltrekking;,
verrast werd door een telegram van mijn
vriend, mij meldende de geboorte van een
Je komt me gelukwenschen en me om
opheldering vragen", lachte hij me tegemoet.
Ga zitten. Steek een sigaret op. Bekijk mijn
reisalbum met mijn prachtige K°nstant'n.0"
pelsche kieken. En zeg me eerlijk, of je niet
vindt, dat mijn eene tweeling sprekend op mijn
vrouw en de andere tweeling precies op rru'j
lijkt?"
Ik viel hem in de reden, met een ietwat ge
melijk :
Amice, ik heb, om jou plezier te doen,
al de verhalen geloofd, die over je werden ge
fluisterd, naar aanleiding van je Turksche
harem-onbescheidenheid. Vervolgens heb ik
me stipt gedragen volgens je aanwijzing, om
die pijnlijke geschiedenis niet onder me te
houden, doch haar te bevestigen, wanneer er
mij naar gevraagd werd. Ik meen zelfs, dat
ik op die wijze iets heb bijgedragen aan het
tot-stand-komen van je huwelijk met het
mooiste, maar ongenaakbaarste meisje van
Amsterdam. Dat je me nu echter de portretten
van je pas-geboren tweeling vertoont, waarvan
de een op zijn moeder, de ander op zijn vader
gelijkt als vier druppels water, zoodat elke
schijn van misverstand hieromtrent buiten
gesloten is, wordt me te machtig. Als vriend
ben je me dus eindelijk een verklaring schul
dig".
Die wil ik je graag"geven !" glimlachte
Von Münchhausen, met dat zekere spottende
glimlachje, dat zijn veroveraarsaard nimmer
verloochend heeft. Hij blies zijn sigaretrook
naar den zolder .van zijn gezellige zitkamer,
waar ik de beroemde wapens van zijn on
sterfelijk geslacht herkende ; en biechtte me
zijn Turksch avontuur, met de hem kenmer
kende ingetogenheid van vertellen.
Al de'verhalen, die ten mijnen koste
uit Konstantinopel verspreid werden, zijn
waar, zówaar als ik Von Münchhausen heet.
Ik heb met mijn gewone nieuwsgierigheid
inderdaad door het sleutelgat van den harem
van den laatsten Turkschen Sultan gekeken.
Ik koos daarop van de twee straffen degene,
die me tenminste het leven liet. Doch toert
het onaangename vonnis aan mij voltrokken
zou worden, heb ik gebruik gemaakt van de
allerwege bekende Turksche 'gewoonte, vol
gens welke men in dat land met baksjisch",
wat je hier een fooi noemt, alles gedaan kunt
krijgen. Het opperhoofd der eunuchen, die
eigenhandig het onteerende vonnis aan mij
voltrekken moest, liet zich zonder eenige moei
te omkoopen. En voorfeen extra-fooi was de
De jonge Baron Von Münchhausen bedacht
zich even. Toen zei hij, z'n sigarettenrook
namijmerend :
Het keizerlijke wapen van den laatsten
sultan van Turkije !"
schurk zelfs bereid, zijn meester, den
ongelukkigen sultan, ongemerkt een dosis chloroform
toe te dienen, zoodat, toen het plechtig
oogenblik der operatie aanbrak, de sultan zelf aller
minst bemerkte, dat hij geopereerd werd in
plaats van zijn gevangene. Dat is mijn kleine
wraakneming geweest. Want een Von Münch
hausen laat zich niet ongestraft in de boeien
slaan, noch zich door het dreigen met zulk
een onmannelijke straf beleedigen, zonder het
?CHRIS- K.MS K2*
IIIIIIIIHIIIIIIIIIIII Hiiiiiiiiiiiiiiiimmiimii-MiiiuiHiiHBi
Grand Hotel Funckler
HAARLEM
RESTAURANT DE TOUT Ier ORDRE
model van^een Sint-Rochus-peeke wertl
Jan Kop.
Meer nog. De Vader wist er weldra wonderen
van te vertellen. Bij een krakeel tusschen
Scheel Machilke en Soe Rodijns, twee
oude kemphanen, die regelmatig, omwille van
oude vrouwen-quaestie's, malkander in 't haar
vlogen was hij er tusschen geschoten en
had ze elk, precieslijk schooljong, in een hoek
gestoken, en ze een paar oorvegen beloofd als
ze nog dierven herbeginnen. En, ge kondt
het gelooven of niet, ze hadden gezwegen en
waren in hun hoek blijven staan !
,,'k Heb nu politie in huis ! Wat peinst
g'ervan? Nu moet ik dat allemaal zelve niet meer
doen!" lachte hij blijgezind.
En waarachtig 't was zoo en daar kwam
nog heel veel bij dat hij zelf niet meer moest
doen weldra.
Moesten er patatten besteld worden,
nagewogen en in de kelders gebracht, Jan Kop
was er voor te vinden, 't Vleesch dat binnen
kwam, Jan Kop kreeg het in zijn handen,
keurde het en 't ging terug als 't hem niet
beviel. Hij keek den wasch na, de hemden
en de sokken, controleerde de kastjes der
peekens, zette ze allemaal aan 't werk om
den boel proper te houden, liet ze in den
tuin spitten en wieden en Scheel Machilke
en Soeke Sik, die kleermaker waren geweest
van beroep, moesten terug de tafel op om
't goed te lappen en afgetrokken knoopen
aan te zetten. Alleen drie, vier oude venten,
die den beyerik hadden en half-blind van
jaren, liet hij met rust in hun zetelkes in de
zon. Een klein republiek, ieder op zijn post
en hij met zijn hooge schouders, zijn neus en
zijn punt-oogkens was er Napoleon.
Nu begin ik echtig te rentenieren !" lachte
de Vader.
Die doet nu verdikke alles! Spijtig dat
Jan Kop zoo slecht schrijft. Anders gaf ik
hem ook de boeken in zijn handen. Dan had
ik niets meer te doen, niksmandalle ! Een
heereleventje wordt dat!"
Men kon het hem goed aanzien, dat het
zówas, want van vet werd hij nu overvet.
Hij bleef meestal op zijn voute-kamerken
nevens de poort, vór 't venster zitten koe
keloeren naar de wolken, de vliegende duiven
en de kantwerksters op de straat en als hij
zijn baksteenen trapken afkwam, was 't om
naar Den Omnibus" te gaan borrelen.
In 't huis zelf zag men hem bijkans niet
meer. Daar heerschte van toen af aan Jan
Kop. En hij heerschte er goed en in de per
fectie, heter dan de Vader zelf.
liniiimi m mmimtmfniitm minimin mmim.i inn i n minmm mum i miiimmiiimm i minmiii
zoo niet voortgaan. Dat's de renewatie. Eer
't een jaarke voorder is, liggen we allemaal
op 't kerkhof. We nebbe hier een hof, een
groote. We planten er patatten en boonen.
We hebben een groot kolekot ; daar is plaats
voor geiten. Zoo hebben we eten en drank.
En Pastoor Fliereman kan zijn geld houden".
Maar ons schoon bloemen !" jammerde
de Vader. Ons rooske's en ons
palmenhouten torekens !"
Ze moeten er aan !" zei Jan Kop. Wij
willen nog niet sterven." En ze gingen er aan
de rozelaars en de torekens met hun haantjes
er op. De peekens gingen schuppen leenen bij
de geburen, en den hof, die zeer groot was,
werd een bruin veld dat ze zat maakten van
't mest en waar zorgvuldig patatten gepoot
werden, nieuwe langs den eenen kant en oude
aan den andere. Ze werkten er hun eigen blij
aan en lachten cm de weelderige
patattenfestijnen met taboonen en azijnsaus die ze
weerom zouden kennen tegen dat het
SintGommarus was.
Zes, zeven geiten, die Jan Kop goekoop
wist los te krijgen bij 't Heerken van
Anderstadt, deden enkele dagen later hun
feestelijkcn intocht in Sinte-Rochus en werden eiken
dag door de peekens uit grazen geleid in de
beernden achter 't Begijnhof.
De menschen lachten wel om dat gedoe,
overtuigd dat ze waren, dat 't met den oorlog
geen drie maanden meer aanliep en er weerom
meer dan genoeg van alles zou te krijgen zijn
aan kleine prijskens eer het nog eens winter
werd. Maar Jan Kop zei dat het niet waar
zou zijn: zeven jaren zou de oorlog duren
en de 17 peekens en de Vader meenden dat hij
wel gelijk kon hebben en hielpen daarom duch
tig mee.
Laat ze lachen !" zei hij. En Iaat ons eten"
De oude ventjes werden weliswaar magerder
en grauwer, levende lijken gewijs, met een
groenen schijn onder de stoppels van 't rim
pelige vel, doch de hoop op den oogst gaf
hun kracht om op de been te blijven.
Op Sint-Gommarusdag de tijd der nieuwe
aardappelen was 't dies ook feest in
SinteRochus en geen vier weken gingen voorbij of
't hee'.e bendeke was weer bijgekomen, fleurig
en blijgezind, met nieuw vuur in de
oogskens en vaster den klop van voeten en stok,
precies lijk 't weleer geweest was.
(Wordt vervolgd op pag. iz.)
De groote oorlog had ook de kleine stad
besprongen, had van achter de
Begijnenbosschen, zijn ijzer en vuur op torens en ge ve
len geketst en ontzet waren de menschen op
de vlucht geslagen.
Ook de peekes uit Sinte-Rochus, onder de
leiding van Jan Kop en den vader die met
zijn hand op zijn hert liep uit oorzake van de
geldbeurs in zijn binnenzak waren naar
Holland uitgeweken.
Maar na den val van Antwerpen en 't verder
?wijken van 't kanongedonder naar het Westen
had Jan Kop gezegd : Matsen! nu gaauw
terugT" En ze waren terug gekeerd, 't
Si:iteRochus-üodshuis, met zijn riubbele trapgevel
?en 't klagelijke beeld van zijn patroon in 't
niske boven de poort, stond er gelukkig nog
en zij ten minste konden het leven voortzetten
langs de oude banen.
Jan Kop heerschte wijselijk, de peekens ge
hoorzaamden en de vader zat weerom in zijn
voute-kamer voor het venster te luieriken en
ze trokken zich van al de miserie in het zoo
gehavende stadje weinig of niets aan.
Totdat dien winter zoo al met eens de pa
tatten, melk, brood en boter de hoogte in
gingen zoodat arme menschenhanden er
amperkes nog bij konden en men begon te
voelen wat honger was.
De peekens jammerden en scholden ook.
De morgenboterhammen werden dunder,
de boter lag er op gepeinsd, de aardenpap
en patattenschotels werden een kar te groot
voor wat er in op werd gebracht. De Vader
sakkerde tegen de boeren en gaf, tusschen
vier oogen, de schuld er van aan Pastoor
Fliereman, die geene cent meer wou afdekken
dan hij 't voor den oorlog deed. Was de kas
van 't Godshuis dan van hem soms? die vette
gierigaard?
Jan Kop zei niet veel maar hij peinsde
daarom niet te min.
Als de winter achter den rug was en 't
schoon weer terug in 't zicht, trok hij op een
schoonen dag het baksteenen trapken op dat
leidde naar den Vader zijn voute-kamer.
Luistert", zei hij. Met het eten kan het