Historisch Archief 1877-1940
l'
i
^r
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Aug. '21. - No. 2302
Theater Zonnetij, Craailoo Laren,
Granida" van P. C. HOOFT
-.Leiding ? Eugène Gilhuys
&*iag jammer zijn, maar te verwonderen Is
heitÜjèt flat zop weinige menschen den moed
hebben om p Ie gaan naar Craailoo. Voor
AiS6terdf*yners schijnt de plaats vrijwel
onüereüfbaar: f zeulen met de Gooische
stopmstrant n dan nog alleen maar heen, of
vanaf het station Bussum een stoere drie
kwartier tippelen, 't lijkt geen pretje. Ander
zijds als de zon mooi en niet al te mooi
schtjnt, och, dan gaat zoo'n tochtje toch nog
we( en iaat mij dit dadelijk zeggen de
mofeite wordt wel eenigszins beloond. En waar
blijven de dames met de korte haren en de
hebren met de lange haren uit Laren, die altijd
den mond zoo vol hebben over Kunst?(Zetter,
vergeet niet de hoofdletter van het woord
Kunst). Waarom peddelen zij niet eens naar
Craailoo ?Wantzondernujuistreclatnete willen
ntjaken van gaat dit zien, gaat dit zien"
ejr Avordt nu niet zoo iets heel geweldig ge
boden r- > zou deze voorstelling" toch eene
openbaring kunnen wezen voor hen, die
toorre^lspeelkunst verwarren met een onnatuur
lijk' of en dat is al even erg een
naturaUst/sch gedoe, zooals wij dit maar al te vaak
zien.
Deze, voor het grootste deel, jonge spelers
mogen, ook voor een deel, technisch nog wat
zwakjes zijn, hun streven is in elk geval puur
en' wat zij bereiken is respectabel en
sy4ipatiek.
' Aten kent z'n Hooft op z'n duimpje evenals
r'ri Vondel en z'n andere klassieken", maar ik
wif de intrige van het herdersspel Granida"
noi even in herinnering brengen. Daifilo is
eed herder en Granida eene koningsdochter.
Oftchoon het spel begint met een
minnekoozerijijje tusschen Daifilo en het herderinnetje
Dorilea zij maakt het hem niet te makkelijk
'toch wordt hij, wanneer Granida om eene
tedge water komt, door eene schromelijke
verliefdheid en een verliefden schroom voor
naar, zijiie meesteresse, bevange'n. Min vrien
detijk krijgt Dorilea de bons en wij zijn een
beetje verbaasd over de tolérance van den
zêventienden eeuwschen dichter, het ver
gaat hem desalniettemin niet slecht. Granida
bemint ook hem, maar zij is nu eenmaal be
stemd voor heeren van grooteren staat en er
zijn twee pretendenten : Tisiphernes en
Ostiobas. De laatste is een snoever, de eerste een
edelaardig man, zooals uit het verdere verloop
van het verhaal zal blijken. Ofschoon de brave
koning had gewild dat zij redelijk de zaak
zouden beslechten hij zou dan wel uitmaken
wie het meest waardig was zijne dochter te
huwen werpt Ostrobas Tisiphernes den
handschoen toe. Duifilo wil voor hem vechten
zijn gelaat is door een helm bedekt en hij
verslaat Ostrobas. Granida is dermate
ingenohien met Daifilo-dat'zij zijn' herdersstaat wil
ffeelen, liever dan met Tisiphernes te trouwen
en de beide gelieven nemen de voedster in
vertrouwen, die den koning een zonderling
verhaal opdischt: Diana heeft Granida mee
naar den hemel genomen. De geest van Ostro
bas vermaant nu echter zijn' dienaar
Artabanus zijn' dood te wreken en deze overvalt met
zijne mannen het paar, terwijl zij juist hand
aan hand staan. Tisiphernes ontzet hen, maar
Artabanus openbaart hem nu dat ook hij
bedrogen is. Tisiphernes, ontroerd door zulk
.eene liefde, Granida en Daifilo willen zich
opofferen voor elkaar: Ieder geeft zich zelf
de schuld doet een goed woordje bij den
koning, die in het huwelijk toestemt.
Gilhuys heeft en dit heet ik hem niet tot
grief niet geringe coupures in de tekst.aan
gebracht, maar toch de intrige intact gelaten.
Hij heeft eenige aardige vondsten : Hij laat
een fauntje om een boschgodinnetje dansen
en bij haar eerste opkomst draaft Dorilea
aan met een geii:bokje, dat zij frissche bla
ren geeft. Zóworden wij al dadelijk in de
stemming van dit herdersspel gebracht.
Artabartus krijgt iets zeer krijgshaftigs door het
komen aandraven uit het laantje voor de tri
bune op een mooi rijpaard, dat snuivend, vlak
vór het publiek ophoudt. (Jack Hamel blijkt
een goed ruiter.) Dit wat dg uiterlijke regie
iiitiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin iiiiiniiuf uu i n" "ui
CARUSO f
ENRICO CARUSO
Uit Napels komt, gedateerd op 2 Augustus,
het bericht van het plotseling overlijden
van den wereldberoemden Enrico Caruso.
Benige maanden geleden hoorde men van
ongevallen, hem bij zijn opera-werk te New
York overkomen : een getroffen-woreen door
een neervallend stuk decor, een uitglijden
op het tooneel, waai bij hij een spier verrekte,
Kort daarop kwamen ernstig-verontrustcnde
berichten omtrent een hevige pleuris, een
keelbloeding. Begin Juli kon hij zich inschepen
naar zijn geboorteland ; te Sorrento zocht
hij rust en algeheel herstel. Hij werd er echter
opnieuw hard-ziek; ditmaal was het een
verraderlijke buikvlies-ontsteking, waardoor
hij werd overvallen. Men bracht hem naar
Napels, in de hoop, hem nog te kunnen
betreft. Innerlijk was alles op eenvoud bere
kend. Hetgeen te prijzen is. Daaraan zit een
fout vast: Hier en daar was de zegging wat
vlak, vooral van Gilhuys, die Daifio was, het
rhythme kwam ons niet altijd tot-het gehoor
en de Dorilea van Liesje van Windt was wet
naïef, maar hare schelmschheid was een
beetje gespeeld: wat modern boudeerend.
Maar zuiver was hun beider spel. Goed was
Gilhuys' donkere stem en stemming in wee
moedige liefde voor Granida. En ook heel
goed zijn schroom bij Granida's eerste
opkwnst.
Voor Granida speelde eene debutante, wier
tooneelnaam Sonia Reclair is. Haar spel
bracht eene belofte. Hier en daar wat zwakjes:
geen tooneelroutine hetgeen op zich zelf
verkwikkend wezen kan , maar zij liet ons
Granida toch wel zien. Enkele oogenblikken
was haar spel zelfs zeer mooi: Zóhare teedere
zegging dat zij Daifilo boven de prinsen ver
kiest ik bedoel de monoloog en haar
uitjube'ende blijdschap als zij daarna Daifilo
ziet komen.
Tisiphernes was Marcel van Gestel. Zeggen
deed hij niet kwaad en mooi was wel zijn wan
hoop, toen hij hoorde dat Granida voor hem
verloren was': Daar leydt mijn throon in
d'asch" enz, maar zijn mimiek is heel vlak:
n en al masker. Zógaf hij niet het minste
tegenspel als Ostrobas hem hoont. Deze
(Cor Hermus) gaf juist zulk mooi, stil spel.
Hij is een kachtjgei acteur dan de tot nu toe
genoemde spelers en ook zijn zeggen was goed
en nu eens niet vlak, maar vol kleur. Er zijn
zoo enkele spelers in den lande, die niet ge
noeg gewaardeerd worden naar buiten:
Tot hen hoort ook Cor Hermus.(De twee andere
zijn Pine Belder en Mien Schmidt Crans.)
Sterk en zeer karakteristiek spe^ gaf ook
Hetty Beek a's de voedster. Haar manier van
loopen : slof slof en de burgerlijke" manier
van haar zeggen, haar oolijk den koning in
de maling nemen, was kostelijk.
Goed en hoogst beschaafd speelde Yard
van Staelduynen den goedigen koning en
Jack Hamel's Artabanus een kleine rol
werd ook goed geheeld.
Eene onopgesmukte, en als zoodanig, ver
kwikkende opvoering!
EDMOND VISSER
Huize l. ZOMEUUIK BDSSIHK
VEILING FREDER1K MULLER
Oude teekeningen Collection K
Een gewichtige en goed uitgevoerde
catalogus, waarvan n deel uitsluitend met
reproducties, leidde deze veilingln. Niet zonder
reden. Een dergelijke verzameling teekenin
gen van Nederladsche en Duitsche meesters
van omtrent 1500 behoort tot de groote
zeldzaamheden. Bij de toeschrijving der
bladen was gebruik gemaakt van de
aanteekeningen van Dr. Max Friedlaender, die
deze Parijsche collectie goed kende. Ook naar
wat Mr. N. Beets over enkele voorkomende
meesters met name over den Meester P. C.
bijgenaamd Kunst, den zoon van Cornelis
Engelbertsz uit Leiden had geschreven,
werd verwezen.
De verzanelaar had, met niet genoeg te
waardeeren begrip zijn belangstelling tot
de omlijsting der bladen uitgebreid. Het is
mogelijk dat zijne passton dücadre" zooals
de catalogus zegt, hem daarbij te hulp was
gekomen. In elk geval had hij goed gedaan.
De bestorven kleur en de discrete soms
zeer kunstige versiering der lijsten verhoog
de het aanzien der wel eens verbleekte, als
modellen voor houtsnijwerk fijn gearceerde
teekeningen. Een hedendaagsche omlijsting,die
deze uit-den-tijdsche had moeten vervangen,
zou wel op imitatie uitgedraaid zijn.
Bij een beschouwing der vele aan moderne
oogen en gevoelens vreemde kunstuitingen,
trof het mij hoe ver soms de portretten, de
figuurlijke voorstellingen uit die dagen voor
uit waren. Men behoeft daarbij nog niet
te denken aan een met brio geteekend,
aan Hans Burgkmaier toegeschreven jon
gensportret waarvan vooral de behandeling
van het haar en van de kleeding moderne
allures vertoonden. Ook een klein veel strak
ker geteekend jongensportretje door
AmbroRestaurant a la carte
~anch, Afternoon-tea, Diners oASonpers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
?MHOIHMIManlIMIlaMMMHMIHIUHlallaUMHIMM^^^W MMMMHMM*
sius Holbein (studie voor een schilderij uit
Bazel) dat met zijn zuivere, sobere lijnen de
karakteristiek van het wat droomerige,
oude-mannetjes-achtige model zoo prachtig.
uitdrukte (hoe voortreffelijk was hier de
behandeling van het haar) liet voor onze
verwende oogen niets te wenschen. In zijn
eenvoudigen ernst was het een der meest
verheffende uitingen, van deze, aan religieuse
expressies uit den aard der zaak rijke, verza
meling.
Nog eene overweging kon men aan de
bezichtiging dezer teekeningen vast knoopen :
dat, naarmate het keerpunt 1500 verder van
het ontstaan verwijderd lag, de -vroegere
naïeve aandacht en simpele
nabootsingszucht, het ambachtsmatige ook dezer kunst
voor een meer sierlijke gemaniereerdheid
gingen plaats maken en een grovere gemakke
lijkheid de bedachtzame en behoedzame
zorgvuldigheid van eerst verdrong. Men be
hoefde daartoe slechts een toch verdienstelijke
teekening als dat huwelijksfeest door een
Nederlandsche meester van omstreeks 1520
het maakte eerder een lateren indruk
(No. 137), te vergelijken met het in-gratieuse
fijn'geestige titelblaadje voor den roman de
la rose, ook Nederlandsch werk van enkele
tientallen jaren vragen. Hoeveel houding",
hoeveel nobele bevalligheid scheen in dien
korten tijd verloren gegaan. Weinig teekenin
gen trouwens konden in delicaatheid van
opvatting met het blaadje voor den roman de
la rose wedijveren. Moest ik er aanwijzen dan
zou ik denken aan het in haar aanvallige
houding zoo prachtig weergegeven vrouwtje
met een wapenschild van Diirer (No. 24);
aan de gelijktijdige Zuidduitsche teekening
naar een annunciatie uit een altaar van
Rogier van der Weyden (No 91); aan de
ook al aan-een Zuidduitschen meester toege
schreven ceintuurstudies voor een
gekruisigden Christus (No. 92 en 94).
En in het algemeen bevatte deze verza
meling naast veel voortreffelijks ook wel iets
wat niet de groote hand verraadde, die men
verwacht had. Des te dankbaarder de taak
van den collectionneur die het betere had te
scheiden van het goede. H.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII.
Middeleeuwsche amoureuze liedekens*
Gekozen en bewerkt door ARNOLD
VAN LOTTUM. Blaricum z.j. Uitg. Mij.
De Waelburgh".
_0nder het literair-mooie, dat we uit de
middeleeuwen over hebben, is het lied, het
wereldlijke zoowel als het geestelijke, zeker
het minste niet. Bovendien behooren de lie
deren tot het weinige, waarin een betrekke
lijke oorspronkelijkheid op te merken is.
Wij ontkennen niet dat in de middeleeuwen
de begrippen vertaald" en oorspronkelijk"
anders opgevat moeten worden dan tegen
woordig. Bij volken in de kindsheid zijn de
grenzen der bewustheid van nationaliteit en
ras vager, het begrip van saamhoorigheid
is grooter; daarbij komt voor de middeleeu
wen de eenheid van het Christen-ideaal,
dat meer de harten vervulde, dan de bewuste
drang tot persoonlijk uiten. Maar waar de
individualiteit er is, daar schittert zij in het
lied, in de lyriek; vandaar het betrekkelijk
oorspronkelijke, ook waar we naar den vorm
met een vertaling te doen hebben.
Tot nog toe zijn de middelnederlandsche
werken voor het overgroote deel uitgegeven
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIItllllllllltlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllflIIIII-lllllllll
opereeren. Hij was daarvoor evenwel reeds
te zwak....
Met Caruso is een der allergrootste opera
zangers heengegaan, die de wereld ooit
gekend heeft.
Italië, de bakermat van het Bel Canto,"
heeft betrekkelijk weinig tenoren van de
eerste grootte opgeleverd. Van Caruso's
voorgangers verdienen slechts te worden
vermeld : Masini, de eerste lyrische tenor
van zijn tijd, bekend vooral ook door zijne
triomfen te Weenen, en Tamagno, Verdi's
eerste Othello. De roem van een Bonci,
tijdgenoot van Caruso, verbleekte tegenover
den ongekenden luister, dien de laatste aan
zijn naam wist te verbinden.
Enrico Caruso werd den 25sten Februari
1873 te Napels geboren. Hij werd opgeleid
door Ouglielmo Vergine, en begon zijn loop
baan bij kleine, reizende opera-gezelschappen.
Met zijn optreden in 1899 te Milaan als
Boris in Giordano's ,,Fedora" vestigde hij
voorgoed de algemeene aandacht op zich.
In 1902 volgden schitterende successen te
Londen, en met een Amerikaansche tournee
in 1904 legde hij den grondslag voor zijne
wereld-reputatie. Hij wisselde zijn hoofd
verblijf in Amerika met Europeesche
kunstleizen af, en zijne honoraria waren nóg
phenomenaler dan zijn stem.
Ik heb Caruso nooit gehoord, en moot
dus, allereerst voor wat zijne techniek betreft,
geheel afgaan op wat ik door anderen mede
gedeeld vind.
Hij was technisch natiititlijk vór
allesadem-virtuoos. ,,Ik zing met mijn nek,"
nlacht hij te zeggen, daardoor vermoedelijk
op drastische wijze do aandacht willende
vestigen op het belang van het hoog naar
achteren doen opdringen van den adem.
Over de weekheid, de volheid en den glans
van zijn hoogste tonen waren (!e recensenten
nimmer uitgepraat; zijn legato", in 't
bij
Hoe Caruso zingt.
zonder in dalende toonreeksen, voldeed niet '
aan de eischen der strengste scholing, maar
was niettemin van verbluffend effect.
met een wetenschappelijk doel. Niet alle.
Ruusbroec heeft zijn erkende plaats in de
wereld-literatuur, als mysticus; onze oude
spelen worden niet geheel van het moderne
toorieel geweerd. Toch is het, als ver
schijnsel, verblijdend dat de heer Van
Lottum zijn bundeltje samenstelde, uitslui
tend mét een aesthetisch doel. Al zou ik niet
durven beweren dat hij volkomen slaagde in
zijn poging om het werk zijner keuze voor den
.modernen leek genietbaar ter maken. De
?bewerker heeft n.l. opdat iedereen ze zou
verstaan, de teksten gemoderniseerd, ze hier en
daar wat gewijzigd. Hij deed het voorzichtig
«n met liefde, maar toch doordat hij eens
deels het middeleeuwsch karakter der liederen
zooveel mogelijk wilde bewaren, en aan den
anderen kant duidelijk zijn voor zijn lezers,
verkreeg hij een geheel, dat hier en daar
tweeslachtig aandoet.
Men vergelijke. Ik zal het bekende liedje
«p den dood van Egidius aanhalen ; eerst het
origineel:
Egidius waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn ;
Du eoors die doot, du liets mi 't leven.
Dat was gheselschap goet ende fijn.
Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
Nu bestu in defl troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn ;
Alle vruecht es di ghegheven.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn,
Du coors die dpot, du liets mi 't leven,
Nu bidt vor mi, ie moet noch sneven l)
Ende in de weerelt liden pijn :
Verware 2) mijn stede di beneven
Ie moet noch zinghen een liedekijn ;
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn ;
Du coors die doot, du liets mi 't leven.
Hiernaast legge men de bewerking van den
heer Van Lottum :
Egidius, o waar gebleven?
Mij dorst naar U, gezelle mijn,
gij koost den dood, mij liet Gij 't leven
dat was gezelschap goed en fijn ;
het scheen : d'een moest gestorven zijn !
Nu zijt Gij in den troon verheven,
klaarder dan der zonne schijn,
alle vreugd is U gegeven.
Egidius, o waar gebleven?
mij dorst naar U, gezelle mijn,
gij koost den dood, mij liet Gij 't leven.
Nu bid voor mij, ik moet nog sneven,
en in de wereld lijden pijn :
bewaar mijn plaatsje u beneven,
ik moet nog zingen een liedekijn
nochtans eens zal gestorven zijn.
Egidius, o waar gebleven?
mij dorst naar U, gezelle mijn
Gij koost den dood, mij liet Gij 't leven.
De fijne weemoedige stemming van het
middeleeuwsche versje heeft de bewerker maar
ten deele kunnen behouden. De aanhef:
Egidius, o waar gebleven?" doet met de
weglating van het hulpwerkwoord geforceerd
aan. Mijn voornaamste bezwaar tegen deze
bewerking is evenwel, dat de beide grootste
moeilijkheden" zijn blijven staan, t. w. het
woord sneven in de tegenwoordig niet meer
voorkomende beteekenis, en de constructie
van den regel, nochtan moet emmer ghe
storven sijn". Bovendien is de overzetting
nochtans eens zal gestorven zijn" alles be
halve dichterlijk. Deze duistere plaatsen klop
pen niet met het voorwoord, waarin de heer
Van L. vertelt, dat hij het een en ander wijzigde
wijl anders de leek door vele onduidelijk
heden gehinderd zou zijn."
De ruimte ontbreekt mij, om meer plaatsen
aan te halen ; de lezer, die de moeite wil
nemen, deze liederen te lezen naast de
origineelen 3), zal er gemakkelijk meer vinden,
waarop bovenstaande opmerkingen van toe
passing zijn.
Met al mijn waardeering voor het werk van
den heer van Lottum vraag ik mij af: had hij
niet beter de liederen in den oorspronkelijken
tekst kunnen geven, met enkele noten ter
opheldering voor hen, die het
middelnederlandsch niet machtig zijn?
In het Voorwoord wordt meegedeeld, dat
de heer Joan Collette bereid gevonden werd
enkele der liederen te illustreeren. Ik geloof,
dat hot in het belang van de uitgave
geweest zou zijn als de illustrator zich minder
bereidwillig.
hadjgetoon4«-^HERMAN MIDDENDORP
1) sneven = rampzalig worden.
2) verwaren = bewaren, zorgdragen voor.
3) Tekst naar de uitgave van de Maat
schappij der Vlaamsche Bibliophilen :
Oudvlaemsche Liederen en andere Gedichten der
XlVe en XVe eeuwen. .
MHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllttlllllllllllHllltllllllllllllllltlllllllllllftlllllll
Een nieuwe vriendschap
Een nieuwe vriendschap en een nieuwe wereld.
Een nieuwe vriendschap, Vriend, en een nieuw
[lied.
Ik zweer u bij den wijn, die vór ons perelt :
Mijn hart en mijn zang verlaten u niet".
Lach niet. Zeg niet: dat heeft uw Lied
[gezworen,
Elk nieuwen vriend bij eiken nieuwen wijn"
Ik weet het als gij 't weet. Maar u behooren
Zal mijn hart en mijn lied vol vreugde en pijn.
Vraag niet naar wat ik vroeger heb gesproken.
Niet naar mijn daden en niet naar mijn leer.
Een belofte, die morgen wordt verbroken,
Is die vandaag niet vleientl-vol en teer?
Ik heb uw naam gevraagd:- Nazem Beydoen.
Als vruchten rijpen in het rijk seizoen,
Uit wind en water naar levens geheim,
Zóvindt mijn lied voor uwen naam een rijm.
Wat leven is, heeft geen woord uitgesproken.
Geen lied kan zeggen, wat liederen zijn.
De druiven rijpten en zij zijn gebroken.
Wij drinken lied en leven in den wijn.
Nazem. Uwnaambeteeken t::,,Orde-scheppen".
Hij schept orde van 't Lied in de Eeuwigheid.
Ik zeg Nazem". Hoor maat en rijm zich
[ reppen
Als vogels vlug, tot hunnen dienst bereid.
Orde van 't Lied in de Eeuwigheid. Uw naam
Nazem Beydoen, was eeuwig reeds verkoren
Om met het Hollandsch woord seizoen" te
[saam
De volle maten van mijn Lied te schoren.
Langs hoeveel wegen gingen uw geslachten ?
Langs hoeveel wegen is mijn lot gegaan
Tot in dezen gelukkigsten der nachten
De uonkere wijnglazen tusschen ons staan.
Langs hoeveel wegen gingen alle woorden,
Die ik heden verzamel in mijn lied?
Al wat ik in zoovele talen hoorde
Is schoon als uw naam, Nazem Beydoen, niet.
En als ik vraag naar uwe blijde jeugd,
Naar uw driften hartstochtelijk en teer,
Op ieder woord van u klinkt, vol van vreugd,
Een rijm in rrijne Hollandsche taal weer.
Geboren zijt ge te Alexanderette.
Een knaap waart gij met knapen te Beiroe t h
Geen edelsmid kan steenen schooner zetten
Dan mijn lied het uw steden-namen doet.
Uw vader? Koopman. Eene zee bloeit open,
Door mijn lied ruischt de zeewind en de zee.
Ik zie de schepen stoomen en zij loopen
Met winst voor uw vader van ree tot. ree.
Uw .huis? Niet ver van Akko bij een meer
In zoele warmte van een duinendal.
De woorden van mijn lied worden zoo teel
Als een meer in een klaren avondval.
Spreek van uw leven. En mijn lied geleidt het.
Zwijg. En mijn lied rust van zijn volle vreugd.
Mijn hart was moede. Maar uw lach verblijdt
[het.
En in uw jeugd gedenk ik al mijn jeugd.
Een nieuwe vriendschap: heel een nieuwe
[wereld.
Een nieuwe vriendschap, Vriend, en een nieuw
[lied.
Ik zweer u bij den wijn, die voor u perelt:
Licht als dit viel n van mijn liederen niet".
En houdt mijn leven niet wat heeft gesproken.
Hedenavond dit harten-teeder lied,
Een belofte, die morgen wordt verbroken,
Was die heden eene belofte niet?
JACOB ISRAËL DE HAAN
IMIIIIIIIMIllllMMIMIIIIIIIIIIIMIIIIItlilllliilMlililMiiiiiti
iiiiiiiu iiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
Caruso met dochter en vrouw aan boord 'van het schip,
dat hem enkele maanden geleden^naar Europa bracht
f s»Richard Strauss,
Componist van Salome, Elektra en
Rosenkavalier
Teekening von N. P. P.
/fostenato ton calmo Dolcissimo
Espressivo;
Rubando
! ;isle
Doloroso
Agitato
.' traziato
l'urioso
Zijn algemeen kunstenaarschap werd
hoogelijk geroemd. Hij was een meester in de
moeilijke kunst der overgangen. Wat hij
gewichtigs te doen hij was een waarlijk
knap acteur ! of te zingen had, drong hij
?* nooit den hoorder op. Hij liet het alles, als
't ware : eigener beweging komen, en werken
met eigen kracht. Zijn opkomen, zijn afgaan,
zijn verschijnen op den voorgrond, zijn
zich-invoegen in het tooneel-beeld en zijn
zich-losmaken daaruit, gelijk ook 7ijn «ver
gaan van den gemiddelden spreektoon in
den zang naar de praal der hooge ligging,
zijn ontwikkeling der van welluidendheid
vervulde, heerlijk-aanzwellende cantilene uit
de ingetogenheid van liet recitatief, dat
alles lokte steeds den uitbundigsten lof
uit. Zijn zingen en scteeren was steeds:
het kunstwerk dienen. Een stormen van
applaus ontketenende Stimmprotz" was
hij niet. Met di, gevolg, dat hij herhaaldelijk
ongeschoolde hoorders bepaald teleurstelde.
Vooral in de werken van een Puccini was
hij boven alle beschrijving schitterend. Ook
heeft eens zijn Nemorino" in Donizetti'o
Liefdedrank" de geheele Berlijnsche critiek
tot gloeiende dithyramben vervoerd.
Caruso was ook een vaardig caricaturist;
een paar amusante staaltjes van dit eigen
aardig talent van den diepbetreiirden grooten
zanger vindt de lezer bij dit artikel
gcrepr.duceeid.
11. J. u K N HE R T u
Zelf caricatuiir van Caruso